Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maasvlakteverordening Rotterdam 2014 |
Citeertitel | Maasvlakteverordening Rotterdam 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | artikel 1, 5, 11, toelichting | 11-11-2021 | Gemeenteblad 2021, nummer 215 | ||
01-10-2014 | 01-01-2022 | Onbekend | 11-09-2014 Gemeenteblad 2014-116 | gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 juni 2014 (raadsvoorstel nr. 14/011037 BS14/00426); raadsstuk 14BB2433 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt (mede) verstaan onder:
Maasvlakte I: gebied zoals aangegeven op de gewaarmerkte kaart; Euronorm VI, nummer 2011-578, uitgave I, waarvan de gemeente Rotterdam en het Waterschap Hollandse Delta wegbeheerders zijn, waar om reden van leefbaarheid, in het bijzonder milieuhinder met betrekking tot lucht en geluid, een selectief toelatingsbeleid voor voertuigen wordt gehanteerd in relatie tot de door die voertuigen veroorzaakte milieuhinder; alsmede het gebied N15 in westelijke richting, ter hoogte van het Stenen Baakplein, direct ten noordwesten van de kruising met de Brielse Maasdam (Amersfoortse coördinaten X= 66.209, Y= 439.051);
Maasvlakte II: het gebied zoals aangegeven op de gewaarmerkte kaart; Euronorm VI, nummer 2011-578, uitgave I, waarvan de gemeente Rotterdam en het Waterschap Hollandse Delta wegbeheerders zijn, waar om reden van leefbaarheid, in het bijzonder milieuhinder met betrekking tot lucht en geluid, een selectief toelatingsbeleid voor voertuigen wordt gehanteerd in relatie tot de door die voertuigen veroorzaakte milieuhinder;
Verkeersbesluit; het ‘Wijzigingsbesluit milieuzone Maasvlakte Rotterdam 2022’, d.d. 28 september 2021, waarmee besloten is dat met ingang van 1 januari 2022 het “Verkeersbesluit Maasvlakte Euro VI 2018” is gewijzigd in die zin dat de geslotenverklaring voor vrachtauto’s met dieselmotor aangegeven door bord C7 (zone en einde zone) van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met onderbord met de tekst: “Uitgezonderd Euro VI of toelating in de EU niet ouder dan 7 jaar en daterend van voor 2013” te verwijderen en te vervangen door de verkeerborden C22a/z en C22b/ez met als onderbord C22a5 (symbool “vrachtauto” en in een paarse cirkel het getal 6) van bijlage 1 van het RVV 1990;
De aanvraag tot registratie van eigenaar en kenteken kan door het college worden geweigerd:
Voor zover sprake is van onvoorziene onomkeerbare bijzondere omstandigheden, welke gerelateerd zijn aan de ingediende aanvraag, die gepaard gaan met voor aanvrager onevenredige gevolgen bij een strikte toepassing van deze verordening, kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Het college legt een bestuurlijke boete op bij overtreding van het bepaalde in artikel 3. De boete voor een natuurlijk persoon bedraagt € 340,-- voor de eerste en elke volgende overtreding. Voor rechtspersonen bedraagt de boete € 2.250,-- voor de eerste en elke volgende overtreding. Beide boetes kunnen direct ingevorderd worden.
Artikel 10 Opsporing, toezicht en handhaving
Met het toezicht op en handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast, door het college aangewezen:
Aangewezen ambtenaren zijn bevoegd bij overtreding van het bepaalde in deze verordening de bevelen te geven die noodzakelijk worden geacht voor de handhaving van de overtreden norm onder gebruikmaking van digitale hulpmiddelen en waarnemingssystemen zoals Automatische Nummerplaat Herkenning.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze verordening wordt aangehaald als: Maasvlakteverordening Rotterdam 2014.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 september 2014.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 30 september 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Bij de besluitvorming rondom de aanleg en ingebruikname van Maasvlakte II (MV2) zijn luchtkwaliteitmaatregelen overeengekomen die de gevolgen van de aanleg en het gebruik van MV2 op de luchtkwaliteit compenseren. Deze maatregelen zijn in 2008 vastgelegd in een Overeenkomst Luchtkwaliteit (hierna: OVL) en is via twee addenda geactualiseerd. Deze OVL is gesloten tussen het ministerie van VROM en het ministerie van V&W (thans: ministerie van Infrastructuur & Milieu), de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam en de Havenmeester van Rotterdam.
De maatregelen bestaan uit de invoering van een Euro VI-zone voor vrachtauto’s op Maasvlakte I en II, snelheidsbeperkingen op een aantal trajecten, een verbod op vervuilende motoren in de binnenvaart per 2025 in het Rotterdamse havengebied en de plaatsing van luchtschermen langs tunnelmonden langs de A15 en A4. Tevens is afgesproken dat de uitvoering, bekostiging en handhaving van de Euro VI-zone een verantwoordelijkheid is van de gemeente Rotterdam.
De Euro VI-zone is juridisch vastgelegd via het in 2012 genomen "Verkeersbesluit Maasvlakte Euro VI 2014". Vanaf 1 januari 2014 kan op de N15 in westelijke richting een bord geslotenverklaring voor vrachtauto's worden geplaatst, vanaf het Stenen Baakplein direct ten noordwesten van de kruising met de Brielse Maasdam.
Deze geslotenverklaring geldt niet voor vrachtauto's die voldoen aan de Euro VI normeringof waarvan de toelating in de Europese Unie blijkens het kenteken niet ouder is dan zeven jaar en dateert van vóór? 2013. Deze geslotenverklaring en de uitzonderingsgronden worden op genoemd punt naast de N15 in de rijrichting naar de Maasvlakte aangeduid door middel van verkeersbord C7 met onderbord, dan wel met bord C7 zonaal met onderbord.
Bij de beoordeling van de problematiek zijn de vigerende gemeentelijke vergunningstelsels onderzocht op de vraag of hierbij op eenvoudige en efficiënte wijze aansluiting kon worden gezocht. Gezien de relevante kaders zoals de Wegenverkeerswet 1994, onder meer artikel 149, lid 1, sub d; Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990; Regeling tot uitvoering de Hoofdstukken III en VI van de Wegenverkeerswet 1944; Besluit Administratieve Bepalingen inzake Wegverkeer en de Partiële wijziging Bestemmingsplan Maasvlakte 2 - Maatregelen Luchtkwaliteit, artikel 17 d.d. 26 april 2012, alsmede de Europese Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L376/36, 27 december 2006); de Dienstenwet en de Wet Mulder, alsmede de toekomstig van kracht wordende Verordening van het Europees Parlement en Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (COM(2012) 11 final), alle in hun onderlinge samenhang bezien (met daarbij de noodzaak de benodigde handhaving sluitend te faciliteren), is besloten de benodigde voorschriften in een afzonderlijke verordening onder te brengen.
In 2019 zijn het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 (RVV 1990) en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) gewijzigd. De aanleiding voor deze aanpassing was de gegroeide diversiteit aan milieuzones in Nederland. De verschillen in toegangsregimes en bebording leidden tot onduidelijkheid voor weggebruikers. Door weggebruikers en hun belangenorganisaties is regelmatig over deze onduidelijkheid geklaagd. Ook gemeenten gaven aan niet gelukkig te zijn met de toenmalige bebording. Dit heeft er toe geleid dat er een landelijke harmonisatie heeft plaatsgevonden van milieuzones in Nederland. Die harmonisatie uit zich onder andere in de wijzigingen van het RVV 1990 en het BABW.
Onderdeel van de harmonisatie is onder andere dat milieuzones voor vrachtauto’s op dezelfde manier worden aangegeven met verkeersbord C22a en een specifiek onderbord. Daarnaast schrijft het RVV 1990 voor dat vanaf 1 januari 2022 de toegangseis voor een milieuzone voor vrachtverkeer wordt aangescherpt naar emissieklasse 6. Door deze harmonisatie is er voor vrachtautochauffeurs eenduidigheid in milieuzones voor vrachtauto’s in heel Nederland.
De Euro VI-zone Maasvlakte is wettelijk gezien geen milieuzone maar een geslotenverklaring voor vrachtauto’s, aangegeven met bord C07. De reden hiervoor was dat de toegangseis voor een milieuzone in 2012 niet streng genoeg was om als maatregel op te nemen in het kader van de aanleg en ingebruikname van Maasvlakte II.
In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd gedefinieerd.
De Algemene wet bestuursrecht biedt op grond van de artikelen 4:1 en 4:4 Awb het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen de mogelijkheid een formulier vast te stellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift. Het digitale formulier is bedoeld om de aanvragen ordelijk en zo efficiënt mogelijk te doen laten verlopen. Een aanvraag die op andersoortige wijze dan het geboden digitale portaal, dus per faxbericht, via de algemene website van de gemeente Rotterdam of via de reguliere postweg is ingediend het college bereikt, kan onder omstandigheden buiten behandeling worden gesteld. Wél moet het college, voordat daartoe kan worden overgegaan op grond van artikel 4:5, lid 1, van de Awb de aanvrager in de gelegenheid hebben gesteld, door middel van een redelijke hersteltermijn alsnog een digitaal aanvraagformulier in te vullen.
Naast de minimale vereisten zoals aangegeven in artikel 4:2 Awb is een aanvraag pas compleet als ook de via dit artikel gevraagde gegevens door aanvrager zijn geleverd. Aanvragen worden op datum van indiening in behandeling genomen waarbij de datum van de hier bedoelde compleetheid maatgevend is voor de volgorde van de inhoudelijke beoordeling.
Dit artikel heeft een milieubeschermende functie en beoogt de gemeente een instrument te geven om verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van het in gebruik nemen van de Maasvlakte II, door vrachtwagens te compenseren of te salderen in gebieden waar grenswaarden voor de luchtkwaliteit worden overschreden. De registratieverplichting die met het hier bepaalde een gegeven is beschermt op zich zelf staand niet de beoogde luchtkwaliteitsnormen. Het bepaalde alhier is niet los te zien van eerdere besluitvorming door het college op dit gebied. Bedoeld zijn hier de OVLl uit 2008, zoals sindsdien gewijzigd en het verkeersbesluit “Verkeersbesluit Maasvlakte Euro VI 2014”. Met deze besluiten samenhangend is o.a. een ontheffingenstelsel gecreëerd ten behoeve van eigenaren van vrachtwagens die niet aan de toegangseisen voldoen, dan wel niet aangemerkt kunnen worden als een bijzonder voertuig én waarvan de toelating in de Europese Unie blijkens het kenteken niet ouder is dan 13 jaar.De gezamenlijke duur van de te verlenen ontheffingen betreft daarbij maximaal 85.000 dagen.
De aanvrager bevindt zich in een afhankelijke positie ten opzichte van het college. Zijn belang is dat de aanvraag zonder onnodige vertraging door het college wordt afgehandeld. Daarnaast dient het college voldoende tijd en ruimte te hebben zorgvuldig voorbereid een inschrijving in het register te kunnen realiseren. De lengte van de gekozen termijn is afgestemd op de complexiteit van het te nemen besluit en het internationale karakter van de regeling.
Een sluitend registratiesysteem van bestuurders van vrachtauto’s die zich rijdend willen begeven op de beide Maasvlaktes is een belangrijk en onmisbaar instrument om de gevolgen van de aanleg en het gebruik van deze gebieden op luchtkwaliteit te kunnen compenseren. Nu het hier tevens om registratie van persoonsgegevens gaat rust op het college, als bevoegd gezag, de verplichting om bij de verwerking van de gegevens in het registratiesysteem rekening te houden met alle relevante privacybepalingen, althans voor zover het informatie op persoonsniveau betreft. Uitgangspunt daarbij is dat de gegevens slechts mogen worden opgeslagen en gebruikt zolang dit voor het beoogde doel (terugdringen van luchtverontreiniging) noodzakelijk is. Naast de relevante bepalingen van de Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens is ook toekomstige Europese regelgeving in de besluitvorming betrokken. Naar verwachting zal kort na het in werking treden van de onderhavige verordening Maasvlakten een Europese Algemene Privacyverordening van kracht worden. Deze verordening (lees: wet) zal het nieuwe wetgevende kader zijn voor de bescherming van persoonsgegeven in heel Europa en zal de huidige Nederlandse Wet bescherming persoonsgegevens op korte termijn vervangen. De door de met dit artikel gedeelde en eigengemaakte Europese kernwaarden “privacy by design and default” betekenen dat het college gehouden is reeds in een zeer vroegtijdig stadium rekening te houden met de privacy (dus al bij de bouw van deze digitale omgeving, “by design”) en dat, eveneens van meet af aan, standaardmaatregelen worden toegepast om deze maximaal te waarborgen (“by default”). Eén en ander zoals neergelegd in de reeds aangenomen maar nog niet formeel vastgestelde “Privacy Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens”.
Het registratiesysteem brengt in de praktijk een lichte extra belasting met zich mee voor zowel Nederlandse als buitenlandse transportondernemers. De Dienstenrichtlijn richt zich op het voorkomen van handelsbelemmeringen die het gevolg kunnen zijn van eisen die onevenredig zwaar uitpakken voor aanbieders van diensten uit andere lidstaten. Het verplicht stellen van een registratie van kentekens en eigenaargegevens is in dit kader geoorloofd nu deze eis gelijkelijk van invloed is op alle aanbieders binnen de Unie waarbij meegewogen is dat het college geen toegang heeft tot alle nationale kentekenregistraties van de andere lidstaten, dan wel deze op korte termijn kan bewerkstelligen. In de handhavingssfeer is zonder de met dit artikel voorziene verplichte registratie geen gelijkwaardige behandeling van overtreders mogelijk. De noodzaak van de eis en diens proportionaliteit zijn daarmee gegeven.
Ambtenaren, tot slot, die met de handhaving zijn belast krijgen via dit artikel de bevoegdheid de verwerkte gegevens in te zien, zodat deze hun taak goed kunnen uitvoeren.
Op grond van artikel 147 Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Met dit artikel 6 is bepaald dat het college door middel van delegatie van wetgevende bevoegdheid nadere regels kan stellen. Deze nadere regels bevatten algemeen verbindende voorschriften en zijn een daad van wetgeving. Dit houdt in dat deze nadere regels moeten worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 139 e.v. van de Gemeentewet.
Ook kan het college beleidsregels vaststellen. Beleidsregels zijn in tegenstelling tot de nadere regels geen algemeen verbindende voorschriften en kunnen slechts betrekking hebben op de vaststelling van feiten, afweging van belangen of uitleg van wettelijke voorschriften (artikel 4:81 e.v. Awb).
De nader te stellen regels zijn niet beperkt tot bij verordening vastgelegde werkvelden. Daarmee verkrijgt het college de maximale vrijheid zelfstandig te bepalen op welke terreinen een dergelijk uitvoeringsinstrument noodzakelijk is.
Algemeen geldende gronden tot weigering worden aangevuld met een nadere, op de praktijk toegesneden grondslag.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Met betrekking tot de handhaving van de overtreding van het bepaalde in artikel 5 van deze verordening wordt gekozen voor de bestuurlijke boete. Met deze keuze heeft het college de benodigde invloed op het niveau van de handhaving van het bepaalde in dit artikel zonder dat zij daarbij afhankelijk is van de vervolgingsbereidheid van het Openbaar Ministerie. De bestuurlijke boete draagt een punitatief karakter. Dit in tegenstelling tot de andere bestuurlijke instrumenten (zoals bestuursdwang en dwangsom) die er niet op gericht zijn om een overtreding te bestraffen maar om een situatie die in strijd is met de voorschriften, op te heffen of om herhaling daarvan te voorkomen. Daarnaast behoeft het college bij de bestuurlijke boete niet eerst een waarschuwing af te geven aan de overtreder. Hierdoor kunnen vooraankondigingen en aanschrijvingen achterwege blijven, met als gevolg dat het college een eigen en actief te voeren lik-op-stuk handhavingsbeleid kan realiseren.
De hoogte van de boete is afgestemd op artikel 154b Gemeentewet en op de aard van de gedraging. De boete kan voor natuurlijke personen niet hoger zijn dan € 340,-- per gedraging. Voor rechtspersonen mag dit bedrag niet hoger zijn dan € 2.250,-- per gedraging. De bestuurlijke boete wordt opgelegd bij gedagtekende beschikking, waarin de overtreding en het overtreden voorschrift met datum, tijdstip en plaats van constatering en het bedrag van de boete wordt aangegeven. Als het kan reikt de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) van de gemeente direct na constatering een rapport uit waarin de beschikking wordt aangekondigd. Door dit lik-op-stuk karakter van het ter plekke overhandigen van een boeteaankondiging mag een preventieve werking worden verondersteld. De beschikking wordt binnen acht weken nadat de overtreding is geconstateerd aan de overtreder verzonden. Tegen deze beschikking kan bezwaar worden aangetekend bij het college.
Dit artikel voorziet in de aanwijzing van “toezichthoudende ambtenaren” door het college. De onderliggende verordening, gebaseerd op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet biedt daarvoor de basis. Een persoon die aangewezen is zoals hier bedoeld beschikt in beginsel over alle in 5:2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.
Nu het wetboek van Strafvordering niet voorziet in de mogelijkheid van delegatie van de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren als buitengewone opsporingsambtenaren aan het college, dient de raad deze ambtenaren in de verordening zelf aan te wijzen. Artikel 11, sub c, voorziet hierin. Volstaan kan worden met een “functionele”of “categoriale” aanwijzing. De opsporingbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaar beperkt zich tot de zaken waarvoor zij toezichthouder zijn.
Dit artikel regelt hoe het college om dient te gaan met aanvragen die kort voor de daadwerkelijke inwerkingtreding van de verordening zijn ingediend.
Dit artikel regelt hoe de verordening in werking treedt.
Dit artikel regelt hoe de verordening dient te worden aangehaald.