Organisatie | Waterschap Amstel, Gooi en Vecht |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening behandeling bij het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht binnengekomen bezwaren 2002 |
Citeertitel | Verordening Bezwaarschriften |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 20 maart 1997.
Gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 16 mei 2002.
De wijziging betreft artikel 5 lid 1.
Nader gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 21 mei 2014.
De wijziging betreft eveneens artikel 5 lid 1
Zie de toelichting op artikel 5 lid 1 voor de aard van de wijzigingen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-10-2014 | Nader gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 21 mei 2014. De wijziging betreft eveneens artikel 5 lid 1 | 21-05-2014 Onbekend | BBV14.0193 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. het bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter, een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed, ieder voor zover hun bevoegdheid betreffende, alsmede een medewerker van de Stichting Dienst Waterbeheer en Riolering Amsterdam en Amstel, Gooi en Vecht (DWR) handelende krachtens mandaat of ondermandaat van het dagelijks bestuur.
b. de wet: de Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht), Stb. 1992, 315, zoals deze sindsdien is gewijzigd.
c. de commissie: een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht.
Het bestuursorgaan beslist op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie. Indien het ingediende bezwaar echter betrekking heeft op een besluit inzake personeels- aangelegenheden, inzake de heffing of invordering van waterschapsbelastingen ofwel inzake het al dan niet verlenen van kwijtschelding, beslist het bestuursorgaan op het ingediende bezwaar zonder advies van de commissie.
De leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur. Op dezelfde wijze wordt een voldoende aantal plaatsvervangende leden benoemd, op wie de voor de leden gegeven bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Een plaatsvervangend lid kan te allen tijde de zitting en beraadslagingen bijwonen.
De voorzitter en de overige twee leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. De voorzitter en leden van de commissie die zijn afgetreden of ontslag hebben genomen, blijven hun functie waarnemen tot in hun opvolging is voorzien. Het algemeen bestuur voorziet hierin zo spoedig mogelijk.
Het dagelijks bestuur kan, eventueel na een gemotiveerd advies hiertoe van de leden van de commissie, indien het functioneren van een lid of plaatsvervangend lid van de commissie op enigerlei wijze tekortschiet, het algemeen bestuur voorstellen het desbetreffende lid te schorsen of te ontslaan. Alvorens het dagelijks bestuur een voorstel doet aan het algemeen bestuur, stelt het dagelijks bestuur het betreffende lid of plaatsvervangend lid van de commissie en de voorzitter van de commissie in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.
De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en deze zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten verbonden zijn, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.
Indien in het bezwaarschrift wordt gesteld dat het is ingediend namens of mede namens een andere (natuurlijke of rechts)persoon en daarbij geen schriftelijke machtiging van die andere (natuurlijke of rechts)persoon is overgelegd, wijst de voorzitter van de commissie de bezwaarmaker op dit verzuim en stelt hij hem in de gelegenheid dit uiterlijk tijdens de in de artikel 11 bedoelde hoorzitting te herstellen. Het vereiste van een schriftelijke machtiging geldt niet indien de gemachtigde als advocaat of procureur is ingeschreven.
Het verslag van de zitting, als bedoeld in artikel 7:7 van de wet, vermeldt de namen van de aanwezige belanghebbenden, de vertegenwoordiger(s) van het bestuursorgaan en van de betrokken leden van de commissie, alsmede hun hoedanigheid. Het vermeldt voorts kort hetgeen tijdens de zitting is gezegd en voorgevallen.
Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nader onderzoek wenselijk is, kan de voorzitter van de commissie uit eigen beweging of op verzoek van één van de leden van de commissie dit onderzoek houden. Indien aan het doen van het onderzoek kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de dijkgraaf vereist. Verkregen informatie of adviezen worden in afschrift aan de voorzitter en de leden van de commissie, het bestuursorgaan en belanghebbende toegezonden.
De voorzitter en de leden van de commissie, het bestuursorgaan en de belanghebbende kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie of adviezen, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het houden van een nieuwe zitting. De voorzitter en de leden van de commissie beslissen gezamenlijk op een dergelijk verzoek.
Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 20 maart 1997.
Gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 16 mei 2002.
De wijziging betreft artikel 5 lid 1.
Nader gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 21 mei 2014.
De wijziging betreft eveneens artikel 5 lid 1
Zie de toelichting op artikel 5 lid 1 voor de aard van de wijzigingen..
De algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in de artikelen 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De daar omschreven begrippen hoeven dan ook niet nader in de onderhavige verordening te worden gedefinieerd. Het begrip “bestuursorgaan”, dat in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, aanhef en onder a, van de verordening nader geconcretiseerd in die zin dat de bestuursorganen van het hoogheemraadschap met name worden genoemd. De voorzitter genoemd in artikel 1 onder a is de voorzitter van het hoogheemraadschap.
Artikel 3 bepaalt dat het bestuursorgaan op de bij hem ingediende bezwaren beslist na advies van de commissie, tenzij het ingediende bezwaar betrekking heeft op een besluit inzake personeelsaangelegenheden, inzake de heffing of invordering van waterschapsbelastingen ofwel inzake het al dan niet verlenen van kwijtschelding. In dat geval beslist het bestuursorgaan op het ingediende bezwaar zonder advies van de commissie.
Deze uitzonderingen vloeien voort uit het vertrouwelijke karakter van de betreffende besluiten en – voor zover het gaat om de heffing en invordering van waterschapsbelastingen – de wettelijk voorgeschreven geheimhoudingsplicht.
De formele wettelijke grondslag voor het instellen van een commissie voor de voorbereiding van beslissen op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. De wijze waarop wordt gehoord kan door het bestuursorgaan zelf (de voorzitter of een lid), door een ambtelijke commissie of door een adviescommissie. De algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Hierdoor wordt voor de voorzitter voldoende distantie verzekerd. Deze onafhankelijke positie hebben ook de leden en hun plaatsvervangers.
Ingevolge het tweede lid kan een plaatsvervangend lid de zitting en beraadslagingen tevens bijwonen indien het niet als plaatsvervanger optreedt. Het plaatsvervangend lid neemt in dat geval echter geen deel aan de beraadslagingen.
De tekst van artikel 5 lid 1 is gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 16 mei 2002. Bij deze wijziging is de koppeling van de zittingstermijn van de voorzitter en leden van de commissie aan die van het algemeen bestuur geschrapt.
De tekst van artikel 5 lid 1 is wederom gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 21 mei 2014.Bij deze wijziging is geregeld dat de voorzitter en leden van de commissie tweemaal (i.p.v. éénmaal) kunnen worden herbenoemd..
De regeling van artikel 5 lid 2 beoogt zeker te stellen dat in voorkomende gevallen de commissie tijdig bijeen kan blijven komen.
Artikel 6:14 Awb verplicht tot een schriftelijke bevestiging van ontvangst van een bezwaarschrift. In verband met de vaststelling van de ontvankelijkheid wordt op het bezwaarschrift de datum van ontvangst aangetekend. Daarnaast verdient het aanbeveling de envelop te bewaren waarin het bezwaarschrift is verzonden. De termijn van de indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:7 en 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de voorbedoelde termijn ontvangen of bij verzending binnen Nederland, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (artikel 6:9 Awb) Artikel 6:10 tot en met 6:12 Awb bevat een nadere regeling van de (niet-)ontvankelijkverklaring bij termijnoverschrijding.
De voorzitter van de commissie draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Ten behoeve daarvan is het noodzakelijk dat hij alle inlichtingen kan inwinnen, die benodigd zijn voor een beoordeling van de ontvankelijkheid en de zaak zelf. Het inwinnen van advies bij externe deskundigen brengt uitgaven met zich mee die ten laste van het hoogheemraadschap komen. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begroting, zodat het formeel aan dit bestuursorgaan is om te beoordelen of de betrokken uitgaven kunnen worden gedaan. Evenwel kan ten behoeve van een slagvaardige werkwijze deze bevoegdheid door het dagelijks bestuur aan de dijkgraaf worden opgedragen. De kosten die verbonden zijn aan het inwinnen van advies dienen in verhouding te staan tot het daarmee te dienen belang.
Enerzijds hebben de belanghebbende en het bestuursorgaan voldoende tijd nodig om zich op de zitting voor te bereiden, anderzijds dient op het bezwaar binnen de termijn van 10 weken, behoudens verdaging, te worden beslist. Om deze reden is gekozen voor een termijn van drie weken. Voorzien is in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken. Als regel kan worden gehanteerd dat een zodanig verzoek eenmalig en voor een beperkte tijd wordt gehonoreerd om overschrijding van de beslistermijn te voorkomen.
Deze bepaling regelt de overdracht van:
1. de bevoegdheid tot het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim, in de zin van niet voldoen aan de vereisten voor indiening van het bezwaarschrift (artikel 6:5 Awb), kan worden hersteld (artikel 6:6 Awb);
2. de bevoegdheid tot het om reden van geheimhouding achterwege laten van het partijen op de hoogte stellen van het verhandelde ter zitting, ingeval zij niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord (artikel 7:6, vierde lid, Awb).
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald. De onderhavige verordening bepaalt dat het horen in principe in het openbaar plaatsvindt. (Partiële) uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in geval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die achter gesloten deuren plaatsvindt.
In artikel 7:7 Awb worden geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging gesteld. Deze eisen worden in onderhavige bepaling gesteld. Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan.
Door nader onderzoek kunnen feiten of omstandigheden aan het licht komen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbende en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien het in voorbedoeld geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, de belanghebbende opnieuw in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord.
Het advies van de commissie wordt schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen. Het advies is openbaar.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10, eerste lid, Awb tien weken, behoudens de mogelijkheid tot opschorting (tweede lid) en/of verdaging (derde en vierde lid). De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn van tien weken als voorbedoeld niet wordt gehaald hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt om de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking. De beslissing tot verdaging moet wel, eventueel door bekendmaking aan belanghebbende, worden bekendgemaakt omdat artikel 3:40 Awb in artikel 7:14 van die wet niet van toepassing is uitgesloten.