Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel intrekken wet milieubeheervergunningen |
Citeertitel | Beleidsregel intrekken wet milieubeheervergunningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-10-2009 | 20-04-2011 | Nieuwe regeling | 06-10-2009 Berkelbericht 13 oktober 2009 | College 6 oktober 2009 |
In artikel 8.25, lid 1 van de Wet milieubeheer (Wm) staat dat de gemeente een Wet milieubeheervergunning voor een bedrijf (inrichting) geheel of gedeeltelijk kan intrekken. Het gaat hier dus om een bevoegdheid.
Artikel 8.25 van de Wet milieubeheer geeft in het eerste en tweede lid een aantal omstandigheden voor het intrekken van een milieuvergunning. De gemeente mag alleen een vergunning intrekken wanneer zich één of meer van de genoemde omstandigheden voordoet.
Hoewel de gemeente beleidsvrijheid heeft is het scheppen van duidelijkheid over het intrekken van milieuvergunningen naar ondernemers en derden belangrijk.
Een actief intrekkingsbeleid is om de volgende redenen gewenst.
In deze beleidsregel stellen wij het beleid vast voor de omstandigheden die het meest voorkomen te weten:
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op:
In de artikelen 8.25 en 8.26 van de Wet milieubeheer staan de regels voor het intrekken van een milieuvergunning.
Volgens artikel 8.25 lid 1 kunnen wij alleen een Wet milieubeheervergunning intrekken wanneer zich één of meer van de in dat artikel genoemde omstandigheden voordoet. Voor deze beleidsregels zijn de volgende van belang:
Volgens artikel 8.26 van de Wet milieubeheer kan de gemeente een Wet milieubeheervergunning geheel of gedeeltelijk intrekken op verzoek van de vergunninghouder indien het belang van de bescherming van het milieu zich daar niet tegen verzet.
Als de gemeente een Wet milieubeheervergunning wil intrekken moet zij de procedureregels uit de Wet milieubeheer en de Algemene Wet bestuursrecht naleven.
Dit betekent onder andere dat voordat de gemeente een besluit neemt de vergunninghouder de gelegenheid heeft om een zienswijze in te dienen (artikel 8.25 lid 8 Wet milieubeheer).
Tegen een besluit tot het intrekken van een Wet milieubeheervergunning is bezwaar en beroep mogelijk.
Bij het vaststellen van beleid is wettelijk (in de Algemene wet bestuursrecht) bepaald dat het bestuursorgaan handelt volgens de beleidsregel. Dit geldt niet als er bijzondere omstandigheden zijn.
Bij bijzondere omstandigheden kan de gemeente dus afwijken van het vastgestelde beleid. Bijzondere omstandigheden om niet over te gaan tot het intrekken van de milieuvergunning kunnen zijn:
Het vaststellen van deze beleidsregel betekent de uitwerking van de wettelijke bevoegdheid om een Wet milieubeheervergunning in te trekken. Vanuit die invalshoek, de algemene strekking van de beleidsregel en de overweging dat belanghebbenden de mogelijkheid hebben om zienswijzen in te dienen tegen de individuele besluiten, en daartegen bezwaar kunnen maken, achten wij het niet noodzakelijk dat de vaststelling ervan wordt voorbereid door het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op grond van artikel 8:2 van de Awb kan er tegen het besluit, inhoudende een beleidsregel, geen beroep worden ingesteld en dus ook geen bezwaar worden gemaakt.
De onderstaande beleidsregels geven aan in welke gevallen burgemeester en wethouders overgaan tot het geheel of gedeeltelijk intrekken een Wet milieubeheervergunning.
Met inachtneming van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet milieubeheer besluiten wij de volgende beleidsregels vast te stellen:
Wet milieubeheervergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1 of 8.4 van de Wet milieubeheer.
Diercategorie: Hoofdcategorie als bedoeld in de Regeling Ammoniak en Veehouderij.
Veehouderijbedrijf: inrichting als bedoeld in categorie 8.1, onder a van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
artikel 2 Intrekken Wet milieubeheervergunning
In deze beleidsregels wordt voor de gronden zoals genoemd in de artikelen 3 en 4 van deze regeling aangegeven waneer burgemeester en wethouders overgaan tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een Wet milieubeheervergunning.
In artikel 8.25 lid 1 onder c. staat dat de vergunning geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken als het bedrijf gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet in gebruik is. Dit houdt concreet in dat als het bedrijf of een gedeelte ervan (de vergunde omvang is niet benut; een op zich zelf staand onderdeel van de inrichting is niet in werking geweest) leeg staat of niet meer gebruikt wordt, de vergunning geheel of gedeeltelijk ingetrokken kan worden.
Een actief intrekkingbeleid op dit punt is om verschillende redenen nodig.
De (Wet milieubeheer) vergunning van het bedrijf maakt (ondanks dat deze niet meer wordt gebruikt) gebruik van de beschikbare milieuruimte (bijvoorbeeld ammoniakemissie of geluid). Hierdoor is het mogelijk dat andere bedrijven in de ontwikkelingen worden beperkt doordat het bedrijf deze milieuruimte op papier nog heeft. Ook andere ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie en toerisme kunnen worden beperkt.
Voor agrarische bedrijven is in lid 2 van dit artikel bepaald dat alleen tot (gedeeltelijke) intrekking wordt overgegaan als een diercategorie (Hoofdcategorie als bedoeld in de Regeling Ammoniak en Veehouderij) gedurende een periode van drie jaar in zijn geheel niet is gehouden. Hiermee wordt voorkomen dat het intrekkingsbeleid ook van toepassing is op die situaties waarbij sprake is van onderbezetting bij diercategorien. Dit is om de volgende redenen niet gewenst:
Volgens de huidige plannen zal het Besluit Landbouw milieubeheer in het nieuwe Landbouwactiviteitenbesluit worden opgenomen. Bijna alle agrarische bedrijven met een milieuvergunning die nog niet onder het Besluit landbouw vallen zullen onder dit nieuwe besluit komen te vallen. Hiermee vervallen de milieuvergunningen van deze bedrijven automatisch.
artikel 4 Bij geheel of gedeeltelijke verwoesting (art. 8.25 lid 1 onder d Wm)
1.Burgemeester en wethouders gaan over tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van een Wet milieubeheervergunning indien er binnen één jaar na de verwoesting geen aanvraag voor een Wet milieubeheervergunning is ingediend.
Onder verwoesting verstaan wij de afbraak van een schuur door sloop of verwoesting van een schuur door brand of natuurrampen. Bij brand of sloop van een gebouw wordt dit in de meeste gevallen onmiddellijk gevolgd door nieuwbouw. Intrekken van de vergunning is dan niet aan de orde. In de meeste gevallen is voor de herbouw een nieuwe milieuvergunning nodig..
Als er binnen één jaar na de verwoesting geen aanvraag voor een milieuvergunning is ingediend dan gaan we er van uit dat de schuur niet herbouwd wordt. In dat geval trekken wij de milieuvergunning in. Bijzondere omstandigheden om niet tot intrekking over te gaan kan de benodigde tijd zijn die een bedrijf nodig heeft om een MER op te stellen of de keuze voor een andere bedrijfsopzet. Dergelijke omstandigheden worden per geval beoordeeld.
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na die van publicatie.
Aldus besloten in de vergadering van 6 oktober 2009