Organisatie | Krimpen aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemeen verbindend voorschrift van de gemeenteraad van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels voor de ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2014 |
Citeertitel | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is opnieuw bekendgemaakt op 17 augustus 2016.
Deze regeling heeft de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning
2010.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-08-2016 | nieuwe regeling | 02-10-2014 | . |
Paragraaf 1 AMBTELIJKE BIJSTAND
Artikel 3 Weigering ambtelijke bijstand
Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de gemeentesecretaris wordtgeweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid of burgerlid het verzoek voorleggen de burgemeester. Deze beslist zo spoedig mogelijk over het verzoek.
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden en burgerleden recht hebben op ambtelijke bijstand. Voor fracties bestaat daarnaast het recht op fractieondersteuning.
De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld. De griffier is het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raads- en burgerleden en de ambtelijke organisatie. De burgemeester vervult ook een rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende rol spelen. De positie van burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer.
De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding bettreft tussen de raads- en burgerleden en de ambtelijke organisatie, is er behoefte aan duidelijke regels. Ambtenaren (behalve die van de griffie) werken voor het college.
Dat de raad beschikt over een griffier met een griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de ambtelijke organisatie, beperkt in omvang zijn. Voor specialistische hulp op het gebied van het maken van amendementen , moties en regelingen zal een beroep op de organisatie dan ook nodig blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van het recht.
De formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. De raad van Krimpen stel burgerleden gelijk aan raadsleden. Op deze verordening kan dus door alle raads- en burgerleden een beroep worden gedaan.
De verordening is niet bedoeld om barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden bemoeilijkt. Indien het gaat om een verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar.
Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het heeft in de Wet openbaarheid bestuur. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van Wet openbaarheid bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn veelal uitgewerkt in het Reglement van Orde voor de gemeenteraad, het Reglement van orde voor het college en de verordening op de raadscommissies.
Er is gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt er toe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten is. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de ambtelijke organisatie zal de gemeentesecretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval noodzakelijk tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.
De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.
In de gehele verordening is voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren wordt gesproken, worden ambtenaren uit de organisatie bedoeld die onder gezag staan van het college en dus niet de griffiemedewerkers. Dat neemt niet weg dat griffiemedewerkers ook ambtenaren zijn in de zin van de Ambtenarenwet.
Op grond van het tweede lid is er bij twijfel een rol voor de gemeentesecretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid betreft.
Beoordeling of één van de in artikel 2 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de ambtelijke organisatie. In artikel 3 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van de ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de gemeentesecretaris en de griffier (en indien nodig met het betrokken raads- of burgerlid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 van de Gemeentewet).
Ook indien –naar de mening van het raadslid- op onvoldoende wijze aan zijn verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijk bestuur de meest aangewezen instantie voor. Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de gemeentesecretaris.
Wanneer een collegelid of het college als geheel informatie wenst over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van een advies kunnen zij zich wenden tot raads- of burgerlid dat het verzoek heeft ingediend.
Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De fractieondersteuning bestaat uit een vast deel per fractie en een vast deel per fractielid. Dat garandeert dat iedere fractie een substantieel deel krijgt. Het spreekt voor zich dat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied en dat zij daar een hogere vergoeding voor krijgen.
De fracties worden grotendeels vrijgelaten wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning. Minimumvoorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden. Daarmee wordt onder andere voorkomen dat met de bijdrage verkiezingscampagnes worden gefinanceerd en dat raadsleden hun eigen vergoeding voor het raadswerk (vastgesteld in het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, dat zijn grondslag vindt in de artikelen 95 en 96 van de Gemeentewet) aanvullen met de bijdrage voor fractieondersteuning. Opleidingen voor raads- en commissieleden dienen bekostigd te worden uit het daarvoor beschikbare budget en dientengevolge ook niet uit de bijdrage voor fractieondersteuning
Omdat het bij uitstek om politieke ondersteuning gaat kan deze inhoudelijk niet te zeer gedetailleerd geregeld worden. Ondersteuning in de vorm van het beschikbaar stellen van ambtenaren voor fracties wordt niet wenselijk geacht, aangezien het vaak politiek getinte ondersteuning betreft. Fracties moeten daarom vrij zijn in de keuze van de personen die de fracties eventueel ondersteunen.
De bijdrage mag worden besteed aan bijvoorbeeld:
De bijdrage wordt op declaratiebasis toegekend. Om administratieve lasten te voorkomen worden de declaraties in elk jaar in december ingediend. Tussentijdse declaraties is mogelijk maar om dezelfde reden moeten deze dan minimaal € 50,00 bedragen.
Het spreekt vanzelf dat de bijdrage wordt aangepast als de fractie groter of kleiner wordt. Meestal gebeurt dat na verkiezingen maar het kan ook tussentijds gebeuren door bijvoorbeeld splitsing van een fractie. De gewijzigde bijdrage gaat dan in op de eerste dag van de opvolgende maand.
De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. De reserve is gebonden aan een maximum van 30% van de bijdrage van het jaar daarvoor. De reserve wordt aangehouden in een bestemmingsreserve zodat het geoormerkt geld en dus beschikbaar is.