Organisatie | Dantumadiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel gemeentelijke bijdrage kosten kinderopvang 2013 |
Citeertitel | Beleidsregel gemeentelijke bijdrage kosten kinderopvang 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Werk, inkomen, zorg |
Geen
Artikel 1.13 Wet kinderopvang
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2013 | 01-07-2010 | 20-02-2021 | Geen | 23-04-2013 Kollumer Courant, 5 juni 2013 | Onbekend |
Het college kan een bijdrage in de kosten van kinderopvang verstrekken als bedoeld in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan:
Artikel 2 Voorwaarden voor toekenning
De bijdrage als bedoeld artikel 1 (doelgroepen) wordt slechts toegekend nadat de ouder aantoonbaar heeft onderzocht of in en in hoeverre er in de eigen omgeving opvang mogelijk is die de kosten in opvang beperkt, waarbij onder meer het eigen sociale netwerk en de mogelijkheid tot het gebruik van een peuterspeelzaal van belang zijn.
De kosten voor kinderopvang worden bepaald door de volgende componenten:
de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs. De kosten boven de maximum uurprijs komen volledig voor de ouder. De hoogte van de maximum uurprijs wordt volgens de wetgever vastgesteld dat voor die prijs kwalitatief behoorlijke kinderopvang kan worden ingekocht.
Artikel 5 Maximale uurprijzen (2013)
De hoogte van de aanvulling bedraagt het werkelijk te betalen uurtarief met een maximum per uur van:
*De vermelde bedragen worden elk jaar geïndexeerd met een percentage dat overeenkomt met het wettelijke indexeringspercentage van het betreffende jaar.
Artikel 6 Tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang
Voor de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub c wordt aansluiting gezocht bij de berekeningssystematiek van de Belastingdienst.
De hoogte van de gemeentelijke tegemoetkoming is gelijk aan de hoogte van de Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst die behoort bij het (gezamenlijke) toetsingsinkomen. De percentages staan in de Kinderopvangtoeslagtabel. Voor de berekening wordt het werkelijke uurtarief gehanteerd, met in achtneming van de maximum geldende uurprijs van de soort opvangvoorziening.
Voor de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub a en b kan door het college de gemeentelijke tegemoetkoming “eigen bijdrage kosten kinderopvang” ambtshalve worden vastgesteld. De doelgroep als benoemd in artikel 1 sub a ontvangt van de gemeente een verklaring die de doelgroepouder nodig heeft voor de aanvraag van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst. De doelgroep als benoemd in artikel 1 sub b dient een verklaring aan te vragen bij DUO.
Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 10 heeft genomen, kan het een ten onrechte of te hoog verstrekte vergoeding terugvorderen.
Met ingang van 1 januari 2013 heeft een wijziging plaatsgevonden in de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor de (voorheen) gemeentelijke doelgroep. Dit zijn mensen die een traject naar werk volgen, uitkeringsgerechtigden, niet uitkeringsgerechtigden (nuggers), inburgeraars, studenten en tienermoeders. Met ingang van 1 januari 2013 is de betaling van het wettelijke deel van bovengenoemde groep een taak van de belastingdienst. Voor het eigen aandeel van de kosten kinderopvang houden gemeenten de vrijheid om beleid te ontwikkelen om deze kosten geheel of gedeeltelijk te compenseren.
Naast de kinderopvangtoeslag voor bovengenoemde doelgroepen verstrekt de gemeente een tegemoetkoming aan de doelgroep die in verband met een Sociaal Medische Indicatie (SMI) kinderopvang nodig heeft. De uitvoering daarvan blijft volledig bij de gemeente. Ook hier heeft de gemeente beleidsvrijheid.
Artikel 1.13 (nieuw) van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geeft aan dat de gemeente een aanvulling op de kinderopvangtoeslag kan geven.
Kinderopvang is voor een deel van de uitkeringsgerechtigde (veelal alleenstaande ouders) essentieel om uitstroom naar werk te realiseren. Daarom is voorgesteld om de eigen bijdrage kosten kinderopvang voor een bepaalde groep te blijven vergoeden en de groep inburgeraars met uitkering hieraan toe te voegen. Hetzelfde geldt voor de ouder die parttime werkt en een aanvullende uitkering ontvangt.
Echter voordat gebruik gemaakt kan worden van de regeling zal de belanghebbende altijd op zoek moeten gaan naar andere mogelijkheden. Zo moet de vanzelfsprekendheid om gebruik te maken van deze voorziening af. De belangstellende moet altijd eerst onderzoeken of er in eigen omgeving een oplossing voor de kinderopvang mogelijk is. Voor de doelgroep die een traject volgt naar werk geldt immers dat men zich voorbereidt op toetreding tot de arbeidsmarkt en dan bestaat de mogelijkheid voor vergoeding uiteindelijk ook niet meer. Verder zal gekeken moeten worden of opvang op de peuterspeelzaal tot de mogelijkheden behoort voor kinderen van 2 tot 4 jaar. Deze kosten zijn namelijk aanzienlijk lager dan de kosten van reguliere kinderopvang.
De doelgroepen zijn in principe beperkt tot de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar, die een traject die een uitkering ontvangen en een traject richting arbeid volgen, die reeds parttime werken en een aanvullende uitkering ontvangen, die een inburgeringstraject volgen en uitkeringsgerechtigd zijn, de ouder die jonger is dan 18 jaar die scholing volgt en een uitkering ontvangt of kan ontvangen alsmede de gezinnen waarbij een SMI geldt. Daarbij is het echter mogelijk om met toepassing van artikel 11 in uitzonderingsgevallen de doelgroep uit te breiden. Er wordt alleen een bijdrage verstrekt voor vormen van opvang die op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor vergoeding in aanmerking komen.
In dit artikel is geregeld dat het alleen kan gaan om een bijdrage in de kosten voor kinderopvang die noodzakelijk zijn. Die noodzaak zit zowel op het ontbreken van andere goedkopere oplossingen (bijvoorbeeld zoeken in eigen omgeving) alsook op de relatie met het traject of de werktijden. Een SMI moet door een arts zijn vastgesteld en dient zonodig periodiek te worden herbeoordeeld.
Behoeft geen nadere toelichting.
In deze artikelen gaat het over de hoogte van de bijdrage van de gemeente. De bijdrage is gekoppeld aan de bedragen die in het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming in kosten kinderopvang als maximumprijs voor een bepaalde soort opvang zijn genoemd.
Voor de doelgroep met een SMI is bepaald, dat deze wordt berekend conform het geen in een vergelijkbare situatie (kinderen, uren, opvangsoort, inkomen) door de Belastingdienst zou worden toegekend met toepassing van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang. In artikel 4 van dat Besluit is de maximumuurprijs geregeld, en in artikel 6 door middel van koppeling met een lijst de tegemoetkoming bij een bepaald inkomen.
Vanuit het oogpunt van een klantgerichte en efficiënte behandeling wordt het recht op een vergoeding zo mogelijk ambtshalve vastgesteld. Dit is mogelijk, als bij degene die een traject volgen of parttime inkomsten hebben alle noodzakelijke gegevens voor de vaststelling voorhanden zijn dan wel, bij ontbreken, alsnog op verzoek overgelegd (moeten) worden. Bij gezinnen met een SMI zal de vaststelling (eerder) op een schriftelijke aanvraag moeten geschieden.
Zowel voor de ambtshalve vaststelling als de schriftelijke aanvraag geldt dat het college bepaalt welke gegevens, voor zover dat (nog) noodzakelijk is, moeten worden verstrekt, alsmede de manier waarop en de termijn waarbinnen dat moet gebeuren.
De belanghebbende dient aan het college alle informatie te verstrekken om te kunnen komen tot een juiste beoordeling. Daaronder wordt mede verstaan, dat alle relevante wijzigingen tijdig dienen te worden doorgegeven.
Behoeft geen nadere toelichting.
Een onjuiste vaststelling moet kunnen worden gecorrigeerd, en wat te veel is verstrekt, moet teruggevorderd kunnen worden.
Bij de beoordeling van een aanvraag moet de mogelijkheid open blijven om in specifieke gevallen van de Beleidsregel af te wijken, als toepassing tot een ongewenste, onrechtvaardige uitkomst zou leiden.
Tevens kan het zich voordoen dat een situatie niet in de Beleidsregel is uitgewerkt. Dan moet er toch, in de geest van de beleidsregel, een wenselijk resultaat kunnen worden bereikt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de bijstandsgerechtigde gehuwden (en daarmee gelijk gestelden) voor wie het niet mogelijk is om hun re-integratietraject of inburgeringstraject op dusdanige tijden te volgen, dat een partner niet beschikbaar blijft om de kinderen op te vangen.