Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie juridische gevolgen intrekking Wet op de Openluchtrecreatie |
Citeertitel | Notitie juridische gevolgen intrekking Wet op de Openluchtrecreatie |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De datum van publicatie, datum van ondertekening en datum inwerkingtreding zijn niet exact te achterhalen en daarom bij benadering bepaald.
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 04-01-2011 | Nieuwe regeling | 04-09-2007 De Ronde Vener, 12-09-2007 | Onbekend |
1. Intrekken Wet op de Openluchtrecreatie
De Wet op de Openlucht Recreatie (WOR) wordt op 1 januari 2008 ingetrokken. Het intrekken van de WOR heeft twee redenen. Allereerst is uit de evaluatie van de kampeerregelgeving gebleken dat het vergunningstelsel niet noodzakelijk was voor het kampeerbeleid. De bestemmingsplannen met voorschriften bieden in principe voldoende mogelijkheden om een gedifferentieerd kampeerbeleid te voeren. In het kader van deregulering is, volgens het ministerie van LNV, het vergunningstelsel dus niet langer wenselijk. Daarbij is gebleken dat de onderdelen van de WOR in het algemeen belang van gezondheid, hygiëne en veiligheid ofwel zijn geregeld in andere wetten of kunnen worden geregeld door zelfregulering. Er komt dan ook geen nieuwe wet voor in de plaats.
Vergunningen, vrijstellingen en ontheffingen, verleend op grond van de WOR, vervallen in beginsel van rechtswege op 1 januari 2008.
Gemeenten krijgen tot 1 januari 2008 de gelegenheid om hun eigen kampeerbeleid te ontwikkelen en te implementeren. Hierbij zal er rekening gehouden met andere belangen en gebruiksmogelijkheden in het landelijke gebied en met de kaders voor bescherming van natuur en landschap. Dit kan deels in bestemmingsplannen worden vastgelegd en deels in de Algemene Plaatselijke Verordening.
Ook de Regeling natuurkampeerterreinen is gekoppeld aan de WOR. De regeling regelt de aanvullende voorschriften over aard en grootte van zg. natuurkampeerterreinen. Ook deze regeling komt na intrekking van de WOR te vervallen. Vanaf 1 januari 2008 worden natuurkampeerterreinen, verenigingskampeerterreinen en het groepskamperen buiten kampeerterreinen niet meer bij wet genoemd. Gemeenten zijn vrij om al of niet voorschriften over de aard en grootte van natuurkampeerterreinen, verenigingskampeerterreinen en het groepskamperen buiten terreinen te hanteren. De gehele wettekst van de WOR is in bijlage 1 opgenomen.
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden, neergelegd door de landelijke, provinciale en regionale, wet- en regelgeving, beschreven.
2.1 Wet op de Ruimtelijke Ordening
De Wet op de Ruimtelijke Ordening regelt de ruimtelijke planning in Nederland. Op provinciaal niveau is dit vertaald in streekplannen. Voor de provincie Utrecht geldt het Streekplan 2005-2015. Het streekplan is doorvertaald in bestemmingsplannen. De meeste vormen van verblijfsrecreatie zijn hierin ruimtelijk vastgelegd. De ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden zijn dan ook afhankelijk van huidige bestemmingsplannen of van bestemmingsplanwijzigingen. Slechts enkele vormen van verblijfsrecreatie zijn momenteel niet afhankelijk van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit zijn natuurkampeerterreinen, groepskamperen buiten kampeerterreinen en vrij kamperen buiten kampeerterreinen en kamperen bij de boer. Voor het grondgebeid van de gemeente De Ronde Venen, voor zover bevoegdheden van burgemeester en wethouders op grond van de Wet op de Openluchtrecreatie overgedragen aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap. Het dagelijks bestuur van het recreatieschap verleent exploitatievergunningen voor de echte kampeerterreinen en ontheffingen voor natuurkamperen, groepskamperen en het terrein Eilinzon in Vinkeveen. Het recreatieschap verleent jaarlijks ca. 900 kampeervergunningen/ontheffingen.
Voor kampeervormen zijn de volgende mogelijkheden te onderscheiden. Er zijn geen landelijk vastgestelde definities voor dit onderwerp. De gebruikte definities zijn deels uit de WOR, deels uit andere nota’s afkomstig:
3.1 Kamperen op reguliere kampeerterreinen
Reguliere kampeerterreinen hebben een jaarrond openstelling. Het dagelijks bestuur van het Recreatieschap verleent jaarlijks exploitatievergunningen ingevolge de WOR aan de campings in Vinkeveen. Afschaffing van de WOR heeft voor de reguliere kampeerterreinen geen gevolgen omdat deze in bestemmingsplannen zijn opgenomen. Binnen bouw- en inrichtingsregels van het bestemmingsplan kunnen deze terreinen feitelijk vrij worden ingericht.
3.2 Kamperen op kleinschalige kampeerterreinen
Op grond van de WOR worden door het Recreatieschap De Vinkeveense Plassen jaarlijks ontheffingen verleend voor kleinschalig kamperen. Deze terreinen zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied De Ronde Venen”, “Lintbebouwing Vinkeveen” en “Winkelpolder”. Afschaffing van de WOR heeft voor dergelijke kampeerterreinen geen gevolgen omdat deze in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In het bestemmingsplan “Buitengebied” is met inrichtingseisen geregeld welke terreinoppervlakte per caravan nodig is, voordat er een caravan geplaatst mag worden. Op 27 juni 2006 heeft het college besloten om deze inrichtingseisen op alle caravanparken in de gemeente toe te passen.
Daarnaast wordt er binnen de gemeente De Ronde Venen gekampeerd op kleinschalige kampeerterreinen bij de boer. Er worden geen kleinschalige kampeerterreinen toegestaan bij burgerwoningen of als solitaire activiteit. Deze vorm van kamperen is bedoeld als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Verdere verstening van het platteland is niet gewenst. Bij burgerwoningen zal automatisch een gebouw voor voorzieningen geplaatst moeten worden, dat is niet zo bij kamperen bij de boer.
Het kamperen bij de boer is geregeld in het bestemmingsplan “Buitengebied De Ronde Venen”. Daarin worden 15 kampeerplaatsen bij een agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt. Bij de eerste herziening van het plan kan dit worden verhoogd naar 25 plaatsen. Diverse brancheorganisaties geven dit advies.
Bij de inrichting van kleinschalige kampeerterreinen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Het kampeerseizoen voor kleinschalig kamperen loopt van 15 maart tot en met 31 oktober. Voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dan de verplichting dat alle kamkampeermiddelen met toebehoren moeten worden verwijderd uit het landschap. In de gebruiksbepaling van het bestemmingsplan “Buitengebeid” (artikel 20 lid 2) is aangegeven dat kamperen bij de boer niet als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt.
3.3 Kamperen buiten (bestemde) terreinen (vrij kamperen)
Het is niet gewenst om buiten een kampeerterrein te overnachten. Dit is in de APV vast te leggen. Dit kan namelijk niet in alleen het bestemmingsplan geregeld worden. Onder buiten kampeerterreinen kamperen worden de volgende drie onderdelen onderscheiden:
Kamperen door groepen in besloten kring. Groepen, organisaties of verenigingen die gedurende een korte aaneengesloten periode kamperen buiten een regulier, kleinschalig of natuurkampeerterrein. Het gaat bijvoorbeeld om popconcerten of sportevenementen. Het kamperen kan beschouwd worden als een onderdeel van het evenement.
In de APV zal het volgende artikel opgenomen moeten worden:
Onder kampeermiddel wordt verstaan: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig andere onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en andere voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
3.4 Kamperen op natuurkampeerterreinen
In 1997 is vastgesteld dat het, gelet op de bescherming van de natuur en het landschap van de Vinkeveense plassen, wenselijk is om het kamperen rond de plassen goed te reguleren. Als uitgangspunt is toen gekozen om de toen bestaande situatie te bevriezen Er wordt niet actief gestreefd naar terugdringen van kamperen op de plassen.
Er is geen reden om een andere koers te gaan varen. De huidige kampeervormen op de Vinkeveense plassen bestaan al lang en leveren geen grote problemen op. Uitbreiding is nog steeds niet wenselijk gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Op dit moment wordt deze kampeervorm primair gereguleerd via de WOR ontheffingen. Het bestemmingsplan ondersteunt dit slechts door deze kampeervormen op specifiek aangeduide plekken niet strijdig te verklaren. Zie plankaart 3 van het “Bestemmingsplan Buitengebied”. In de ontheffingen wordt het kamperen beperkt tot het zomerseizoen en wordt het aantal kampeerplaatsen beperkt.
3.5 Kampeerterrein Eilinzon te Vinkeveen
Het caravanpark Eilinzon aan de Vinkeveense plassen was vroeger in handen van één eigenaar. In de jaren ’80 werd het park opgesplitst in verschillende kavels, die met de daarop geplaatste caravans werden verkocht aan particulieren. Van de ca honderd caravans die het park telt, wordt vermoedelijk de helft permanent bewoond. Voor het kampeerterrein Eilnzon zijn de bevoegdheden van burgemeester en wethouders op grond van de Wet op de Openluchtrecreatie overgedragen aan het dagelijks bestuur van het recreatieschap. Met ingang van 1 januari 2008 zal het recreatieschap geen kampeerontheffingen verlenen. In het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Buitengebied” is het terrein aangemerkt als “Caravanpark” (VR2). In dit bestemmingsplan is met inrichtingseisen geregeld welke terreinoppervlakte per caravan nodig is, voordat er een caravan geplaatst mag worden.
De gebruiksbepaling van het bestemmingsplan wordt aangepast:
Het kleinschalig, groeps- en natuurkamperen wordt beperkt tot het zomerseizoen, gelet op de kwetsbaarheid van natuur en landschap. Gelet op het feit dat geen onbeheersbare situatie ontstaat wanneer de bovenstaande aanpassingen niet worden doorgevoerd, worden deze aanpassingen meegenomen in de integrale herziening van het bestemmingsplan.
BIJLAGE 1 Wettekst Wet op de openluchtrecreatie
Wet van 25 maart 1994, houdende regels ten behoeve van de openluchtrecreatie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter uitvoering van artikel 22, derde lid, van de Grondwet, regels te stellen ten behoeve van de openluchtrecreatie, alsmede, in het kader van het regeringsstreven naar vermindering en vereenvoudiging van overheidsregelingen, de wettelijke regelen inzake het kamperen te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Begripsbepalingen
kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
Titel I. Bepalingen betreffende kampeerterreinen
§ 2. Vergunning, vrijstelling of ontheffing
1°. de duur van de overeenkomst;
2°. de wijze, de termijn en de gronden van opzegging;
3°. de gevallen waarin degene die het kampeermiddel plaatst aanspraak op verlenging van de overeenkomst kan maken en
4°. de verplichtingen die voor degene die het kampeermiddel plaatst geldelijke gevolgen met zich meebrengen;
Burgemeester en wethouders verbinden aan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, of aan een vrijstelling of een ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, voorschriften over de soort en het aantal van de op het kampeerterrein toe te laten kampeermiddelen. Burgemeester en wethouders kunnen deze voorschriften wijzigen of intrekken.
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de orde, de rust, de veiligheid, de natuur- en landschapsbescherming, de bescherming van het milieu, de hygiëne en de gezondheid, alsmede overige onderwerpen betreffende het kamperen aan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, of aan een vrijstelling of een ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, beperkingen of voorschriften verbinden, dan wel deze beperkingen of voorschriften wijzigen of intrekken.
§ 3. Bepalingen betreffende het groepskamperen
Onverminderd het bepaalde krachtens artikel 14 kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 8, eerste lid, voor het gelegenheid geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen buiten de in artikel 8, eerste of tweede lid, bedoelde kampeerterreinen, door groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een in de ontheffing aangegeven korte, aaneengesloten periode.
Gedeputeerde staten kunnen in het belang van de natuur- en landschapsbescherming een of meer gebieden aanwijzen waarvoor geen ontheffing als bedoeld in artikel 13 kan worden verleend gedurende een daarbij te bepalen periode of waarvoor een aantal kampeermiddelen ten aanzien waarvan een ontheffing als bedoeld in artikel 13 kan worden verleend op een daarbij te bepalen maximum aantal wordt gesteld gedurende een daarbij te bepalen periode.
Titel II. Bepalingen betreffende het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten kampeerterreinen waarvoor een vergunning, vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 8, eerste onderscheidenlijk tweede lid, of een ontheffing als bedoeld in artikel 13 is verleend, behoudens voor zover bij verordening door de gemeenteraad afwijking van dit verbod is toegestaan voor het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste vijf kampeermiddelen gedurende korte perioden.
In afwijking van het eerste lid kan bij verordening het plaatsen van één kampeermiddel voor eigen gebruik door de eigenaar van een terrein voor langere perioden dan bedoeld in het eerste lid, worden toegestaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat het is toegestaan tijdelijk bij dat kampeermiddel ten hoogste twee andere kampeermiddelen voor eigen gebruik te plaatsen.
Gedeputeerde staten kunnen in het belang van de natuur- en landschapsbescherming een of meer gebieden aanwijzen waarvoor het verbod van artikel 15 onverkort geldt of waarvoor het aantal kampeermiddelen, bedoeld in dat artikel, op een daarbij te bepalen lager aantal wordt gesteld gedurende een daarbij te bepalen periode.
Hoofdstuk VI. Bepalingen betreffende de kampeerovereenkomsten en tarieven
De houder van een kampeerterrein dient degene die met hem een kampeerovereenkomst voor onbepaalde tijd of voor een tijdvak van ten minste zeven maanden wenst aan te gaan, bij het sluiten van die overeenkomst in de gelegenheid te stellen kennis te nemen van de voorwaarden die hij hanteert bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk VIII. Bepalingen betreffende de planning van de openluchtrecreatie en betreffende de rijksbijdragen ten behoeve van de openluchtrecreatie
Hoofdstuk XI. Toezicht en opsporing
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen terzake van de uitoefening van dit toezicht regelen worden gesteld.
Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
De in de artikelen 33 en 34 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Hoofdstuk XII. Dwang- en strafbepalingen
Gedragingen in strijd met het verbod, gesteld in de artikelen 8, met voorschriften of beperkingen verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aan een vrijstelling of een ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of met een geldboete van de tweede categorie.
Hoofdstuk XIII. Overgangs- en slotbepalingen
Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de openluchtrecreatie.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 25 maart 1994
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Bijlage Notitie Juridische gevolgen intrekken Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) voor de gemeente De Ronde Venen
In de APV worden de volgende artikelen opgenomen:
Kamperen buiten (bestemde) terreinen (vrij kamperen);
Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied” worden de volgende gebruiksbepalingen aangepast:
Gelet op het feit dat geen onbeheersbare situatie ontstaat wanneer de bovenstaande aanpassingen niet worden doorgevoerd, worden deze aanpassingen meegenomen in de integrale herziening van het bestemmingsplan.