Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Dordrecht |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Dordrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-06-2020 | 10-06-2020 | 13e wijziging (art. 4:9A, Afdeling 10, art. 5:37A) | 19-04-2020 | ||
02-06-2020 | 05-06-2020 | toevoeging art. 4.14 | 15-04-2020 | ||
18-09-2019 | 02-06-2020 | 12e wijziging (art. 2:28D, 2:29, 2:39D, 2:58, 2:59 en 2:59A) | 10-09-2019 | ||
03-04-2019 | 18-09-2019 | 11e wijziging (invoeging art. 2:41b) | 26-03-2019 | 2196260 | |
07-03-2019 | 03-04-2019 | 9e wijziging (art. 2:10 sub h) | 19-02-2019 | 2238966 | |
27-02-2019 | 07-03-2019 | 8e wijziging (art. 2:57) | 19-02-2019 | MO/2201815 | |
30-12-2017 | 27-02-2019 | zevende wijziging | 19-12-2017 | SBC / 1784797 | |
01-04-2017 | 30-12-2017 | Wijziging diverse artikelen | 14-03-2017 | SBC / 1784797 | |
01-12-2016 | 01-04-2017 | art. 2:25, art. 2:28 en art. 2:28 G | 15-11-2016 | 1610129 | |
23-10-2015 | 30-11-2016 | Talrijke artikelen | 13-10-2015 | 2015, SBC/1451603 | |
01-10-2014 | 23-10-2015 | Talrijke artikelen | 23-09-2014 | 2014, SBC/2010/471548 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Tenzij anders aangegeven wordt in deze verordening verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking, wijziging of schorsing van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, gewijzigd of geschorst, indien:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen, vergaderingen en samenkomsten tot belijden van godsdienst of levensbeschouwing op openbare plaatsen
Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging, een vergadering of samenkomst tot belijden van godsdienst of levensbeschouwing als bedoeld in de Wet openbare manifestaties te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging, de vergadering of samenkomst wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, onder, in, boven of aan een openbare plaats of openbaar water in strijd met de publieke functie van de openbare plaats of openbaar water
Artikel 2:10 B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A geldt niet:
voor zover gehandeld wordt met een andere vergunning dan een vergunning als bedoeld in het vorige lid of een ontheffing van het college of van de burgemeester, dan wel voor zover daarvan – overeenkomstig enig wettelijk voorschrift - melding of kennisgeving is gedaan en wordt gehandeld overeenkomstig de naar aanleiding van de melding gestelde voorschriften;
voor zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:
I. geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt en
II. geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;
III. geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;
voor voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de openbare plaats gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de openbare plaats verwijderd zijn en de openbare plaats daarvan gereinigd is;
Artikel 2:10 D Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Leidingenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Dordrecht.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene, die daartoe niet bevoegd is, verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:21 A Gedoogplicht vloedschotten, aanduidingen en dergelijke
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college aanwijsplaten voor brandkranen, vloedschotten en voorzieningen en aansluitingen voor het plaatsen van vloedschotten, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen of andere voorwerpen ten behoeve van o.a. het openbaar verkeer, de openbare verlichting, de gas-, water of elektriciteitsleiding of enig ander openbaar belang worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2:25 A Betaald-voetbalwedstrijden
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het de betaald-voetbalorganisatie FC Dordrecht of haar rechtsopvolger verboden om zonder vergunning een voetbalwedstrijd te organiseren waarbij het eerste elftal van die betaaldvoetbalorganisatie als thuisspelende ploeg is betrokken, tenzij er sprake is van wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateurvoetbalorganisatie.
In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren, wijzigen of intrekken indien hij van oordeel is dat een of meer afspraken, zoals overeengekomen in het tussen FC Dordrecht, Gemeente Dordrecht, Politie Zuid-Holland-Zuid en Openbaar Ministerie arrondissement Dordrecht gesloten “Convenant Betaald Voetbal”, niet worden of kunnen worden nagekomen.
De burgemeester kan het doen spelen van een voetbalwedstrijd verbieden of de wedstrijd beëindigen:
a. uit vrees voor het ontstaan van ernstige verstoring van de openbare orde of veiligheid;
b. indien de aan de vergunning verbonden of naar aanleiding van de kennisgeving opgelegde voorschriften niet worden nageleefd;
c. indien geen of niet tijdig schriftelijke kennisgeving is gedaan als bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, niet zijnde een seksinrichting als bedoeld in artikel 3:1, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet dranken, rookwaren of spijzen voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Onder een inrichting wordt in ieder geval verstaan: een restaurant, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, kantine of clubhuis. Onder inrichting wordt tevens verstaan een hierbij behorend terras en andere aanhorigheden, tenzij deze expliciet zijn uitgezonderd.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning inrichting
Het eerste lid geldt niet voor een inrichting, waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend en een inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de exploitatie van deze inrichting ondergeschikt is aan de winkelactiviteit.
Voorts geldt het eerste lid niet voor bedrijfskantines en inrichtingen in zorginstellingen, musea, scholen, ziekenhuizen, sportverenigings-, muziekverenigings- en kerkgebouwen, voor zover aan de exploitatie van die inrichtingen geen zelfstandige betekenis toekomt en deze gericht is op de bezoekers/gebruikers van de instelling, sport-, muziekvereniging of kerk waar de inrichting onderdeel van uitmaakt.
Indien het verbod, als genoemd in lid 1, op grond van lid 2 of 3 van dit artikel, niet voor een exploitant geldt, is de burgemeester bevoegd om maatwerkvoorschriften te stellen bij het exploiteren van zijn inrichting. Deze strekken slechts tot bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.
Artikel 2:28 A Inhoud exploitatievergunning en aanhangsel vergunning
De vergunning en het daarvan onderdeel uitmakende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:28 B, eerste lid, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 2:28 B, derde lid, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.
Artikel 2:28 D Weigeringsgronden
Artikel 2:28 F Intrekkings-, wijzigings- en schorsingsgronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken, wijzigen of schorsen indien:
aannemelijk is dat de exploitant en/of leidinggevenden betrokken zijn, of hun ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het (ongewijzigd) geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 2:28 B, eerste lid om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 2:28 B, vierde lid.
Artikel 2:28 G Vrijstelling inrichtingen
De burgemeester verleent op verzoek vrijstelling van het bepaalde in artikel 2:28 A, tweede lid, artikel 2:28 B en artikel 2:31 A, tweede lid, van de APV aan de exploitant van een inrichting, indien zich in de 36 maanden voorafgaand aan de dag waarop het verzoek om vrijstelling is ontvangen, geen incidenten gepaard gaande met geweld, geluidsoverlast, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde:
tot uiterlijk 03.00 uur voor de exploitatie van een individuele inrichting gelegen buiten het gebied dat wordt begrensd door de Oude Maas, de Kalkhaven, de Spuihaven, de Riedijkshaven en de Beneden Merwede – zelf niet zijnde een inrichting als bedoeld onder b en c ‑ en waarvoor de exploitant beschikt over een door de politie goedgekeurd veiligheidsplan;
met dien verstande dat een dergelijke ontheffing geen betrekking heeft op een terras en andere aanhorigheden.
De burgemeester verleent geen ontheffing voor een exploitatie van een inrichting als bedoeld in het vierde lid sub a, b, c en d indien er sprake is van de exploitatie van club- en/of buurthuis, kantine van een sportvereniging of een andere eet- of drinkgelegenheid, welke onderdeel vormt van een paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:30 Tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer inrichtingen tijdelijke sluiting bevelen. Deze bevoegdheid komt hem in elk geval toe indien:
a. sprake is van een van de in artikel 2:28 F genoemde situaties waarin intrekking of wijziging van de vergunning mogelijk is;
b. een door de burgemeester gesteld maatwerkvoorschrift, als bedoeld in artikel 2:28 lid 4, niet in acht is genomen.
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
De exploitant van een inrichting laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Alle voorzieningen ten behoeve van het terras moeten semi-permanent zijn. Als voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden verwijdering van het terras noodzakelijk is, zijn de exploitant en de leidinggevenden verplicht dit terstond of binnen de door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn, op eigen kosten te verwijderen.
Afdeling 10 Speelautomatenhallen en kansspelautomaten
Voor het verkrijgen van een vergunning, als genoemd in artikel 2:39 B wordt een aanvraag ingediend bij de burgemeester met behulp van een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier.
Artikel 2:39 D Weigerings-, intrekkings-, schorsings- en vervalgronden vergunning speelautomatenhal
Een speelautomatenhal waar zowel kansspelautomaten als behendigheids-automaten worden opgesteld, moet zodanig zijn ingedeeld dat de kansspelautomaten in een afgescheiden ruimte zijn geplaatst. Het gedeelte van de hal waar behendigheidsautomaten zijn opgesteld, moet zodanig zijn gesitueerd dat bezoekers van de hal dat gedeelte kunnen binnengaan en verlaten, zonder het gedeelte waar de kansspelautomaten zijn opgesteld te moeten betreden.
Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te hebben zonder dat:
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 B Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Het college stelt met het oog op de vrijheid van meningsuiting het minimum aantal aanplakobjecten als bedoeld in het vierde lid vast. Indien een dergelijk besluit ontbreekt dan wel indien er in enige wijk minder aanplakobjecten aanwezig zijn dan voor deze wijk is vastgesteld, is het verbod in het tweede lid, onder a, niet van toepassing in die wijk ten aanzien van uitingen die geen handelsreclame betreffen.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op een openbare plaats enig voorwerp of middel te vervoeren of voorhanden te hebben, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw, winkel of erf te verschaffen, op onrechtmatige wijze sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel danwaarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets e.d. op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt, die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:57 Loslopende of aangelijnde honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof , of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf en geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn eigen terrein, niet zijnde een gebouw, zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk(Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, indien daardoor de openbare orde of de openbare veiligheid in gevaar komt.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op een openbare plaats post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74 A Hinderlijk gebruik van drugs
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten.
Artikel 2:74 B Verzameling van personen in verband met drugs
Het is verboden deel te nemen aan een verzameling van meer dan vier personen op openbare plaatsen die zijn gelegen binnen een door de burgemeester, ter bescherming van de openbare orde in verband met openlijk gebruik van of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, aangewezen gebied.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, verblijfsontzegging, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 154a van de Gemeentewet, besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:26, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 2:74, 2:74 A, 2:74 B of 5:34 groepsgewijs niet naleven.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich te bevinden in het in dat verbod aangewezen gebied gedurende ten hoogste 48 uur (wijkverbod).
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een wijkverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een wijkverbod opleggen om zich gedurende een in het wijkverbod genoemd tijdvak van ten hoogste zes weken te bevinden in het in het wijkverbod aangewezen gebied.
Artikel 2:76 Bevoegdheid aanwijzen veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan, overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 16 Binnentreden woningen in verband met noodverordening burgemeester
Artikel 2:77 A Binnentreden woningen in verband met noodverordening burgemeester
Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van de zorgplicht, bedoeld in het eerste lid, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4A Inhoud vergunning seksinrichtingen en aanhangsel vergunning
De vergunning en het daarvan onderdeel uitmakende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:28 B, eerste lid, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 2:28 B, derde lid, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en leidinggevende
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van
De exploitant of de leidinggevende is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of leidinggevende geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:7 A Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant en leidinggevenden verboden bezoekers tot de seksinrichting toe te laten of daarin te laten verblijven gedurende de tijd dat de inrichting ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit, gesloten dient te zijn.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:9 Raam- en straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het tweede lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de in het besluit genoemde wegen.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden; intrekkingsgronden
Artikel 3:13 A Intrekkings- en wijzigingsgronden
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegde gezag de vergunning intrekken of wijzigen indien:
aannemelijk is dat de exploitant en/of leidinggevenden betrokken zijn, of hen ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de seksinrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
zich in of vanuit de seksinrichting of het escortbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het (ongewijzigd) geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting.
een vergunninghouder in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 3:4 B, eerste lid, om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning heeft verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel ten minste driemaal heeft geweigerd op grond van artikel 3:4 B, vierde lid.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Het college neemt het besluit tot aanwijzing of intrekking van een collectieve festiviteit ten minste vier weken voordat de festiviteit waarop het besluit betrekking heeft, plaatsvindt.Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening met 20 dB worden verhoogd, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Indien de houder van de inrichting ruimere geluidvoorschriften nodig acht voor een incidentele festiviteit kan hij het college verzoeken de normen uit het eerste lid te verhogen. Het college kan hieraan medewerking verlenen waarbij om advies aan de Milieudienst Zuid-Holland Zuid advies wordt gevraagd. Het verzoek dient ten minste 6 weken voor de datum van de festiviteit te worden gedaan.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het bespelen van een carillon, gedurende de dagperiode vanaf 08.00 uur tot 19.00 uur en avondperiode vanaf 19.00 uur tot 21.00 uur, uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 (Omgevings)vergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.12 A Bestrijding iepziekte
Indien iepen naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever, kan het college de eigenaar/zakelijk gerechtigde van de desbetreffende boom of degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, verplichten binnen een door hen te stellen termijn die iepen te kappen, ontbasten en de schors te vernietigen danwel de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de ziekte wordt voorkomen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen, enz.
Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen om ‑ in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid ‑ buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 Verbod hinderlijke, gevaarlijke of ontsierende handelsreclame zonder omgevingsvergunning
In aanvulling op artikel 1:8 kan het college een omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid weigeren:
indien de handelsreclame op of aan de onroerende zaak geen directe functionele relatie heeft met de handelsactiviteit die in of vanuit de betreffende onroerende zaak wordt uitgeoefend. Dat houdt in dat alleen de naam van het bedrijf en/of het daar geproduceerde en/of verkochte hoofdproduct mag worden getoond en niet de naam van toeleveranciers of onderdelen van dat hoofdproduct.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgende gevallen:
Overlichte opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en waarvan de langste zijde korter dan 1 meter is, die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ten verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben en voor zover zij geplaatst zijn in, op, bij, aan de onroerende zaak en zich niet op een openbare plaats bevinden.
Onverlichte opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zo mede op naamborden, met dien verstande dat de opschriften, aankondigingen of naamborden tezamen niet groter dan 1,0 m2 zijn en geen grotere afmeting hebben dan 1,50 meter en niet op een openbare plaats zijn aangebracht op, aan of bij de onroerende zaak.
Onverlichte opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden op de bouwplaats, kleiner dan 6,0 m2 en waarvan de langste zijde korter is dan 3,0 m, bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben en zich niet op een openbare plaats bevinden.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen, een voertuig of een aanhangwagen waarvoor geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te slopen, te herstellen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereen volgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen, brommobielen, snor- of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, aanprijzen, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een voertuig of een tafel, waarbij de aanbieder in afwachting van klanten op die plaats ‑ al dan niet tijdelijk ‑ stilstaat.
Artikel 5:18 C Standplaatsen en maximum stelsel
Artikel 5:18 D Tijdstippen inname standplaats en afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen in, op of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Scheepvaartverkeerswet , het Binnenvaartpolitiereglement , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken , de Provinciale vaarwegenverordening, de Havenverordening Dordrecht, de Telecommunicatiewet, of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z , en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 , een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen en fakkels en dergelijke of
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand en deze vuren op eigen terrein zonder openbaar karakter branden of
c. vuur voor koken, bakken en braden,
voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Betreden van woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid worden aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:11 tweede lid onder a, 2:12 en 4:11 eerste lid, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van artikel 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.