Overheidsorganisatie | Provincie Overijssel |
---|---|
Officiële naam regeling | Reglement voor het waterschap Velt en Vecht |
Citeertitel | Reglement voor het waterschap Velt en Vecht |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | |
Eigen onderwerp |
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2005 | 31-10-2005 | Artikels 4, 4a |
| - | |
01-01-2000 | nieuwe regeling |
| - |
Dit reglement verstaat onder:
a. categorie ongebouwd: zij, die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;
b. categorie gebouwd: zij, die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;
c. categorie ingezetenen: zij, die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, hun woonadres hebben binnen het gebied van het waterschap;
d. categorie bedrijfsgebouwd: zij, die krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte;
e. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Drenthe en gedeputeerde staten van de provincie Overijssel.
1. Het gebied van het waterschap, dat een grootte heeft van ongeveer 91.000 ha, is aangegeven op de bij dit reglement behorende gewaarmerkte kaart met een schaal van 1 : 100.000.
2. De kiesdistricten zijn op deze kaart aangegeven.
3. De grens van het waterschap wordt nader aangegeven op door gedeputeerde staten vast te stellen detailkaarten met een schaal van ten minste 1 : 10.000.
4. Van elk van deze kaarten berust een exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Drenthe en Overijssel.
Het waterschap is gevestigd in een door het algemeen bestuur te bepalen plaats.
1. De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voorzover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust.
2. Deze taak omvat de zorg voor:
waterhuishouding, voorzover het betreft het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater, hieronder mede begrepen:
1. de met het kwantiteitsbeheer samenhangende regeling van de freatische grondwaterstand;
2. de aan- en afvoer van oppervlaktewater van en naar aangrenzende waterschappen;
de zuivering van stedelijk afvalwater, hieronder mede begrepen:
1. het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende
waterkwaliteitsbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, Wet verontreiniging
oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch
werk dat in beheer is bij het waterschap;
2. de verwerking van primair zuiveringsslib, het ontwateren van zuiveringsslib, de eindverwerking van zuiveringsslib en laboratoriumwerkzaamheden;
3. De in het tweede lid, onderdeel b, onder 2, genoemde taakonderdelen kunnen uit doelmatigheidsoverwegingen met één of meer waterschappen worden uitgevoerd.
4. De uitoefening van de taak en de taakonderdelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is gericht op integraal waterbeheer. In dit kader behartigt het waterschap de waterstaatkundige belangen. Andere daarmee verbonden belangen kunnen door het waterschap worden meegewogen, tenzij daarin is voorzien bij of krachtens wet.
5. Het waterschap werkt ten behoeve van de uitoefening van grootschalige taakonderdelen samen met één of meer andere waterschappen. Het waterschap kan daartoe een regeling aangaan.
1. Het waterschap heeft het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van de Overijsselsche Vecht, in het gebied vanaf de Duitse grens tot en met de monding van de rivier de Regge bij Ommen, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.
2. Het waterschap heeft het vaarwegbeheer van de Overijsselsche Vecht in het gebied vanaf de Duitse grens tot en met de monding van de rivier de Regge bij Ommen, zoals aangegeven op de bijgevoegde kaart.
3. Ten aanzien van de Overijsselsche Vecht is artikel 4, lid 5, van overeenkomstige toepassing. Dit houdt in dat ten behoeve van een eenduidig beheer van de Overijsselsche Vecht een gemeenschappelijke Vechtvisie en een gemeenschappelijk beheersplan worden opgesteld die worden vastgesteld door de dagelijkse besturen van de Waterschappen Velt en Vecht, Groot Salland en, indien van toepassing, Waterschap Regge en Dinkel en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel.
4. Indien ten aanzien van het beheer van de Overijsselsche Vecht sprake is van tegenstrijdige belangen of van regionale belangen die het belang van Waterschap Groot Salland en Waterschap Velt en Vecht overstijgen en tussen partijen geen overeenstemming kan worden verkregen, wordt het geschil voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. Gedeputeerde Staten van Overijssel nemen een besluit omtrent het geschil, de waterschappen gehoord.
1. Het bestuur van het waterschap bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
2. De voorzitter draagt de titel van dijkgraaf.
Paragraaf 1. Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur bestaat uit 21 leden, waarvan
7 leden voor de categorie ongebouwd;
3 leden voor de categorie gebouwd;
8 leden voor de categorie ingezetenen;
3 leden voor de categorie bedrijfsgebouwd.
1. De leden van het algemeen bestuur worden gekozen met inachtneming van het Kiesreglement voor de waterschappen in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel.
2. De periodieke aftreding vindt plaats op 1 januari.
3. Indien op het tijdstip van periodieke aftreding niet de goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling onherroepelijk is geworden, houden de leden van het algemeen bestuur zitting totdat zulks is geschied.
1. Het waterschap is ten behoeve van de verkiezing verdeeld in 3 districten, waarin de volgende gemeenten zijn opgenomen, voorzover zij geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen het waterschapsgebied:
district 1: Avereest, Gramsbergen, Den Ham, Hardenberg, Ommen en Vriezenveen;
district 2: Coevorden, Hoogeveen en Middenveld;
district 3: Emmen en Borger-Odoorn.
2. Van de leden voor de categorie bedrijfsgebouwd worden er 2 gekozen door de leden van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe en 1 gekozen door de leden van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zwolle.
a. Het aantal leden voor de categorie ongebouwd is voor:
district 1: 3
district 2: 2
district 3: 2
b. Het aantal leden voor de categorie gebouwd is voor:
district 1: 1
district 2: 1
district 3: 1
c. Het aantal leden voor de categorie ingezetenen is voor:
district 1: 3
district 2: 2
district 3: 3
1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en voor vergaderingen van commissies een Reglement van orde vast.
2. In het Reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
1. Het algemeen bestuur vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in zijn nieuwe samenstelling binnen 2 weken na aanvang van zijn zittingsperiode.
2. In het geval, bedoeld in artikel 7, derde lid, wordt de vergadering van het algemeen bestuur in zijn nieuwe samenstelling gehouden zo spoedig mogelijk nadat 2 weken zijn verlopen na de onherroepelijke goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en 4, 5 of 6 leden, ter bepaling van het algemeen bestuur, waarvan ten minste:
a. 1 lid uit de categorie ongebouwd;
b. 1 lid uit de categorie gebouwd;
c. 1 lid uit de categorie ingezetenen;
d. 1 lid uit de categorie bedrijfsgebouwd.
1. De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.
2. De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde verklaart binnen 2 weken na deze vergadering of hij de benoeming aanneemt.
3. Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.
4. De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk doch, tenzij het algemeen bestuur in een bijzonder geval anders beslist, eerst nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld.
1. De benoeming van degene die de benoeming tot lid van het dagelijks bestuur heeft aangenomen, gaat in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur zijn benoeming heeft aangenomen, of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.
2. Vanaf het tijdstip van aftreden van de leden van het dagelijks bestuur tot het tijdstip waarop na de verkiezing van de leden van het nieuwe algemeen bestuur ten minste de helft van het aantal leden van het dagelijks bestuur de benoeming heeft aangenomen, treedt de voorzitter in de plaats van het dagelijks bestuur.
1. Het lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt, geeft daarvan schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur.
2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen 4 weken na de dag waarop het is ingediend, of zoveel eerder als de benoeming van een opvolger is ingegaan.
1. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Waterschapswet wordt niet beraadslaagd of besloten dan nadat het algemeen bestuur ten minste 2 weken en ten hoogste 12 weken tevoren heeft verklaard dat het betrokken lid van het dagelijks bestuur het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
2. De oproeping tot de vergadering, waarin over dat voorstel wordt beraadslaagd of besloten, wordt ten minste 48 uur voor de aanvang, of zoveel eerder als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag, bedoeld in artikel 41, vijfde lid, van de Waterschapswet.
1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een Reglement van orde vast.
2. In het Reglement van orde worden voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
1. Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Waterschapswet wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd.
2. Over iedere plaats op de aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter wordt afzonderlijk gestemd.
3. Samen met de aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter wordt een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming gezonden aan gedeputeerde staten.
4. De aflegging van de eed (verklaring en belofte), genoemd in artikel 50 van de Waterschapswet, vindt plaats in handen van de commissaris van de Koning in de provincie Overijssel.
1. De voorzitter heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap.
2. Het algemeen bestuur kan van het eerste lid ontheffing verlenen, indien het belang van het waterschap zich daartegen niet verzet.
1. Bij langdurige afwezigheid van de voorzitter wordt de voorzitter vervangen door een van de andere leden van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur aan te wijzen.
2. Bij langdurige afwezigheid van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste lid in jaren van het algemeen bestuur, tenzij het algemeen bestuur een ander lid met de waarneming belast.
1. De voorzitter die zijn ontslag vraagt blijft zo mogelijk in functie totdat hem ontslag is verleend.
2. Hij dient zijn tot de Kroon gerichte verzoek om ontslag 2 maanden vóór de datum waarop het ontslag wordt gewenst, bij gedeputeerde staten in en geeft daarvan tegelijkertijd kennis aan het algemeen bestuur.
3. Hij is verplicht onmiddellijk zijn ontslag te vragen als hij niet meer voldoet aan een van de vereisten voor het bekleden van zijn ambt, tenzij hij op grond van artikel 47, eerste lid, van de Waterschapswet bij Koninklijk besluit ontheffing heeft gekregen.
Paragraaf 4. De secretaris
De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur.
1. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast over de taak en de bevoegdheid van de secretaris.
2. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris.
3. Artikel 33, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.
Het algemeen bestuur kan bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, voorzover deze geen betrekking hebben op het vaststellen van hoofdlijnen van beleid, besluiten als bedoeld in de artikelen 78, 79, eerste lid, 110, 119 en 120, zevende lid, van de Waterschapswet, alsmede de begroting en de rekening van het waterschap.
1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens wet is bepaald, is het dagelijks bestuur bevoegd tot:
uitvoering en handhaving van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen waarin de medewerking wordt gevorderd van het waterschap, tenzij hiervoor uitdrukkelijk het algemeen bestuur of de voorzitter is aangewezen;
het voeren van het dagelijks beheer over de financiën en zaken die bij het waterschap in eigendom, beheer of onderhoud zijn;
het berusten in tegen het waterschap gedane rechterlijke uitspraken;
het aangaan van overeenkomsten betreffende het dagelijks beheer in het kader van de taken van het waterschap;
het doen van bekendmakingen als bedoeld in artikel 73 van de Waterschapswet.
2. Het dagelijks bestuur is verplicht het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de uitoefening van de bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, onder c.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, voorzover het de oppervlaktewateren, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze wet betreft.
1. De gegevens van het in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren bedoelde onderzoek met betrekking tot oppervlaktewateren onder beheer van het waterschap, worden aan gedeputeerde staten gezonden.
2. Het overzicht, bedoeld in het tweede lid van artikel 9 van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren wordt gelijktijdig met de toezending aan de in dat artikel genoemde ministers in afschrift toegezonden aan gedeputeerde staten.
Ter bestrijding van de kosten kunnen omslagen worden geheven van:
a. de categorie ongebouwd;
b. de categorie gebouwd;
c. de categorie ingezetenen.
Bij de toedeling van de kosten in het kader van de ingevolge artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet vast te stellen Kostentoedelingsverordening neemt het algemeen bestuur de volgende uitgangspunten voor de kosten van het kwantiteitsbeheer, genoemd in artikel 4, tweede lid, onder a, in acht:
a. de kosten worden aan de categorie ingezetenen toegedeeld naar de mate waarin deze categorie voor zijn functioneren in het waterschapsgebied belang heeft bij de waterstaatkundige verzorging door het waterschap;
b. de kosten die niet zijn toegedeeld aan de categorie ingezetenen worden aan de categorieën ongebouwd en gebouwd toegedeeld op basis van de bij benadering te bepalen kosten van het waterstaatkundige voorzieningenniveau van het geheel van de ongebouwde onderscheidenlijk de gebouwde onroerende zaken.
Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van een besluit tot concentratie van fiscale werkzaamheden als bedoeld in artikel 124, tweede lid, van de Waterschapswet.
1. Het voldoen aan een krachtens de legger bestaande onderhoudsverplichting kan door het dagelijks bestuur op schriftelijke aanvraag van de onderhoudsplichtige worden vervangen door de verplichting tot betaling van een bijdrage.
2. De hoogte van de door de onderhoudsplichtige te betalen bijdrage wordt door het dagelijks bestuur vastgesteld.
De bevoegdheden van provinciale staten, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koningin, voortvloeiend uit de toepassing van de Waterschapswet berusten, voorzover in dit reglement niet anders is bepaald, zowel bij die organen in de provincie Drenthe als in de provincie Overijssel.
1. Het toezicht op het waterschap wordt, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 37, 38 en 39, gemeenschappelijk uitgeoefend.
2. Gedeputeerde staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen terzake van het gezamenlijk toezicht moet worden beslist.
Aan de goedkeuring van gedeputeerde staten van Overijssel zijn onderworpen:
a. peilbesluiten in de provincie Overijssel als bedoeld in artikel 28 van de Verordening waterhuishouding Overijssel;
b. besluiten tot uitvoeren van nieuwe of het verbeteren van bestaande waterstaatswerken waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie is te verwachten, als bedoeld in artikel 35 van de Verordening waterhuishouding Overijssel.
Aan de goedkeuring van gedeputeerde staten van Drenthe zijn onderworpen besluiten tot uitvoeren van nieuwe of het verbeteren van bestaande waterstaatswerken in de provincie
Drenthe, waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie is te verwachten.
De voorbereiding en besluitvorming inzake beroepen die ingevolge artikel 153, eerste lid, onder a of b, van de Waterschapswet bij gedeputeerde staten worden ingesteld, vindt plaats:
a. door gedeputeerde staten van Overijssel indien het besluit van het waterschap uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied gelegen in de provincie Overijssel;
b. door gedeputeerde staten van Drenthe indien het besluit van het waterschap uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied gelegen in de provincie Drenthe.
Het dagelijks bestuur zendt aan gedeputeerde staten ter kennisneming besluiten tot:
a. het vaststellen of wijzigen van de Inspraakverordening, bedoeld in artikel 79 van de Waterschapswet;
b. het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke lichamen;
c. de overdracht van bevoegdheden door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur;
d. de uitvoering van nieuwe of het verbeteren van bestaande waterstaatswerken die niet aan de goedkeuring van gedeputeerde staten zijn onderworpen;
e. de op basis van artikel 4 van het reglement getroffen samenwerkingsregelingen.
1. Een lozingsvergunning die voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit reglement, doch na 1 december 1970 op grond van enige wettelijke bepaling in het gebied van het waterschap is verleend voor lozingen als bedoeld in artikel 29, wordt voor de toepassing van dit reglement geacht te zijn een vergunning als bedoeld in dat artikel.
2. De in het eerste lid bedoelde lozingsvergunning blijft van kracht tot het tijdstip waarop zij door het dagelijks bestuur is vervangen door een vergunning als bedoeld in artikel 29.
Vergunningen en ontheffingen, die voor de inwerkingtreding van dit reglement al dan niet op grond van een verordening van de waterschappen 't Suydevelt, De Vechtlanden, Groot Salland en het Zuiveringsschap Drenthe in het gebied van het waterschap zijn verleend, worden beschouwd als vergunningen en ontheffingen verleend door het waterschap.
Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.
Dit reglement wordt aangehaald als Reglement voor het waterschap Velt en Vecht.
Overgangsreglement
Gekozen is voor een afzonderlijke regeling van het overgangsrecht, omdat dit naar zijn aard een tijdelijke functie heeft.
Anderzijds is dit overgangsrecht onlosmakelijk verbonden met het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht en het Kiesreglement voor de waterschappen in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel.
HOOFDSTUK I. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Dit reglement verstaat onder:
a. waterschap: het waterschap Velt en Vecht;
b. op te heffen waterschappen: de waterschappen 't Suydevelt, De Vechtlanden en het Zuiveringsschap Drenthe;
c. overgaand gebied: het gebied van het waterschap, zoals dat is aangegeven op de kaart genoemd in artikel 2, eerste lid, van het Reglement voor het waterschap Velt en Vecht ;
d. datum van opheffing: 1 januari 2000;
e. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Drenthe en gedeputeerde staten van de provincie Overijssel;
f. algemeen bestuur: het voorlopig algemeen bestuur als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van dit reglement;
g. dagelijks bestuur: het voorlopig dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van dit reglement;
h. de voorzitter: de voorlopig voorzitter als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van dit reglement.
HOOFDSTUK II. RECHTSKRACHT VOORSCHRIFTEN EN UITOEFENING BEVOEGDHEDEN
1. De bij de inwerkingtreding van dit reglement voor het overgaand gebied geldende besluiten van de op te heffen waterschappen en het waterschap Groot Salland blijven van kracht zolang ze niet door andere besluiten zijn vervangen.
2. De bij de inwerkingtreding van dit reglement voor het overgaand gebied geldende provinciale voorschriften betreffende de taken of de bestuursorganen van de op te heffen waterschappen en het waterschap Groot Salland blijven van kracht zolang ze niet door andere voorschriften zijn vervangen.
3. De bij de in het eerste en tweede lid bedoelde besluiten en voorschriften aan bestuursorganen en ambtenaren van de op te heffen waterschappen en het waterschap Groot Salland toegekende bevoegdheden worden in het waterschap door overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren uitgeoefend.
1. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks gelden de Reglementen van orde van het waterschap 't Suydevelt totdat deze reglementen zijn vervangen.
2. Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden geldt de verordening van het waterschap 't Suydevelt totdat deze door een andere is vervangen.
HOOFDSTUK III. OVERGANG RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
1. Met ingang van de datum van opheffing gaan alle publiekrechtelijke rechten en verplichtingen in het overgaand gebied van de op te heffen waterschappen en van het waterschap Groot Salland over op het waterschap.
2. Met ingang van de datum van opheffing gaan alle privaatrechtelijke rechten en verplichtingen in het overgaand gebied van de op te heffen waterschappen en van het waterschap Groot Salland over op het waterschap, zonder dat daarvoor een nader besluit wordt gevorderd.
3. Ten aanzien van de in het tweede lid begrepen registergoederen zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek plaatshebben. Het dagelijks bestuur van het waterschap doet daartoe de nodige opgaven aan de bewaarder van de registers.
4. Procedures in het overgaand gebied bij de op te heffen waterschappen en het waterschap Groot Salland worden met ingang van de datum van opheffing door het bestuur van het waterschap voortgezet in de stand waarin zij verkeren.
1. De rekeningen van het dienstjaar 1999 van de waterschappen 't Suydevelt en De Vechtlanden worden vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap.
2. De rekening van het dienstjaar 1999 van het waterschap Zuiveringsschap Drenthe wordt vastgesteld door de algemene besturen van de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.
Voor het tijdvak waarin voor het waterschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 6/12 gedeelte van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar 1999 vastgestelde begrotingen van de op te heffen waterschappen zijn geraamd.
1. Met ingang van de datum van opheffing gaat de zorg voor de archieven van de op te heffen waterschappen 't Suydevelt en De Vechtlanden en hun rechtsvoorgangers over op het waterschap.
2. Met ingang van de datum van opheffing gaat de zorg voor het archief van het waterschap Zuiveringsschap Drenthe over op het waterschap Reest en Wieden.
HOOFDSTUK IV. BESTUUR
1. De voorzitters van de op te heffen waterschappen worden met ingang van de datum van opheffing voor eervol ontslag voorgedragen aan de Kroon.
2. De leden van de dagelijkse en algemene besturen van de op te heffen waterschappen zijn eervol van hun functie ontheven met ingang van de datum van opheffing.
1. Met ingang van 1 juni 1999 treedt voor het waterschap een voorlopig algemeen bestuur op, dat wordt gevormd door 21 leden, waarvan 7 leden voor de categorie ongebouwd, 3 leden voor de categorie gebouwd, 8 leden voor de categorie ingezetenen en 3 leden voor de categorie bedrijfsgebouwd.
2. De algemene besturen van de op te heffen waterschappen en het waterschap Groot Salland wijzen voor het voorlopig algemeen bestuur uit hun midden aan:
waterschap 't Suydevelt: 4 leden uit de categorie ongebouwd, 2 leden uit de categorie gebouwd en 1 lid uit de categorie ingezetenen;
waterschap De Vechtlanden: 3 leden uit de categorie ongebouwd, 1 lid uit de categorie gebouwd en 1 lid uit de categorie ingezetenen;
het Zuiveringsschap Drenthe: 4 leden uit de categorie ingezetenen en 2 leden uit de categorie bedrijfsgebouwd;
waterschap Groot Salland: 2 leden uit de categorie ingezetenen en 1 lid uit de categorie bedrijfsgebouwd.
3. De namen van de gekozen leden worden voor 1 mei 1999 doorgegeven aan gedeputeerde staten van de provincie Overijssel.
4. Het algemeen bestuur vergadert voor de eerste maal in de eerste volle week van de maand juni 1999. De aflegging van de eed (verklaring en belofte) van de leden vindt in deze vergadering plaats.
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en 4 of 5, of 6 leden, ter bepaling van het
algemeen bestuur, waarvan ten minste 1 lid uit de categorie ongebouwd, 1 lid uit de categorie gebouwd, 1 lid uit de categorie ingezetenen en 1 lid uit de categorie bedrijfsgebouwd.
2. In de vergadering, genoemd in artikel 9, vierde lid, kiest het algemeen bestuur uit zijn midden de leden voor het dagelijks bestuur.
1. Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter van het waterschap, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet heeft plaatsgevonden, treedt een voorlopig voorzitter op.
2. De voorzitter wordt door gedeputeerde staten benoemd.
3. De aflegging van de eed (verklaring en belofte), genoemd in artikel 50 van de Waterschapswet, door de voorzitter vindt voor 1 juni 1999 plaats in handen van de commissaris van de Koning in de provincie Overijssel.
1. Het algemeen bestuur is tot 1 januari 2000 belast met de voorbereiding van de benoeming van de voorzitter van het waterschap per 1 januari 2000, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Waterschapswet.
2. Voor de benoeming van de voorzitter maakt het algemeen bestuur een aanbeveling op die voor 1 november 1999 wordt gezonden aan gedeputeerde staten.
3. Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Waterschapswet wordt opgemaakt, wordt een open sollicitatieprocedure gevolgd en een vertrouwenscommissie ingesteld.
4. Samen met de aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter wordt een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming gezonden aan gedeputeerde staten.
De op te heffen waterschappen regelen vóór 1 mei 1999 op welke wijze, tot aan 1 januari 2000, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur ambtelijk worden bijgestaan in de uitoefening van hun taak.
Tot aan 1 januari 2000 genieten de voorzitter, de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur voor hun werkzaamheden een door het algemeen bestuur vast te stellen presentiegeld of vaste vergoeding en een tegemoetkoming in de kosten.
De kosten verbonden aan de werkzaamheden, als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 13, en presentiegelden, vergoedingen en kosten bedoeld in artikel 14 komen ten laste van het waterschap.
De verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, als genoemd in het Reglement voor het waterschap, vindt voor 1 januari 2001 plaats, overeenkomstig het Kiesreglement voor de waterschappen in de provincies Groningen, Drenthe en Overijssel.
HOOFDSTUK V. PERSONEEL
Het algemeen bestuur benoemt in de eerste vergadering na 1 januari 2000 de secretaris van het waterschap.
HOOFDSTUK VI. OVERIGE BEPALINGEN
1. De dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen zijn gezamenlijk belast met de voorbereiding van de besluitvorming van het algemeen bestuur van het waterschap met betrekking tot de benoeming van de secretaris, de verordeningen en de begroting voor het dienstjaar 2000.
2. De aan deze voorbereidingen verbonden handelingen worden ten aanzien van de daarvoor geldende procedures aangemerkt als handelingen van het dagelijks bestuur van het waterschap.
Gedeputeerde staten zijn bevoegd voorschriften te geven in verband met de uitvoering van dit reglement.
Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2000 met uitzondering van de artikelen 3 en 8 tot en met 15, 18 en 19. Deze artikelen treden in werking met ingang van de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit reglement is geplaatst.
Dit reglement wordt aangehaald als Overgangsreglement voor het waterschap Velt en Vecht.