Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Barneveld

HANDHAVING- EN SANCTIEBELEID KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBarneveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHANDHAVING- EN SANCTIEBELEID KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN 2012
CiteertitelHandhaving- en sanctiebeleid gemeenten regio Gelderland-Midden voor kwaliteit kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-201301-08-2014nieuwe regeling

01-03-2013

Barneveldse krant, 18 april 2013

kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

Tekst van de regeling

Intitulé

HANDHAVING- EN SANCTIEBELEID KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN 2012

 

 

HANDHAVING- EN SANCTIEBELEID

KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN 2012

Handhaving- en sanctiebeleid gemeenten regio Gelderland-Midden voor kwaliteit kinderopvang enkwaliteit peuterspeelzalen

1. Dagopvang

2. Buitenschoolse opvang (BSO)

3. Gastouderbureau

4. Gastouders

5. Peuterspeelzalen

6. Overige overtredingen

Vastgesteld door het college op: 1 maart 2013

Ter kennisname aan de raad gezonden op: 26 maart 2013

Inhoudsopgave

Inleiding2

Toelichting 3

Paragraaf 1 Algemeen 3

Paragraaf 2 Verschillende soorten sancties 4

Paragraaf 3 Begripsomschrijvingen 8

Paragraaf 4 Gebruikte afkortingen 6

1. Afwegingsmodel handhaving dagopvang 7

De kwaliteitsaspecten voor dagopvang zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:

0. Kinderopvang in de zin van de wet 8

1. Ouders 9

2. Personeel 12

3. Veiligheid en gezondheid 14

4. Accommodatie en inrichting 20

5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio 23

6. Pedagogisch beleid 27

7. Klachten 33

8. Voorschoolse educatie 35

2. Afwegingsmodel handhaving buitenschoolse opvang 38

De kwaliteitsaspecten voor BSO zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:

0. Kinderopvang in de zin van de wet kinderopvang 39

1. Ouders 40

2. Personeel 43

3. Veiligheid en gezondheid 45

4. Accommodatie en inrichting 51

5. Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio 53

6. Pedagogisch beleid 56

7. Klachten 61

3. Afwegingsmodel handhaving gastouderbureau 64

De kwaliteitsaspecten voor gastouderbureaus zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:

1. Gastouderbureau in de zin van de wet 64

2. Ouders 66

3. Personeel 70

4. Pedagogisch beleid 71

5. Klachten 73

6. Veiligheid en gezondheid 75

7. Kwaliteit gastouderbureau 78

4. Afwegingsmodel handhaving gastouderopvang 80

De kwaliteitsaspecten voor voorzieningen voor gastouderopvang zijn ingedeeld naar de

volgende domeinen:

1. Gastouderopvang in de zin van de wet 81

2. Gastouder 82

3. Accommodatie en inrichting 84

4. Pedagogisch beleid 85

5. Aantal kinderen 86

6. Veiligheid en gezondheid 88

5. Afwegingsmodel handhaving peuterspeelzaal 91

De kwaliteitsaspecten voor de peuterspeelzaal zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:

1. Peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 92

2. Ouders 93

3. Personeel 97

4. Veiligheid en gezondheid 101

5. Groepsgrootte en beroepskracht/vrijwilliger-kind-ratio 108

6. Pedagogisch beleid 110

7. Klachten 116

8. Voorschoolse Educatie 118

6. Afwegingsmodel handhaving overige overtredingen 121

Overige overtredingen 121

Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) van de gemeente Barneveld is op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wettelijk verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen. De GGD van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) inspecteert in opdracht van de gemeente de kwaliteit van alle kindcentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen) in de gemeente Barneveld en adviseert de gemeente naar aanleiding van deze inspecties.

Alle voorzieningen voor kinderopvang worden op diverse domeinen geïnspecteerd. Deze domeinen met bijbehorende voorwaarden zijn voor de verschillende vormen van kinderopvang niet geheel gelijk. Zo moet een gastouderbureau aan andere voorwaarden voldoen dan een buitenschoolse opvang. Er zijn in totaal 9 domeinen, namelijk: 0. Kinderopvang in de zin van de wet, 1. Ouders, 2. Personeel, 3. Veiligheid en Gezondheid, 4. Accommodatie en Inrichting, 5. Groepsgrootte en beroepskracht kind-ratio, 6. Pedagogisch Beleid, 7.Klachten en 8. Voorschoolse Educatie. Dit laatste domein is nieuw bij de dagopvang en bij peuterspeelzalen. De kwaliteit van de geboden voorschoolse educatie is nu ook object van toetsing.

Op grond van de artikelen 1.61, 1.65 en 1.66 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het college verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De artikelen 2.19, 2.23 en 2.24 van deze wet geven het college eenzelfde bevoegdheid voor de peuterspeelzalen. Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de VGGM is het aan het college om wel of niet handhavend op te treden.

Het vigerende handhavingbeleid bleek niet meer bruikbaar in de praktijk. Aanleiding was handhaving op beleidsregels. Een uitspraak van de Raad van State in december 2011 heeft bepaald dat handhaving op grond van beleidsregels kinderopvang niet mogelijk was, omdat beleidsregels geen wettelijke voorschriften zijn. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben overlegd over reparatie van deze situatie. Inmiddels zijn sinds 6 juni 2012 het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ en de ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’ van kracht. Inhoudelijk zijn de normen waaraan kindcentra moeten voldoen, niet gewijzigd. In het genoemde Besluit en Regeling hebben de te handhaven normen een andere nummering gekregen. In de tussenliggende periode totdat het nieuwe handhavingbeleid is vastgesteld, is het huidige aangevuld met een transitietabel.

Als gevolg van deze situatie, heeft de VNG een nieuw afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 opgesteld. Dit model is binnen de regio besproken en een werkgroep heeft het beleid aangepast aan de regionale wensen. Het voorstel is om het basismodel van de VNG – met de door de regio doorgevoerde wijzigingen – over te nemen. Benadrukt wordt dat wordt uitgegaan van “high trust”: vertrouwen hebben in de kennis en kunde van de instellingen en ervan uitgaan dat zij van goede wil zijn om tekortkomingen op te lossen. De gekozen lijn in handhaving is daarom veelal in eerste instantie een opvoedende en niet een bestraffende.

In regioverband is gekozen voor een aantal wijzigingen ten opzichte van het vorige model. Een belangrijke wijziging is de prioritering met de daaraan gekoppelde hersteltermijn. Hierbij wordt tegemoetgekomen aan het advies van de Onderwijsinspectie. Het huidige handhavingbeleid gaat uit van drie prioriteringen bij overtredingen, namelijk hoog met een hersteltermijn van 14 dagen; gemiddeld met een hersteltermijn van twee maanden en laag met een hersteltermijn van zes maanden. Er is nu gekozen voor twee prioriteringen, namelijk prioriteit 1 met een hersteltermijn van één maand en prioriteit 2 met een hersteltermijn van vier maanden.

Het vastgestelde Handhaving- en Sanctiebeleleid Kinderopvang 2012 maakt het mogelijk te handhaven bij alle voorzieningen voor kinderopvang. Het Handhaving- en Sanctiebeleid Kinderopvang van april 2011 met de transitietabel komen hiermee te vervallen.

Alle 16 gemeenten die vallen onder de regio van VGGM streven zoveel mogelijk naar hetzelfde handhavingbeleid op het gebied

van Kinderopvang vast. Dit zijn de gemeenten: Arnhem, Barneveld, Doesburg, Duiven, Ede, Lingewaard, Nijkerk, Overbetuwe,

Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Scherpenzeel, Wageningen, Westervoort en Zevenaar.

Hiermee wordt de rechtsgelijkheid binnen de regio op dit gebied gewaarborgd.

Toelichting

Paragraaf 1 Algemeen

Het college hanteert het Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang en Peuterspeelzalen bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn indien een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wet kinderopvang/Wko) en alle daaruit voortvloeiende regelgeving,

Deze regelgeving betreft:

  • • Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: Besluit kwaliteit);

  • • Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: Regeling kwaliteit);

  • • Beleidsregels werkwijze toezichthouder 2012 en

  • • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

In het model zijn de algemene stappen opgenomen die het college kan hanteren bij geconstateerde overtredingen van de kwaliteitseisen.

Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal afgewogen worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.

Dit afwegingsmodel heeft als basis de model(inspectie)rapporten van GGD Nederland. De voorwaarden in het rapport en het Afwegingsmodel zijn gelijk. Voor de leesbaarheid van het Afwegingsmodel zijn diverse voetnoten die in het modelrapport zijn opgenomen ten behoeve van de inspectie, niet overgenomen in het Afwegingsmodel. Dit betekent echter niet dat de toelichtingen in de voetnoten niet van overeenkomstige toepassing zijn op de bepalingen van het Afwegingsmodel.

Het college heeft altijd de vrijheid gemotiveerd af te wijken van de in het afwegingsmodel genoemde prioritering en sanctionering.

Start handhavingtraject

Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. De GGD geeft in het rapport een handhavingadvies aan het college. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. Ook de resultaten van eventueel door de inspecteur toegepast overleg en overreding worden hierin genoemd. Het college kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.

Het college kan overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.

Handhaving voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie wordt door het college slechts getoetst en gehandhaafd voor zover het gesubsidieerde voorschoolse educatie betreft. Voor voorschoolse educatie kan door het college gekozen worden om bij tekortkomingen te handhaven via de subsidie(-voorwaarden) of op grond van de Wet kinderopvang. Indien gekozen wordt voor de Wet kinderopvang is onderhavig handhavingsbeleid van toepassing. Wordt gekozen voor handhaving via de subsidie dan zijn de subsidieverordening en de subsidiebeschikking met de subsidievoorwaarden van toepassing.

Paragraaf 2 Verschillende soorten sancties

Binnen de handhaving kunnen twee typen sancties onderscheiden worden, te weten herstellende sancties en bestraffende sancties. Deze typen sancties bestaan naast elkaar en kunnen ook gelijktijdig worden opgelegd.

A. Herstellende sancties

In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een herstellende sanctie wordt verstaan. Namelijk: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

Hieruit volgt dat het doel van de herstellende sanctie met name gelegen is in het voorkomen van voortduren van de overtreding en/of herhaling in de toekomst. Bestraffing van reeds begane overtredingen kan via de bestraffende sanctie (zie hierna).

Welke herstellende sancties worden er onderscheiden binnen dit handhavingsbeleid?

Stap 1

Schriftelijk bevel

Dit is een handhavingmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Omdat de GGD-inspecteur het besluit neemt om dit middel in te zetten en niet het college, wordt het schriftelijk bevel in het afwegingsmodel niet nader genoemd. De GGD geeft een bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal zodanig tekort schiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van overtredingen met prioritering 2. zal hier niet snel sprake van zijn.

OF

Aanwijzing

Het college van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens Wko hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden.

Hersteltermijn

Bij een aanwijzing wordt de houder een hersteltermijn gegeven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de overtreding, welke zichtbaar wordt via de prioritering. De hersteltermijn in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

Stap 2

Last onder dwangsom

Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw (college)besluit.

Verschil tussen een last onder dwangsom en een preventieve dwangsom

Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Het verschil met een ‘gewone’ last onder dwangsom is, dat deze ‘gewone’ last opgelegd wordt als herstelsanctie, nadat een overtreding heeft plaatsgevonden. Dit kan diverse doelen hebben, onder meer het ongedaan maken van een overtreding en het voorkomen van herhaling. Als een overtreding heeft plaatsgevonden, maar inmiddels wel is hersteld, kan dus een nog steeds een last onder dwangsom worden opgelegd ter voorkoming van herhaling. Hiervoor geldt als criterium of er gegronde vrees voor herhaling bestaat.

Of eventueel

Last onder bestuursdwang

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding op te lossen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. Door de aanvullende sanctie van een exploitatieverbod binnen de handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen zijn er nog maar weinig overtredingen die zich daarnaast lenen voor toepassing van bestuursdwang. De optie last onder bestuursdwang is, op een enkele overtreding na, daarom niet opgenomen in dit Afwegingsmodel. Echter, op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast indien het college de overtreding daardoor zelf kan doen beëindigen.

Stap 3 - Exploitatieverbod

Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau voort te zetten dan wel verbieden de instandhouding van een peuterspeelzaal voort te zetten. Dit kan het college zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.

Ook kan het college de houder verbieden de locatie in exploitatie te nemen, zolang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen uit de Wko hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 2 is voldaan.

Stap 4 - Verwijdering uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

• indien is gebleken dat de houder niet langer de organisatie voor kinderopvang exploiteert;

• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 van de Wko gegeven voorschriften;

• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Doordat een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook de grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.

Verloop herstellend handhavingtraject

Een herstellend handhavingtraject verloopt in beginsel volgens de hiervoor beschreven stappen. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin het naar beoordeling van het college gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie. Eén van de situaties waarin dit zich kan voordoen is recidive.

B. Bestraffende sancties

In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een bestraffende sanctie wordt verstaan, namelijk: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete.

Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingtraject worden opgelegd.

Grondslag bestuurlijke boete

Bij kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus

Op grond van art.1.72 Wko is het college bevoegd voor een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.

Voorzieningen voor gastouderopvang vallen volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Omdat een voorziening voor gastouderopvang toch een bijzonder object van toezicht en handhaving is, is ervoor gekozen niet vooraf in dit model boetebedragen te noemen voor overtredingen in het hoofdstuk ‘gastouderopvang’. Indien het college een overtreding van een voorziening voor gastouderopvang wil sanctioneren met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hierover in dit handhavingsbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld een relatie worden gelegd met de boetebedragen zoals die zijn bepaald binnen de dagopvang.

Bij peuterspeelzalen

Voor peuterspeelzalen geldt dat de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen, is bepaald in artikel 2.28 Wko. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen. Artikel 2.27 Wko bepaalt daarnaast dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Dit betekent dat het onderdeel ‘bestraffende sanctie’ in dit Afwegingsmodel alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.

Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen kan wel via de subsidie ingegrepen worden.

Opleggen bestuurlijke boete

Wanneer wordt een boete opgelegd?

Bij ernstige overtredingen, waarbij de veiligheid en gezondheid van het kind in het geding is, wordt altijd een bestuurlijke boete opgelegd. Bij recidive kan eveneens een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Bij overtredingen met een prioriteit 2. kan het college besluiten een boete ter hoogte van het in dit Afwegingsmodel genoemde bedrag op te leggen. Bij een overtreding uit het overzicht in hoofdstuk 6 ‘Overige overtredingen’ zal in beginsel een boete ter hoogte van het in het Afwegingsmodel genoemde bedrag worden opgelegd. Indien het college het noodzakelijk acht, kan zij een strafrechtelijke procedure starten.

Hoogte bestuurlijke boete

De in dit handhavingsbeleid genoemde boetebedragen zijn richtlijnen. Per geconstateerde overtreding zal bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Er kunnen omstandigheden zijn die kunnen leiden tot verlaging of verhoging van de opgelegde bestuurlijke boete.

Matiging

Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens dit Afwegingsmodel onevenredig is.

Paragraaf 3 - Gebruikte afkortingen

Art: artikel

Artt: artikelen

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Besluit kwaliteit: Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

Besluit registers: Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

BSO: buitenschoolse opvang

GOB: gastouderbureau

Kdv: kinderdagverblijf

Psz: peuterspeelzaal

VGO: voorziening voor gastouderopvang

Regeling kwaliteit: Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012

Wkcz: Wet klachtrecht cliënten zorgsector

Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen