Organisatie | Edam-Volendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening Algemene Begraafplaats Edam 2014 |
Citeertitel | Beheersverordening Algemene Begraafplaats Edam-Volendam 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Besluit op de lijkbezorging, art. 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-10-2014 | 21-12-2017 | nieuwe regeling | 25-09-2014 | 70-2014, no. 9 |
De raad van de gemeente Edam-Volendam
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april2014;
gelet op artikel 4 van het besluit op de lijkbezorging;
overwegende, dat het gewenst is om bestaande regels aan te vullen t.b.v. de afbreekbaarheid van kisten, lijkhoezen en andere omhulsels, verwoord in artikel ?a van dit onderliggend document;
De beheersverordening Algemene Begraafplaats Edam 2011 te laten vervallen en de beheersverordening Algemene BegraafplaatsEdam 2014 vast te stellen.
Deze verordening verstaat onder:
a.begraafplaats: de Algemene Begraafplaats van de gemeente Edam-Volendam, gelegen aan de
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van eengraf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
1.1. Een lijk mag uitsluitend worden begraven in een kist of ander omhulsel, eventueel met gebruikmaking van een lijkhoes, die voldoen aan de in de volgende twee leden opgenomen eisen:
1.2. Bij de vervaardiging van lijkkisten zijn voor de volgende onderdelen of bewerkingen de volgende
kunststoffen of toepassingen van kunststoffen toegelaten:
1.2.1. Spaanplaat: Verlijmde houtspaanders/houtvezels. Het spaanplaat bevat niet meer dan 10 mg vrij of gemakkelijk vrij te maken formaldehyde per 100 gram plaatmateriaaL Gemeten met de fotometrische methode is dit 8 mg formaldehyde per 100 gram droog plaatmateriaal (normuitgave NEN-EN 120 uit 1991).
1.2.2. Lijm:r:Nerwerkt in houtspaanplaat ureumformaldehyde-lijm of isocyanaat-lijm;r::verwerkt in schottenlijm: ureumformaldehyde-lijm en/of PVAC-Iijm; Nerwerkt in perslijm: PVAC lijm - polyvinylacetaat;r:::verwerkt in constructielijm: PVAC lijm- polyvinylacetaat.
1.2.3. LaknNitrocelluloselak dan wel een combinatielak van nitrocellulose, alkydharsen, en - eventueel - polyesterharsen.C1
1.2.4. Handgrepen, sierschroeven en andere ornamenten:r:r:Handgrepen, ornamenten en accessoires van graf- en crematiekisten dienen uitgevoerd te worden in vergankelijk materiaal, dan wel van buitenaf verwijderd te kunnen worden.C'
1.2.5. Hoofdkussen of hoofdsteun:cZak van vergankelijk materiaal gevuld met houtkrullen of kartonnen hoofdsteun.c
1.2.6. Binnenbekleding:it:Niet geïmpregneerd papier aan de binnenkant van de deksel en de
wanden; katoen, zijde, rayon, of cellulose-acetaat dan wel een mengsel van genoemde stoffen, en wel zo dat de stof van de binnenbekleding niet in één stuk over de bodem en wanden van de kist wordt gespreid, maar dat voor de bodem een los stuk stof wordt gebruikte
1.2.7. Bodembedekking:iNiet-geïmpregneerd papier op de bodem, al dan niet voorzien van een extra celstof onderlegger.
1.2.8. Print en kantenband: Basispapier op edelcellulosebasis met anorganische pigmenten.
1.3 Materiaal voor lijkhoezen dient aan de volgende eisen te voldoen:
1.3.1. Doorlaatbaarheidca. Van water: gedurende zeven dagen voortdurend contact met water van 5°C en 20°C bij pH = 7,0 mag het materiaal niet meer dan 1 mg vloeibaar water per
vierkante meter per uur doorlaten, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare normnb. Van gas: na veertien dagen mag de doorlaatbaarheid voor gasvormig kooldioxide, gemeten volgens norm DIN 53122 of een vergelijkbare norm, niet minder zijn dan 150 mi per vierkante meter per uur en voor zuurstof niet minder dan 200 mi per vierkante meter per uur.c
1.3.2. Mechanische eigenschappenca. Treksterkte: de treksterkte van het materiaal en van de lasverbindingen mag niet minder bedragen dan 1 N per millimeter, gemeten volgens norm
DIN 53455 of een vergelijkbare norm.cb. Vouwbestendigheid: als het materiaal wordt dubbelgevouwen en de vouw gedurende dertig minuten wordt belast bij een druk van 5 N per vierkante centimeter, mag het materiaal in de vouw geen scheur vertonen.
1.3.3. VarmiJGedurende twee jaar opslag bij 20°C mag de krimp in de lengte- en breedterichting niet meer dan 10% bedragen, gemeten volgens norm ASTM: D 2732-83 of een vergelijkbare norm.lJ
1.3.4. Biologische afbreekbaarheid:tJHet materiaal van de lijkhoezen dient binnen 90 dagen voor meer dan 98% te worden afgebroken, gemeten volgens norm ASTM: D 5338-92 of een daarmee vergelijkbare norm. Daarnaast dienen uit de lijkhoezen, zowel bij de biologische afbraak als bij crematie, geen schadelijke stoffen vrij te komen. Voor zware metalen (Pb, Cr, Ni, Cu, Cd, Zn) en gechloreerde koolwaterstoffen dient voldaan te worden aan de Duitse Bundesgütegemeinschaft-norm RAL GZ 251 of een daaraan gelijk te stellen norm. Voor de bepaling hiervan dient gebruik te worden gemaakt van de norm ASTM: D 5152-91 of een vergelijkbare norm.
1.4 Andere omhulsels dan lijkkisten en lijkhoezen die op het doel van begraven of verbranden zijn afgestemd, zijn toegestaan bij begraven of verbranden mits zij voldoen aan de hierboven gestelde eisen van doorlatendheid voor lucht en biologische afbreekbaarheid voor zover deze omhulsels
dan wel onderdelen daarvan niet verwijderd worden voorafgaand aan het begraven of verbranden.
Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet. Op de machtiging is tevens vermeld wie de eigenaar van het gedenkteken is.
Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.
Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.
In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantallijken worden begraven.
Indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht voor een urnennis of particuliere urnengraf-ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied, zal na vijf jaar het graf I urnennis komen te vervallen.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden
Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de rechthebbende, dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op aanvraag van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan. Een recht als in dit artikel bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner van de (overleden) rechthebbende, dan wel op naam van een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. Overschrijving ten name van een ander dan in de hiervoor genoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijkafstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Het college voorziet in het algemeen onderhoud van de begraafplaats, zoals het onderhoud van de paden, plantsoenen, groen- en watervoorzieningen, de bereikbaarheid van de graven en de begraafplaats in het algemeen, w.o. ook het beheer. Hiervan is uitgezonderd het onderhoud van het na verzakking opnieuw stellen van gedenktekens, de zorg voor gedenktekens of de beplanting op graven.
De rechthebbende, de gebruiker of de eigenaar van het gedenkteken is verplicht de grafbedekkingbehoorlijk te onderhouden of te herstellen. Onder dit onderhoud wordt in ieder geval verstaan het rechtzetten, herstellen of vernieuwen, verven van opschriften, bijkleuren of schilderen van stenen, hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde beplanting en het verwijderen van dode beplanting.
Indien de rechthebbende, de gebruiker of eigenaar nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien
weken ter beschikking van de rechthebbende, de gebruiker of eigenaar en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende, de gebruiker of eigenaar door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende, de gebruiker of eigenaar niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Het college kan de rechthebbende, de gebruiker of eigenaar per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de Beheerder worden verwijderd.
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende, de eigenaar of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar
voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht blijft de in opdracht van het college verwijderde grafbedekking nog gedurende ten minste 3 maanden ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker. Na deze periode kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.
Indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht voor een urnennis of particuliere urnengraf - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied zal na 1 jaar het as op de daarvoor bestemde strooiveld worden verstrooid.
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsendan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
De verordening "Beheersverordening op de algemene begraafplaats 2011", vastgesteld op 27 oktober 2011 wordt ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de "Beheersverordening op de Algemene Begraafplaats 2011" verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Hij die handelt in strijd met enig artikel van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.