Monumentenverordening
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede
Gezien het voorstel van het college van 17 augustus 2004
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van
de Monumentenwet 1988, besluit vast te stellen de:
Monumentenverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2004
Artikel 1 Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
Monument
- 1.
zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid,
betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische
waarde;
- 2.
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar
aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
- b.
gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in
onderdeel a, onder 2;
- c.
gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de
bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk
monument is aangewezen;
- d.
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn
geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als
gemeentelijk monument aangewezen zaken;
- e.
beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven
in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde
registers;
- f.
kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een
kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een
kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend
deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
- g.
monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie
van advies met als taak het college op verzoek of uit eigen
beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet
1988, de verordening en het monumentenbeleid;
- h.
bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd
onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische
kwaliteit van een monument.
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het
gebruik van het monument.
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
- 1.
Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een
monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
- 2.
Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij
advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het
vragen van dit advies achterwege blijven.
- 3.
Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk
monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
- 4.
Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument
aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
- 5.
De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond
van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op
grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.
Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
- 1.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen tien weken na
ontvangst van het verzoek van het college.
- 2.
Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies
van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 24 weken na
de adviesaanvraag.
Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Monumentenwet 1988
wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de
kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire
schuldeisers.
Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
- 1.
Het college registreert het gemeentelijk monument op de
gemeentelijke monumentenlijst.
- 2.
De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding,
de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de
tenaamstelling en de (redengevende) beschrijving van het
gemeentelijke monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
- 1.
Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een
belanghebbende wijzigen.
- 2.
Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4
Monumentenwet 1988 zijn overeenkomstig van toepassing op het
wijzigingsbesluit.
- 3.
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van
ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van
artikel 3, tweede tot en met vierde lid, alsmede artikel 4, eerste
lid, achterwege.
- 4.
De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke
monumentenlijst aangetekend.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
- 1.
Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede
lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing
wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
- 3.
De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst
aangetekend.
Artikel 9 Verbodsbepaling
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te
vernielen.
Artikel 10 Vergunning
Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij
zodanige vergunning gestelde voorschriften:
- a.
een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te
verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- b.
een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te
laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd
of in gevaar gebracht.
Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening
- 1.
Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij
beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.
- 2.
Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie
schriftelijk advies uit aan het college.
- 3.
Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies
van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na
ontvangst van de aanvraag.
- 4.
Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken
met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan
kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.
- 5.
Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt
de vergunning geacht te zijn verleend.
- 6.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking
gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van
rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt
gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de
vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.
Artikel 12 Kerkelijk monument
Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen
vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming
met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft,
waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument
in het geding zijn.
Artikel 13 Intrekken van de vergunning
- 1.
De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:
- a.
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of
onvolledige opgave is verleend;
- b.
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld
in artikel 10 niet naleeft;
- c.
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich
zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument
zwaarder dient te wegen;
- d.
niet binnen 18 maanden van de vergunning gebruik wordt
gemaakt.
- 2.
Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de
monumentencommissie.
Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument
- 1.
Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om
vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren
gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de
termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de
Monumentenwet 1988.
- 2.
De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag
binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
- 3.
Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt
monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
Artikel 15 Schadevergoeding
1.Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge
van:
- a.
de weigering van het college een vergunning als bedoeld in
artikel 10 te verlenen;
- b.
voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als
bedoeld in artikel 10;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te
zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag
een billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de
verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 16 Strafbepaling
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze
verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede
categorie.
Artikel 17 Toezichthouder(s)
1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de
burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 18 Inwerkingtreding
- 1.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke
monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken
van een termijn van zes weken na bekendmaking.
- 2.
De monumentenverordening gemeente Wijk bij Duurstede 1989, voor
zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt
op 18 november 1989.
- 3.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde
rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde
in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
- 4.
De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 28
september 2004, voor zover het betreft bepalingen over beschermde
rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing
vindt.
- 5.
De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening
geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te
zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
- 6.
De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van
de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden
geacht geregistreerd te zijn overeenkomst de bepalingen van deze
verordening.
- 7.
Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding
van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in
het tweede lid ingetrokken verordening.
Artikel 19 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als
“Monumentenverordening gemeente Wijk bij Duurstede 2004”.