Organisatie | Roerdalen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Roerdalen 2014 |
Citeertitel | Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Roerdalen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | subsidieregeling |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2014 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 10-07-2014 Gemeenteblad, nr. 47935 | 2014/07/10/05 |
Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Roerdalen 2014
De raad van de gemeente Roerdalen heeft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 mei 2014,
gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 2 lid 2 van de Algemene subsidieverordening Roerdalen 2013.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Eisen aan aanvrager en aanvraag
Artikel 6 Bij de aanvraag te overleggen gegevens
De aanvrager dient bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:
per locatie, een overzicht van peuters, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;
per locatie, een overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;
Hoofdstuk 4 Berekeningswijze subsidie bij subsidieverlening
Artikel 10 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening
Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening
Het gemiddelde aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 6, lid 2, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Hoofdstuk 5 Bevoorschotting en betaling van de subsidie na verlening
Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Artikel 14 Aanvraag om vaststelling
De aanvraag tot vaststelling bevat:
per locatie, een overzicht van peuters, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;
per locatie en overzicht van VVE-peuters, onderverdeeld naar VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum, datum inkomensverklaring, datum start deelname peuterprogramma en (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma, over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;
Artikel 16 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling
Het gemiddelde aantal peuters betreft het aantal peuters dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub a, van deze verordening, gedeeld door 10. De uitkomst van de berekening wordt – naar boven - op een geheel getal afgerond.
Artikel 17 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling
Het gemiddelde aantal ZKT en VVE-peuters MKT betreft het aantal VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT dat op de 1e dag van de maanden januari t/m juni en september t/m december in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 14, lid 4, sub b, van deze verordening, gedeeld door 10.
Artikel 18 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidievaststelling
Bij de vaststelling betreft de subsidie per aanvrager het bedrag, zoals opgenomen in artikel 9, lid 3, van de verordening.
Artikel 19 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteiten heeft beëindigd
Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 9 van deze verordening, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit is uitgevoerd.
Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering van de subsidie na vaststelling
Artikel 22 Overgangsbepalingen
Voor aanvragen voor een subsidie op grond van deze verordening voor de periode september 2014 tot en met december 2014 en voor het kalenderjaar 2015 betreft de uiterste datum van indienen van de aanvraag om subsidieverlening, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2 van de Algemene subsidieverordening, 1 september 2014.
Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de verlening, wordt voor de periode september 2014 t/m december 2014 uitgegaan van het gemiddeld aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE peuters MKT over 2013, tenzij de aanvrager met het college een ander aantal is overeengekomen.
Voor het berekenen van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en 2, van deze verordening, in het kader van de vaststelling, wordt voor een periode september 2014 t/m december 2014 uitgegaan van het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters gedurende deze periode. Het gemiddelde aantal peuters en VVE-peuters betreft het aantal peuters, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, dat gedurende genoemde periode op de 1e dag van de maand aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, zoals vermeld op het overzicht als bedoeld in artikel 14 lid 3, sub a en b van deze verordening, gedeeld door 4. De uitkomst van de berekeningen wordt – naar boven- op een geheel getal afgerond
De subsidie, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3 van deze verordening, wordt voor de periode september 2014 t/m december 2014, zowel bij de verlening als bij de vaststelling naar rato berekend, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal maanden dat de activiteit wordt c.q. is uitgevoerd.
Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze verordening kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de subsidiabele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze verordening, voorziet.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10-7-2014.
De gemeenteraad van Roerdalen,
De griffier, De voorzitter
R.J.J. Notermans mr. M.D. de Boer-Beerta
Toelichting Subsidieverordening peuterprogramma gemeente Roerdalen 2014.
Een regeling voor de bekostiging van het aanbieden van een peuterprogramma door kindercentra.
Zowel de kinderopvang als het peuterspeelzaalwerk worden geconfronteerd met diverse ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het stelsel van voorschoolse voorzieningen in onze gemeente.
Het peuterspeelzaalwerk staat onder druk, als gevolg van 1) de krimp, 2) economische ontwikkelingen, 3) bezuinigingen en 4) de per 1 augustus 2010 wettelijk vastgestelde en aangescherpte kwaliteitseisen (Wet OKE).
Dit geldt ook voor de kinderopvang, die naast de krimp te maken heeft met bezuinigingen door het rijk op de toeslagen voor kinderopvang en de economische crisis, waardoor steeds minder ouders gebruik maken van de formele kinderopvang. Er treedt een verschuiving op naar het gebruik van informele opvang door grootouders/familieleden, vrienden of gastouders.
2. Harmonisatie en aanscherping kwaliteitseisen.
De Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) is per 1 augustus 2010 van kracht geworden. Met deze wet is de regelgeving voor peuterspeelzalen en kinderopvang geharmoniseerd en zijn de kwaliteitseisen aangescherpt. Daardoor gelden thans voor peuterspeelzalen nagenoeg dezelfde kwaliteitseisen als voor de kinderopvang.
3. Harmonisatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang.
De diverse ontwikkelingen hebben er toe geleid dat veel organisaties die zowel peuterspeelzaalwerk als kinderopvang aanbieden de voorzieningen hebben geharmoniseerd. Dit houdt in dat het huidige peuterspeelzaalaanbod onderdeel is gaan uitmaken van de kinderopvang. Binnen de kinderopvang wordt vervolgens peuterspeelzaalwerk georganiseerd, dat wil zeggen een ‘peuterprogramma’ aangeboden.
Deze harmonisatie leidt er toe dat de wijze van de subsidiëring van het peuterspeelzaalwerk, lees peuterprogramma, opnieuw bekeken moet worden.
4. Belang deelname aan een peuterprogramma.
Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool, omdat deze programma’s bijdragen aan de ontwikkeling van name taalvaardigheden en sociale vaardigheden.
Daarnaast kunnen door deelname aan de peuterprogramma’s (dreigende) achterstanden gesignaleerd en aangepakt worden door middel van een aanvullend programma voor voorschoolse educatie[1].
5. Een nieuw model voor de bekostiging van het aanbieden van een peuterprogramma.
Het nieuwe bekostigingsmodel houdt in dat subsidie kan worden verleend aan organisaties van kinderopvang die in onze gemeente een peuterprogramma aanbieden, die voldoen aan de gestelde voorwaarden. Daarbij wordt tevens de subsidiëring geregeld van de voorschoolse educatie aan peuters met een taalachterstand.
Artikel 2. Begripsomschrijvingen.
Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Deze programma’s worden ook we l VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie).
Veel gebruikte programma's zijn Piramide, KO-totaal, Speelplezier en Startblokken. Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE-programma’s.
In de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’.
Kinderopvang betreft daarbij: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
In het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) staan alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.
De verordening voorziet alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op een kinderopvangtoeslag. De ouder(s)/verzorger(s) die aanspraak maakt/maken op een kinderopvangtoeslag kan/kunnen immers via de belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen.
De verordening voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE peuter.
Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal. De indicatie vindt door het consultatiebureau van GGD/JGZ plaats op basis van door het college vastgestelde criteria.
ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag.
MKT staat voor Met KinderopvangToeslag.
Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters en VVE-peuters, waarvan de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken op kinderopvangtoeslag. Om dit te kunnen beoordelen dient de aanvrager bij de aanmelding van de peuter of de VVE-peuter een inkomensverklaring te vragen aan de ouder(s)/verzorger(s) waaruit dit blijkt. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal. Dit kan een inkomensverklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst zijn, het zogenaamde IB60-formulier. Uit dit IB60-formulier blijkt dat de ouder/verzorger of een van de ouders(s)/verzorgers geen inkomsten heeft. De ouder(s)/verzorger(s) dient/dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten.
Ingevolge de algemene subsidieverordening dient de aanvrager de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste vijf jaren na het moment van de subsidieverlening te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouder(s)/verzorger(s).
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten.
Lid 3 Deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ.
Onder netwerkbijeenkomsten worden bijeenkomsten verstaan in het kader van het peuterprogramma c.q. vroeg- en voorschoolse educatie. Dit zijn onder meer bijeenkomsten in verband met:
De GGD/JGZ en de organisaties van kinderopvang hebben structureel overleg over de plaatsing van VVE-peuters en wordt nagegaan of alle VVE-peuters aan het programma deelnemen. Daar waar VVE-peuters niet deelnemen aan het peuterprogramma neemt de GGD/JGZ contact op met de ouder(s)/verzorger(s).
Artikel 6 Bij de aanvraag te overleggen gegevens.
In het werkplan dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs (1-3-2013: Toezichtkader VVE 2010, gepubliceerd in de Staatscourant van 13 augustus 2010, nr. 12632).
Ingevolge het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ dienen kindercentra (artikel 5) over een pedagogisch beleidsplan te beschikken. Nader regels hierover zijn vastgesteld in een ministeriële regeling (1-3-2013: de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’).
In de regeling zoals bedoeld in artikel 3 van het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ zijn de opleidingseisen voor het personeel nader geregeld.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Daarnaast zijn de specifieke eisen aan de voorschoolse educatie, alsmede de eis voor een opleidingsplan, vastgelegd in de algemene maatregel van bestuur, zoals bedoeld in artikel 1,50b en 2.8 van de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
- Observatie- en registratie-instrument.
Een ontwikkelingsvolgsysteem om te observeren en te registreren, met het doel in beeld te brengen in welke ontwikkelingsfase een kind zich bevindt en de ontwikkeling van het kind goed te kunnen volgen.
Artikel 7 Overige voorwaarden.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen, naast de reguliere opleidingseisen, de pedagogisch medewerkers te beschikken over een bewijs van deelname aan specifieke scholing in het kader van de VVE (b.v. de scholing Vversterk) en dient het kindercentrum te beschikken over een opleidingsplan. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 6, sub c. een werkplan, onder opleiding personeel en opleidingsplan.
Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma, niet zijnde VVE-peuter.
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
(6 uur x 40 weken x € 6,70) minus ouderbijdrage (6 uur x 40 weken x € 2,50) = € 1.008,--
Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE-peuter ZKT.
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
* Ingevolge het ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk 2013’ bedraagt het laagste uurtarief bij het 1e kind € 0,60, d.w.z. € 240 per jaar.
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
(15 uur x 40 weken x € 6,70) minus ouderbijdrage (10 uur x 40 weken x € 0,60) = € 3.780,--.
Subsidiebedrag aanbieden peuterprogramma VVE-peuter MKT.
Het subsidiebedrag is een normvergoeding en is gebaseerd op:
Berekening subsidiebedrag per peuter op jaarbasis:
5 uur x 40 weken x € 6,70 = € 1.340,--.
Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ.
Het subsidiebedrag betreft een, normvergoeding, een tegemoetkoming in de kosten. Het bedrag op jaarbasis ad. € 1.970 is gebaseerd op:
4 bijeenkomsten clusteroverleg (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang in clusterverband), inzake de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie:
Artikel 10 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidieverlening.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidieverlening.
Zie de toelichting bij artikel 10. Er vinden twee berekeningen plaats. Een voor de VVE-peuters waarvoor de ouders geen kinderopvangtoeslag (ZKT: Zonder Kinderopvang Toeslag) ontvangen en voor de VVE-peuters waarvoor de ouder wel een kinderopvangtoeslag (MKT: Met Kinderopvang Toeslag) ontvangen.
Artikel 14 Aanvraag om vaststelling.
Lid 4, sub e. een jaarverslag . . . . . . .en de behaalde resultaten.
Bij de subsidieaanvraag dient een werkplan te worden overlegd. Bij de subsidievaststelling vindt de verantwoording daarvan plaats, waarbij ook de resultaten worden beschreven en de getroffen maatregelen om dit te bereiken. Bij de verantwoording dienen de elementen terug te komen die te vinden zijn in het VVE-toezichtkader van de Inspectie van het onderwijs (1-3-2013: Toezichtkader VVE 2010, gepubliceerd in de Staatscourant van 13 augustus 2010, nr. 12632).
Artikel 16 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter bij de subsidievaststelling.
Zie de toelichting bij artikel 10.
Artikel 17 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter bij de subsidievaststelling.
Zie de toelichting bij artikel 10.
Artikel 19 Berekeningswijze subsidie bij vaststelling, wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar de activiteit heeft beëindigd.
Rekenvoorbeeld bij beëindiging activiteiten per 1 april van het kalenderjaar.
Subsidie: peuterprogramma peuters.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters ZKT.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Subsidie: peuterprogramma VVE-peuters MKT.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Subsidie: deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Artikel 22 Overgangsbepalingen.
Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 10.
Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 19.
Zie voor de berekeningswijze de toelichting op artikel 19.
[1] De gemeente heeft de wettelijke taak om in overleg met organisaties van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen.