Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering 2010 |
Citeertitel | Verordening WI 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet inburgering, art. 8, 19 lid 5, 23 lid 3, 24a, 24f en 35
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2010 | nieuwe regeling | 24-06-2010 De Stad Nijkerk, 30-06-2010 | Rvs. 2010-057 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst naast de groepen asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en de geestelijke bedienaren als doelgroep aan: de inburgeringsplichtigen met een gemeentelijke uitkering/
inkomensvoorziening voor levensonderhoud (WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, IOW, Bbz).
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college stelt geen voorziening vast in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB).
Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de gemeentelijke uitkering/inkomensvoorziening voor levensonderhoud, wordt dat in de beschikking vastgelegd.
Artikel 8 Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Het college kan afwijken van het in de verordening gestelde als toepassing leidt tot onbillijkheid van zwaarwegende aard gelet op het belang van de inburgering.
De “Verordening op de inburgering”, vastgesteld door de raad op 15 maart 2007 (inwerkingtreding 21 juni 2007), wordt ingetrokken bij de inwerkingtreding van deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
24 juni 2010,
de griffier, de voorzitter,
de heer mr. F.E. CONTANT de heer mr. drs. G. D. RENKEMA
De WI regelt de inburgeringsplicht voor alle onderdanen die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. De eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, ook in financiële zin, staat centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan als het inburgeringsexamen is behaald. Er geldt dus een resultaatsverplichting.
De WI regelt ook de vrijwillige inburgering. De bepalingen over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.
Gemeenten hebben in de WI een aantal taken:
Het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, die daarvoor in aanmerking komen op grond van de wet of het gemeentelijke beleid. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar een inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten ook aan inburgeringsplichtingen en vrijwillige inburgeraars, die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Met het begrip ‘voorziening’ in de verordening wordt zowel een inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening bedoeld.
Het handhaven van de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de voor hem geldende verplichtingen. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en als dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.
Voortvloeiend uit bovengenoemde taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeenteraad moet regels stellen over de informatieverstrekking over het aanbod en de toegang
tot de voorzieningen alsook over de rechten en plichten.
Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Uitgangspunt van de WI is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een voorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in principe in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht moeten inburgeren. Deze keuze moet in de verordening worden vastgelegd.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een
inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19 lid 3 WI).
De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,- te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19 lid 6 WI).
De WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 WI bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. In de verordening is gekozen voor een boetebedrag voor de verschillende overtredingen, die onder de in de WI gestelde maxima liggen, gelet op de uitvoerbaarheid en de samenstelling van de doelgroep. Deze bedragen zijn al vastgesteld in 2007.
Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen
In deze verordening is het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit houdt in dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod zoals dat door de inburgeringsplichtige is aanvaard.
In het vaststellingsstelsel heeft het college de bevoegdheid de voorziening vast te stellen zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtige wordt gedaan.
Het handhaven van het aanbodstelsel is gebaseerd op de verwachting dat dit de motivatie en de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige bevordert.
Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars
De bepalingen in de WI (artikel 24a tot en met 24e WI) over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtige.
Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking over rechten en verplichtingen, de inning van de eigen bijdrage, de mogelijkheid van betaling in termijnen, de gevolgen van niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.
De algemene toelichting over het aanbieden van voorzieningen voor vrijwillige inburgeraars is beknopt weergegeven in verband met de invulling van artikel 12 van de verordening.
Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19 lid 2 en artikel 24a lid 2 WI kan het college een voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
In de Nota inburgering van 2007 is ervoor gekozen aan te sluiten bij bestaand beleid. Het niet aanbieden van een voorziening in de vorm van een PIB is conform het niet toekennen van een persoonlijk re-integratiebudget in het kader van de WWB.
Gezien de invulling van artikel 6 van de verordening, namelijk geen vaststelling van een voorziening in de vorm van een PIB, volgt geen algemene toelichting hierover.
Gezien het handhaven van een aanbodstelsel en voorzetting van het huidige beleid is overgangsrecht niet van toepassing.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Lid 2 geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen in de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige
Dit artikel geeft uitwerking aan de taak van de gemeente om inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet en om inburgeringsplichtigen te informeren over het aanbod en de toegang tot de voorzieningen.
De gemeente mag zelf bepalen op welke wijze zij invulling geeft aan de informatievoorziening. De raad stelt de regels vast en het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking.
In ieder geval zijn de volgende informatiemogelijkheden van toepassing:
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen inburgeringsplichtigen
Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een voorziening (artikel 19 lid 1 WI). Het college moet een aanbod doen aan alle asielgerechtigden en geestelijke bedienaren. Dit heet ook wel de moet-doelgroep van de WI.
Dit artikel regelt welke groep(en) inburgeringsplichtigen het college nog meer aanwijst om een voorziening aan te bieden. Deze behoren tot de kan-doelgroep van de WI. De kan-doelgroep besatta uit de inburgeringsplichtige oudkomers en nieuwkomers met reguliere verblijfsvergunning.
Het college kiest ervoor om aan de groep inburgeringsplichtigen met een gemeentelijke uitkering/
inkomensvoorziening voor levensonderhoud een voorziening aan te bieden.
Vooralsnog wordt de doelgroep inburgeringsplichtigen met een aanbod niet uitgebreid in afwachting van het onderzoek in het kader van de Wet participatiebudget.
Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
Dit artikel stelt de kaders waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige, die daarvoor in aanmerking komt een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
Het eerste lid geeft aan op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. De volgende factoren kunnen hierbij een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten kunnen dus niet de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren naar eigen inzicht vorm geven.
De WI bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als de inburgeringsplichtige een uitkering ontvangt op grond van een sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling. Indien de uitkering niet van de gemeente wordt ontvangen, moeten hiervoor afspraken worden gemaakt met de desbetreffende uitkeringsverstrekker, bijvoorbeeld UWV. De voorziening moet worden afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling en dus op de re-integratievoorziening of werkleeraanbod.
Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening kan opnemen. De WI geeft aan welke onderdelen in ieder geval moeten zijn opgenomen (artikel 19 lid 3 WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen is maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel van de voorziening (artikel 19 lid 6 WI), denk hierbij bijvoorbeeld aan coaching vestiging in de gemeente. Maar voor andere inburgeringsplichtigen kan dit onderdeel toegevoegd worden aan de voorziening. Ook een maatschappelijke stage, trajectbegeleiding en voortgangsgesprekken behoren tot de mogelijkheden. De bijkomende faciliteiten zijn vooral afhankelijk van de persoonlijke situatie en mogelijkheden van de inburgeringsplichtige.
Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een voorziening.
Het is belangrijk rekening te houden met de (on)mogelijkheden van de klant op alle vlakken, onder andere medische, sociale en psychische beperkingen. Daarom is gekozen voor een intakegesprek dat uit meerdere contactmomenten kan bestaan. Tijdens de intake wordt met de inburgeringsplichtige in ieder geval gesproken over de mogelijke inhoud van het trajectplan, over het resultaat van het intake-advies van de onderwijsinstelling, de rechten en verplichtingen, het betalen van de eigen bijdrage en het definitieve trajectplan. Het trajectplan moet worden ondertekend door de inburgeringsplichtige. Instemming met en ondertekening van het trajectplan betekent instemming met de vaststellingsbeschikking van de inburgeringsvoorziening. Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het trajectplan, waarin het aanbod is opgenomen.
Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald.
Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college stelt geen voorziening vast in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Conform de re-integratie WWB dan wel werkleeraanbod WIJ ziet het college af van een persoonlijk inburgeringsbudget. Zij houdt zelf de regie.
Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage
De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de WI en bedraagt € 270,-.
De inburgeringsplichtige heeft het recht de eigen bijdrage in termijnen te betalen. Het is mogelijk om bij inburgeringsplichtigen met een gemeentelijke uitkering/inkomensvoorziening voor levensonderhoud de eigen bijdrage te verrekenen met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekenen, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Artikel 8 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel is de uitwerking van artikel 23 lid 3 WI. Het delegeert de bevoegdheid aan het college om verplichtingen genoemd in artikel 23 WI op te leggen aan de inburgeringsplichtige in het kader van een voorziening. Het college legt deze verplichtingen vast in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dat betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft hiertegen in bezwaar te gaan. Dit artikel regelt welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden vastgelegd.
In de beschikking moeten de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige nauwkeurig worden vermeld (sub a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23 lid 1 WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen duidelijk zijn omschreven en aan de inburgeringsplichtige bekend zijn gemaakt (onder andere door middel van de beschikking).
De termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald ligt vast in de wet. Deze termijn is 3 ½ jaar (artikel 7 lid 1 WI) en hoeft alleen maar te worden vermeld in de beschikking.
In de beschikking wordt vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage wordt betaald en op welke wijze betaling plaatsvindt (artikel 7 van deze verordening).
Voor oudkomers moet de datum van de dag van aanvang van de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht worden vermeld. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand deze datum gelijk in te laten gaan na vaststelling van de inburgeringsplicht. Binnen 3½ jaar nà deze datum moet de betreffende oudkomer zijn inburgeringsexamen hebben behaald.
Het vaststellen van de datum van aanvang van handhaving, onafhankelijk van de startdatum van een voorziening, past bij het uitgangspunt van de wet dat de inburgeringsplichtige oudkomer in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het voldoen aan de inburgeringsplicht.
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. In deze verordening is gekozen voor boetebedragen, die onder de wettelijke maxima liggen, gelet op de uitvoerbaarheid en de samenstelling van de doelgroep en afgestemd op de Nijkerkse situatie.
De boetebedragen in de verordening zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college moet bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete moet nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het afstemmen van de bijstand (afstemming op grond van artikel 18 lid 2 WWB) of het afstemmen van de inkomensvoorziening (artikel 41 lid 1 WIJ) of het opleggen van een boete of afstemming op grond van een andere sociale zekerheidswet of –regeling. Het college mag in dat geval geen bestuurlijke boete opleggen in het kader van de WI (artikel 37 WI – samenloop).
Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijk boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Het eerste en tweede lid zijn in de verordening opgenomen, omdat in artikel 10 lid 1 en 2 lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI zijn genoemd.
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen. Er is gekozen voor een termijn van 12 maanden.
Artikel 34 sub d WI biedt de mogelijkheid de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500,- naar € 1.000,- ingeval de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in lid 3 en 4 van artikel 10 van de verordening, waarbij binnen de ruimte die de wet biedt gekozen is voor maximumboetes van
€ 300,- respectievelijk € 450,-.
Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd is bepaald in artikel 10 lid 3 van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt artikel 11 lid 3 het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het maximum is bepaald op € 300,-. Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.
Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, regelt artikel 11 lid 4 dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in artikel 11 lid 4 geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.
De artikelen 9 en 10 van de verordening bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college moet binnen deze kaders zelf een beleid ontwikkelen.
Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen vrijwillige inburgeraars
Vooralsnog is te weinig bekend van de groep(en) vrijwillige inburgeraars om een aanbod te kunnen doen. Bovendien wordt aan de kan-doelgroep inburgeringsplichtigen ook nog geen aanbod gedaan.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.