Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Gedragscode voor burgemeester en wethouders 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode voor burgemeester en wethouders 2014
CiteertitelGedragscode voor burgemeester en wethouders 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Gedrags- en declaratiecode Burgemeester en Wethouders 2003.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2014nieuwe regeling

18-09-2014

Gemeenteblad 2014, 54070

RV 140077

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode voor burgemeester en wethouders 2014

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van het college (raadsvoorstel 14.0077 van 2014), mede gezien het advies van de commissie.

 

BESLUIT:Vast te stellen de navolgende gedragscode

 

Gedragscode voor burgemeester en wethouders 2014

Kernbegrippen integriteit van burgemeester en wethouders

Leden van het college van een gemeente stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeenten en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Integriteit van het college houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders dan wel aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders en volksvertegenwoordigers hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaats integriteit van het college in een breder perspectief:

 

DienstbaarheidHet handelen van de burgemeester of wethouder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

 

Functionaliteit Het handelen van de burgemeester of wethouder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

 

Onafhankelijkheid Het handelen van de burgemeester of wethouder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

 

Openheid Het handelen van de burgemeester of wethouder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de burgemeester of wethouder en zijn beweegredenen daarbij.

 

Betrouwbaarheid Op de burgemeester of wethouder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

 

Zorgvuldigheid Het handelen van de burgemeester of wethouder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op concrete wijze worden afgewogen.

 

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Deze gedragscode geldt voor de burgemeester en de wethouders van de gemeente Leiden, tenzij uit de tekst van een gedragsregel anders blijkt.

  • 2.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is vindt bespreking plaats in het college.

  • 3.

    De code is openbaar en voor iedereen makkelijk toegankelijk.

  • 4.

    De burgemeester en de wethouder ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

  • 5.

    De burgemeester en de wethouder zijn aanspreekbaar op de naleving van deze code.

Artikel 2 Belangenverstrengeling

  • 1.

    De burgemeester en de wethouders doen opgave van hun financiële belangen.

  • 2.

    Het is niet wenselijk dat een voormalig burgemeester of een voormalig wethouder in het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn tegen beloning werkzaamheden voor de gemeenten verricht. Afwijking van dit principe kan uitsluitend bij besluit van het college van B&W.

  • 3.

    Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van de burgemeester of de wethouder over een onderwerp in het geding kan zijn (bijvoorbeeld bij familie- of vriendschaps-betrekkingen of een anderszins persoonlijke betrekking met een aanbieder van diensten of zaken), geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat. Hij draagt, indien dit wenselijk is, dit dossier over en onthoudt zich van deelname aan besluitvorming.

  • 4.

    De burgemeester of de wethouder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen persoonlijke geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

  • 5.

    De burgemeester of de wethouder vervult geen nevenfuncties die een risico vormen voor een integere invulling van de politiek functie.

  • 6.

    De burgemeester of de wethouder geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn.

  • 7.

    De burgemeester of de wethouder behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie, tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van de gemeente. Voor een voltijds bestuurder vindt verrekening plaats met inkomsten uit niet aan het ambt gebonden nevenfuncties.

Artikel 3 Informatie

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van het ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

  • 3.

    De burgemeester of de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

  • 4.

    De burgemeester of de wethouder gaat verantwoord om met de e-mail en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van de gemeente.

  • 5.

    De burgemeester of de wethouder houdt geen informatie achter.

Artikel 4 Geschenken, diensten en uitnodigingen

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen (zie ook 2.4).

  • 2.

    Geschenken en giften die de burgemeester of de wethouder uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50,00 vertegenwoordigen zijn eigendom van de gemeente. Voor dergelijke geschenken wordt een gemeentelijke bestemming gezocht. Geschenken en giften die een waarde van € 50,00 of minder vertegenwoordigen kunnen worden behouden en behoeven niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 3.

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt de burgemeester of de wethouder dit in het college, waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

  • 4.

    Aanbiedingen voor privéwerkzaamheden of kortingen op privégoederen worden niet geaccepteerd.

  • 5.

    De burgemeester of de wethouder bespreekt in het college uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden.

Artikel 5 Voorzieningen, bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen en buitenlandse reizen

  • 1.

    Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 3.

    In geval van twijfel over een declaratie van de burgemeester of een wethouder wordt dit voorgelegd aan de gemeentesecretaris en zo nodig legt hij dit ter besluitvorming aan het college voor.

  • 4.

    De burgemeester of de wethouder die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis (daaronder valt ook een reis naar de landen van het Koninkrijk in de Caraïben en de BES-eilanden) te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, heeft vooraf toestemming nodig van het college. Het gemeentebelang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 5.

    De burgemeester of de wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse reis (of een meerjarige reeks van opeenvolgende reizen met hetzelfde doel) of een uitnodiging daartoe in het college en verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 6.

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van de burgemeester of de wethouder naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan als dit gebeurt op uitnodiging en kosten van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarbij gediend is. Afwijking van het voorgaande kan allen door een besluit van het college.

  • 7.

    Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan.

  • 8.

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden moet betrokken worden bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten en de fiscale gevolgen komen volledig voor rekening van de burgemeester of de wethouder.

  • 9.

    Gebruik van gemeentelijke voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan tenzij het bruikleen betreft.

Artikel 6 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze gedragscode treedt in werking een dag na bekendmaking.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding vervalt de Gedrags- en declaratiecode Burgemeester en Wethouders 2003 (RV 03.0130), vastgesteld op 20 januari 2004.