Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen |
Citeertitel | Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | openbare gezondheid, zedelijkheid en veiligheid |
Welke regels gelden er met betrekking tot de orde op begraafplaatsen?
Voorschriften grafbedekking begraafplaats Kranenburg en begraafplaats Meppelerstraatweg
Voorschriften grafbedekking begraafplaats Voorst en begraafplaats Windesheim
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-2009 | 01-06-2009 | 01-10-2014 | wijziging | 25-05-2009 de Peperbus, 17-06-2009 | gb 1-2009.060 |
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden anders dan voor het bijwonen van een begrafenis, bezorging van as of het verrichten van noodzakelijke werkzaamheden of voor het bezoeken van de begraafplaats indien daarvoor ingevolge het vierde lid toestemming is verleend.
Degenen die de begraafplaats buiten de in het eerste lid genoemde periode willen bezoeken, dienen hiervoor minimaal 10 dagen voorafgaand aan het bezoek schriftelijk toestemming te vragen aan burgemeester en wethouders.
In dit verzoek moeten de reden, het tijdstip en de geschatte tijdsduur van het bezoek worden vermeld.
Alleen met toestemming van het personeel mogen werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats worden verricht.
Voor dodenherdenkingen, plechtigheden of andere bijeenkomsten die geen verband houden met het begraven of bezorgen van as op de begraafplaats moet minimaal 10 dagen tevoren toestemming worden gevraagd aan burgemeester en wethouders onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 Begraven van stoffelijke overschotten en bezorging van as
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan minimaal 36 uur van tevoren schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving zo spoedig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf en het wegnemen van een gedenkteken ter begraving of voor de bezorging van as en het daarna weer sluiten van een graf en het weer plaatsen van een gedenkteken, het bijzetten, verwijderen of verplaatsen van asbussen of urnen in of uit een eigen graf, het verstrooien van as, het oprichten van een gedenkteken alsmede het bedienen van hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel.
Anderen kunnen bepaalde werkzaamheden, ter beoordeling en onder toezicht van het personeel geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, zulks voor eigen risico en met uitsluiting van aansprakelijkheid voor de gemeente, indien de wens daartoe minimaal 12 uur voor aanvang van de genoemde werkzaamheden mondeling of schriftelijk aan de beheerder kenbaar is gemaakt.
Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn.
Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van graven
In een eigen graf mogen twee lijken worden begraven tenzij bij de eerste begraving in het graf op schriftelijke aanvraag aan burgemeester en wethouders toestemming is verleend om in het graf drie lijken te mogen begraven.
Tevens mogen twee asbussen met of zonder urnen worden bijgezet en/of verstrooiingen van as in of op het graf plaatsvinden.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 mogen na ruiming van de stoffelijke resten c.q. asbussen, waarbij de overblijfselen opnieuw in dezelfde grafruimte zijn geplaatst, in een graf telkens opnieuw één dan wel twee lijken worden begraven c.q. drie asbussen worden bijgezet en/of verstrooiingen in of op het graf plaatsvinden. Indien na ruiming geen overblijfselen opnieuw in dezelfde grafruimte zijn geplaatst, mogen in een graf telkens opnieuw twee dan wel drie lijken worden begraven c.q. drie asbussen worden bijgezet en/of verstrooiingen in of op het graf plaatsvinden. Betreft de grafruimte een urnennis, dan mogen daar telkens opnieuw twee asbussen worden bijgezet.
Overschrijving verleende rechten
Een uitsluitend recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de 3e graad of rechtspersoon zonder winstoogmerk, mits tevens een verklaring van de nieuwe rechthebbende wordt overgelegd waaruit diens instemming met de overschrijving blijkt.
Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan vorenbedoelde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van een rechthebbende zijn de wettige erfgenamen bevoegd binnen 1 jaar na de datum van overlijden een aanvraag in te dienen tot overschrijving van het uitsluitend recht ten name van overlevende partner of een bloed- of aanverwant als bedoeld in het eerste lid. Indien de rechthebbende is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bijgezet of zijn as dient te worden verstrooid, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
De tweede volzin van lid 1 is hierbij overeenkomstig van toepassing.
Indien binnen een termijn van 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende geen aanvraag tot overschrijving als bedoeld in lid 2 is gedaan, kunnen burgemeester en wethouders met inachtneming van artikel 36, het uitsluitend recht vervallen verklaren waarna de desbetreffende grafruimte kan worden geruimd met inachtneming van de wettelijke grafrusttermijn.
Na het verstrijken van de in het derde lid genoemde termijn kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van één van de erfgenamen van de overleden rechthebbende en tegen betaling van nog openstaande onderhoudsrechten het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende.
Dit is niet mogelijk indien het uitsluitend recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd of het recht inmiddels vervallen is verklaard.
Gedurende de tijd dat een grafruimte gesloten is, mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn verzoek met name heeft genoemd.
Tevens mag gedurende de genoemde tijd geen andere grafbedekking op het graf worden geplaatst.
Het gedenkteken wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of diens erfgena(a)m(en) of degene aan wie een vergunning als bedoeld in het tweede was verleend of diens erfgena(a)m(en) te zijn aangebracht. Schade door welke oorzaak ook ontstaan en/of vervolgschade aan derden is voor risico van deze persoon tenzij de schade wordt veroorzaakt door het personeel van de begraafplaats.
De in het derde lid bedoelde persoon is verplicht de aan een gedenkteken toegebrachte schade, met uitzondering van schade veroorzaakt door het personeel, op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders het aanzien van de begraafplaats schaadt.
De uit te geven graven op de begraafplaats Kranenburg worden als graftuinen aangelegd. De graven op de begraafplaatsen Windesheim en Voorst worden aangelegd met een gedeelte beplanting en een gedeelte gras. De aanleg van de graven vindt plaats van gemeentewege.
Zonder voorafgaande waarschuwing en aanspraak op schadevergoeding kunnen worden verwijderd:
Hoofdstuk 6 Ruiming van grafruimten
Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus met of zonder urn is bijgezet in een algemene grafruimte kunnen gedurende de in het eerste lid van artikel 32 genoemde termijn bij de burgemeester en wethouders een aanvraag indienden deze ter beschikking te houden voor bijzetting of verstrooiing elders.
Indien een rechthebbende, na een tweede aanschrijving en gedurende een jaar plaatsen van een bordje bij de betreffende grafruimte, in gebreke blijft de in de verordening opgelegde verplichting niet of niet behoorlijk nakomt of daarmee in strijd handelt, kunnen burgemeester en wethouders verklaren dat het uitsluitend recht vervalt aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding is verplicht.
Hoofdstuk 8 Gedeelte voor geloofsgemeenschap
In afwijking van artikel 17, lid 1, wordt op het Islamitisch gedeelte in een eigen graf dat nog niet is gebruikt, één lijk begraven. Bij de eerste begraving in het graf kan een schriftelijk verzoek aan burgemeester en wethouders worden gedaan om in het graf ten hoogste drie lijken te mogen begraven.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
De begraafplaats Meppelerstraatweg blijft verdeeld in 5 klassen. De breedte van een graf bedraagt 0.75 – 0.85 meter. De lengte is in alle klassen gelijk aan de breedte van de rij.
Op de begraafplaatsen Voorst en Windesheim bedraagt de breedte van de voor 1 januari 1995 bestaande graven 0.75 – 1.10 meter. De lengte van deze graven is gelijk aan de breedte van de rij.
Hij die handelt in strijd met de artikelen 4, derde lid, 5, tweede lid, 6, 7, en 10 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
Rechten op graven en vergunningen verkregen onder vroegere verordeningen, overschrijvingen en afkopen die voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening op geldige wijze hebben plaatsgevonden, blijven van kracht, doch daarvan mag slechts gebruik worden gemaakt met inachtneming van de bij deze verordening gestelde bepalingen voor zover van toepassing.
ToeLICHTING BEHOREND BIJ DE VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE BEGRAAF-PLAATSEN
Op basis van artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet is aan de raad de bevoegdheid toegekend tot het vaststellen van een gemeentelijke verordening voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet stelt de raad een verordening vast die hij in belang van de gemeente nodig acht.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor het beheer van de begraafplaatsen rust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast eist artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging een verordening waarin de gemeente de dagen en uren bepaalt wanneer begraven mag worden.
Ter verduidelijking van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen, inwerkingtreding 1 april 2004, volgt een artikelsgewijze toelichting.
De begripsomschrijving is grotendeels afkomstig uit de oude verordening. Artikel 1 is uitgebreid met een aantal begrippen die verband houden met een aantal nieuw aan te bieden mogelijkheden voor asbestemming en herdenking, te weten algemeen urnengraf, eigen plaats in de urnentuin, eigen verstrooiingsplaats en een gedenkplaats.
Naar aanleiding van het eindadvies van de Commissie begraafbeleid is in het jaar 2000 het college akkoord gegaan met een uitbreiding van de bestaande mogelijkheden voor de bezorging van as.
Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen plaats in de urnentuin, eigen verstrooiingsplaats en gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden ‘zover van belang’ zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen van toepassing zijn op een eigen (urnen)graf en een eigen plaats in de urnentuin.
Voor de algemene graven geldt overeenkomstig hetgeen is opgemerkt bij het eerste lid ten aanzien van de algemene urnengraven.
In de verordening zijn aspecten als cultuurhistorie, landschap, natuur, milieu en recreatie, die niet mogen ontbreken in de lange termijndoelstellingen van het beheer, niet opgenomen. Dit geldt eveneens voor een exploitatieopzet, een planning van de capaciteit van de begraafplaatsen en een visie op het gebruik van (gedeelten van) oude begraafplaatsen. Bovengenoemde aspecten worden uitgewerkt in een door het college op te stellen beheerplan.
De openingstijden zijn zeer ruim gesteld. Op het mededelingenbord en in de folder wordt vermeld dat de beheerder alleen bereikbaar is op werkdagen (maandag tot en met vrijdag) tijdens kantooruren.
Lid 3 is opgenomen met het oog op een strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.
Lid 4 is opgenomen om de mogelijkheid te bieden de begraafplaats te bezoeken buiten de openingstijden. Na openstelling van het Islamitisch gedeelte op de begraafplaats Kranenburg is gebleken dat bij verschillende moslimgroeperingen de behoefte bestaat een aantal malen per jaar ’s avonds gebedsdiensten te houden op de begraafplaats. Om hierop toezicht te kunnen houden, moet voor het bezoeken van de begraafplaats buiten de openingstijden toestemming worden verkregen.
De bevoegdheid van het personeel om aanwijzigen te geven en personen die zich niet hieraan houden, weg te sturen, bieden voldoende mogelijkheden om direct tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Daarom mandateert het college, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, deze bevoegdheden aan het personeel van de begraafplaats.
Degenen die werkzaamheden verrichten aan grafbedekkingen zoals bijv. steenhouwers en hoveniers, moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens plechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot kunnen worden gegeven.
Daarom mandateert het college, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, deze bevoegdheid aan het personeel van de begraafplaats.
In het belang van de orde, rust en netheid is dit artikel opgenomen. De term voertuigen is ontleend aan het ‘Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Hierin wordt onder voertuigen verstaan: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in de aanhef en onder a van het eerste lid, bestaat behoefte omdat men van de rijwegen moet afwijken om bepaalde werkzaamheden (zoals bijv. het kappen van een boom) te kunnen verrichten die geen verband houden met een begrafenis, asbezorging of voor het vervoeren van materialen.
Om adequaat te kunnen handelen, mandateert het college, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, het verlenen van de ontheffing aan de beheerder.
Ook dit artikel is opgenomen in kader van de orde, rust en netheid op de begraafplaats.
Het is toegestaan op de begraafplaats een hond bij zich te hebben mits deze aangelijnd is. Uiteraard wordt een niet aangelijnde hond ten behoeve van een gehandicapte wel toegestaan.
Het verbod om op enigerlei wijze reclame te maken steunt mede op het eindadvies van de Commissie begraafbeleid die van mening is dat er geen bezwaren zijn tegen exposities en uitingen van beeldende kunst op begraafplaatsen voor zover deze een relatie hebben met de primaire doelstelling van de begraafplaats, maar dat dit op niet-commerciële basis dient plaats te vinden zonder verwijzing naar leveranciers.
Sub e is nieuw in de verordening. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat nabestaanden of het personeel tijdens plechtigheden of werkzaamheden ongewild geconfronteerd worden met het maken van opnames.
Dit artikel is opgenomen om bijzondere plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat minimaal tien dagen tevoren toestemming moet worden gevraagd, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis en kan voor de planning van een begrafenis rekening gehouden worden met een bijzondere plechtigheid.
Om manifestaties ordelijk te laten verlopen, moeten de deelnemers zich houden aan de aanwijzingen van het personeel. Het college mandateert, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen aan het personeel van de begraafplaats.
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.
Een schriftelijke kennisgeving is noodzakelijk omdat duidelijk moet zijn wat voor grafsoort en welke faciliteiten worden gevraagd voor het begraven of bezorgen van as. De tijdsduur van 36 uur van tevoren sluit aan bij artikel 16 Wet op de lijkbezorging waarin wordt bepaald dat een lijkbezorging niet eerder dan 36 na het overlijden mag plaatsvinden. Begraving binnen deze termijn mag de burgemeester alleen toestaan na een arts te hebben gehoord en met toestemming van de Officier van Justitie.
Bepaalde moslimgroeperingen willen uiterlijk 24 uur na het overlijden kunnen begraven. De verordening biedt daartoe door middel van het eerste lid de mogelijkheid, echter voor de praktische uitvoering zal het college nadere regels moeten stellen en voor het verkrijgen van de noodzakelijke toestemmingen, zal de burgemeester nadere regels moeten stellen.
Het derde artikel ziet toe op meegeven van grafgiften. Er is een toenemende tendens waarneembaar dat er meer grafgiften worden gegeven. Tegen het meegeven van vergankelijke materialen is feitelijk geen bezwaar. Tegen het meegeven van niet vergankelijke materialen of materialen die niet binnen 10 jaar (wettelijke grafrusttermijn) vergaan, bestaat wel bezwaar. Deze materialen geven ongewenste resten in de grond. Ze kunnen een goede lijkontbinding in de weg staan en bij ruimingswerkzaamheden kunnen deze materiaalresten gevaar opleveren.
De Wet op de lijkbezorging eist dat een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand om een lijk te kunnen begraven. Indien er geen verlof wordt overlegd, mag de begrafenis niet plaatsvinden.
Voor het herbegraven is niet opnieuw een verlof tot begraven vereist. Daartoe volstaat de vergunning van de burgemeester conform artikel 29, lid 1 Wlb.
Voor het bezorgen van een lijk in een eigen graf is te allen tijde toestemming van de rechthebbende nodig. Indien deze is overleden, wordt deze toestemming verleend door degene die opdracht tot het bezorgen geeft. Dit hoeft niet in alle gevallen een erfgenaam van de rechthebbende te zijn. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet. Het personeel moet vooraf aan de bezorging controleren of aan de wettelijke voorschriften is voldaan.
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten, kan dat met toestemming en onder toezicht van het personeel. Onder andere de veiligheid speelt hierbij een belangrijke rol. De werkzaamheden kunnen ook in samenwerking met het personeel worden verricht. Nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken met het delven van een graf waarna het personeel die handelingen verricht waarvoor ervaring en kennis nodig zijn.
Het zelf verrichten van werkzaamheden geeft geen mogelijkheid tot korting of vergoeding. Tevens is men zelf verantwoordelijk voor eventuele nadelige gevolgen of schade.
Het wegnemen en weer plaatsen van een gedenkteken ten behoeve van de begrafenis of asbezorging wordt door het personeel zelf verricht. Indien om technische redenen dit niet mogelijk is, wordt hiervoor op kosten van de rechthebbende of degene die in de bezorging voorziet, een deskundige ingeschakeld.
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat ingeval van bijzetting van een stoffelijk overschot in een bestaand graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke grafrusttermijn van tien jaar verloopt, de gemeente een graf in stand moet houden terwijl hier geen inkomsten tegenover staan. Door een verplichte verlenging van de huur van het graf met het aantal jaren dat de grafrusttermijn de uitgiftetermijn overschrijdt, wordt dit voorkomen. Conform artikel 29, lid 3 moeten de onderhoudsrechten voor een zelfde periode verplicht worden afgekocht tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
De Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid tot begraven met uitzondering van zon- en algemeen erkende feestdagen gedurende bij verordening te bepalen redelijke tijd. De gemeente is echter vrij om te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag mag worden begraven.
Er is verschil gemaakt tussen de zomer- en wintertijd. Na een lijkbezorging heeft het personeel nog tijd nodig voor afsluitende werkzaamheden. Om te voorkomen dat het personeel in de maanden november tot en met februari bij invallende duisternis nog werkzaamheden moet verrichten, wordt voor deze maanden een beperkte openingstijd gehanteerd. De genoemde tijdstippen zijn de tijdstippen waarop uiterlijk een teraardebestelling of urnbijzetting c.q. verstrooiing kan plaatsvinden.
Ook al is het mogelijk binnen 36 uur te begraven, op zondagen en de in het tweede lid genoemde feestdagen is het niet mogelijk te begraven op een gemeentelijke begraafplaats. Volgens de Algemene termijnenwet zijn ook 5 mei en Goede Vrijdag algemeen erkende feestdagen. In de verordening zijn deze dagen niet opgenomen als zijnde feestdagen omdat in de huidige, gebruikelijke situatie op deze dagen wel kan worden begraven.
In het derde lid is de mogelijkheid geopend tot afwijking in bijzondere gevallen. Te denken valt aan spoedeisende begravingen in het belang van de volksgezondheid. Degene die wil begraven zal schriftelijk moeten aangeven waarom er wordt verzocht tot afwijking van de genoemde tijden.
In dit artikel worden de verschillende graven en andere voorzieningen op de begraafplaatsen aangegeven. Niet alle voorzieningen kunnen op elke begraafplaats worden aangeboden.
Nieuw zijn de algemene urnengraven, eigen plaatsen in de urnentuin, eigen verstrooiingsplaatsen en gedenkplaatsen. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van nabestaanden.
De algemene urnengraven en de eigen plaatsen in de urnentuin zijn uitsluitend bedoeld voor het bijzetten van asbussen. De eigen verstrooiingsplaats is, naast het verstrooien van as op of in een eigen (urnen)graf, de plaatsing van een urn in een urnennis, in een eigen (urnen)graf of eigen plaats inde urnentuin, een nieuwe mogelijkheid om as te bezorgen.
Gedenkplaatsen kunnen als identificatiepunt voor nabestaanden worden uitgegeven voor vermisten of voor een persoon die nooit is gevonden of elders, bijvoorbeeld in het buitenland, is begraven.
Een nieuw uit te geven eigen graf wordt sinds 1 januari 1976 standaard uitgegeven als een graf waarin twee lijken kunnen worden begraven, een zogenaamd 2-diep graf. Voor deze datum werden de uit te geven graven standaard uitgegeven als een 3-diep graf. Het toestaan van een 3-diep graf is afhankelijk van de ligging van het graf. Het graf moet zich tenminste 30 cm boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand bevinden. Niet op alle plaatsen op de verschillende begraafplaatsen, en met name op de begraafplaats Voorst, is het mogelijk aan deze eis van het Besluit op de lijkbezorging te voldoen. Daarom zal per aanvraag moeten worden beoordeeld of toestemming voor een 3-diep graf kan worden gegeven.
Uiteraard hoeft voor graven die voor 1 januari 1976 zijn uitgegeven geen toestemming te worden gevraagd om 3-diep te mogen begraven.
In een urnengraf of eigen plaats in de urnentuin mogen alleen asbussen met of zonder urnen worden bijgezet en/of verstrooiingen plaatsvinden. In een eigen graf kunnen naast de lijken ook nog asbussen met of zonder urnen worden bijgezet en/of asverstrooiingen erop plaatsvinden. Een eigen graf biedt hiervoor voldoende ruimte. Tevens wordt hiermee tegemoet gekomen aan de wens om naasten bij elkaar te brengen terwijl één is begraven en de ander is gecremeerd.
De ruimte in een urnennis is beperkt. Afhankelijk van het soort asbus of urn, kan het voorkomen dat de nis slechts ruimte biedt aan één asbus of urn.
In het zesde lid wordt de mogelijkheid geschapen om een graf door de rechthebbende opnieuw te gebruiken. Voorwaarde hiervoor is dat er nog rechten op het graf rusten. Het is afhankelijk van de soort grafruimte en manier van ruiming hoeveel lijken of asbussen weer opnieuw mogen worden bijgezet. Zie voor nadere toelichting artikel 34.
Indien niemand voorziet in de lijkbezorging van een overledene, draagt o.g.v. artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt hiervoor de zorg. Om de kosten te beperken wordt de overledene begraven in een algemeen graf op de algemene begraafplaats Kranenburg tenzij uitdrukkelijk blijkt dat de overledene een andere wens van lijkbezorging had.
Een algemeen graf is bij de gemeente in beheer en hierin wordt aan eenieder gelegenheid geboden tot het doen begraven van lijken. Omdat een algemeen graf standaard 3-diep is, worden drie willekeurige personen hierin begraven.
Ook op het Islamitische gedeelte op de begraafplaats wordt een algemeen graf standaard 3-diep uitgegeven. Dit heeft tot gevolg dat de bekisting die in een Islamitisch graf achterblijft, niet kan worden gebruikt.
Het is niet mogelijk om as te verstrooien op een algemeen (urnen)graf. Ook is het verlenen van een uitsluitend recht op een algemeen graf niet mogelijk. Dit druist in tegen het principe van algemene graven.
Voor een goede indeling van de begraafplaats is het noodzakelijk de afmetingen van graven te bepalen. De genoemde maten zijn maximale maten. Afwijking naar beneden van deze afmetingen is derhalve mogelijk.
Tegenwoordig zijn de graven groter dan vroeger. Graven die onder de overgangsbepalingen zoals genoemd in de artikelen 40, 41, en 42 zijn uitgegeven, hebben een andere afmeting.
Vanuit praktisch oogpunt wordt de volgorde van uitgifte van een graf overgelaten aan de beheerder. Deze zal een graf in principe in volgorde van ligging uitgeven. De beheerder kan hiervan afwijken indien hij dit nodig acht. Daarbij kan o.a. gedacht worden aan de ligging van het graf, het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.
Een graf wordt in principe uitgegeven op het moment van begraven. Het is daarbij mogelijk een graf uit te zoeken. Veel nabestaanden stellen dit op prijs mede omdat elk gedeelte van een begraafplaats, met name de begraafplaats Kranenburg, een eigen uitstraling heeft.
De beheerder geeft bij het uitzoeken aan in welke graven eventueel begraven kan worden. Indien het een graf betreft waarop geen uitsluitend recht (meer) rust en waarvan de wettelijke grafrusttermijn is verstreken, moet het minimaal vijf jaar geleden zijn dat afstand is gedaan van het uitsluitend recht of ingeval van een algemeen graf, vijf jaar na het verstrijken van de wettelijke grafrusttermijn.
Het derde lid geeft de mogelijkheid om een graf te reserveren. De bedoeling van dit systeem is bestaande graven waarop geen uitsluitend recht meer rust omdat minimaal vijf jaar geleden afstand is gedaan van het uitsluitend recht en waarvan de wettelijke grafrusttermijn is verstreken, weer opnieuw in roulatie te brengen. Op deze wijze wordt de ruimte efficiënt gebruikt en er komen weer opbrengsten voor het onderhoud van deze graven.
Een gereserveerd graf wordt conform het tweede lid pas op het moment van begraving of asbezorging uitgegeven.
Er wordt uitdrukkelijk afgezien van het reserveren van een nieuw graf. Het reserveren van een nieuw graf heeft tot gevolg dat er ‘gaten’ ontstaan in de uitgifte van nieuwe graven. Het is mogelijk dat een gereserveerd graf niet of pas na geruime tijd wordt gebruikt. Uit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik en een praktische werkwijze is dit niet wenselijk.
Het is wel mogelijk om bij de uitgifte van een nieuw graf een dubbel graf uit te geven. Dit geeft de mogelijkheid om maximaal 4 of 6 personen (afhankelijk van de diepte van het graf) in een nieuw graf te begraven.
Sinds 1 januari 1976 wordt op een nieuw uit te geven grafruimte voor 20 jaar het uitsluitend recht gevestigd. Er is geen aanleiding om deze periode te wijzigen. Een uitsluitend recht wordt pas op het moment van gebruik van een grafruimte gevestigd. Dit betekent dat de uitgiftetermijn van een gereserveerde grafruimte begint te lopen op het moment dat de grafruimte wordt benut.
Volgens de wettelijke regeling is het mogelijk het uitsluitend recht aan meer dan één persoon te verlenen. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om aan slechts één persoon het uitsluitend recht te verlenen.
Nieuw is het vierde lid waarin aan burgemeester en wethouders de opdracht ligt een ruimte beschikbaar te stellen als gedenkplaats. Het is mogelijk een uitsluitend recht te vestigen op een gedenkplaats.
Reeds in de jaren 40 van de vorige eeuw hebben burgemeester en wethouders besloten geen nieuwe graven meer uit te geven op de begraafplaats Meppelerstraatweg o.a. wegens gebrek aan ruimte voor nieuwe graven. Deze bepaling is vervolgens in de verordening opgenomen en blijft ook nu van kracht.
Door het opnemen van een bepaling als in het zesde lid wordt voorkomen dat een uitsluitend recht blijft bestaan indien het besluit wordt genomen de begraafplaats of een gedeelte van de begraafplaats te sluiten.
Dit artikel is conform de wettelijke regeling in de Wet op de lijkbezorging waarin ook wordt bepaalt dat verlenging telkens mogelijk is met maximaal 10 jaren.
Verlenging voor een periode korter dan 10 jaren kan alleen als er sprake is van een bijzetting indien de grafrusttermijn de graftermijn overschrijdt. Dit is geregeld in artikel 14.
Onder grafkelders worden niet alleen ondergrondse grafkelders maar ook bovengrondse tombes en mausoleums verstaan.
In een grafkelder is het noodzakelijk dat voldoende zuurstof rondom de kist of het omhulsel aanwezig is of kan toetreden. De constructie van de grafkelder moet derhalve dusdanig zijn dat lucht tot de grafruimte kan toetreden en hieruit ook afgevoerd kan worden. Deze afvoer dient zo te geschieden dat daarvan op de begraafplaats geen hinder wordt ondervonden.
Indien de bodem van de kelder zich benen de gemiddeld hoogste grondwaterstand bevindt, zal de bodem vloeistofdicht moeten worden uitgevoerd.
Tevens zal de constructie deugdelijk moeten zijn. Hiervoor kan een garantie van de leverancier worden verlangd.
Voor de afmeting van de grafkelder moet rekening gehouden worden met de afmetingen van een graf, conform artikel 19.
Het overschrijven van het uitsluitend recht is alleen mogelijk op aanvraag en met instemming van de rechthebbende en de toekomstige rechthebbende.
Daarnaast is het gewenst dat er na het overlijden van de rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kan alleen een persoon bevoegd worden geacht die belang heeft bij de grafruimte. Dit zijn in de eerste plaats de echtgenoot of levenspartner of een bloed- of aanverwant. In bijzondere gevallen kan dit ook een ander dan genoemde personen zijn.
Na het overlijden van de rechthebbende zal een nieuwe rechthebbende aangewezen moeten worden of er moet door een erfgenaam afstand van het uitsluitend recht worden gedaan. Daarbij geldt het systeem ‘wie het eerst komt’.
Het verzoek moet binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende worden gedaan. Alhoewel erfgenamen door de administratie schriftelijk gewezen worden op de mogelijkheid van overschrijving c.q. afstand, wordt deze termijnbepaling volgens het vierde lid met de nodige soepelheid gehanteerd. Echter, voor rechtspersonen wordt een strakker beleid gevoerd.
Het zevende lid is een herhaling van een artikel dat reeds in voorgaande verordeningen was opgenomen.
Sommige mensen hebben om verschillende redenen behoefte aan een grafruimte voor zeer lange tijd. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, is er de mogelijkheid tot het gesloten verklaren van een grafruimte. Deze bepaling biedt de rechthebbende de mogelijkheid een uit te geven grafruimte direct gesloten te verklaren. Er is dan sprake van de uitgifte van een grafruimte voor onbepaalde tijd omdat burgemeester en wethouders bepalen dat het uitsluitend recht wordt verleend totdat de desbetreffende begraafplaats wordt gesloten conform de Wet op de lijkbezorging. Het gesloten verklaren van een grafruimte moet derhalve niet worden verward met de terminologie van de Wet op de lijkbezorging als gesproken wordt over het sluiten van een begraafplaats.
Bij het sluiten van een grafruimte worden in een individuele overeenkomst met de aanvrager de rechten en plichten tussen hem en de gemeente geregeld. De aanvrager is verplicht in deze overeenkomst aan te geven welke met name genoemde personen t.z.t. mogen worden begraven of bijzet in c.q. verstrooid op de betreffende grafruimte.
Het plaatsen van een gedenkteken op een gesloten grafruimte is toegestaan maar deze mag tijdens deze periode niet vervangen worden door een ander gedenkteken tenzij het om reparatie gaat. Het uitbreiden van een inscriptie is wel toegestaan.
Een rechthebbende of diens erfgenaam kan afstand doen van het uitsluitend recht. Het is noodzakelijk hieromtrent duidelijk te zijn. Bij het doen van afstand wordt het uitsluitend recht overgedragen aan de gemeente met alle consequenties van dien. Overigens is het uitsluitend recht geen registergoed.
Indien er afstand wordt gedaan, wordt het gedenkteken van de grafruimte verwijderd. Degene die afstand heeft gedaan, kan gedurende zes maanden na het doen van afstand het gedenkteken kosteloos komen ophalen. Geschiedt dit niet, dan zorgt de gemeente voor vernietiging van het gedenkteken.
Grafbedekking kan zowel een gedenkteken als beplanting zijn. De vergunningseis geldt alleen voor gedenktekens als grafbedekking op zowel eigen als algemene graven. Het gedenkteken zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde (minimum)eisen moeten voldoen. Deze en eisen t.a.v. beplanting zijn nader uitgewerkt in de verschillende voorschriften voor grafbedekking. Het verlenen van ontheffing van deze voorschriften is in bijzondere gevallen mogelijk.
De leden 3 tot en met 6 zijn nieuw opgenomen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2002 betreffende het eigendom van een gedenkteken. Hierin werd uitgesproken dat een gedenkteken eigendom is van de eigenaar van de ondergrond, in casu de gemeente Zwolle, en dat de eigenaar de rechtsverhouding met de rechthebbende op graven en dus ook van de gedenktekens op die graven regelt in de verordening.
De eigenaar van een gedenkteken is in eerste instantie aansprakelijk voor schade door dit gedenkteken in de vorm van risicoaansprakelijkheid. Het betreft hier schade aan het gedenkteken zelf ten gevolge van van buiten komende oorzaken (zoals bijv. vorst, storm, wateroverlast, vandalisme), van binnen komende oorzaken (bijv. constructiefout) en eventuele vervolgschade voor derden. Om deze aansprakelijkheid te beperken, moet de gemeente in de verordening een duidelijke regeling hebben getroffen die het risico van het hebben van een gedenkteken legt bij de rechthebbende of aan wie vergunning is verleend (i.c. het is toegestaan op een algemeen graf een gedenkteken te plaatsen, terwijl de rechten bij de gemeente rusten).
Ingeval van schade zal de in het derde lid bedoelde persoon worden aangeschreven met de opdracht tot herstel. Uiteraard is het ook mogelijk dat de aangeschreven persoon overgaat tot het verwijderen van het gedenkteken.
Het zesde lid is toegevoegd om in een gevaarlijke situatie direct ingrijpen door bijv. het verwijderen van een gedenkteken, mogelijk te maken. De in het derde lid bedoelde persoon zal hierover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Deze persoon behoudt de mogelijkheid tot herstel van het gedenkteken.
De bevoegdheid tot het verwijderen van het gedenkteken zoals bedoeld in het vijfde en elfde lid en de bevoegdheid tot het direct treffen van maatregelen zoals bedoeld in het zesde lid worden vanuit praktisch oogpunt door het college, onder behoud van eigen verantwoordelijkheid, gemandateerd aan het personeel van de begraafplaats.
In eerste instantie worden de graven aangelegd met beplanting (begraafplaatsen Kranenburg en Meppelerstraatweg) of deels met beplanting en deels gras (begraafplaatsen Windesheim en Voorst). Op basis van de nadere regels in de voorschriften als bedoeld in artikel 27 is het in bepaalde gevallen mogelijk een liggend gedenkteken te plaatsen in plaats van het hebben van een graftuin.
Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. Op de graven wordt beplanting aangebracht, vaste planten, kleine heesters en kleine coniferen. De zorg voor deze blijvende beplanting omvat onder andere het snoeien, verwijderen van onkruid en het vervangen van planten en het aanbrengen van nieuwe beplanting.
Ook zorgt de gemeente voor een behoorlijke ligging en stand van het gedenkteken door o.a. het aanvullen met zand. Echter, indien het verzakken van een gedenkteken het gevolg is van de constructie is dit voor risico van de rechthebbende.
Het beleid dat burgemeester en wethouders voeren t.a.v. van het onderhoud wordt meegedeeld bij de afgifte van een vergunning voor het hebben van een gedenkteken.
Voor het onderhoud wordt een jaarlijks onderhoudsrecht geheven. Met ingang van inwerkingtreding van deze verordening wordt het verplicht gesteld deze onderhoudsrechten af te kopen. Dit levert een besparing op voor de gemeente en belastingtechnisch is het voor nabestaanden voordeliger het onderhoud af te kopen. Het moet uiteraard, met name voor minder draagkrachtige personen, mogelijk blijven de onderhoudsrechten jaarlijks te betalen. De afkoopsom wordt dus opgelegd, tenzij verzocht wordt om een jaarlijkse betaling.
Over het verwijderen van niet blijvende beplanting en andere voorwerpen ontstaan nog al eens moeilijkheden. Omdat beplanting die niet door de gemeente is aangebracht en andere losse voorwerpen het eigendom zijn van de rechthebbende van de grafruimte, is een algemene waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het is ondoenlijk telkens per brief te waarschuwen dat beplanting of andere voorwerpen moeten worden verwijderd.
Daarnaast verdient het aanbeveling op het mededelingenbord op de begraafplaatsen doorlopend bekend te maken hoe hiermee wordt gehandeld. Verwelkte bloemen zullen overigens niet al te snel worden verwijderd omdat dit passend is bij de sfeer van de begraafplaatsen.
De voorwerpen kan de rechthebbende terugkrijgen mits de rechthebbende heeft aangegeven de voorwerpen te willen behouden.
Het verwijderen van een gedenkteken moet op zorgvuldige wijze gebeuren. De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn het gedenkteken te verwijderen, wordt tenminste drie maanden van tevoren gedaan aan de (ex) rechthebbende van een eigen grafruimte. Ten opzichte van de oude verordening is deze termijn met driekwart jaar ingekort. Er is voor een verkorting van deze periode gekozen om de termijn van risicoaansprakelijkheid voor het geplaatste gedenkteken te beperken.
De mededeling zal in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan bij de overgang van de grafrechten naar de gemeente, c.q. indien ten tijde van het verstrijken van de graftermijn blijkt dat van verlenging wordt afgezien (zie ook artikel 22 en 32). Deze mededeling gebeurt indien mogelijk schriftelijk en ook door middel van het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende de genoemde periode. Overigens dient een dergelijk bordje – in onopvallende kleur en circa 15 cm x 10 cm groot, alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Een neutrale tekst is gewenst, bijvoorbeeld de mededeling ‘s.v.p. contact opnemen met de beheerder’.
Het mag duidelijk zijn dat het gedenkteken ook kan worden verwijderd nadat burgemeester en wethouders het grafrecht vervallen hebben verklaard.
De mededeling dat burgemeester en wethouders voornemens zijn een grafruimte te ruimen wordt gedaan aan zowel de ex-rechthebbende van een eigen grafruimte als aan degene die gekozen heeft voor een plaats in een algemene grafruimte. De mededeling geschiedt door middel van het plaatsen van een bordje bij de betreffende grafruimte. Bovendien wordt jaarlijks op het publicatiebord een lijst gepubliceerd met de te ruimen grafruimtes.
Hoewel het bij ruiming gaat om grafruimtes waarvan enerzijds de minimum grafrusttermijn van 10 jaren is verstreken en anderzijds de gemeente de volledige beschikking heeft, is een zorgvuldige procedure gewenst.
Op deze wijze wordt aan nabestaanden of andere belanghebbenden de laatste mogelijkheid gegeven de overblijfselen een naar hun mening passende bestemming te geven.
De mogelijkheid blijft bestaan dat een nabestaande of belanghebbende, wellicht na een groot aantal jaren, de begraafplaats bezoekt en totaal onverwacht merkt dat een graf van een dierbare is verdwenen. In een dergelijke situatie kan de gemeente aantonen dat zij niet lichtvaardig tot ruiming is overgegaan, kortom zo zorgvuldig mogelijk heeft gehandeld.
Bij het ruimen wordt de grafruimte leeggemaakt. De stoffelijke resten worden niet onder de te ruimen grafruimte begraven of verstrooid maar overgebracht naar een daartoe bestemde plaats op de begraafplaats(en).
Dit artikel opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene grafruimtes de stoffelijke resten dan wel de as een andere bestemming te geven dan genoemd in het tweede lid van artikel 32. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in een verzamelgraf (knekelput) of verstrooid op een algemeen terrein.
Juridisch gezien wordt indien een andere bestemming wordt gekozen niet gesproken over ruiming maar over herbegraven. Ingevolge de Wet op de lijkbezorging is hiervoor dan vergunning van de burgemeester noodzakelijk.
Dit artikel regelt de mogelijkheid tot het opnieuw gebruiken van een volle grafruimte. De rechthebbende verzoekt de overblijfselen te (doen) verzamelen en wederom onderin dezelfde grafruimte te plaatsen of elders. Bij plaatsing in hetzelfde graf wordt in het dagelijks gebruik ‘het schudden van een grafruimte’ genoemd. Bij het schudden van een grafruimte blijft één laag in de grafruimte bezet. Men bedenke zich dat men door het schudden niet wederom de volledige beschikking over de grafruimte heeft.
Worden de overblijfselen naar elders overgebracht, dan heeft men wel de volledige beschikking over de grafruimte. Juridisch wordt dit niet als schudden maar als ruiming van een grafruimte gezien.
Voor het schudden en het ruimen van een graf op verzoek worden verschillende extra kosten in rekening gebracht.
Het derde lid staat de mogelijkheid tot het schudden van graven op de algemene begraafplaatsen Meppelerstraatweg en Windesheim m.u.v. de vakken LL en MM niet toe. Op deze begraafplaatsen is in het verleden diverse malen gebruikt gemaakt van de mogelijkheid tot het schudden van het graf. Hierdoor is de grond enigszins verzadigd met stoffelijke resten waardoor de ontbinding van nieuw geplaatste stoffelijke overschotten wordt belemmerd.
Tevens is de grafmaat van de graven op deze begraafplaatsen zodanig, dat bijzetting van een stoffelijk overschot in het graf in veel gevallen niet mogelijk is.
Door het niet toestaan van het schudden van een graf wordt de rechthebbende duidelijk gemaakt dat het graf niet meer voor bijzetting gebruikt kan worden indien het graf vol is.
De gemeente moet zorgen voor een goed en actueel adressenbestand van rechthebbenden. Daarvoor staat onder andere het Basis Registratie Systeem ter beschikking. Ondanks deze mogelijkheid, kan het voorkomen dat een rechthebbende niet traceerbaar is.
De rechthebbende heeft dan ook de plicht tot het meehelpen van een actueel adressenbestand.
Het vervallen verklaren van een uitsluitend recht is een sanctiemiddel van burgemeester en wethouders om te voorkomen dat een rechthebbende het uitsluitend recht behoudt, zonder daarvoor aan de verplichtingen te voldoen. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in de situatie dat de rechthebbende na aanschrijving geen reactie geeft op een mogelijke verlenging van het uitsluitend recht.
In een procedure tot het vervallen verklaren van het uitsluitend recht moet zorgvuldig worden gehandeld. Door middel van aanschrijvingen en vervolgens het plaatsen van een bordje bij de grafruimte wordt gepoogd de rechthebbende te manen te voldoen aan zijn verplichtingen.
Om het uitsluitend recht te kunnen laten vervallen, is een besluit daartoe van burgemeester en wethouders noodzakelijk. Dit besluit wordt zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende medegedeeld. Gevolg van een vervallen verklaring kan zijn dat de grafruimte wordt geruimd, met inachtneming van wettelijke grafrusttermijn.
Sinds 1991 is er een Islamitisch gedeelte in gebruik op de algemene begraafplaats Kranenburg.
Een ten behoeve van een geloofsgemeenschap aan te wijzen deel van de begraafplaats valt volgens de Wet op de Lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. De beheersverordening is dan ook op dit gedeelte van toepassing. Er bestaat echter de mogelijkheid afwijkende regels op te nemen.
Binnen verschillende Islamitische groeperingen is het boven elkaar begraven van stoffelijke overschotten niet acceptabel. Daarom wordt op het Islamitisch gedeelte een eigen graf standaard uitgegeven voor het begraven van één lijk. In een algemene grafruimte op dit gedeelte worden overeenkomstig artikel 18 drie lijken begraven. Het is dan niet mogelijk bij de begrafenis een houten bekisting die niet wordt verwijderd te gebruiken.
Omdat er op het Islamitisch gedeelte nog geen graven zijn die weer opnieuw in roulatie kunnen worden gebracht, is reservering van nieuw uit te geven graven toegestaan, echter met de restrictie van één naast gelegen of indien deze reeds is uitgegeven, een nabij gelegen graf. Reden hiervoor is dat ook op het Islamitisch gedeelte de grond efficiënt gebruikt moet worden.
Uiteraard is het mogelijk om in bijzondere gevallen van het vierde lid af te wijken.
Het kan blijken dat er op praktisch niveau nog zaken nader geregeld moeten worden voor de grafruimtes op het Islamitisch gedeelte. Op basis van dit artikel kunnen burgemeester en wethouders dan snel en efficiënt nadere regels vaststellen die bijvoorbeeld als uitvoeringsvoorschriften kunnen worden vastgelegd.
Met de gemeentelijke begraafplaatsen, met name Kranenburg en Meppelerstraatweg, is in cultuurhistorisch opzicht zorgvuldig omgegaan. Elders is het voorgekomen dat graven die bijzondere waarde waren, ondoordacht werden geruimd.
Graven kunnen van blijvende betekenis zijn, hetzij door de overledene die er begraven ligt, hetzij door de vormgeving en/of het materiaalgebruik van het gedenkteken.
De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven en kan een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van een monumentenlijst. Uit een hiervoor beschikbaar budget wordt niet alleen geput bij reparaties maar ook voor renovatie van in slechte staat verkerende gedenktekens die voor opneming in aanmerking komen.
In de voormalige beheersverordeningen werden ander maten voor grafruimtes gehanteerd dan tegenwoordig. De aanleg en architectuur van bepaalde oude gedeelten van de verschillende begraafplaatsen maken het noodzakelijk dat de hand wordt gehouden aan de voormalige afmetingen en maatvoering.
De graven in bedoelde gedeelten die opnieuw worden uitgegeven, dienen dan ook op dezelfde wijze als voorheen te worden ingepast.
Om daadwerkelijk tegen ongewenste situaties te kunnen optreden, is een strafbepaling opgenomen.
Onder eerdere verordeningen verkregen rechten blijven van kracht. Zoals het uitsluitend recht dat in het verleden voor onbepaalde tijd is verleend, ook wel genoemd een eeuwigdurend graf, blijft gehandhaafd.
Van de verkregen rechten mag uitsluitend conform de thans geldende bepalingen in de verordening gebruik worden gemaakt.
Op de begraafplaats Kranenburg zijn nadat de verordening in werking is getreden, galerijgraven gerealiseerd. De ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen’ is met een aantal uitzonderingen ook van toepassing op de galerijgraven.
De uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 45A, onder a tot en met e.
Het is niet mogelijk nadat een stoffelijk overschot is begraven in een galerijgraf, alsnog een urn in het graf bij te zetten. Voor het bijzetten moet het graf worden geopend. Vanuit milieuhygiënische en piëteitsoverwegingen is het achteraf bijzetten van een urn af te raden omdat bij opening van het graf de stoffelijke resten direct zichtbaar zijn. Het openen van een galerijgraf voor het bijplaatsen van een tweede urn is wel mogelijk.