Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenbergen

Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfwijkingenbeleid Kruimelgevallen 2013
CiteertitelAfwijkingenbeleid Kruimelgevallen 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage 1 Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen - 2013

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. wabo 
  2. Bor 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2013nieuwe regeling

29-04-2013

Steenbergse Bode

BB1300025

Tekst van de regeling

Intitulé

Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen 2013

 

 

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Van oudsher is het planologisch afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van kruimelgevallen geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en staat bekend als ‘vrijstelling’. Met de inwerking-treding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 werd de term ‘ontheffing’ gehanteerd en sinds de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in 2010 worden de planologische afwijkingen in de Wabo geregeld en worden deze als ‘afwijkingen’ aangeduid.

Op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, Wabo zijn burgemeester en wethouders bevoegd om van het bestemmingsplan af te wijken ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (Bor). In artikel 4 van bijlage II behorend tot het Bor zijn alle kruimelgevallen opgesomd, die voor een afwijking van het bestemmingsplan in aanmerking komen.

1.2 Doelstelling

Het doel van deze notitie is om beleid vast te stellen, waaraan verzoeken om van het bestemmingsplan af te wijken eenduidig en consistent worden beoordeeld. Algemene uitgangspunten impliceren altijd dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn, die in een concreet geval tot een andere dan de hier beschreven aanpak leiden. Het college van burgemeester en wethouders behoudt zich het recht voor om in bijzondere gevallen van deze beleidsregels af te wijken.

1.3 Afwijking

Wanneer een bouwplan in strijd is met het geldend bestemmingsplan, dan wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een of meerdere activiteiten op basis van artikel 2.10, tweede lid, Wabo van rechtswege tevens aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder c, Wabo. Aan de hand van deze beleidsregels zal de aanvraag vervolgens worden beoordeeld.

1.4 Procedure

Op basis van de Wabo is een planologische afwijking onderdeel van een omgevingsvergunning. Wanneer de vergunning wordt verleend of geweigerd, dan kunnen belanghebbenden respectievelijk de aanvrager bezwaar maken tegen het besluit van het college. Het bezwaar wordt vervolgens ter advisering aan de onafhankelijke commissie bezwaarschriften voorgelegd. Op basis van het advies neemt het college een beslissing op bezwaar. Daarna bestaan er (hogere) beroepsmogelijkheden.

1.5 Leeswijzer

Voor een goed overzicht wordt elk kruimelgeval, zoals dat in artikel 4 van bijlage II behorend tot het Bor is opgenomen, in een aparte paragraaf behandeld. Per paragraaf worden de regelgevingen weergegeven op basis waarvan van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. Vervolgens wordt aangegeven welk beleid burgemeester en wethouders hanteren ten aan zien van de afwijkingsmogelijkheden die de regelgevingen bieden. De beleidsregels worden tot slot in de toelichting gemotiveerd.

2. Beleidsregels

2.1 Begripsbepalingen

Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

Bouwhoogte van een gebouw

Tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.

Bouwhoogte van een bouwwerk

Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

Bouwgrens

Een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

Bouwvlak

Een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Carport

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, onder meer ten behoeve van de stalling van voertuigen, waarvan de voor- en zijkant een open constructie dient te hebben.

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en / of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Goothoogte

Tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil, ervan uitgaande dat de dakhelling niet groter is dan 60 graden; indien de dakhelling meer dan 60 graden bedraagt mag de maximale bouwhoogte van een gebouw de goothoogte niet overschrijden; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak.

Peil

  • a.

    Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een of maximaal 2 m van een weg grenst: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

  • b.

    In andere gevallen en voor andere bouwwerken: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm.

Perceelsgrens, achterste

De van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

Perceelsgrens, voorste

De naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

Perceelsgrens, zijdelingse

De grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Voorgevellijn

De denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de gevel aan de wegzijde van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Winkelvloeroppervlakte

De totale oppervlakte van een winkel, inclusief magazijn en dergelijke.

2.2 Plaatsen van een bijbehorend bouwwerk

Regelgeving

Artikel 4, eerste lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk:

    • a.

      binnen de bebouwde kom,

    • b.

      buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • 1°.

        niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

      • 2°.

        de oppervlakte niet meer dan 150m2, en

      • 3°.

        het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden

Beleidsregels

  • 1.

    Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de achterkant van een woning is onder de volgende voorwaarden mogelijk:

    • 1.1

      De goothoogte bedraagt maximaal 3 meter.

    • 1.2

      De bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.

    • 1.3

      De afstand naar perceelsgrenzen wordt gehandhaafd.

    • 1.4

      Een vrijstaand gebouw in het buitengebied dient een kap te hebben: minimaal 20o en maximaal 50o dakhelling.

    • 1.5

      De maximale oppervlakte van bijbehorend bouwwerken bedraagt als volgt:

    Bouwperceelsgrootte

    Max opp bijbehorende bouwwerken

    Bouwperceel < 100m2

    50% van het bouwperceel

    tot maximaal 50m2

    Bouwperceel > 100m2

    50m2 + 15% van resterend bouwperceel

    tot maximaal 80m2

  • 2.

    Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de voorkant van een woning is onder de volgende voorwaarden mogelijk:

    • 2.1

      De diepte bedraagt maximaal 2,5 meter.

    • 2.2

      De maximale bouwhoogte is gelijk aan de hoogte van de eerste bouwlaag.

  • 3.

    Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de zijkant van een woning is onder de volgende voorwaarden mogelijk:

    • 3.1

      De afstand tot de voorgevel bedraagt in het algemeen minimaal 2 meter.

    • 3.2

      De afstand tot de voorgevel bedraagt voor een carport minimaal 1 meter.

    • 3.3

      De voorwaarden onder lid 1 zijn hier ook van toepassing.

  • 4.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Toelichting

  • Ad

    1.

    • Een

      maximale goothoogte is opgenomen om te voorkomen dat buren tegen een grote wand aankijken, die het uitzicht kan belemmeren en/of mogelijk licht kan wegnemen uit de tuin. In de praktijk blijken hogere bouwwerken vaak bezwaren op te roepen bij de buren. Wel wordt de mogelijkheid open gelaten om bijvoorbeeld een garage met een puntdak te realiseren. In het buitengebied is een kap verplicht voor vrijstaande gebouwen, zijnde bijbehorende bouwwerken, vanwege de landschappelijk gewenst geachte ruimtelijke kwaliteit.

    • Het

      bestaande karakter van een de woning dient behouden te blijven. Zo dient bijvoorbeeld een vrijstaande woning haar vrijstaande karakter te behouden. Van de in het bestemmingsplan opgenomen afstanden van een woning tot de perceelgrenzen wordt niet afgeweken. Hiermee wordt voorkomen dat woningen die op basis van het bestemmingsplan vrijstaand behoren te zijn aan elkaar kunnen worden gebouwd, waardoor het oorspronkelijk stedenbouwkundige beeld wordt aangetast.

    • Ten

      aanzien van bijbehorende bouwwerken is een regeling vastgesteld ter voorkoming van te grote bebouwingsmogelijkheden. Er is bij deze regeling een koppeling gemaakt met de oppervlakte van aangrenzende gronden bij een woning.

    • Wanneer

      de oppervlakte van een bouwperceel 200m2 bedraagt, dan mag 65m2 aan bijbehorende bouwwerken worden geplaatst: tot 100m2 mag 50m2 en van de resterende 100m2 mag 15% worden bebouwd, zodat de som 50m2 + 15m2 = 65m2 bedraagt.

    • Wanneer

      de oppervlakte van een bouwperceel 500m2 bedraagt, dan mag 80m2 aan bijbehorende bouwwerken worden geplaatst: tot 100m2 mag 50 m2 en van de resterende 400m2 mag 15% worden bebouwd, tot maximaal 80m2 in totaliteit.

  • Ad

    2.

    • Bouwen

      vóór de voorgevellijn wordt onder voorwaarden ruimtelijk aanvaardbaar geacht: een serre of erker is toegestaan met een maximale diepte van 2,5 meter.

  • Ad

    3.

    • Aan

      de zijkant van een woning kan een bijbehorend bouwwerk worden geplaatst, mits deze 2 meter achter de voorgevel van de woning wordt gesitueerd. Deze afstand is opgenomen om het onderscheid tussen bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw te accentueren. Voorkomen dient te worden dat het stedenbouwkundig aanzicht van een straat teveel wordt aangetast en tevens wordt voorkomen dat buren hinder kunnen ondervinden.

    • Een

      kortere afstand is alleen toegestaan voor het plaatsen van een carport bij een woning, mits deze ten minste 1 meter achter de voorgevel van de woning is gesitueerd. Vanwege de open constructie aan de voor- en zijkant van een carport is een kortere afstand tot aan de voorgevel van de woning ruimtelijk aanvaardbaar.

  • Ad

    4.

    • Wat

      burgerwoningen betreft komen bijzondere situaties in aanmerking voor maatwerk, zoals in het geval van een specifieke situering van de woningen, in het geval van bestaande afwijkingen, in het geval van sloop van (bijbehorende) bouwwerken, in het geval van toepassing van het gelijkheidsbeginsel of in het geval van andere bijzondere situaties.

    • Wat

      bedrijfswoningen en andere hoofdgebouwen betreft is maatwerk noodzakelijk vanwege de grote mate van diversiteit. In de afweging worden omgevingsfactoren meegenomen.

2.3 Plaatsen van een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening

Regelgeving

Artikel 4, tweede lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

    • 2.

      een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • a.

        niet hoger dan 5m, en

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 50m²

Beleidsregel

Hier wordt medewerking aan verleend.

Toelichting

Onder deze afwijkingsmogelijkheid vallen gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening, waterhuishoudig, meten van luchtkwaliteit, telecommunicatie, openbaar vervoer of weg-, spoorweg-, water-, of luchtverkeer.

Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen zijn per definitie noodzakelijk en worden niet groter gemaakt dan nodig. Het opnemen van beperkingen is derhalve niet noodzakelijk. Wel zal altijd worden gekeken naar een zo geschikt mogelijke locatie.

2.4 Plaatsen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Regelgeving

Artikel 4, derde lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

    • 3.

      een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • a.

        niet hoger dan 10m, en

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 50m²

Beleidsregels

  • 1.

    Voor het plaatsen van erfafscheidingen voor de voorgevellijn aan de voorkant van een woning binnen de kom wordt geen medewerking verleend.

  • 2.

    Voor het plaatsen van erfafscheidingen voor de voorgevellijn aan de zijkant van een woning binnen de kom wordt medewerking verleend tot een maximale hoogte van 2 meter.

  • 3.

    Voor het plaatsen van speelvoorzieningen op gronden, die openbaar toegankelijk zijn, wordt medewerking verleend.

  • 4.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Toelichting

  • Ad

    1.

  • Erfafscheidingen

    tot 2 meter hoog achter de voorgevelrooilijn zijn vergunningsvrij. Voor de voorgevelrooilijn kunnen erfafscheidingen tot één meter hoog vergunningsvrij worden gebouwd. Aan hogere erfafscheidingen voor de bouwgrens of voorgevellijn aan de voorkant van een woning binnen de kom wordt geen medewerking verleend om te voorkomen dat het straatbeeld een te gesloten karakter krijgt.

  • Ad

    2.

  • Voorgevelrooilijnen

    kunnen ook aan de zijkant van een woning liggen. Aan de zijkant van een woning mogen erfafscheidingen tot 2 meter hoog worden geplaatst tot het punt waar de voorgevellijnen elkaar kruisen. Bij een hoekwoning kan er wel een schutting worden gebouwd, omdat het nadeel voor bewoners van een hoekwoning onevenredig groot is. In deze gevallen zijn er immers twee voorgevelrooilijnen aanwezig.

  • Ad

    3.

  • Ten

    aanzien van speeltoestellen bestaan er geen stedenbouwkundige belemmeringen tegen ruimere hoogtes. Belangen van derden worden niet onevenredig geschaad, omdat speelvoorzieningen grotendeels een open structuur hebben en bij de inrichting van de openbare ruimte reeds rekening is gehouden met de aanwezigheid van speelvoorzieningen.

  • Ad

    4.

  • Voor

    bouwwerken, geen gebouw anders dan erfafscheidingen en speelvoorzieningen is maatwerk noodzakelijk vanwege de grote mate aan diversiteit. Bijzondere situaties komen voor maatwerk in aanmerking.

2.5 Het plaatsen van een dakkapel en dakopbouw of soortgelijke uitbreiding van het gebouw

Regelgeving

Artikel 4, vierde lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 4.

    een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw

Beleidsregels

  • 1.

    Voor het plaatsen van een dakkapel aan de achterkant van een woning wordt medewerking verleend tot maximaal 70% van de gevelbreedte.

  • 2.

    Voor het plaatsen van een dakkapel aan de voorkant van een woning wordt medewerking verleend tot maximaal 50% van de gevelbreedte.

  • 3.

    Voor het plaatsen van een dakkapel aan de zijkant van een woning wordt medewerking per geval overwogen.

  • 4.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Toelichting

  • Ad

    1.

  • Voor

    het plaatsen van een dakkapel aan de achterkant van een woning bestaan mogelijkheden om deze vergunningsvrij te realiseren. In enkele gevallen wordt niet voldaan aan de eisen voor het vergunningsvrij bouwen. Een dakkapel met een maximale breedte van 70% aan de achterkant van het hoofdgebouw wordt gemeentelijk aanvaardbaar geacht.

  • Ad

    2.

  • Voor

    het plaatsen van een dakkapel aan de voorkant van een woning bestaan geen mogelijkheden om deze vergunningsvrij te realiseren. Een dakkapel met een maximale breedte van 50% van de gevel van het hoofdgebouw wordt gemeentelijk aanvaardbaar geacht. Het percentage is lager vanwege de directe invloed op het straatbeeld.

  • Ad

    3.

  • Voor

    het plaatsen van een dakkapel aan de zijkant van een woning bestaan mogelijkheden om deze vergunningsvrij te realiseren. In enkele gevallen wordt niet voldaan aan de eisen voor het vergunningsvrij bouwen. Per geval zal worden beoordeeld of medewerking wordt verleend.

  • Ad

    4.

  • Een

    dakopbouw wordt in beginsel niet aanvaardbaar geacht. Hierbij liggen aspecten zoals ruimtelijke onaanvaardbaarheid en verstoring van het stedenbouwkundig straatbeeld ten grondslag. Wanneer sprake is van gelijke gevallen is het maken van een uitzondering overweegbaar.

2.6 Het plaatsen van een antenne-installatie

Regelgeving

Artikel 4, vijfde lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 5.

    een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m

Beleidsregels

Voor het plaatsen van een antenne-installatie kan medewerking worden verleend, indien is aangetoond dat sitesharing bij bestaande antenne-installaties of bestaande hoge gebouwen of bouwwerken niet mogelijk is. Bij de beoordeling van de geschiktheid van de locatie worden omgevingsfactoren betrokken.

Toelichting

Er wordt gestreefd om antennes te concentreren op bestaande masten of bestaande hoge bouwwerken. Wanneer dit niet mogelijk is, is een nieuwe antenne-installatie overweegbaar. Bij de beoordeling van de geschiktheid van de locatie zullen omgevingsfactoren worden betrokken.

Indien er een kans op planschade is, dient een planschadeovereenkomst te worden gesloten.

2.7 Plaatsen van een installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf

 

Regelgeving

Artikel 4, zesde lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 6.

    een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid,onder w, van de Elektriciteitswet 1998

Beleidsregel

Hier wordt geen medewerking aan verleend.

Toelichting

Onder een warmtekoppeling wordt verstaan: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit.

In bestemmingsplannen wordt reeds ruimte geboden voor het oprichten van bedrijfsvoorzieningen. Locaties buiten het bouwblok zijn niet wenselijk, gelet op het standpunt dat het buitengebied niet verder dient te worden versteend en dat bedrijfsopstallen in het buitengebied slechts binnen de bouwblokken zijn toegestaan.

2.8 Plaatsen van een installatie voor duurzame energie bij een agrarisch bedrijf

Regelgeving

Artikel 4, zevende lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 7.

    een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen

Beleidsregel

Hier wordt geen medewerking aan verleend.

Toelichting

Artikel 5, tweede lid, Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet luidt als volgt: ‘Bij ministeriële regeling kunnen afvalstoffen of reststoffen, categorieën afvalstoffen of reststoffen of eindproducten van bij die regeling omschreven bewerkingsprocedés worden aangewezen, indien er naar het oordeel van Onze Minister geen landbouwkundige en milieukundige bezwaren bestaan dat deze stoffen als meststof worden verhandeld of bij de productie van meststoffen worden gebruikt.’

In bestemmingsplannen wordt reeds ruimte geboden voor het oprichten van voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwblok. Locaties buiten het bouwblok zijn niet wenselijk gelet op het standpunt dat het buitengebied niet verder dient te worden versteend en dat bebouwingen voor agrarische bedrijven in het buitengebied slechts binnen agrarische bouwblokken zijn toegestaan.

2.9 Houden van evenementen

Regelgeving

Artikel 4, achtste lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 8.

    het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen

Beleidsregel

Per geval wordt beoordeeld of medewerking wordt verleend.

Toelichting

Evenementen zijn van zeer uiteenlopende aard, zodat maatwerk noodzakelijk is.

2.10 Anders gebruiken van bouwwerken

Regelgeving

Artikel 4, negende lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

    • 9.

      het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

      • a.

        binnen de bebouwde kom, en

      • b.

        de oppervlakte niet meer dan 1500m²;

Beleidsregels

  • 1.

    In de kern van Steenbergen wordt deze afwijkingsmogelijkheid gebruikt voor de vestiging van detailhandel onder de voorwaarden:

    • 1.1

      dat binnen het centrumgebied, zoals in onderstaande verbeelding is weergegeven, geen reële vestigingsmogelijkheden bestaan;

    • 1.2

      dat de winkelvloeroppervlakte van één detailhandelsformule ten minste 500m2 en ten hoogste 1500m2 bedraagt;

    • 1.3

      dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op direct aangrenzende gronden aanwezig is of kan worden gerealiseerd;

    • 1.4

      dat de vestiging geen onevenredige nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer: hier wordt gekeken naar de bestaande verkeersintensiteit en de aantrekkende werking van de nieuwe detailhandelsfunctie;

    • 1.5

      dat de afwijkingsmogelijkheid alleen wordt aangewend binnen het zoekgebied, zoals in de afbeedling in bijlage 1 is weergegeven.

  • 2.

    In de kern Dinteloord wordt deze afwijkingsmogelijkheid in principe niet gebruikt voor de vestiging van detailhandel en horeca.

  • 3.

    In de andere kernen wordt deze afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden gebruikt voor de vestiging van detailhandel en horeca voor een aantal straten.

    • De

      volgende straten komen in aanmerking:

    • 3.1

      In Kruisland, voor zover niet gelegen in het buitengebied: Langeweg, Markt, Roosendaalseweg, Molenstraat tot aan de Drietak.

    • 3.2

      In Nieuw-Vossemeer: Voorstraat, Achterstraat, Hoogte.

    • 3.3

      In Welberg en De Heen is maatwerk noodzakelijk.

    • De

      volgende voorwaarden zijn van toepassing:

    • 3.4

      Binnen het bestemmingsplan zijn er geen reële vestigingsmogelijkheden.

    • 3.5

      Zaken zoals parkeergelegenheid, afwikkeling van het verkeer, ligging langs een doorgaande weg, geluidsoverlast, eerdere gebruiken en dergelijke, zullen worden meegenomen bij het oordeel tot het al dan niet verlenen van medewerking.

  • 4.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Toelichting

  • Ad

    1.

  • In

    Steenbergen geldt het volgende voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de vestiging van detailhandel. Het assenkruis blijft het kloppend hart van het winkelgebied. Grote winkelformules, die niet binnen het winkelconcentratiegebied kunnen worden gevestigd, kunnen onder voorwaarden zich in het aangegeven zoekgebied Grote winkelvolumes vergroten de aantrekkende kracht van Steenbergen, wat ook ten goede komt aan de kleinschalige winkels in het assenkruis. Kleinschalige winkels zijn alleen binnen het assenkruis toegestaan.

  • Achtergrond

    voor het vorenstaande is de analyse die in het Economisch Beleidsvisie (2010) is opgenomen: Steenbergen kent veel kleinschalige detailhandelsvestigingen en heeft een gebrek aan grotere winkelformules. Grotere detailhandelszaken zijn over het algemeen publiekstrekkers. Deze zaken kunnen een positieve impuls aan het centrum geven: er wordt meer publiek naar het centrum aangetrokken. Dit kan vervolgens een gunstig effect hebben voor de huidige ondernemers en maakt het tevens voor nieuwe ondernemers aantrekkelijk om zich in Steenbergen te vestigen.

  • In

    het op 21 oktober 2010 aangenomen raadsvoorstel StadHaven is aan de orde gekomen dat het binden van grote trekkers aan Steenbergen van belang is. Daartoe is een flexibele omgang met de locaties van detailhandel noodzakelijk: hoewel primair de invulling van het assenkruis aan de orde is, moet ook buiten het assenkruis ruimte zijn voor grotere winkels die bijdragen aan de doelstelling van het project StadHaven, te weten het realiseren van een levensvatbaar en aantrekkelijk winkelgebied in Steenbergen. Hieronder worden de vijf voorwaarden separaat toegelicht.

    • Voorwaarde

      1.1

    • “Binnen

      het centrumgebied bestaat geen reële vestigingsmogelijkheid”

    • Deze

      voorwaarde geeft uiting aan het uitgangspunt dat het assenkruis het kloppend hart blijft van het winkelcentrumgebied. Eerst dient het assenkruis te worden opgevuld, maar wanneer uit onderzoek blijkt dat er geen reële vestigingsmogelijkheid binnen het assenkruis bestaat, dan pas komt een locatie buiten het assenkruis in beeld.

    • Voorwaarde

      1.2

    • “de

      winkelvloeroppervlakte van één detailhandelsformule bedraagt ten minste 500m2 en ten hoogste 1500m2”

    • Deze

      bandbreedte tussen 500m2 en 1500m2 aan winkelvloeroppervlakte geeft het college voldoende marge om een publiekstrekkende detailhandelszaak aan Steenbergen te binden. Shop-in-shop formules zijn buiten het assenkruis niet toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat buiten het assenkruis in één ruimte meerdere en daarmee kleinere detailhandelsformules worden gevestigd. Kleinschalige winkels behoren te worden gevestigd binnen het assenkruis.

    • Voorwaarde

      1.3

    • “voldoende

      parkeergelegenheid op eigen terrein of op direct aangrenzende gronden”

    • Middelgrote

      of grote detailhandelszaken trekken veel publiek aan. De parkeerbehoefte dient om die reden te worden gekoppeld aan een locatie waar in de directe omgeving kan worden geparkeerd.

    • Voorwaarde

      1.4

    • “geen

      onevenredige nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer: gekeken wordt naar de bestaande verkeersintensiteit en de aantrekkende werking van de nieuwe detailhandelsfunctie”

    • Onder

      meer super- en bouwmarkten zijn van de afwijkingsmogelijkheden uitgesloten. Super- en bouwmarkten hebben een grote ruimtelijke impact vanwege de grote verkeersaantrekkende werking en behoeven ruime parkeergelegenheden. De bestaande verkeersintensiteit in het centrum van Steenbergen is zodanig groot, dat nabij het winkelcentrum van Steenbergen geen ruimte bestaat voor een extra super- en/of bouwmarkt, buiten de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

    • Voorwaarde

      1.5

    • “Alleen

      detailhandelsvestiging binnen het aangegeven zoekgebied”

    • Het

      in de verbeelding aangegeven zoekgebied is gebaseerd op het uitgangspunt dat grotere trekkers in ruimere panden zijn gevestigd met de mogelijkheid tot parkeren in de directe nabijheid van het assenkruis.

  • Ad

    2.

  • In

    Dinteloord wordt het bestemmingsplan in principe aangehouden. In tegenstelling tot de kern Steenbergen is er geen overgangsgebied naar de woonomgeving. Direct grenzend aan het centrumgebied zijn woonstraten gelegen, die zich niet lenen voor detailhandel of horeca, gelet op onder meer de extra verkeersbewegingen en de grotere parkeerdruk die een vestiging met zich meebrengt.

  • Ad

    3.

  • In

    Kruisland en Nieuw-Vossemeer is het afwijken van het bestemmingsplan alleen mogelijk binnen de genoemde straten, vanwege de directe nabijheid bij het centrumgebied.

  • In

    Welberg en De Heen geldt dat maatwerk noodzakelijk is, omdat geen duidelijk centrumgebied kan worden aangewezen vanwege de gespreide ligging van horeca en detailhandel.

2.11 Gebruiken van recreatiewoningen voor bewoning

Regelgeving

Artikel 4, tiende lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

  • Voor

    verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

Beleidsregel

Hier wordt geen medewerking aan verleend.

Toelichting

Permanente bewoning is alléén toegestaan op daartoe specifiek bestemde locaties.

3. Slotbepalingen

3.1 Inspraak

Het beleid heeft vanaf 21 februari 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn er geen inspraakreacties ontvangen.

3.2 Inwerkingtreding

Het beleid treedt op 1 mei 2013 in werking en geldt voor onbepaalde tijd.

3.3 Titel

Het beleid wordt aangehaald als “Afwijkingenbeleid Kruimelgevallen 2013”.

Aldus vastgesteld op 29 april 2013

Burgemeester en Wethouders van Steenbergen,

de secretaris, de burgemeester,