Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijk bij Duurstede

Verordening Maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijk bij Duurstede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200829-01-2013Nieuw

18-09-2007

Wijkse Courant

Werk en inkomen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Maatschappelijke ondersteuning

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 4

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders

d.d.

,

nr.

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en gelet op art. 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van individuele voorzieningen en de hulp bij het huishouden bij verordening te regelen;

besluit:

  • 1.

    De Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Wijk bij Duurstede, vastgesteld 13 december 2005, in te trekken.

  • 2.

    Vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007:

Verordening

maatschappelijke ondersteuning

gemeente Wijk bij DuurstedeInhoudsopgave

Artikel 1. Begripsbepalingen 4

Artikel 2. Beperkingen 4

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken voorzieningen 8

Artikel 3. Keuzevrijheid 8

 

Artikel 4. Voorziening in natura 8

 

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming 8

 

Artikel 6. Persoonsgebonden budget 8

 

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel 9

 

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden 10

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden 10

 

Artikel 9. Versnelde hulp bij het huishouden 10

 

Artikel 10. Recht op hulp bij het huishouden 10

 

Artikel 11. Respijtzorg 10

 

Artikel 12. Omvang van de hulp bij het huishouden 10

 

Artikel 13. Omvang van het persoonsgebonden budget 10

 

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen 11

Artikel 14. Vormen van woonvoorzieningen 11

Artikel 15. Soorten woonvoorzieningen 11

Artikel 16. Het recht op individuele woonvoorzieningen 11

Artikel 17. Primaat van de losse woonunit 11

Artikel 18. Uitsluitingen 12

Artikel 19. Hoofdverblijf 12

Artikel 20. Beperkingen 12

Artikel 21. Gemeenschappelijke ruimten 13

Artikel 22. Aanpassing van woonwagens, woonschepen en binnenschepen 13

Artikel 23. Verhuis- en inrichtingskosten 14

Artikel 24. Aard van de materialen 14

Artikel 25. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning 14

Artikel 26. Gereedmelding 15

Artikel 27. Het verwerven van grond 15

Artikel 28. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie 15

Artikel 29. Huurderving 15

Artikel 30. Verwijderen van voorzieningen 16

Artikel 31. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting 16

Artikel 32. Terugbetaling bij verkoop 17

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen 18

Artikel 33. Vormen van vervoersvoorzieningen 18

Artikel 34. Soorten vervoersvoorzieningen 18

Artikel 35. Het recht op een vervoersvoorziening 18

Artikel 36. Het recht op een versnelde individuele voorziening 19

Artikel 37. Het primaat van het collectief vervoer 19

Artikel 38. Omvang in gebied en in kilometers 19

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning 20

Artikel 39. Vormen van rolstoelvoorzieningen 20

Artikel 40. Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel 20

Artikel 41. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners 20

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten 21

Artikel 42. Gebruik aanvraagformulier 21

Artikel 43. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 21

Artikel 44. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking 21

Artikel 45. Samenhangende afstemming 21

Artikel 46. Wijzigingen in de situatie 21

Artikel 47. Intrekking van een voorziening 22

Artikel 48. Terugvordering 22

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen 23

Artikel 49. Hardheidsclausule 23

Artikel 50. Gevallen waarin de verordening niet voorziet 23

Artikel 51. Indexering 23

Artikel 52. Evaluatie 23

Artikel 53. Inwerkingtreding 23

Artikel 54. Citeertitel 23

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    ICF: De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) wordt gehanteerd als uniform begrippenkader, als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen of te typeren.

  • c.

    Compensatieplicht: De algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met beperkingen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Burgers zoals omschreven in de wmo in artikel 1, eerste lid onder g onderdeel 4, 5 en 6 komen in aanmerking voor de compensatieplicht te weten:

    • ·

      mantelzorgers en vrijwilligers

    • ·

      mensen met een beperking

    • ·

      mensen met een chronisch psychisch probleem

    • ·

      mensen met een psychosociaal probleem

  • d.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • e.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, en/of chronische psychische en psychosociale problemen, beperkingen ondervindt bij o.a. :

    • ·

      het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden,

    • ·

      het normale gebruik van de woning

    • ·

      het verplaatsen in en om de woning,

    • ·

      het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

    • ·

      het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • f.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • g.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent

  • h.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • i.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten:

    • ·

      het voeren van een huishouden

    • ·

      het normale gebruik van de woning

    • ·

      het zich in en om de woning verplaatsen

    • ·

      het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen

    • ·

      het ontmoeten van andere mensen

    • ·

      het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • j.

    Versnelde individuele voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • k.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een collectieve voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • l.

    Collectieve voorziening: voorziening die individueel toegekend wordt maar waar meerdere mensen gebruik van kunnen maken

  • m.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • n.

    Primaat van verhuizen: wanneer een woning voor meer dan € 10.000,- moet worden aangepast als gevolg van de beperkingen van een persoon wordt eerst gekeken of verhuist kan worden naar een meer geschikte woning, dit wordt het ‘primaat van verhuizen’ genoemd. Een verdere uitwerking van dit begrip is te vinden in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede.

  • o.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • p.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven dan wel bekostigen en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • q.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • r.

    Algemeen gebruikelijk: onder algemeen gebruikelijk dient het gebruik te worden verstaan van producten die:

    • ·

      niet speciaal gemaakt zijn voor mensen met beperkingen zoals bedoeld in artikel 1 lid e

    • ·

      door mensen zonder beperkingen worden gebruikt

    • ·

      in normale winkels verkrijgbaar zijn en gekocht kunnen worden

    • ·

      betaalbaar zijn voor alle inkomensgroepen

  • s.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • t.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen;

  • u.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager een duurzame gezamenlijke huishouding voert

  • v.

    Budgethouder: een persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • w.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel het feitelijke woonadres indien de person met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

  • x.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.

  • y.

    Norminkomen: inkomen gebaseerd op de in de situatie van de aanvrager toepasselijke bijstandsnorm, als bedoeld in par. 3.2 van de wet werk en bijstand

  • z.

    Protocol gebruikelijke zorg: definiëring en normering van normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijke huishouding voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden

Artikel 2. Beperkingen

  • 1.Een voorziening wordt toegekend voor zover:

  • a.

    deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het

huishouden op te heffen of te verminderen

  • b.

    deze langdurig noodzakelijk is om beperkingen op het gebied van het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

  • c.

    deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan

worden aangemerkt;

  • d.

    deze in overwegende mate op de compensatie van de beperkingen van het individu is gericht;

  • e.

    de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Wijk bij Duurstede.

  • f.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de in de woning gebruikte materialen

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    wanneer de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte bouwmaterialen;

  • c.

    voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • d.

    voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige publiekrechterlijke overeenkomst aanspraak op de voorziening bestaat

  • e.

    voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in

vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

f.voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het

moment van beschikken heeft gemaakt;

g.indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens

deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt, en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. Tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele materiële voorzieningen

Artikel 3. Keuzevrijheid

Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede vast in welke situaties overwegende bezwaren bestaan als bedoeld in artikel 6 van de wet tegen het bieden van een keuze tussen individuele voorzieningen.

Artikel 4. Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier, waarmee het college van burgemeester en wethouders een overeenkomst heeft gesloten, en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals

genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget

  • 1.Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele

voorzieningen;

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is voor hulpmiddelen de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede;

  • c.

    de omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt

minimaal 75% van de kosten voor de duurste vorm van hulp bij het huishouden in natura zoals vastgelegd in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede

d.de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college

vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede;

e.een voorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wordt bij de beschikking een programma van eisen afgegeven waarin aangegeven is aan welke eisen de voorziening moet voldoen.

  • 4.

    Na de verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door het bedrag in een of meerdere keren (dit is afhankelijk van de hoogte van het bedrag) op de rekening van de aanvrager te storten.

  • 5.

    Het college gaat zowel bij persoonsgebonden budgetten voor hulpmiddelen als voor hulp bij het huishouden steekproefsgewijs na of het budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De hiervoor benodigde stukken, zoals benoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede, kunnen door het college wel bij elk verstrekt budget worden opgevraagd bij de budgethouder.

  • 6.

    Na controle van de in het vorige lid genoemde stukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te

verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn. Een financiële tegemoetkoming wordt afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

  • c.

    een versnelde individuele voorziening waaronder versnelde hulp bij het huishouden

  • d.

    hulp bij het huishouden in de vorm van respijtzorg

Artikel 9. Versnelde hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 8 onder c genoemde voorziening in aanmerking onder voorwaarde is dat de beperkingen van deze persoon het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken, en dat de versnelde hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 8 onder a en b vermelde voorzieningen in aanmerking als de in artikel 8 onder c genoemde voorziening niet als meest verantwoorde voorziening kan worden aangemerkt.

Artikel 10. Recht op hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon met beperkingen komt voor hulp bij het huishouden in aanmerking als beperkingen deze voorziening noodzakelijk maken voor het voeren van een huishouden.

  • 2.

    Bij de bepaling van de omvang van hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met gebruikelijke zorg zoals omschreven in de toelichting bij deze verordening.

Artikel 11. Respijtzorg

  • 1.

    De mantelzorger die een gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon met beperkingen en zijn taken (tijdelijk) niet kan verrichten of dreigt uit te vallen komt in aanmerking voor respijtzorg in de vorm van hulp bij het huishouden.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 10, lid 2 is daarbij niet van toepassing.

Artikel 12. Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse:

Uren per week:

1

0 t/m 1,9

2

2 t/m 3,9

3

4 t/m 6,9

4

7 t/m 9,9

5

10 t/m 12,9

6

13 t/m 15,9

Artikel 13. Omvang van het persoonsgebonden budget

De omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden per klasse wordt door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld, en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede.Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 14. Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te

verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een versnelde woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening;

  • d.

    een persoonsgebonden budget voor niet-woontechnische of niet-bouwkundige woonvoorzieningen.

Artikel 15. Soorten woonvoorzieningen

De in artikel 14 onder a, b en c genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (woningaanpassing)

  • c.

    een niet-bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie

  • e.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting

  • f.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving

  • g.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van verwijdering van voorzieningen

  • h.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een uitraasruimte

Artikel 16. Het recht op een individuele woonvoorziening

  • 1.

    Een persoon met beperkingen komt voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking wanneer beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren. In deze situatie wordt dan het zogenoemde ‘ primaat van verhuizen’ toegepast.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen komt voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking wanneer de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon met beperkingen komt voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder h. in aanmerking wanneer sprake is van een op basis van beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij deze persoon alleen tot rust kan komen wanneer hij zich kan afzonderen.

Artikel 17. Primaat van de losse woonunit

Een losse woonunit kan verstrekt worden wanneer:

·een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke

verbouwing van een woning;

  • ·

    de eigenaar of verhuurder van deze woning niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen met beperkingen die zo’n woning nodig hebben;

  • ·

    er geen bezwaren van overwegende aard bestaan tegen het plaatsen van een losse woonunit;

  • ·

    op basis van de beperkingen van de persoon een snelle oplossing noodzakelijk is;

  • ·

    op basis van de beperkingen van de persoon te verwachten is dat de voorziening korter dan 5 jaar noodzakelijk is;

Artikel 18. Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan

hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen,

recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 19. Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In geval van co-ouderschap kan naast aanpassing van de woning waar het kind het hoofdverblijf heeft de woning van de andere ouder zo worden aangepast dat deze woning voor het kind bezoekbaar is.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid wordt een woonvoorziening verstrekt voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 4.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 5.

    Voor de woonvoorziening als bedoeld in het derde lid wordt door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede een maximumbedrag vastgelegd.

  • 6.

    Onder bezoekbaar maken wordt verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 20. Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt niet toegekend wanneer:

  • a.

    De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waarbij de aanvrager een woning heeft achtergelaten die voor hem voldeed aan wat in deze verordening wordt verstaan onder het normaal gebruik van de woning en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    De aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen die vanaf de planvorming en bouw bestemd zijn voor specifieke doelgroepen;

  • d.

    De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezins-

situatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er

geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

e.De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

Artikel 21. Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:

  • a.

    Verbreden toegangsdeuren;

  • b.

    Elektrische deuropeners;

  • c.

    Hellingbaan van openbare weg naar toegang van de woning;

  • d.

    Drempelhulpen en vlonders;

  • e.

    Extra trapleuning;

  • f.

    Opstelplaats voor een rolstoel;

  • g.

    Oplaadmogelijkheid;

Conform artikel 20 lid c. wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt voor het treffen van voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen die vanaf de planvorming en bouw bestemd zijn voor specifieke doelgroepen.

Artikel 22. Aanpassing van woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van woonwagens indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een door de gemeente erkende standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • a.

    De technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minimaal vijf jaar is;

  • b.

    Het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen

  • 3.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.000,-

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466 van een binnenschip dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992;

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 23. Verhuis- en herinrichtingskosten

  • 1.Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 15, onder a. aan:

  • a.

    de persoon met beperkingen

  • b.

    een persoon die, op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, ten behoeve van een persoon met beperkingen de woonruimte heeft ontruimd

    2.Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid, indien:

  • a.

    de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt, tenzij het college daar schriftelijk toestemming voor heeft verleend;

  • b.

    de persoon met beperkingen niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

  • c.

    de persoon met beperkingen verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

  • d.

    de persoon met beperkingen niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • e.

    in de door de persoon met beperkingen te verlaten woonruimte belemmeringen worden ondervonden en de te betrekken woning reeds is aangepast of met minder kosten dan de te verlaten woning kan worden aangepast;

  • f.

    de persoon met beperkingen niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder beperkingen algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

    • 3.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt geregeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede

    • 4.

      De financiële tegemoetkoming bedoeld in het eerste lid onder b, kan op een hoger bedrag worden vastgesteld indien de gemeente het vrijkomen van de aangepaste woning om financiële of andere redenen belangrijk vindt en het vrijmaken van de woning niet op een andere wijze kan worden bewerkstelligd.

Artikel 24. Aard van de materialen

Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een voorziening ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voor zover de ondervonden beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte (bouw) materialen.

Artikel 25. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning

Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b en g. als:

  • a.

    niet al een begin is gemaakt met de werkzaamheden, waarop de voorziening betrekking heeft, zonder toestemming van het college;

  • b.

    door het college aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing

  • d.

    de onder b. genoemde personen de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 26. Gereedmelding

  • 1.

    Zo snel mogelijk na de voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het afgeven van de beschikking, verklaart degene aan wie de woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 onder b en g is verleend, dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding is tegelijkertijd een verzoek tot een definitieve vaststelling van de voorziening zoals bedoeld in het vorige lid.

  • 3.

    De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend.

  • 4.

    De gereeldmelding gaat vergezeld van alle rekeningen en betaalbewijzen.

Artikel 27. Verwerven van grond

Wanneer bij het treffen van een woonvoorziening een bestaande woning wordt uitgebreid of een nieuw te bouwen woning groter wordt gebouwd dan zonder de voorziening noodzakelijk zou zijn verleent het college een financiële tegemoetkoming voor de extra te verwerven grond. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal het benodigde bedrag voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de bovenruimte bij de woning zoals benoemd in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede.

Artikel 28. Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming of naturaverstrekking voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een niet-bouwkundige of niet technische woonvoorziening (art. 15 sub c) wanneer:

  • a.

    de betreffende voorziening in het kader van deze verordening, het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede, of op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten is verleend,

  • b.

    de woonvoorziening behoort tot de in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede genoemde voorzieningen,

  • c.

    de persoon met beperkingen ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoond.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten, maar bedraagt maximaal de vergoeding zoals opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede.

Artikel 29. Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning, die voor meer dan het in het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede genoemde bedrag is aangepast kan het college een financiële tegemoetkoming aan de woningeigenaar verlenen. Deze tegemoetkoming wordt verleend in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden. De eerste maand huurderving komt echter niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid is afhankelijk van de kale huur van de woning, maar zal niet meer bedragen dan de maximaal subsidiabele huurprijs op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 30. Verwijderen van voorzieningen

  • 1.

    Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 15 onder g indien:

  • a.

    de woning langer dan 6 maanden leeg staat en de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een persoon zonder beperking te verhuren, tenzij: bekend is dat binnen een periode van drie maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder a een persoon met beperkingen in aanmerking voor de woning zal komen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding is niet hoger dan de werkelijk gemaakte kosten en bedraagt in ieder geval niet meer dan het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede bepaalde maximumbedrag.

Artikel 31. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de persoon met beperkingen moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

  • a.

    zijn huidige woonruimte;

  • b.

    de door de persoon met beperkingen nog te betrekken woonruimte;

    • 2.

      De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor de periode waarin de aan te passen woonruimte niet bewoond kan worden door het realiseren van de aanpassing en de persoon met beperkingen hierdoor dubbele woonlasten heeft.

    • 3.

      Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de persoon met beperkingen redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele woonlasten heeft.

    • 4.

      De maximale termijn waarvoor het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verstrekt bedraagt 6 maanden.

    • 5.

      Het college verleent alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wanneer deze kosten gemaakt worden in verband met:

  • a.

    tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte,

  • b.

    tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte,

  • c.

    langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte

    6.De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting bedraagt de werkelijke kosten van de huur van de persoon met beperkingen voor de door hem bewoonde woning (min de huurtoeslag), maar hoogstens het bedrag van de maximaal subsidiabele huurprijs op grond van de wet op de huurtoeslag.

Artikel 32. Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die op grond van deze verordening, of de verordening voorzieningen gehandicapten Wijk bij Duurstede, een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, en die de woning binnen een periode van 20 jaar na gereedmelding verkoopt moet het college schriftelijk op de hoogte stellen van de verkoop van de woning. De meerwaarde van de woning die door de voorziening is ontstaan moet dan aan de gemeente worden terugbetaald.

  • 2.

    De terugbetaling als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

  • ·

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde

  • ·

    voor het tweede jaar 95% van de meerwaarde

  • ·

    voor het derde jaar 90% van de meerwaarde

  • ·

    voor het vierde jaar 85% van de meerwaarde

  • ·

    voor het vijfde jaar 80% van de meerwaarde

  • ·

    voor het zesde tot en met het twintigste jaar, elk jaar 5% van de meerwaarde

In alle gevallen min het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 33. Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een versnelde individuele voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening (alleen bij art. 34 onder b sub 2, 3 en 4).

Artikel 34. Soorten vervoersvoorzieningen

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

  • 1.

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

  • 2.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • 3.

    een open elektrische buitenwagen;

  • 4.

    een ander vervoermiddel

  • c.

    een financiële tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:

  • 1.

    aanpassing van een eigen auto;

  • 2.

    gebruik van een bruikleenauto;

  • 3.

    gebruik van een taxi of een eigen auto;

  • 4.

    gebruik van een rolstoeltaxi;

  • 5.

    aanschaf of gebruik van een ander vervoermiddel;

  • 6.

    medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

Artikel 35. Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als vermeld in artikel 34 onder a. in aanmerking worden gebracht, wanneer beperkingen:

  • a.

    het gebruik van openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als vermeld in artikel 34 onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    beperkingen het gebruik maken van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken;

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig is.

  • 3.

    Voor de bij artikel 34 onder b sub 2, 3 en 4 en onder c sub 1 tot en met 6 genoemde voorzieningen geldt, in afwijking op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 33 onder a verstrekt kunnen worden.

  • 4.

    Wanneer duurzaam samenwonende huisgenoten beiden een individuele vervoersbehoefte hebben, wordt tweemaal een enkele vergoeding toegekend, als bedoeld in artikel 34 onder c. 3 en 4.

  • 5.

    Wanneer het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Fiancieel besluit maatschappelijke ondersteuning voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 34 onder a en c sub 2 t/m 4, of een vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 34 onder a en b sub 1 verstrekt. Een uitzondering geldt voor echtparen die beiden gebruik maken van een vervoersvoorziening als vermeldt in artikel 34 onder lid a en lid c sub 3 en 4. Voor deze echtparen geldt dat tot een inkomensgrens van 1,75 maal het norminkomen 100% van de kosten wordt vergoed.

  • 6.

    Wanneer het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het norminkomen, terwijl alleen gebruik kan worden gemaakt van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen de tegemoetkoming in de kosten voor een gewone taxi en de kosten voor een rolstoeltaxi, vergoed. Een uitzondering op dit artikel geldt voor de echtparen zoals genoemd in artikel 35 lid 5 van de Verordening. Voor deze echtparen geldt dat indien het inkomen meer bedraagt dan 1,75 maal het norminkomen alleen het verschil tussen de kosten voor een gewone taxi en een rolstoeltaxi wordt vergoed.

  • 7.

    Bij de vervoersvoorziening wordt bij het bepalen van de vervoersbehoefte alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. Tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om bovenregionaal contact dat uitsluitend door de gehandicapte zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 36. Het recht op een versnelde individuele voorziening

Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 33 onder a. vermelde voorziening in aanmerking wanneer deze beperkingen het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 37. Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon met beperkingen komt in aanmerking voor de in artikel 33 onder b en c genoemde voorziening wanneer de beperkingen het gebruik van het collectief vervoer onmogelijk maken of wanneer een collectieve vervoersvoorziening niet aanwezig is.

Artikel 38. Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt bij de vervoersbehoefte voor maatschappelijke participatie alleen rekening gehouden met verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. Een uitzondering kan hierop gemaakt worden wanneer het gaat om een bovenregionaal contact, dat alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot een omvang van 2000 kilometer per jaar mogelijk maken.

    Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 39. Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectieve voorziening, waaronder een collectieve rolstoelvoorziening (rolstoelpool)

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura in bruikleen verstrekt;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening (inclusief de kosten voor onderhoud en reparatie);

  • d.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

  • e.

    Een tegemoetkoming voor in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie en medisch noodzakelijke accessoires.

Artikel 40. Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1.Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 38, onder a. genoemde voorziening in aanmerking:

  • ·

    wanneer beperkingen incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken;

  • ·

    hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden;

  • ·

    er geen bezwaren van overwegende aard aanwezig zijn.

    2.Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 38 onder b en c vermelde voorziening in aanmerking:

  • ·

    wanneer beperkingen het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken;

  • ·

    hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

    3.Een persoon met beperkingen komt voor de in artikel 38 onder d genoemde voorziening in aanmerking wanneer de beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 41. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 40, lid 1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 42. Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 43. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag moet worden ingediend bij het loket voor wonen, welzijn en zorg. Bij dit loket kunnen zowel aanvragen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning als de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden ingediend.

Artikel 44. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

  • a.

    uit te nodigen voor een gesprek op een door het college te bepalen plaats en tijdstip dan wel een afspraak voor een huisbezoek te maken;

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen

deskundigen uit te nodigen voor een gesprek dan wel onderzoek.

  • 2.

    Het college vraagt een daartoe aangewezen adviesinstantie om advies wanneer:

    • a.

      de medische situatie van de aanvrager daartoe aanleiding geeft

    • b.

      het college dit gewenst vindt

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te overhandigen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals benoemd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 45. Samenhangende afstemming

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Uitgangspunt is, dat waar de aanvraag ook wordt ingediend (lokaal loket of het Centrum Indicatiestelling Zorg), de ontvangende partij verantwoordelijk is voor samenhangende afstemming op de situatie van de aanvrager.

Artikel 46. Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie op grond van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 47. Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken wanneer:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget

kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 48. Terugvordering

  • 1.

    Wanneer een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Wanneer het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd wanneer de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 49. Hardheidsclausule

Het college wijkt in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager af van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 50. Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van de verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 51. Indexering

Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening gebaseerde bedragen zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede conform het consumentenprijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de statistiek, tenzij in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede anders is vermeld.

Artikel 52. Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast.

  • 2.

    Jaarlijks doet het college onderzoek naar de tevredenheid van vragers over de uitvoering van de wet en de verordening en brengt voor 1 juli verslag uit van de onderzoeksresultaten en de bevindingen aan de gemeenteraad.

Artikel 53. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 54. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2007.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 september 2007,

De raad voornoemd,

griffier, voorzitter,