Organisatie | Dantumadiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling FUMO |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling FUMO |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Wonen, ruimte, verkeer, milieu |
Geen
Wet gemeenschappelijke regelingen
Ja
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2014 | Geen | 12-11-2013 Kollumer Courant, 26 februari 2014 | Onbekend |
Gemeenschappelijke regeling Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing mei 2014
Gedeputeerde staten van Fryslân, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, het Bildt, Dantumadiel, De Friese Meren, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, Kollummerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest - Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf en het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, ieder voor zover zij bevoegd zijn;
het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onderling afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het takenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormering van vergunningverlening en handhaving;
Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden
Artikel 3 Te behartigen belangen
De regeling heeft ten doel het behartigen van de belangen van de deelnemers bij de uitvoering van taken en bevoegdheden op het gebied van het milieu- en omgevingsrecht in ruime zin in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het bijzonder, alsmede taken en bevoegdheden op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten.
De FUMO is bevoegd tot het ten behoeve van de deelnemers verrichten van diensten op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht, anders dan bedoeld in het eerste lid, indien een deelnemer daarom verzoekt en het dagelijks bestuur daarin bewilligt. Het bepaalde in artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen de deelnemers, ter uitvoering van de in artikel 4 genoemde taken, aan het bestuur van het openbaar lichaam mandaat verlenen om in naam van de respectieve bestuursorganen besluiten te nemen, volmacht verlenen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen of machtiging verlenen tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 6 Uitvoeringsovereenkomst
Onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid, worden ter uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tussen de FUMO als opdrachtnemer en de deelnemer als opdrachtgever één of meerdere uitvoeringsovereenkomsten gesloten, op basis van een door het dagelijks bestuur vastgesteld model.
De uitvoeringsovereenkomst ten behoeve van de in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, genoemde taken wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het beëindigen van deze overeenkomst is uitsluitend mogelijk door uittreding, zoals bedoeld in artikel 34. De consequenties hiervan worden op analoge wijze meegenomen en maken onderdeel uit van de gevolgen van uittreding, zoals verwoord in artikel 34.
De deelnemer die de overeenkomst als bedoeld in het derde lid opzegt, verplicht zich het personeel dat is belast met de uitvoering van deze taken, over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast op basis van de begroting over het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de opzegging betrekking heeft.
Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur
De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de bestuursorganen die hen hebben aangewezen. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, blijven de leden van het algemeen bestuur na het verstrijken van de in de vorige volzin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.
Artikel 10 Incompatibiliteiten
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van de FUMO aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met een ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één van de deelnemers dan wel de FUMO op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het zevende lid, is het zesde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het zesde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur
Artikel 15 Werkwijze en besluitvorming
Op de vergadering, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 16 Taken en bevoegdheden
Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval:
indien ingevolge een wettelijk voorschrift aan de FUMO of het bestuur van de FUMO hetzij eenrecht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar in te brengen alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van het aangevochten besluit of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken. Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in hun eerstvolgende vergadering, hetzij binnen drie maanden bekrachtigen;
Hoofdstuk 8 Organisatie, directie en personeel
Artikel 24 Organisatiestructuur
Iedere 3 jaar evalueert het dagelijks bestuur de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur.
Het dagelijks bestuur kan een directiestatuut vaststellen met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de directeur. Dit statuut wordt ter kennis van het algemeen bestuur gebracht.
Hoofdstuk 9 Financiën en beheer
Provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 29 Kostenverdeling en bijdrage
Een batig rekeningsaldo wordt toegevoegd aan hetweerstandsvermogen van de FUMO. Het weerstandsvermogen bedraagt ten hoogste 10% van de jaaromzet. Voor zover het batig saldo van enig jaar leidt tot een weerstandsvermogen van meer dan 10% van de jaaromzet, wordt het meerdere uitgekeerd naar rato van de in het zesde lid genoemde bijdrage.
Artikel 30 Financiële voorschriften
Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 217, derde tot en met vijfde lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing op de accountantsverklaring en het verslag.
Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Na ontvangst van de in het derde lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding. De kosten van het plan komen voor rekening van de uittredende deelnemer. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.
De uittredende deelnemer verplicht zich het personeel dat is belast met de uitvoering van de door deze deelnemer opgedragen taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast op basis van de begroting over het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de uittreding betrekking heeft.
Indien een geschil niet in der minne blijkt te kunnen worden opgelost zal dit, alvorens het geschil kan worden voorgelegd aan de bevoegde rechter, voor een niet bindend advies worden voorgelegd aan een commissie van drie personen die zal bestaan uit één persoon aangewezen door gedeputeerde staten, één persoon aangewezen door een door de meerderheid van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders aangewezen persoon en één persoon aangewezen door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, waarbij als voorwaarde geldt dat de aangewezen personen geen deel uitmaken van het algemeen bestuur.
Bijlage 2 Stemverhouding algemeen bestuur
De door het algemeen bestuur vast te stellen stemverhouding wordt bepaald aan de hand van de financiële bijdrage van de deelnemers, gebaseerd op het basistakenpakket als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en het aanvullend takenpakket, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de gemeenschappelijke regeling. De stemverdeling vindt plaats aan de hand van lineaire grootteklassen, waarbij:
Gedeputeerde staten van Fryslân, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente het Bildt, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Friese Meren, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ferwerderadiel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kollummerland c.a., d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland, d.d.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf, d.d.
In verschillende onderzoeken, waaronder het in 2008 verschenen rapport van de commissie Mans, is te lezen dat de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de regelgeving op het gebied van Milieu, Bouwen en Ruimte structurele problemen kent. Fragmentatie, onnodige bestuurlijke drukte, gecompliceerde verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheden, een tekort aan capaciteit, kennis en kunde bij een deel van de individuele bevoegde gezagsinstanties, onvoldoende en te vrijblijvende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen toezichthouders en hand- havers, toename van specialismen en afname van schaal door vermindering vergunningverlening, overdracht van bevoegdheden van provincie naar gemeenten van complexe inrichtingen. Het is een greep uit de problemen zoals die uit een reeks van adviezen en rapporten naar voren komen.
Om deze problemen fundamenteel aan te pakken, hebben het Rijk, het IPO en de VNG overeenstemming bereikt over de zogeheten packagedealvan 19 juni 2009. De UvW heeft zich hier in een later stadium aan geconformeerd. In een aantal bestuurlijke overleggen is de packagedealaan de orde geweest en zijn er bijstellingen aangebracht.
Onder meer is in dit kader een basistakenpakket vastgesteld en zijn er zogenaamde kwaliteitscriteria ontwikkeld. De kwaliteitscriteria geven onder meer aan welke deskundigheden organisaties in huis moeten hebben om goede vergunningverlening, toezicht en handhaving mogelijk te maken. De criteria gelden in ieder geval voor de regionale uitvoeringsdiensten, waarvan is afgesproken dat deze een landsdekkende structuur moeten gaan vormen. De kwaliteitscriteria vormen daarmee één van de belangrijkste pijlers – zo niet de belangrijkste - onder een adequate uitvoering van de onderhavige medebewindstaken door gemeenten, provincies en het Rijk of in hun opdracht door derden, waaronder de RUD’s.
In aansluiting op de gemaakte afspraken is het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) gestart. In dit programma zijn de acties gebundeld die nodig zijn om het kabinetsbeleid en de bijbehorende packagedealte kunnen uitvoeren. De partijen die bij dit programma zijn betrokken, zijn het Rijk, IPO, VNG, UvW, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. In het kader van dit programma zijn in januari 2011 een Stappenplan vorming regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en een Checklist Criteria RUD-vorming opgesteld.
Zowel het stappenplan als de checklist is opgesteld door de stuurgroep PUmA. Het stappenplan is op 16 februari 2011 bestuurlijk vastgesteld. Met betrekking tot de Checklist Criteria RUD-vorming is in hetzelfde bestuurlijk overleg vastgesteld dat deze checklist het richtinggevende kader is voor het verdere proces. Daarbij is ook aangegeven dat een eventuele afwijking daarvan op grond van een voorkeur voor regionaal maatwerk onder voorwaarden mogelijk is. Bij deze voorwaarden gaat het er om dat de direct betrokken partijen (provincie, waterschap(pen) en de gemeenten) het met elkaar eens zijn over het regionale maatwerk, dat de afstemming met het OM en de politie moet zijn geborgd en dat de RUD’s ook op langere termijn voldoende kritieke massa hebben conform de KPMG-kwaliteitscriteria. Het zijn deze criteria die in de Modellenstudie tot de conclusie hebben geleid dat er in Fryslân gekozen dient te worden voor één RUD.
De belangrijkste elementen uit de packagedealen de Checklist Criteria-RUD-vorming:
de RUD voldoet aan de kwaliteitscriteria die voor de RUD’s gelden (de zgn. KPMG criteria 2.0) op het gebied van kritieke massa, proces en kwaliteit en prioriteiten. Hieraan voldoen betekent dat de RUD robuust is op het gebied van kwaliteit. De kwaliteitscriteria dienen tegelijkertijd als referentiekader voor elk bevoegd gezag voor de achterblijvende taken die niet in RUD-verband worden georganiseerd;
Voordat in 2008 de commissie Mans met zijn rapport kwam, zijn in de provincie Fryslân op basis van trends in het domein van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) al gesprekken gevoerd tussen bevoegde gezagen over mogelijke samenwerking ter verbetering van de kwaliteit. In dit Friese overleg zijn ook de landelijke ontwikkelingen over de RUD-vorming betrokken en dit heeft uiteindelijk geleid tot een aantal kaders voor de RUD. Deze conformeren zich aan de landelijke kaders, maar geven er tegelijkertijd een nadere verfijning en nuancering aan.
In de aanloop naar de RUD en tegen de achtergrond van bovengenoemde kaders heeft in 2010 en begin 2011 een onderzoek plaatsgevonden naar de vraag hoe de Friese uitvoeringsdienst op hoofdlijnen organisatorisch vormgegeven zou moeten worden en wat naar verwachting de financiële consequenties van samenwerking zijn. In dat kader is tevens onderzocht - als verdieping op een eerder door Capgemini uitgevoerd onderzoek - wat de best passende productie-applicatie is. In het onderzoek zijn verschillende modelvarianten op diverse aspecten met elkaar vergeleken, met name op het aspect takenpakket en het aspect één of twee uitvoeringsdiensten.
De conclusie uit dit onderzoek luidde dat bij samenwerking op alle omgevingsrechtelijke taken in één organisatie de grootste winst op het gebied van kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie kan worden geboekt. Omdat een dergelijke samenwerking op korte termijn niet haalbaar werd geacht, is een - qua takenpakket
-kleinschaliger samenwerking geadviseerd die in één organisatie zou moeten worden ondergebracht. Het takenpakket zou dan moeten bestaan uit de basistaken, de milieutaken en de vrijwillig op te schalen taken van de gemeenten en de provincie, alsmede enkele taken van het Wetterskip Fryslân. Een dergelijk takenpakket vormt dan een goede basis voor de samenwerking en sluit een groeimodel niet uit.
Wet dualisering provinciebestuur
De samenwerking is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling, als kader voor publiekrechtelijke samenwerking. Hoofdstuk VI van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr.) is van toepassing op regelingen tussen gemeenten, provincies en waterschappen. In dit hoofdstuk worden op enkele plaatsen bepalingen uit de Provinciewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In dat geval is tevens art. XV van de Wet dualisering provinciebestuur van toepassing (Wet van 16 januari 2003, Stb. 2003, 17). Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat, voor zover bij of krachtens de Wgr. de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing blijven zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur op 12 maart 2003. De ratio achter deze bepaling is dat zonder nadere voorziening de bepalingen van de gedualiseerde Provinciewet via de verwijzingen in de Wgr. doorwerken op de verhoudingen binnen de gemeenschappelijke regeling, die (nog) op monistische leest is geschoeid. Op grond van het tweede lid van art. XV Wet dualisering provinciebestuur is het eerste lid van deze bepaling niet van toepassing op de artt. 190 tot en met 219 van de Provinciewet.
Bevoegdheid tot het treffen van een regeling
In de regeling worden uitsluitend taken en bevoegdheden van gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap ingebracht. Deze bestuursorganen zijn dan ook bevoegd om de gemeenschappelijke regeling te treffen, mits daartoe toestemming is verleend door provinciale staten, de gemeenteraden en het algemeen bestuur van het waterschap. Op de toestemming zijn de bepalingen van afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Daarbij dient een zekere terughoudendheid te worden betracht.
Hieronder wordt kort ingegaan op enkele in de regeling opgenomen bepalingen.
Bij de regeling wordt een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ingesteld. De rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam heeft tot gevolg dat het op eigen naam en voor eigen rekening privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten. Het openbaar lichaam kan personeel in dienst hebben. De Wgr. bepaalt dat het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.
De Wet gemeenschappelijke regelingen vereist dat de plaats van vestiging van het openbaar lichaam in de regeling wordt opgenomen. Dit houdt verband met de vraag welke rechtbank bevoegd is. Het aanwijzen van de officiële vestigingsplaats laat overigens onverlet dat er ook op andere locaties gewerkt kan worden.
De Wgr. vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen vermeldt. Dat mag overigens ook in algemene termen. Dat belang is hier gelegen in het gezamenlijk uitvoeren van taken op het terrein van het omgevingsrecht in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van deze wet genoemde wetten in het bijzonder.
Deze bepaling geeft een omschrijving van de taken die aan het bestuur van de FUMO worden opgedragen. Het accent van de taken ligt op het uitvoering van het basistakenpakket. Iedere deelnemer brengt ten minste het basistakenpakket in de regeling in. In aanvulling daarop mogen de deelnemers ook een aanvullend takenpakket door de FUMO laten uitvoeren. De regeling biedt daarnaast ook de mogelijkheid dat diensten op het terrein van het omgevingsrecht aan de FUMO worden opgedragen die niet tot het basistakenpakket of het aanvullend takenpakket behoren. Deze werkzaamheden zullen in de regel een meer incidenteel karakter hebben. Om het uitvoerend karakter van de werkzaamheden te
benadrukken is uitdrukkelijk aangegeven dat de taken door de FUMO steeds worden uitgeoefend met inachtneming van de door of ten behoeve van de deelnemers vastgestelde beleidskaders, beleidsregels en overige instructies. De regeling opent de mogelijkheid dat de FUMO voor het Rijk, als niet-deelnemer aan de regeling, werkzaamheden verricht op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht.
De Wgr. voorziet in de mogelijkheid dat deelnemers bevoegdheden aan het bestuur van de FUMO overdragen. In de regeling is uitdrukkelijk opgenomen dat een dergelijke overdracht van bevoegdheid niet plaatsvindt. Het bevoegd gezag en daarmee de politieke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden blijft nadrukkelijk bij de deelnemers. Wel kunnen de deelnemers besluiten om het bestuur van de FUMO mandaat, volmacht of machtiging te verlenen, om namens de deelnemers besluiten te nemen of (rechts)handelingen te verrichten. In artikel 10:3 Awb is de begrenzing van mandaatverlening opgenomen.
Iedere deelnemer dient zelf een besluit te nemen over het verlenen van mandaat, volmacht of machtiging te nemen. Het betreft hier mandaat aan een niet-ondergeschikte, zodat de FUMO op grond van art. 10:4 Awb met het mandaat dient in te stemmen.
art. 6 Uitvoeringsovereenkomst
De aan de FUMO opgedragen taken worden per deelnemer uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst. Uit de aard van de opdracht vloeit voort dat de looptijd van een uitvoeringsovereenkomst voor de basistaken onbepaald is. Deze overeenkomst kan uitsluitend worden opgezegd door uittreding van de betreffende deelnemer. De gevolgen hiervan zijn geregeld in artikel 34 van de regeling. Deelnemers brengen immers ten minste het basistakenpakket in. Voor de uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot het aanvullend takenpakket is bepaald dat deze voor de eerste maal voor de duur van vijf jaren wordt aangegaan en daarna voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. De periode van vijf jaar geeft de FUMO de gelegenheid de bedrijfsvoering ten aanzien van die taken te richten en in te richten. Opzegging van de uitvoeringsovereenkomst voor het aanvullend takenpakket brengt voor de deelnemer de verplichting met zich mee het personeel dat is belast met de uitvoering van deze taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast. Overige kosten van opzegging, met name in de sfeer van overhead, worden eveneens door het algemeen bestuur vastgesteld.
artt. 9 tot en met 16 Algemeen en dagelijks bestuur en voorzitter
Deze bepalingen volgen voornamelijk rechtstreeks uit de Wgr. en de Provinciewet, zoals die luidde voor 12 maart 2003. De stemverhouding is gerelateerd aan de financiële bijdrage van de deelnemer, gebaseerd op het basistakenpakket en het aanvullend takenpakket.
De Wgr. bepaalt dat de voorzitter door en uit het algemeen bestuur wordt aangewezen. In de gemeenschappelijke regeling is er voor gekozen om de voorzitter in het algemeen bestuur een meer onafhankelijke positie te laten bekleden. Daarom voorziet de regeling er in dat de deelnemer van wie een lid als voorzitter wordt aangewezen een extra lid van het algemeen bestuur aanwijst. In de stemverhouding in bijlage 2 is bepaald dat de voorzitter in het algemeen bestuur geen stemrecht uitoefent, waarmee de constructie van de onafhankelijk voorzitter niet van invloed is op de stemverhouding. De Wgr. regelt niets over plaatsvervanging, zodat daarvoor moet worden aangesloten bij de bepalingen van de Provinciewet, zoals die luidde voor dualisering. Dat betekent dat de voorzitter wordt vervangen door een lid van het dagelijks bestuur. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter zowel als voorzitter van het algemeen bestuur, als voorzitter van het dagelijks bestuur en als voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam.
artt. 19 tot en met 21 Informatie en verantwoording
In de Wgr. is voorgeschreven dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over de wijze waarop het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de door één of meer van de deelnemers gevraagde inlichtingen verschaft en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd. Via de informatie- en verantwoordingsplicht wordt het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur benadrukt. Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr.
Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr. Voor het instellen van een bestuurscommissie is toestemming nodig van provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.
art. 24 tot en met 26 Organisatiestructuur, directie en personeel
Het algemeen bestuur stelt regels omtrent de ambtelijke organisatie van de FUMO. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur heeft de opdracht om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de organisatiestructuur te evalueren. Hiermee wordt periodiek de ambtelijke structuur en werkwijze tegen het licht gehouden.
De FUMO heeft een directeur, die de dagelijkse leiding heeft. Die functie valt samen met de functie van secretaris. Anders dan het overige personeel wordt de directeur door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.
artt. 27 en 28 Begroting en jaarrekening
Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr.
art. 29 Kostenverdeling en bijdrage
Deze bepaling voorziet onder meer in de grondslag voor de financiële bijdrage voor het uitvoeren van het basistakenpakket en het aanvullend takenpakket. Voor het basistakenpakket is dat het aantal inrichtingen dat is ingebracht, vermenigvuldigd met de kostprijs per inrichting. Voor de niet-inrichting gebonden basistaken en het aanvullend takenpakket is dat de noodzakelijk personele capaciteit vermenigvuldigd met het uurtarief. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de kostprijs per inrichting en de opbouw van het uurtarief vast. Voor de taakuitoefening voor niet tot het basistakenpakket en aanvullend takenpakket behoren werkzaamheden stelt het dagelijks bestuur de opbouw van het uurtarief vast.
artt. 33 tot en met 36 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
De Wgr. bepaalt dat in de voor onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen zijn opgenomen over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing. Deze artikelen voor hierin. Ingevolge de Wgr. wordt onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling mede verstaan het toetreden tot, het uittreden uit of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, zodat ook hiervoor toestemming moet worden verkregen van provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.
Bij uittreding uit de gemeenschappelijke regeling wordt een opzegtermijn in acht genomen, zodat het bestuur van de regeling alvast kan anticiperen op de uittreding. Uittreding brengt voor de deelnemer de verplichting met zich mee het personeel dat is belast met de uitvoering van de ingebrachte taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast. Overige kosten van uittreding, met name in de sfeer van overhead, maar ook bijvoorbeeld voor wat betreft verplichtingen die samenhangen met enige uitvoeringsovereenkomst, worden eveneens door het algemeen bestuur vastgesteld.
Anders dan bij regelingen waaraan uitsluitend gemeenten deelnemen voorziet de Wgr. niet in een geschillenregeling. Art. 28 van de Wgr., die als geschillenregeling, een recht van administratief beroep bij gedeputeerde staten creëert, is niet van toepassing op regelingen waaraan een provincie deelneemt. In plaats daarvan voorziet de regeling zelf in een geschillenregeling. Uitgangspunt is steeds dat geschillen in goed overleg tot een oplossing worden gebracht. Mocht dat niet slagen dan zal een door de deelnemers te benoemen commissie van wijzen een niet bindend advies uitbrengen.