Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Wijk bij Duurstede |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
1. Woningwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2006 | 01-01-2011 | Nieuw | 06-06-2005 Wijkse Courant | Versie 1 januari 2009 |
Vastgesteld in de raad van 6 juni 2006 - versie 1 januari 2009 INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE 6
Paragraaf 2.1 Werkingsgebied 6
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning 6
Paragraaf 2.3 Passendheidseisen voor huurwoningen 7
Paragraaf 2.6 Toewijzen van woonruimte 13
Paragraaf 2.7 Standplaatsen voor een woonwagen 14
Paragraaf 2.8 Organisatie en bevoegdheden 15
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD 16
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting 16
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten 18
Paragraaf 3.3 Organisatie en bevoegdheden 20
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN. 21
BIJLAGE 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 23
TOELICHTING HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN 23
TOELICHTING HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE. 24
TOELICHTING HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD 30
Economische binding: de binding van een persoon aan de provincie, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de provincie te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van die personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit een van de gemeenten in de provincie.
Huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een woonwagenstandplaats waarvoor een belastingverordening van toepassing is, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand.
Maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan de provincie, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van:
HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders via een daartoe bestemd formulier en gaat vergezeld van bewijsstukken waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders afdoende blijkt dat er een economische of maatschappelijke binding bestaat dan wel dat men behoort tot een van de in artikel 13c van de Huisvestingswet genoemde beschermde groepen of (bij koopwoningen) dat een vruchteloze aanbiedingsprocedure volgens artikel 2.2.4 heeft plaatsgehad.
Artikel 2.2.3 Eisen voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
Een huisvestingsvergunning wordt voorts aan iedere aanvrager verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende een termijn van tenminste drie maanden, gerekend vanaf de datum waarop de eerste advertentie als bedoeld in lid 4 is verschenen, zonder resultaat is aangeboden aan woningzoekenden die krachtens het bepaalde in artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking komen en de eigenaar heeft voldaan aan de in de overige in dit artikel gestelde voorwaarden.
Paragraaf 2.3 Passendheidseisen voor huurwoningen
Artikel 2.3.1 Verhouding inkomen – rekenhuur
1.De huisvestingsvergunning wordt in geval van huurwoningen slechts verleend indien het inkomen van het huishouden in redelijke verhouding tot de rekenhuur staat:
2.De in de tabel gebruikte huurprijs- en inkomensgrenzen worden jaarlijks aangepast aan de bedragen overeenkomstig artikel 27 van de Wet op de Huurtoeslag.
Wanneer de noodzaak bestaat, kan de eigenaar van de woonruimte met instemming van burgemeester en wethouders, bij vrijkomende woonruimte, in het advertentiemedium aanvullende toelatingseisen stellen ten aanzien van het aantal personen in het huishouden.
Wanneer er een op aantoonbare ervaringsgegevens gebaseerd vermoeden bestaat dat er voor bepaalde woningtypes, zoals beschreven in lid 1, geen gegadigden zijn die een passende toewijzing mogelijk maken, kunnen in het advertentiemedium tevens andere huishoudens worden uitgenodigd naar de woning te solliciteren De woningzoekende die het beste voldoet aan de passendheidseisen heeft dan voorrang.
Artikel 2.4.1 Register van woningzoekenden
tenminste één van de volwassen leden heeft een economische of maatschappelijke binding aan de provincie, of behoort tot de in artikel 13c van de Wet genoemde beschermde groepen, of verblijft in een opvangtehuis of erkende hulp- en dienstverleningsinstelling in de provincie waarover met betrekking tot het toewijzen van woonruimte in regionaal verband afspraken zijn gemaakt en
Indien hiertoe vooraf algemene, lokaal of bovenlokaal geldende, afspraken gemaakt zijn in het kader van een Laatste Kansbeleid met de in de gemeente werkzame corporaties die op verzoek door iedere woningzoekende zijn in te zien, kunnen Burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in lid 2 weigeren, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen een inschrijving tevens doorhalen indien de woningzoekende in één of meer gemeenten van de regio twee of meer keren voor een huurwoning of koopwoning ingeschreven staat in het woningzoekendenregister. In dat geval wordt de inschrijving met de oudste inschrijfdatum gehandhaafd.
Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden
Sociaal geïndiceerden zijn ingezetenen van de regio die in verband met sociale problemen in combinatie met omstandigheden in de huidige in de regio gelegen woning dringend op korte termijn een andere woning nodig hebben. Alleen onder de navolgende genoemde omstandigheden wordt een sociale indicatie verleend:
a. Dreigende dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen
Degenen die buiten eigen schuld of toedoen hun woonruimte moeten verlaten kunnen uitsluitend in de volgende gevallen in aanmerking komen voor urgentie:
Het verzoek om sociale indicatie voor urgentie moet uiterlijk binnen een maand na het ontstaan van de dakloosheid buiten eigen schuld of toedoen worden gedaan.
Degenen die de zorg voor minderjarige kinderen hebben en bij wie de kinderen geregistreerd staan volgens de gemeentelijke basisadministratie van een van de regiogemeenten, kunnen in
aanmerking komen voor urgentie nadat een (voorlopige) voorziening bij echtscheiding is getroffen (waarbij urgentie op basis van voorlopige voorziening alleen kan worden afgegeven indien aantoonbaar het echtscheidingsverzoek is ingediend), danwel sprake is van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, voor zover:
aantoonbaar is dat in de echtscheidingsprocedure het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en het verzoek om sociale indicatie voor urgentie binnen drie maanden na de gerechtelijke uitspraak wordt gedaan.
II. in geval van verbreking van een geregistreerd partnerschap of een notarieel vastgelegd
aantoonbaar is door middel van een schriftelijk en aangetekend verzoek dat door de partij die de zorg voor het (de) minderjarige kind(eren) op zich neemt het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en
Aan de onder I. en II. genoemde verplichting tot het claimen van het recht om in de huidige woning te blijven wonen, alsmede voldoende alimentatie of ander inkomen te claimen om de woonlasten op te kunnen brengen, hoeft niet te worden voldaan als schriftelijk aangetoond wordt dat het niet zinvol is een dergelijke claim te leggen.
Hiervan is in ieder geval sprake indien:
c. Relatie-beëindiging met gedeelde zorg voor minderjarige kinderen (co-ouderschap)
In het geval van co-ouderschap kan slechts urgentie aan één van de ouders worden verleend. De hierboven onder b, I en II genoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval dat één van beide ouders in de huidige woning kan blijven wonen wordt in geval van co-ouderschap geen urgentie verleend aan de andere ouder.
Ingezetenen van de regio, die de zorg voor minderjarige kinderen hebben en bij wie de kinderen geregistreerd staan, die buiten eigen schuld financieel in zodanige problemen zitten dat zij de woonlasten niet meer op kunnen brengen, kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor urgentie indien de betrokkene daadwerkelijk in aanmerking komt voor Huurtoeslag of een uitkering uit een gemeentelijk woonlastenfonds, danwel een woonkostentoeslag van de sociale dienst ontvangt onder voorwaarde om te zien naar goedkope woonruimte. De financiële problemen mogen niet direct het gevolg zijn van echtscheiding of relatiebeëindiging.
Ingezetenen van de regio, die in een om medische redenen (fysiek/psychisch) onhoudbare
woonsituatie verkeren en om die reden een indicatie voor andere woonruimte hebben ontvangen,
kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Datzelfde geldt voor ingezetenen van de regio die te
maken hebben met een als gevolg van de woonsituatie zeer progressief ziektebeeld. Indien in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten verhuizing wordt aanbevolen in verband met ergonomische belemmeringen door ernstige fysieke belemmeringen kan aan ingezetenen van de regio urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is.
C. Volkshuisvestelijke indicatie
Huurders en eigenaar-bewoners van woningen in de regio die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie.
Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hierboven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Wanneer geen passend aanbod als bedoeld in paragraaf 2.3. kan worden geboden in het ingrijpend verbeterde dan wel nieuwgebouwde complex, kan eenmalig een passend aanbod tot terugkeer elders in de woonbuurt worden gedaan.
Woningzoekenden die in verband met navolgende omstandigheden dringend woonruimte nodig hebben kunnen in aanmerking komen voor urgentie, het betreft hier:
-personen die verblijven in een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de regio of uit een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de regio, over wie met betrekking tot toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
ingediend bij burgemeester en wethouders door (personen die verblijven in) een van gemeentewege erkend opvangtehuis in de regio of een van gemeentewege erkende hulp- en dienstverleningsinstellingen in de regio, waarover met betrekking tot de toewijzing van woonruimte in regionaal of lokaal verband afspraken zijn gemaakt.
Artikel 2.5.3 Beperkte keuzemogelijkheid urgenten
Urgent woningzoekenden met een sociale-, medische of maatschappelijke indicatie, kunnen met hun status "urgent" uitsluitend reageren op het regionale aanbod van passende flatwoningen vanaf de 1e verdieping. In geval van een medische indicatie kan hiervan worden afgeweken indien in het advies van de medisch adviseur als bedoeld in artikel 2.5.2 lid 2 uitdrukkelijk een ander woningtype wordt geadviseerd.
Burgemeester en wethouders kunnen van het standaard regionale zoekprofiel als bedoeld in lid 2 afwijken, wanneer het belet dat de urgent woningzoekende lokaal een passende woning krijgt toegewezen omdat in de lokale woningvoorraad bepaalde woningtypen ontbreken of naar verwachting niet binnen 6 maanden vrij voor verhuur komen en huisvesting in de woongemeente sociaal of maatschappelijk, noodzakelijk wordt geacht. In dit geval wordt door burgemeester en wethouders een tweede zoekprofiel vastgesteld, waarmee de urgent woningzoekende uitsluitend op het woningaanbod in de huidige woongemeente kan reageren.
Paragraaf 2.6 Toewijzen van woonruimte
Artikel 2.6.1 Aanbodsysteem voor de toewijzing van huurwoningen
afhankelijk van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2.8.1, lid twee: woonruimte als onderdeel van Lokaal Maatwerk.
Burgemeester en wethouders kunnen bijzondere categorieën woningzoekenden en woningzoekenden met een indicatie urgent door bemiddeling medewerking verlenen bij het verkrijgen van woonruimte, indien zij er niet in slagen binnen 6 maanden na afgifte urgentie op eigen initiatief passende woonruimte te vinden. Deze bemiddeling vindt, met inachtneming van artikel 2.5.4. lid 1 sub d, binnen 12 maanden plaats nadat de urgentieverklaring is afgegeven.
Het advertentiemedium verschijnt periodiek per gemeente dan wel per groep van gemeenten in de regio. Het advertentiemedium biedt inzicht in het aanbod van tenminste de woonruimte in beheer bij corporaties en waarvoor het vergunningenstelsel geldt, van de gemeente of van de groep van gemeenten in de regio. Het advertentiemedium moet tijdig voor alle geïnteresseerde woningzoekenden in de regio verkrijgbaar zijn.
a. Woningzoekenden met de status "urgent" hebben - in afwijking van het bepaalde in het vorige lid - voorrang boven alle andere kandidaten in de provincie, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders voor de urgente vastgestelde zoekprofiel en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn.
In afwijking van lid zes onder a, kunnen burgemeester en wethouders met instemming van de eigenaar van woonruimte, in het advertentiemedium woonruimte aanwijzen, waarop de status "urgent", niet geldig is.
Indien een advertentie tot een toewijzing leidt, wordt daarvan in het advertentiemedium binnen veertien dagen na ingang van de contractueel overeengekomen eerste bewoningsdatum mededeling gedaan. Ook van toewijzingen van woningen op grond van het derde lid van dit artikel wordt in het advertentiemedium binnen veertien dagen na ingang van de contractueel overeengekomen eerste bewoningsdatum mededeling gedaan in het advertentiemedium.
Paragraaf 2.8 Organisatie en bevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen met besturen van woningcorporaties een overeenkomst sluiten waarin afspraken worden neergelegd over de wijze waarop de samenwerking op het terrein van de woonruimteverdeling gestalte wordt gegeven. Burgemeester en wethouders kunnen ook met andere marktpartijen overeenkomsten afsluiten over samenwerking bij woonruimteverdeling.
Door middel van Lokaal Maatwerk kunnen burgemeester en wethouders met eigenaren of groep van eigenaren van woonruimte, een overeenkomst sluiten waarin afspraken worden neergelegd over de wijze van toewijzing. De overeenkomst kan in de plaats treden van het geheel of delen van deze verordening, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan
HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Paragraaf 3.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder vergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1:
Als een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 3.1.3 lid 5 wordt verleend, wordt tien procent (10%) per jaar van het bedrag genoemd onder respectievelijk a, b of c (afhankelijk van welke situatie van toepassing is) gehanteerd.
De compensatiebedragen worden jaarlijks per 1 juli vermenigvuldigd met toepassing van het consumentenprijsindexcijfer van het voorafgaande kalenderjaar.
Vrijstelling van het verbod als bedoeld in artikel 3.1.2 a. wordt verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Paragraaf 3.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.2.2. Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachte vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
Artikel 3.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen en jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Indien een woningzoekende op basis van dit oordeel de indicatie "urgent" krijgt, dan is deze indicatie uitsluitend in de gemeente geldig.
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 2.2.1, 3.1.2 of 3.2.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met de opsporing van de bij artikel 4.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de Minister van Justitie daartoe zijn aangewezen.
BIJLAGE 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
TOELICHTING HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
lid 9 Dit iseen woning die noodzakelijkerwijs gebruikt wordt met het oog op de arbeidsovereenkomst. Voorbeelden zijn: een boswachterwoning, een portierswoning. Er is dus een direct verband tussen de aard van het werk en het bewonen van de woning. Het huurrecht is in dat geval niet van toepassing. Als er geen direct verband is tussen de aard van het werk en het bewonen van de dienstwoning, spreekt men van een onechte dienstwoning. Het huurrecht is dan wel van toepassing. Bijvoorbeeld: een postbode die een woning krijgt aangeboden in Groningen en nadien zijn arbeidsovereenkomst opzegt, heeft dus wel recht op huurbescherming. Zogenaamde verpleegstersflats zijn soms echte en soms onechte dienstwoningen. Als een verpleegkundige intern woont, zodat zij feitelijk een kamer in het ziekenhuis huurt, zal er sprake zijn van een echte dienstwoning. Betreft het echter flats die speciaal gebouwd zijn om verpleegkundigen aan woonruimte te helpen, dan is er geen direct verband tussen het werk en het bewonen van de flat en zal in de regel het huurrecht wel van toepassing zijn.
lid 10 Een economische binding aan de provincie wordt in elk geval aangenomen indien:
-iemand tenminste 18 uur per week bij een bedrijf of instelling in de provincie in hetzij vaste
dienst is, hetzij een tijdelijk dienstverband heeft met de vooropgezette bedoeling dit om te zetten in een vast dienstverband of bij minder uren, ten minste een netto-inkomen uit arbeid heeft op bijstandsniveau;
-iemand als zelfstandig ondernemer in zijn bestaan voorziet en aantoont dat de zetel van zijn bedrijf in de provincie is gevestigd.
Met in acht name van het bovenstaande is het tijdstip waarop de economische binding ingaat, het moment waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur- of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat:
lid 18 Bij het toewijzen van huurwoningen wordt het huidige inkomen gehanteerd.
lid 22: Deze grens is door Gedeputeerde Staten voor onze gemeente voor onbepaalde tijd vastgesteld op € 181.512. Door de redactie van het artikel is voor een verhoging van de grens geen wijziging van de verordening nodig.
lid 2 Door zijn plaats in hoofdstuk 1 geldt dit artikel voor alle woonruimten, al zal het in de praktijk geen rol spelen voor corporatiewoningen: leegstand van corporatiewoningen wordt immers via het aanbodsysteem voorkomen. Het artikel is dus met name bedoeld om leegstand van particuliere woonruimte tegen te gaan, waartegen anders niet op te treden zou zijn, met als uiterste instrument het in de Wet neergelegde recht tot vordering.
TOELICHTING HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE.
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
lid 2 Eerste gedachtenstreepje: Dit geldt niet voor de gevallen bedoeld in de artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Tweede gedachtestreepje: in afwijking met de Wet op de huurtoeslag worden de inkomensgegevens van inwonende kinderen, kleinkinderen en pleegkinderen jonger dan 27 jaar niet meegeteld, gezien de grote kans op wijziging in de samenstelling van het huishouden gedurende de woonduur.
Artikel 2.2.3 Eisen voor vergunningverlening
onder c, 1e ged.streepje: De eis van economische of maatschappelijke binding geldt niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het Besluit. Dit betreft gevallen van woningruil waarbij tenminste één van de betrokken partijen behoort tot een beschermde groep, of als aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt. Ook kan er in gevolge de Huisvestingswet geen bindingseis gesteld worden als het personeel van het Europees Laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation betreft dat hun functie in Nederland uitoefent.
onder d, 2e ged.streepje: dit geldt niet indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het Besluit. Dit betekent dat het niet lang genoeg ingeschreven staan niet kan worden tegengeworpen aan degene die:
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
lid 4 Dit artikel is bedoeld om ook huurwoningen die niet participeren in het aanbodsysteem en koopwoningen bij voorrang te bestemmen voor degenen met een binding aan de provincie of behorend tot een beschermde groep. Pas als aantoonbaar is dat er binnen de geëigende groep geen belangstelling is voor de woning, kunnen ook anderen voor de woning in aanmerking komen.
Artikel 2.3.1 Verhouding inkomen - rekenhuur
De prijsgrenzen zijn door het Rijk per 1 juli 2007 voor de periode 1 juli 2007 tot 1 juli 2008 als volgt bepaald:
De prijsgrenzen zijn door de rijksoverheid als volgt bepaald:
*Op grond van de Wet op de Huurtoeslag geldt voor jongeren onder 23 jaar met (een) kind(eren) en jongeren met een handicap een hogere huurprijs.
De inkomensgrenzen die gelden als doelgroepbepaling in het Huisvestingsbesluit en het Besluit Beheer Sociale Huursector zijn gelijk aan het maximum inkomen waarmee recht bestaat op huurtoeslag. De definitie van het rekeninkomen is gewijzigd per 1 januari 2006. “…voor het inkomensbegrip wordt aangesloten bij de fiscale begrippen. Uitgangspunt is het verzamelinkomen in het berekeningsjaar op basis van de WIB (Wet inkomenstenbelasting), of wanneer bij de betrokkene geen inkomstenbelasting wordt geheven, het belastbaar loon volgens de wet op de loonbelasting.” (MG 2005-18).
De inkomensdoelgroepgrenzen huurtoeslag 2009 zijn:
lid 1 De eigenaar van de woonruimte kan in overleg met burgemeester en wethouders maatwerk toepassen op complexniveau. De bezettingsnorm kan hiermee op beperkte schaal worden toegepast.
Artikel 2.4.2 Aanvraag tot inschrijving
lid 1 Voor de inschrijving als woningzoekende is het niet nodig een groot aantal bewijsstukken in te leveren. De woningzoekende is zelf verantwoordelijk voor zijn gegevens en deze worden pas gecontroleerd als de woningzoekende een woning heeft gevonden. De volgende bewijsstukken worden daarbij betrokken:
Artikel 2.4.3 Bewijs van inschrijving
lid 1 De aanvrager is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens.
lid 2 Voor de verlening van de inschrijving als woningzoekende is het niet nodig een groot aantal bewijsstukken in te leveren. De woningzoekende is zelf verantwoordelijk voor zijn gegevens en deze worden pas gecontroleerd als de woningzoekende een woning heeft gevonden.
lid 3 Een woningzoekende moet worden uitgeschreven indien hij of zij in de eigen regio een huurwoning betrekt die hem of haar is aangeboden via het aanbodsysteem. Uitschrijving vindt niet plaats indien de woningzoekende op kamers gaat wonen, of een woning betrekt van een particulier waarmee geen afspraken gemaakt zijn over de wijze van verdelen van zijn woning(en) of een koopwoning betrekt of een zelfstandige woonruimte is betrokken buiten de regio. Hierbij dient te worden vermeld dat het woningzoekendenbestand jaarlijks wordt opgeschoond. Iedere ingeschreven woningzoekende wordt jaarlijks gevraagd of men ingeschreven wenst te blijven. Indien de woningzoekende zulks wenst, dan wordt hij of zij alsnog uitgeschreven als woningzoekende.
Sinds 1 juli 1998 is op basis van praktijkervaringen als uitschrijvinggrond opgenomen de aankoop van een door een woningzoekende zelf bewoonde huurwoning. Uitschrijving is formeel mogelijk. Aanbevolen wordt echter om bij aankoop een bericht te sturen dat de inschrijving zonder tegenbericht komt te vervallen. Er kan dan bij actief handelen van de woningzoekende de mogelijkheid worden geboden de huidige inschrijving (voor huur en/of koop) te handhaven.
De uitschrijving in het kader van het Tweede Kansbeleid zijn gelijk aan die voor het weigeren voor een inschrijving. Er dienen nadrukkelijk enkele zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen voordat men tot dit middel overgaat. Deze zijn omschreven in artikel 2.4.1 lid 3.
lid 4 Dubbelinschrijvingen voor een huurwoning zijn overbodig. Het zijn vooral huishoudens die zich voor de totstandkoming van het regionaal aanbodsysteem in een buurgemeente hebben laten registreren, die dubbele inschrijvingen kennen. Het is in het belang van de woningzoekende om de meest recente inschrijvingen te laten vallen zodat zij niet met een minder kansrijk inschrijfnummer reageren op vrijkomend aanbod. Het tweede deel van het artikel strekt er toe te voorkomen dat met het doorhalen van een dubbele inschrijving voor een huurwoning de eventuele inschrijving voor een koopwoning komt te vervallen. Wanneer gemeenten geen afspraken hebben gemaakt over de onderlinge uitwisselbaarheid van lokale lijsten ten behoeve van de verkoop van koopwoningen zijn hierdoor wel meerdere registraties voor koopwoningen mogelijk.
Artikel 2.5.1 Urgent woningzoekenden
lid 2 Door middel van dit artikel is gepoogd het aantal urgentieverleningen tot noodsituaties te beperken. Urgenten krijgen daarmee een sterke positie: zij hebben absolute voorrang op anderen en kunnen in beginsel binnen zes maanden gehuisvest worden. Door het beperken van urgenties kan een redelijk percentage woningen aan niet-urgente woningzoekenden worden toegewezen. Veel situaties die vroeger steevast tot urgentie leidden, gelden in deze verordening niet als noodsituatie en leiden dus niet langer tot urgentie. Geen urgentie wordt bijvoorbeeld verleend:
Lid 3 sub A onder C: Met co-ouderschap wordt een regeling aangeduid tussen de ouders over de zorg voor de kinderen. Dit kan betekenen dat de praktische en financiële zorg voor de kinderen wordt gedeeld. Co-ouderschap kan maar tot maximaal één urgentie leiden en als één van de ouders in de huidige woning blijft wonen wordt geen urgentie verleend. De gemeente heeft daarmee voldaan aan de zorgplicht, namelijk het voorkomen van dakloosheid van minderjarige kinderen. Dat beide partijen co-ouderschap overeenkomen maar dit voorlopig nog niet kunnen uitvoeren, behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van beide partijen.
Lid3 sub D Dit artikellid geldt voor personen die in een "Blijf van mijn lijf" of Fiom-huis in de regio wonen: zij krijgen voorrang bij het verkrijgen van woonruimte (conform de eerder in regionaal of sub-regionaal verband gemaakte afspraken). Deze urgentie wordt bij registratie direct toegekend, zolang het afgesproken aantal woningen per gemeente nog niet is overschreden. Jaarlijks krijgt een, in verhouding tot het aantal vrijkomende huurwoningen, redelijk aantal personen uit opvangtehuizen voorrang op basis van regionale of lokale afspraken. Om in aanmerking te komen voor een maatschappelijke indicatie voor urgentie dient de betrokkene gedurende een bepaalde tijd te zijn begeleid of behandeld door een in de regio werkzame hulp- en dienstverleningsinstelling. Dit kunnen ook andere instellingen zijn dan eerder in deze toelichting genoemd.
Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming tot urgentie
lid 2 Met het oog op de uniformiteit jegens woningzoekenden verdient het de voorkeur te komen tot één medisch adviseur voor alle regiogemeenten.
lid 3 De aan te wijzen instantie kan ook, namens burgemeester en wethouders, de urgentieverlening zelf ter hand nemen. Er is echter geen verplichting om een regionale urgentiecommissie in te stellen.
Artikel 2.5.3 Beperkte keuzemogelijkheden urgenten.
lid 2 Met dit artikel is beoogd eenduidigheid en een optimale afstemming van de zoekprofielen op de lokale en regionale woningmarkt te realiseren. Het standaard (regionale) zoekprofiel voor iedere urgent woningzoekende is een flatwoning (het woningtype dat over het algemeen het minst schaars is) vanaf de eerste woonlaag.
Lid 3: van het standaard zoekprofiel kan worden afgeweken als volgens burgemeester en wethouders huisvesting in de woongemeente dringend gewenst is en met het standaard zoekprofiel niet mogelijk is. Dit zoekprofiel geldt dan alleen voor de woongemeente.
Lid 4: Urgent woningzoekenden met een volkshuisvestelijke indicatie krijgen wel een regionaal zoekprofiel mee. Dit vanwege de wezenlijk andere positie waarin deze urgenten zich bevinden. Die is principieel anders dan bij een medische urgentie of echtscheidingsurgentie. Bij een volkshuisvestelijke indicatie wordt men urgent omdat de gemeente en de eigenaar van de woning andere plannen hebben met de grond waarop de woning staat. De bewoner vraagt niet zelf om persoonlijke redenen om urgentie, maar wordt gevraagd de woning te verlaten in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang. Deze positie rechtvaardigt een breder en ruimer, regionaal geldend zoekprofiel.
lid 2 Bij nieuwbouw van een woning voor een woongroep is er vaak sprake van een initiatiefgroep waarvan de leden het recht van eerste bewoning krijgen. Wanneer de leden onzelfstandige woonruimte bewonen valt de verdeling buiten het bereik van de verordening. Er is sprake van een groepswooncomplex wanneer de leden van de woongroep ieder een zelfstandige woonruimte bewonen.
lid 6 sub c: Burgemeester en wethouders bepalen in onderling overleg met de in de gemeente werkzame corporaties, in welke woningcomplexen in potentie ter beschikking komende woningen, uitgesloten zouden kunnen worden voor urgenten (met dien verstande dat de status "urgent", niet geldig is). Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze complexen in hun geheel worden uitgesloten. Wanneer in een geoormerkt complex een woning ter beschikking komt, krijgt de corporatie mandaat om te beoordelen of de betreffende woning daadwerkelijk wordt aangewezen als woning waarop de status urgent niet geldig is. Het moet hierbij gaan om een woning die naar verwachting een veel hoger dan gemiddeld aantal reacties zal opleveren (het betreft dus een door woningzoekenden zeer gewilde woning). Corporaties kunnen zich daarbij bijvoorbeeld baseren op aantallen reacties op vergelijkbare woningen in het complex. Hierbij dient bedacht te worden dat er vaak geen tijd is om bij mutaties vooraf te overleggen met de gemeente. Bij een huuropzegging dient altijd rekening te worden gehouden met de deadline van de woningkrant. Er zou anders ongewenste huurderving kunnen ontstaan. Het is overigens niet de bedoeling te veel woningen uit te sluiten voor urgenten. Terughoudendheid dient te worden betracht. Daarom mag per jaar niet meer dan 5% van het totaal aantal woningen per gemeente dat in het voorgaande jaar in de Woningkrant is aangeboden, worden aangemerkt als woning waarop de status "urgent" niet geldig is. De tussen gemeente en corporaties overeengekomen complexen (inclusief adresgegevens) worden schriftelijk vastgelegd voor een periode van één jaar. Deze regeling valt niet onder Lokaal Maatwerk.
Voorrang bij beperkte bouwmogelijkheden:
Ten tijde van de totstandkoming van deze verordening bereidt de provincie beleidsregels voor voor gemeenten met beperkte bouwmogelijkheden. Bedoelde beleidsregels zijn nog niet vastgesteld. Het is mogelijk dat op basis van deze beleidsregels bijvoorbeeld voorrangsregels voor lokaal woningzoekenden gaan gelden. Deze voorrang bij beperkte bouwmogelijkheden wordt meegeteld bij de 30% lokaal maatwerk (zie tevens artikel 2.8.1 lid 2).
Artikel 2.7.2 Toewijzing van standplaatsen
lid 2.b Ook voor woonwagenbewoners geldt op grond van artikel 2.5.3, dat als zij urgent worden, zij naar een flatwoning vanaf de 1e verdieping kunnen. Een medisch urgente woonwagenbewoner kan voor een benedenverdieping in aanmerking komen, maar kan niet versneld in aanmerking komen voor een standplaats. Urgentie betekent: dak boven je hoofd en dus geen toewijzing van zeer schaarse woonruimte. Een uitzondering geldt voor de urgent woningzoekende met een volkshuisvestelijke indicatie: deze kan op basis van artikel 2.5.3 vierde lid en 2.7.2 tweede lid wel een standplaats eisen.
Lid 2a: Bij het bepalen van het woningaanbod wordt gekeken naar het jaarlijks in de gemeente vrijkomende aanbod van woningen waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist. Daarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde aanbod over de afgelopen drie jaar. Een overschrijding van het maximum percentage wordt gemeld aan degemeenteraad.
lid 2b Lokaal Maatwerk heeft betrekking op:
1e : voorrang bij beperkte bouwmogelijkheden: ten tijde van de totstandkoming van deze verordening bereidt de provincie beleidsregels voor voor gemeenten met beperkte bouwmogelijkheden. Als het goed is, wordt de gemeente Wijk bij Duurstede als zo’n gemeente aangemerkt. In dat geval is het toegestaan het lokaal maatwerk ook te gebruiken om aan de gemeente gebonden woningzoekenden voorrang te geven. Zie ook artikel 2.6.1, 7e lid
2e: de verhouding inkomen – huur waarbij woonruimte kan worden aangeboden met ruimere of krappere grenzen. Ook in de verordening 2005 werd deze ruimte, weliswaar beperkt, geboden. Hiermee kan onder andere aanbod en vraag op elkaar worden afgestemd van grote gezinnen en senioren ongeacht het feit dat de te ontvangen huurtoeslag hoger kan zijn dan vanuit het financiële beheer wenselijk wordt geacht.
3e -: De aanvullende toelatingseisen waren in de voorgaande verordening reeds mogelijk via het flexibiliteitsartikel. Bij het beheer van bepaalde complexen kan het nodig zijn aanvullende eisen te stellen.
4e -: Lokaal Maatwerk is ook geschikt voor de toepassing van alternatieve toewijzingssystemen. Als uitgangspunt bij de woonruimteverdeling is weliswaar gekozen voor het aanbodmodel maar voor bepaalde doelgroepen kan een ander toewijzingssysteem uitkomst bieden. Voorbeeld hiervan is de toewijzing door middel van loting. Conform artikel 2.6.1 lid 2 worden bepaalde woningen,zoals woningen voor statushouders, niet via het aanbodmodel verdeeld, dit valt niet onder Lokaal Maatwerk; hetzelfde geldt voor de 5% regeling uit artikel 2.6.1, lid 6c.
5e -: Met name voor huurwoningen had de vorigehuisvestingsverordening weinig mogelijkheden om doorstroming te bevorderen. Met Lokaal Maatwerk wordt deze mogelijkheid geboden waarbij het “doorstroomrendement” afhankelijk is van lokaal beleid.
6e -: Door een gemeente aan te wijzen specifieke doelgroepen kunnen voorrang krijgen bij de verdeling van woonruimte. Gelijk aan de systematiek van de hardheidsclausule geldt deze voorrang uitsluitend lokaal.
7e -: de Huur – Directpagina is een speciale rubriek in het advertentiemedium zoals is bedoeld in artikel 2.6.1 lid 4, waarop woningen worden aangeboden, waarbij een op grond van aantoonbare ervaringsgegevens gebaseerd vermoeden bestaat dat er bij regulier adverteren geen gegadigden zijn die een passende toewijzing mogelijk maken.
Bij de volgordebepaling wordt voorrang gegeven aan huishoudens die wel over een binding beschikken en waar sprake is van passende huisvesting. Afwijking van de huur - inkomensverhouding wordt niet voorgesteld. Direct volgend op de plaatsing op de huur-directpagina in de regionale aanbodkrant kan met toestemming van burgemeester en wethouders een woning in een ander medium aan worden geboden. Hierbij wordt verondersteld dat bij de woningende volgende criteria worden gehanteerd:
Bij een experiment moeten de volgende punten scherp naar voren komen:
TOELICHTING HOOFDSTUK 3 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen twee belangen. Het aanvragersbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijke belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad). Wanneer aan het aanvragersbelang voorrang wordt verleend (lid 1), moet de vergunning worden verleend. Er kan geen compensatie worden gevraagd. Als het belang van de aanvrager minder zwaar weegt dan het belang van de volkshuisvesting (lid 2), dan is in de verordening een compensatiemogelijkheid opgenomen. Op grond van jurisprudentie wil dit zeggen dat als de aanvrager bereid is te compenseren, de vergunning verleend moet worden (ook als het college van oordeel zou zijn dat geen enkele compensatie het verlies van zelfstandige woonruimte zou kunnen compenseren). Wil de aanvrager niet compenseren, dan wordt de vergunning niet verleend.
Compensatie dient niet als afschrikmiddel, maar als compensatie voorverloren woonruimte elders (het woningtekort in de regio is dusdanig dat er in principe geen woningen verloren moeten gaan ten behoeve van andere doeleinden). De hoogte van de compensatie moet in redelijke verhouding staan tot het met de compensatie te bereiken doel (vervangen/realiseren van woonruimte).
In artikel 3.1.5 wordt de mogelijkheid geboden tot reële (1e lid) dan wel financiële compensatie (3e lid). Reële compensatie is bijvoorbeeld vervangen van woonruimte door vergelijkbare woonruimte elders (niet zijnde al ingeplande nieuwbouw, want dan is namelijk geen sprake van vervanging, maar van toevoeging). Reële compensatie vindt bij voorkeur plaats door functieverandering. Een gebouw met een niet woonfunctie, krijgt door verbouw een woonfunctie (bijvoorbeeld van schoolgebouw naar appartementen, of van bedrijfsgebouw naar wooneenheden e.d.).
Of er sprake is van passende reële compensatie, is ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders. Hierbij kunnen de volgende criteria een rol spelen:
Ten aanzien van de financiële compensatie wordt hieronder de onderbouwing van de bedragen gegeven. Bedragen die door deze compensatiegelden worden gegenereerd, worden overigens (conform lid 5 van artikel 3.1.5) uitsluitend in het kader van de volkshuisvesting aangewend (bijvoorbeeld subsidiëring nieuwbouw sociale huurwoningen, herstructurering, inrichting woonomgeving etc.).
Onderbouwing compensatiebedragen
Reële compensatie vindt bij voorkeur plaats door functieverandering. Wanneer woonruimte gecreëerd wordt door verbouw van een niet-woongebouw naar een woongebouw, dan is sprake van een onrendabele top. Dat is dat deel van de kosten die niet binnen een redelijke termijn uit de exploitatie van de woning kan worden terugverdiend. Deze onrendabele top wordt als uitgangspunt genomen om de financiële compensatie te berekenen. Het aldus verkregen bedrag wordt in het kader van de volkshuisvesting aangewend (en kan dan bijvoorbeeld weer als stimuleringsbijdrage worden gebruikt wanneer er zich een mogelijkheid voordoet om een niet-woongebouw te verbouwen naar een woongebouw).
Voor diverse categorieën van woonruimte bedragen de grondkosten in de regio (prijspeil 1 januari 2001), gemiddeld € 363,93 per m². De verwervingskosten van een bedrijfsgebouw bedragen gemiddeld € 1.032,80 per m². Het verschil tussen de gemiddelde grondkosten van een woongebouw en de verwervingskosten van een bedrijfsgebouw bedraagt € 668,87 per m². Dit verschil wordt als uitgangspunt genomen voor zowel het vaststellen van een onrendabele top als voor een stimuleringsbijdrage. Echter, met een functieverandering (van bedrijfsgebouw naar woongebouw) verkrijgt het onroerend goed een meerwaarde die ten gunste komt van de eigenaar. Met een waardevermeerdering wordt rekening gehouden bij het vaststellen van zowel het compensatiebedrag als de stimuleringsbijdrage.
Omdat een waardevermeerdering sterk afhankelijk is van een aantal niet te beïnvloeden variabelen (waaronder vraag, aanbod en prijs op de woningmarkt) en hierdoor niet op voorhand al een juiste verdeelsleutel kan worden opgesteld die bij conjunctuurveranderingen actueel blijft, wordt een bijdrage in de helft van de onrendabele top als voldoende stimulering gezien. Derhalve dus (afgerond) € 334,44 per m². Omdat dit bedrag per m² als stimuleringsbijdrage beschikbaar kan worden gesteld, is dit bedrag meteen ook het uitgangspunt bij het berekenen van een financiële compensatie per m². Factoren die de hoogte van de financiële compensatie mede bepalen zijn:
De verschillen in compensatiebedragen zijn dus het gevolg van de invloed die een onttrekkingsmaatregel op de woningmarkt heeft.
Het compensatiebedrag van € 334,44 per m² (prijspijl 1 januari 2001) ververmenigvuldigd met de consumentenprijsindexen van de afgelopen jaren komt op € 381,- (afgerond) per 1 juli 2006. Dit afgeronde compensatiebedrag wordtjaarlijks, per 1 juli, geïndexeerd met toepassing van de consumentenprijsindex van het voorafgaande kalenderjaar.
TOELICHTING HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Hier is een overgangsmaatregel opgenomen waarbij tot 1 januari 2007 de woonduur van doorstromers voor een deel wordt omgezet in inschrijfduur. De woningzoekende moet zich hiervoor wel actief inschrijven.
Bij de omzetting wordt 2/5, oftewel 40% van de woonduur, omgezet in inschrijfduur.
Voor doorstromers die al staan ingeschreven, vindt deze omzetting plaats op 1 juli 2006, op basis van de tot 1 juli 2006 opgebouwde woonduur. Als de feitelijke inschrijfdatum een gunstiger inschrijftijd oplevert dan de inschrijftijd die ontstaat na omzetting van de woonduur, dan wordt de datum van feitelijke inschrijving aangehouden.
Voor doorstromers die zich tussen 1 juli 2006 en 1 januari 2007 inschrijven, vindt deze omzetting direct bij inschrijving plaats.
Na de omzetting neemt de inschrijfduur op dezelfde wijze toe als die van overige woningzoekenden.
Naast deze mogelijkheid voor alle doorstromers uit de regio om vóór 1 januari 2007 de woonduur te laten omzetten in inschrijfduur, wordt er voor doorstromers uit de gemeente de volgende mogelijkheid geboden: als zij vóór 1 januari 2007 reageren op een woning in de gemeente Wijk bij Duurstede, telt voor die woning hun volledige woonduur mee als inschrijfduur.
Hierna wordt aangegeven op welke punten deze verordening afwijkt van de tot op heden geldende verordening:
Gewijzigde artikelen per 1 juli 2006
Artikel 1.1. de leden van dit artikel zijn vernummerd door toevoeging van enkele begrippen.
Artikel 1.1. lid 9 (begripsbepaling) Echte dienstwoning is vervangen door dienstwoning.
Artikel 1.1. lid 10 en 25 (begripsbepaling) De economische binding aan de regio is vervangen door binding aan de provincie. Dezelfde wijziging is ook van toepassing op lid 25 de maatschappelijke binding. De vervanging van regionale bindingseisen voor provinciale bindingseisen is verwerkt in de huisvestingsverordening voor artikel 2.2.3, artikel 2.4.1 lid 2, artikel 2.6.1 lid 6a en artikel 2.6.2 lid 2.
Artikel 1.1. lid 12 (begripsbepaling) Toevoeging definitie gegadigde.
Artikel 1.1. lid 16 (begripsbepaling) Tekstuele wijziging door de wijziging van de huursubsidiewet in de ‘Wet op de huurtoeslag’. In de verordening heeft dit tot meerdere wijzigingen geresulteerd. Naast de naamswijziging van de wet heeft het begrip ‘huursubsidie’
plaatsgemaakt voor ‘huurtoeslag’.
Artikel 1.1. lid 22 (begripsbepaling) Omschrijving koopprijsgrens aangepast zodat altijd aangesloten wordt op de meest recente door GS vastgestelde koopprijsgrens.
Artikel 1.1. lid 24 (begripsbepaling) Toevoeging definitie van Lokaal maatwerk.
Artikel 1.1. lid 28 (begripsbepaling) Toevoeging definitie van provincie.
Artikel 1.1. lid 30 (begripsbepaling) definitie rekenhuur aangepast op inwerkingtreding Wet op de Huurtoeslag.
Artikel 1.1. lid 38 (begripsbepaling) Ouderenwoning is vervangen door seniorenwoning en HAT-eenheid door jongerenwoning.
Artikel 1.1. lid 40 (begripsbepaling) Toevoeging van definitie van woongroep.
Artikel 2.1.1. lid 2 (huurprijs en koopprijsgrens) De uitzondering voor bejaardenoorden is niet meer van toepassing en wordt opgevangen door de bepaling met betrekking tot zelfstandige
Artikel 2.2.3. lid 1e (eisen voor vergunningverlening) Vervalt door vereenvoudiging van de bezettingsnorm.
Artikel 2.2.3. lid 2-3 (eisen voor vergunningverlening) Beide zijn vervallen als lidnummer maar zijn als nadere uitwerking opgenomen in de toelichting.
Artikel 2.3.1. lid 1 (verhouding inkomen – rekenhuur) Vereenvoudiging van de tabel, met meer keuzevrijheid voor de woningzoekenden.
Artikel 2.3.1. lid 2-3 (verhouding inkomen – rekenhuur) Vervallen. Het betreft hier informatie en deze informatie is als zodanig opgenomen in de artikelsgewijze toelichting.
Artikel 2.3.1. lid 2 (verhouding inkomen – rekenhuur) Als nieuw lid toegevoegd. Hiermee worden de gebruikte grenzen jaarlijks geïndexeerd aan het rijksbeleid.
Artikel 2.3.2. (bezettingsnorm) Vereenvoudiging met meer keuzevrijheid. Lid 1, 2, 4 en 5 zijn vervallen. Lid 3 is tekstueel aangepast en vernummerd.
Artikel 2.3.3. lid 2 (woningtype) Toevoeging van lid 2.Voorheen artikel 2.3.4 lid 3, tweede gedachtenstreepje.
Artikel 2.3.4. (flexibiliteit) Vervalt. De mogelijkheden van dit artikel zijn opgenomen onder Lokaal Maatwerk. Met uitzondering van artikel 2.3.4 lid 3, tweede gedachtenstreepje.
Artikel 2.3.5. (huur-directpagina) Vervalt. De mogelijkheden van dit artikel zijn opgenomen onder Lokaal Maatwerk.
Artikel 2.4.2. (Aanvraag tot inschrijving.) Voor de inschrijving als woningzoekende is het niet nodig een groot aantal bewijsstukken in te leveren. De woningzoekende is zelf verantwoordelijk voor zijn gegevens en deze worden pas gecontroleerd als de woningzoekende een woning heeft gevonden.
Artikel 2.5.1. lid 1 (urgent woningzoekenden) Gewijzigd. De noodzaak bij de aanvraag van een urgentie komt meer naar voren.
Artikel 2.5.2. lid 1 derde gedachtestreepje, tekstuele aanpassing en in overeenstemming gebracht met het nieuwe artikel 2.5.1 lid 1.
Artikel 2.6.1. lid 2 (aanbodsysteem voor de toewijzing van huurwoningen) vervanging van het achtste gedachtenstreepje, in plaats van een verwijzing naar het experimentartikel een verwijzing naar Lokaal Maatwerk.
Artikel 2.6.1. lid 5 (aanbodsysteem voor de toewijzing van huurwoningen) Ter bepaling van de volgorde worden alle belangstellende woningzoekenden op datum van inschrijving gerangschikt. De woning wordt voor verhuring aangeboden op volgorde van de anciënniteit.
Artikel 2.6.1. lid 7 Toegevoegd voorrangsregeling kleine kernen (minder dan 2000 inwoners)
Artikel 2.6.2. (toewijzing van koopwoningen) Dit artikel vervalt. Als gemeente is het mogelijk om hiervoor beleid te formuleren, dit hoeft niet in de verordening opgenomen te zijn.
Artikel 2.8.1. lid 2 (overeenkomsten) Gewijzigd. Nadere regels met betrekking tot Lokaal Maatwerk. De uitwerking van Lokaal Maatwerk is opgenomen in de toelichting.
Artikel 3.1.5. lid 3 (compensatie) De bedragen worden automatisch jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 3.2.1. lid 2 (werkingsgebied) Verwijzing naar stad Utrecht vervalt.
Artikel 4.1. (hardheidsclausule) Het melden van het gebruik van hardheid aan de provincie wordt geschrapt.
Artikel 5.2. Overgangsbepalingen voor de afschaffing van woonduur.