Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kadernota minimabeleid 2009 |
Citeertitel | Kadernota minimabeleid 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Ingetrokken bij de vaststelling van de Kadernota minimabeleid 2015
Wet werk en bijstand
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-02-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 18-12-2014 Kempenaer, 18 februari 2015 | R2014.131 |
01-01-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 01-11-2009 De Lantaarn, 08-05-2010 | R2009.025 |
3.1 Bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB)
3.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
4. GEMEENTELIJKE BELEIDSVRIJHEID
5.4 Maatwerk of doelgroepenbeleid
5.7 Pijler 2: (Vrijwilligers)werk
5.8 Pijler 3: Materiële ondersteuning
In 2007 vond in Eersel een Armoedeconferentie plaats waaraan werd deelgenomen door gemeentelijke bestuurders, ISD de Kempen en maatschappelijke organisaties.
Naar aanleiding van deze conferentie hebben de Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden eind 2007 hun beleid met betrekking tot de financiële regelingen voor inkomensondersteuning geëvalueerd.
Daarbij is tevens besloten om in 2008 vernieuwend minimabeleid te ontwikkelen en deze beleidsmatig te vertalen voor de periode vanaf 2009.
Het initiatief tot het vormgeven van aanvullend vernieuwend beleid is genomen in de vergadering van de ISD-Stuurgroep van 12 juni 2008. Vanwege de relatie met andere gemeentelijke beleidsvelden en met het op 30-6-2008 ondertekende convenant “Kinderen doen mee”, heeft regionaal ambtelijk overleg plaatsgevonden waaraan werd deelgenomen door de ISD de Kempen en beleidsmedewerkers Welzijn van de Kempengemeenten. De uitkomsten van dit overleg zijn betrokken bij de totstandkoming van deze Nota.
Deze Nota is bedoeld als een discussiestuk voor de gemeenteraden om richting te geven aan het minimabeleid. Aan de hand van de geformuleerde beleidskaders kan de raad haar keuze’s maken.
Deze kaders vormen de basis waarbinnen het college van burgemeester en wethouders de beleidsregels van het minimabeleid zullen vaststellen.
Gelet op het streven naar regionale afstemming op basis van gezamenlijke uitgangspunten en Kempenbrede gelijkheid voor burgers, is in deze Nota, ten behoeve van de discussie, geopteerd voor het benoemen van kaders om daardoor onze visie op het minimabeleid toe te lichten.
In hoofdstuk 5 van de Nota wordt ingegaan op de verschillende aspecten van het vernieuwend minimabeleid en op de pijlers die ten grondslag liggen aan dat beleid.
Het beleid van de Kempengemeenten is gericht op het:
Er wordt daarmee een link gelegd naar de Wmo-gedachte dat ieder mens vanuit zijn eigen mogelijkheden recht heeft op “meedoen”, ongeacht eventuele financiële, medische of psychische beperkingen.
De inzet van het vernieuwend minimabeleid is dan ook gericht op het realiseren van de ondersteuning vanuit bovengenoemde (brede) uitgangspunten.
Minima: Alle inwoners van de vijf Kempen gemeenten met een inkomen tot en met 120% van het minimumloon die niet vermogend zijn conform de uitgangspunten van de WWB.
Participatie: Zorg dragen voor deelname van alle inwoners van de vijf Kempen gemeenten aan de samenleving ongeacht afkomst, geslacht, leeftijd, opleidingsniveau enz om de zelfstandige bestaanszekerheid te bevorderen.
3.1 Bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB)
Deze specifieke regelingen kunnen in hoofdlijnen als volgt worden ingedeeld:
3.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Deze gemeentelijke taak moet worden beschouwd als een onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid.
De gemeenten (afdelingen Financiën) hebben hun beleid afgestemd op het rijksbeleid t.a.v. rijksbelastingen. Gemeenten kunnen daarbij uitgaan van 90%, 95% of 100% van de bijstandsnormen. Alle Kempengemeenten hanteren de 100%-norm, zijnde de maximale financiële beleidsruimte.
Dit kwijtscheldingsbeleid kent strengere financiële toetsingscriteria dan het WWB-criteria.
Het kan daarom voorkomen dat iemand met een bijstandsuitkering niet in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) kwijtschelding.
4 Gemeentelijke beleidsvrijheid
Algemeen inkomensbeleid is voorbehouden aan het Rijk. Periodiek wordt door het ministerie van SZW het sociaal minimum vastgesteld. Hieronder vallen o.a. de hoogte van het minimum loon inclusief daarvan afgeleide uitkeringen (b.v. AOW en ANW en WWB), de Belastingwetgeving, Huurtoeslag en Zorgtoeslag.
Gemeenten kunnen, in aanvulling op het inkomensbeleid en voorliggende voorzieningen, met maatwerk individuele huishoudens ondersteunen bij bijzondere noodzakelijke uitgaven. Het gemeentelijk beleid heeft daarbij een vangnetfunctie.
Met de invoering in 2004 van de WWB zijn de mogelijkheden voor gemeenten om categoriale voorzieningen te treffen beperkt, omdat deze het landelijke inkomensbeleid doorkruisen.
Categoriale gemeentelijke bijstandsregelingen die wel zijn toegestaan, zijn:
Beide regelingen zijn ook in de 5 Kempengemeenten vastgesteld.
Daarnaast kan de gemeente, zonder strijdigheid met het Rijksbeleid, bepaalde kosten gericht op participatiebevordering benoemen, waarvoor in principe bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
Omdat het vooral voor kinderen belangrijk is dat zij meedoen aan het maatschappelijk leven, kunnen ouders van schoolgaande kinderen in de Kempengemeenten jaarlijks in aanmerking komen voor een forfaitair bedrag in bepaalde schoolkosten en kosten voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten.
Op grond van de WWB stelt het College van B&W het beleid m.b.t. bijzondere bijstand vast en draagt zorg voor de uitvoering daarvan.
4.3.1 Bevoegdheid Gemeenteraad
De gemeenteraad kan de kaders aangeven waarbinnen het minimabeleid moet worden vastgesteld. Voorts stelt hij het daarvoor benodigde budget beschikbaar en is hij belast met het toezicht op de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het door het College gevoerde beleid.
Op grond van jurisprudentie is het niet mogelijk om dit gemeentelijk beleid bij verordening te regelen.
Het College stelt de beleidsregels vast binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders en bepaalt daarbij tevens de hoogte van de uitkering. Het College is eveneens belast met de doelmatige en rechtmatige uitvoering daarvan.
Het huidige minimabeleid leidt in onvoldoende mate tot het gebruik van minimaregelingen. Met name betreft het mensen die geen (gemeentelijke) uitkering ontvangen. Geldgebrek kan remmend werken op meedoen in de samenleving. Het is daarom noodzakelijk dat via aanvullend en vernieuwend beleid meer burgers kunnen worden bereikt en een ruimhartig beleid wordt gevoerd.
Het in de draagkrachtcriteria genoemde percentage (110%) varieert momenteel in de Nederlandse gemeenten van 105% tot soms zelfs 130% van de bijstandsnorm. De meest voorkomende percentages zijn 110% en 120% van de bijstandsnorm.
Het College kan de draagkrachtcriteria binnen de wettelijke mogelijkheden naar eigen inzicht vaststellen. Deze criteria mogen echter niet dermate ruimhartig zijn dat daarmee het Rijksbeleid op het gebied van inkomenspolitiek wordt doorkruist. Er is geen duidelijke afbakening van deze gemeentelijke bevoegdheid.
Het armoedebeleid van de Rijksoverheid hanteert een inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum. Dit is ook het geval geweest bij de eenmalige uitkering van € 50,-- voor minima.
Steeds meer mensen, ook zij met een inkomen boven het sociaal minimum, kunnen door kosten, vanwege geldgebrek in onvoldoende mate aan het maatschappelijk leven deelnemen.
Om meer mensen daartoe te kunnen stimuleren, stellen wij voor om de doelgroep te vergroten en ter zake het huidige percentage te verhogen van 110% naar 120% van de bijstandsnorm.
De omvang van de doelgroep, voor het recht op bijzondere bijstand, wordt uitgebreid door de inkomensgrens van de draagkrachtcriteria te verhogen van 110% naar 120% van de geldende bijstandsnorm. |
5.4 Maatwerk of doelgroepenbeleid
Het huidige minimabeleid in de Kempengemeenten is geen specifiek doelgroepenbeleid.
Uit onderzoeken is gebleken dat een aantal doelgroepen een groter risico op armoede heeft. Dit zijn o.a. alleenstaande ouders met schoolgaande kinderen, chronisch zieken en gehandicapten, allochtonen en 65-plussers. De Kempengemeenten hebben terzake in het minimabeleid voldoende financiële waarborgen ingebouwd.
Omdat in voorkomende gevallen in individuele gevallen maatwerk kan worden geleverd, is het niet nodig om specifiek doelgroepenbeleid binnen het minimabeleid op te nemen.
a. Binnen het minimabeleid wordt geen specifiek doelgroepenbeleid ontwikkeld. b. In het minimabeleid moet vooral individueel maatwerk voorop staan, met extra aandacht voor participatie. |
Het doel van regionale afstemming binnen de vijf Kempen gemeenten is een transparant en overzichtelijk beleid te verkrijgen voor de klant. Aan de burgers is het moeilijk uit te leggen dat de verstrekkingen per gemeente verschillen.
Eerder hebben adviesorganen, zoals seniorenraad en WMO platform aangegeven dat zij eenheid m.b.t. de verstrekkingen binnen de Kempengemeenten belangrijk vinden.
De minimaregelingen wijken op onderdelen van elkaar af. Tevens kunnen hierdoor voordelen voor de uitvoering worden bereikt, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting en werkprocessen.
In het volgende hoofdstuk wordt het vernieuwend minimabeleid beschreven door middel van het benoemen van vijf pijlers waarin de verschillende deeltaken van de gemeenten zijn ondergebracht. De pijlers zijn:
Geldgebrek heeft niet alleen te maken met een laag inkomen, maar kan ook ontstaan door schulden.
Oorzaken hiervoor kunnen zijn: echtscheiding, terugval in inkomen (b.v. door ziekte of werkloosheid) en het doen van onverantwoorde uitgaven. Het gevolg hiervan kan zijn dat mensen t.g.v. een schuldenproblematiek in onvoldoende mate meedoen.
Schuldhulpverlening kan er, met maximale inzet van de schuldenaar, toe bijdragen dat mensen binnen een redelijke termijn weer uitzicht hebben op een schuldenvrije toekomst.
De Kempengemeenten hebben vanuit hun regiefunctie daarover afspraken gemaakt met de Unit Schulddienstverlening (voormalige Stadsbank) van de gemeente Eindhoven en met Maatschappelijk Werk DommelRegio.
De materiële aspecten van schuldhulpverlening worden naar evenredigheid uitgevoerd door ISD de Kempen en DommelRegio. De psycho-sociale hulpverlening vindt alleen plaats door DommelRegio.
Er is, ook op landelijk niveau, sprake van een toenemend aantal aanvragen om schuldhulpverlening.
Als middel tegen armoedebestrijding wil het Kabinet daarom meer bevoegdheden toekennen aan gemeenten om, via afspraken met schuldeisers, oplossingen te realiseren.
De Cliëntenraad bestaat uit uitkeringsgerechtigden en uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Gelet op de doelstelling, taken en bevoegdheden van dit overlegorgaan, wordt de Cliëntenraad ook betrokken bij de voorbereiding van beleid en uitvoering van het minimabeleid.
5.6.3 Integraal gemeentelijk beleid
Uitsluitend financiële ondersteuning is voor de meest kwetsbare burgers niet genoeg omdat vaak sprake is van een cumulatie van armoederisico’s, zoals een slechte arbeidsmarktpositie, problematische schulden, laag opleidingsniveau en gezondheidsproblemen.
Het is van belang dat armoedebeleid beleidsmatig en op uitvoerend niveau wordt afgestemd met andere taken van de gemeente, zoals cultuureducatie en sportactivering, Wmo, leerplicht, reïntegratie, sociale activering, inburgering, jeugdbeleid.
Met de komst van de Wmo heeft de integrale beleidsontwikkeling een belangrijke impuls gekregen: er wordt getoetst of beleid “Wmo-proof” is. Een dergelijke benadering is t.a.v. het minimabeleid ook noodzakelijk: toets beleidsontwikkeling op deze terreinen aan armoede(problematiek), en maak dit beleid naast Wmo-proof ook ‘armoede-proof'.
Deze integraliteit moet vervolgens in de praktijk gestalte krijgen.
5.6.4 Convenant - "Kinderen doen mee"
Via een convenant met het Rijk hebben de gemeenten een ambitie uitgesproken om het aantal kinderen, dat vanwege gebrek aan financiële middelen, niet participeert, met 50% te verminderen.
Een aantal aspecten in deze Nota, met name de financiële regeling voor ouders van schoolgaande kinderen, heeft betrekking op het realiseren van die ambitie. Alle vijf Kempen gemeenten hebben het convenant ondertekend.
5.7 Pijler 2: (Vrijwilligers)werk
5.7.1 Arbeid in loondienst / Gesubsidieerde arbeid
Arbeid wordt beschouwd als de belangrijkste bron van inkomensverwerving. Op zichzelf is arbeid een vorm van participatie. Het daaruit beschikbare inkomen vormt ook de financiële basis om ook op andere wijze in het maatschappelijk leven te participeren.
Het streven is gericht op het vinden van passende arbeid. Dat kan ook gesubsidieerde arbeid zijn, middels reïntegratie of WSW.
Als arbeidsparticipatie (nog) niet mogelijk is, is de inzet van sociale activering gericht op maatschappelijke participatie en het opdoen van (werk)ervaring. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de mogelijkheden en voorkeuren van betrokkenen.
Integratie van allochtone medeburgers in onze samenleving is noodzakelijk om op een acceptabele manier te kunnen participeren in het maatschappelijk leven.
Gemeenten dragen daaraan bij via het aanbieden van inburgeringstrajecten. Bij het integreren in de lokale samenleving vervullen de gemeentelijke werkgroepen Vluchtelingenwerk een belangrijke rol.
5.8 Pijler 3: Materiële ondersteuning
Naast categoriale bijstand en bijstand voor specifiek aangewezen algemene kosten, kan via bijzondere bijstand, binnen wet- en regelgeving en jurisprudentie, maatwerk worden geleverd. Dit kan zich voordoen in strikt individuele omstandigheden. Ook hier geldt het bevorderen van participatie door financiële beperkingen zoveel mogelijk weg te nemen.
5.8.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Momenteel wordt een wetsvoorstel voorbereid om minima bij voorbaat te vrijwaren van lokale belastingen. De vrijstelling zal dan alleen gelden voor mensen die eerder al eens een ontheffing hebben gekregen.
Met name 65-plussers zouden na een eerste kwijtschelding permanent kunnen worden gevrijwaard omdat hun inkomen, behoudens indexering, niet meer zal wijzigen.
Ook het Inlichtingenbureau (een elektronische database van de landelijke overheid) kan gemeenten via bestandsvergelijking ondersteunen bij de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid. Het Inlichtingenbureau kan sinds kort ook toetsen of iemand die vorig jaar geen gemeentelijke belastingen hoefde te betalen ook dit jaar in aanmerking komt voor kwijtschelding.
De geautomatiseerde toetsing van het recht op kwijtschelding beoogt:
• de administratieve lasten voor de burgers te verlagen,
• de afhandeltermijnen van kwijtscheldingsverzoeken te verkorten, en
• het gebruik van inkomensondersteunende regelingen te bevorderen.
Vereenvoudiging van het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid is in belangrijke mate afhankelijk van het Rijksbeleid.
De gemeenten hebben enkele belangrijke ketenpartners die een rol spelen bij verstrekkingen aan minima.
Deze stichting is actief in de 5 Kempengemeenten en levert een (financiële) bijdrage t.b.v. schoolgaande kinderen, die om financiële redenen niet kunnen meedoen aan schoolse en buitenschoolse activiteiten. Deze ondersteuning geschiedt niet rechtstreeks aan de betreffende ouders. Door deze werkwijze wordt bevorderd dat de dreiging van sociaal isolement/uitsluiting wordt verminderd dan wel wordt voorkomen.
Bijzondere bijstand wordt in dit verband gezien als een voorliggende voorziening.
In voorkomende gevallen wordt doorverwezen naar deze stichting.
In Bladel is sinds kort een voedselbank actief t.b.v. mensen uit de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden. In de gemeente Oirschot is de Voedselbank Best-Oirschot actief.
De Voedselbank Bladel werkt als steunpunt nauw samen met de Voedselbank Veldhoven om zodoende over voldoende voedsel te beschikken. Ze pakt de armoede direct aan door deze mensen wekelijks een voedselpakket te verstrekken. Daartoe worden de landelijk vastgestelde bestedingsnormen gehanteerd.
De voedselbank is volledig afhankelijk van giften en subsidies. Momenteel ontvangt de Voedselbank Bladel nog een subsidie via de gemeente Veldhoven. Binnen afzienbare tijd zal subsidie worden aangevraagd in de afzonderlijke gemeenten van het werkgebied.
Inmiddels zijn afspraken gemaakt met de Voedselbank in Bladel m.b.t. het geven van voorlichting en het verwijzen naar hulpverlening via de ISD de Kempen.
Minima hebben in het algemeen meer risico op een slechtere gezondheid dan de niet-minima. Om die reden is het belangrijk gevonden dat de gezondheidszorgvoorzieningen toegankelijk blijven.
Omdat gezondheid een belangrijke rol kan spelen bij het meedoen aan de samenleving, hebben de Kempengemeenten voorwaarden gecreëerd om de financiële risico’s m.b.t. medische kosten zoveel mogelijk te beperken.
Financiële omstandigheden die de toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen kunnen beperken, moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. |
5.9.1 Collectieve zorgkostenverzekering voor minima
De Kempengemeenten hebben een collectieve zorgkostenverzekering voor minima afgesloten met zorgverzekeraars, waaraan de doelgroep onder bepaalde voorwaarden en premiekorting kunnen deelnemen. Om de deelname aan die collectieve verzekering te stimuleren wordt bijzondere bijstand verstrekt in een gedeelte van de verschuldigde premie.
Ondanks het feit dat men via deelname aan de collectieve zorgverzekering, gebruik kan maken van een omvangrijk vergoedingenpakket, kunnen er toch nog bepaalde kosten zijn die niet (geheel) vergoed worden. Op grond van individuele bijzondere omstandigheden kunnen gemeenten in die gevallen via het verstrekken van bijzondere bijstand maatwerk leveren.
5.9.3 Lokaal gezondheidsbeleid
Het is belangrijk om ook vanuit dit beleid initiatieven te ontwikkelen die gericht zijn op minima. Als voorbeeld kan worden genoemd het organiseren van kookcursussen voor minima, voor het bereiden van gezonde maaltijden met weinig geld.
Preventie is gericht op het voorkomen van probleemsituaties. Het gaat daarbij niet alleen om beginsituaties, maar ook om het voorkómen van toename van problemen en het vervallen in recidivegedrag.
Gemeenten voeren een pro-actief beleid om financiële probleemsituaties van inwoners zoveel mogelijk te voorkomen. |
Communicatie als preventiemiddel kan voorkomen in de vorm van voorlichtingen via:
“Regelhulp” is een elektronische database van de landelijke overheid, waarbij het mogelijk wordt om via internet meerdere voorzieningen van CIZ, UWV en CWI en WMO tegelijk aan te vragen.
Regelhulp is vraaggericht en beperkt bureaucratische rompslomp voor de inwoners.
Door Regelhulp kunnen cliënten voorzieningen aanvragen en zich daardoor melden bij de gemeente, die mee kan denken over een oplossing. Daarvoor hoeft de cliënt maar één formulier in te vullen.
Gemeenten kunnen zich tegen een relatief geringe vergoeding aansluiten op Regelhulp. Aansluiten betekent dat gemeenten hun (Wmo-)-voorzieningen beschikbaar en direct aanvraagbaar maken op Regelhulp.
Regelhulp blijft een extra informatie- en aanvraagkanaal naast bestaande kanalen en dus een extra service voor de doelgroep van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
Steeds meer mensen gebruiken internet naast papieren documentatie, als informatiebron. De website van de gemeente en de ISD de Kempen zijn daarom belangrijke informatiebronnen m.b.t. het minimabeleid in de Kempengemeenten.
Stimulansz heeft het voor iedereen mogelijk gemaakt om via internet na te gaan of men recht heeft op landelijke voorliggende voorzieningen voor minima.
Inmiddels is het ook mogelijk om via deze organisatie na te gaan of men in aanmerking komt voor minimaregelingen op gemeentelijk niveau. Om als gemeente daarbij te kunnen aansluiten moeten gemeenten een bijdrage betalen. “Bereken uw recht” is dus een extra elektronische informatiebron voor burgers.
Mogelijkheden benutten om inwoners in de gelegenheid te stellen om via internet na te gaan of recht bestaat op gemeentelijke minimavoorzieningen. |
Signalering vindt plaats vanuit de volgende uitgangspunten: het stimuleren van personen die recht hebben op de voorzieningen en hen helpen bij de vraagstelling. Burgers ervaren ook de mentale steun van medeburgers: Delen van de zorgen, samen zoeken naar adequate oplossingen. Ook dit draagt bij aan de brede uitgangspunten van het vernieuwende beleid.
De gemeente Eersel is,als kartrekker namens de 5 Kempengemeenten, gestart met het Project “Meedoen voor iedereen”. De gemeenteraad heeft hiervoor een budget beschikbaar gesteld. Dit project bestaat uit de volgende 2 onderdelen:
Het de bedoeling dat deze taak in Eersel structureel wordt ingebed in het lokaal loket.
Het project in Eersel zal worden geëvalueerd en zonodig worden aangepast. Vervolgens zal moeten worden nagegaan of, en zo ja in welke mate, het Eerselse project kan worden verbreed naar alle Kempengemeenten.
De cursus is vooral opgezet ( vanuit diverse ervaringen/onderzoeken ingegeven) om burgers te helpen de juiste oplossingen te vinden voor de ervaren problemen ( onvoldoende participeren ontstaat veelal niet vanuit één oorzaak) . Dit past uitstekend bij de brede uitgangspunten van het vernieuwend beleid.
Vooral voor minima is scholing een belangrijk instrument om hun financiële positie te verbeteren. Scholing kan betrekking hebben op de volgende beleidsvelden:
Via het verminderen van het aantal administratieve handelingen wordt het volgende bereikt:
Eventuele (financiële) risico’s moeten daarbij tot een aanvaardbaar niveau worden teruggebracht.
Diverse van de hieronder weergegeven actiepunten hebben inmiddels de volle aandacht van ISD de Kempen.
Het gaat hierbij met name om de vereenvoudiging van formulieren en de omvang van de gegevens die cliënten moeten overleggen. De inmiddels in werking getreden Wet eenmalige uitvraag (WEU) kan daartoe bijdragen.
Jaarlijks terugkerende bijdragen moeten onder voorwaarden ambtshalve kunnen worden toegekend zonder dat hiervoor een nieuwe aanvaag behoeft te worden ingediend.
Voorts kan de besluitvorming in een aantal gevallen gemandateerd worden naar een lager niveau in de organisatie.
Rechtmatigheidscontroles via bestandsvergelijking met andere instanties kunnen worden uitgevoerd zonder dat klantcontacten plaatsvinden. Ook kan in een aantal situaties gekozen worden voor steekproefsgewijze controles in plaats van een-op-een-controles.
De gemeente heeft voldoende gegevens over bijstandsgerechtigden om vast te kunnen stellen of zij recht hebben op voorzieningen.
Door de gegevens van de gemeente te koppelen aan andere gegevensbestanden kunnen ook minima zonder bijstandsuitkering actief worden benaderd.
De volgende bestanden kunnen worden gebruikt en eventueel worden gekoppeld om minima gericht te kunnen benaderen:
Het Lokale Loket is de belangrijkste ingang voor het minimabeleid. Zij verstrekken informatie over tal van regelingen. In voorkomende gevallen reiken zij aanvraagformulieren uit en/of treden zij op als intermediair met hulpverleningsinstanties.
Momenteel wordt nagegaan hoe de dienstverlening aan inwoners via de Lokale Loketten kan worden verbeterd.
Geldgebrek kan er toe leiden dat mensen in onvoldoende mate deelnemen aan het maatschappelijk leven. De gemeente biedt, daar waar dit nodig is, de helpende hand via voorlichting, doorverwijzing en directe hulpverlening via een financieel vangnet.
Inzet van vernieuwend minimabeleid is om degenen die het nodig hebben, op allerlei manieren te bereiken.
Het vernieuwend minimabeleid moet er toe bijdragen dat het niet-gebruik van die voorzieningen wordt teruggedrongen. De in deze Nota opgenomen pijlers en beleidskaders van het beoogde vernieuwend minimabeleid bevatten voldoende waarborgen voor een gemeentelijk beleid, dat gericht is op verbetering van de positie van minima.
Het uitvoeren van het vernieuwend minimabeleid heeft tot gevolg dat de gemeentelijke uitgaven zullen toenemen.
Het gaat hierbij met name om de volgende aspecten:
De omvang van de doelgroep, voor het recht op bijzondere bijstand, wordt uitgebreid door de inkomensgrens van de draagkrachtcriteria te verhogen van 110% naar 120% van de geldende bijstandsnorm. |
a. Binnen het minimabeleid wordt geen specifiek doelgroepenbeleid ontwikkeld. b. In het minimabeleid moet vooral individueel maatwerk voorop staan, met extra aandacht voor kinderen en het gezin. |
Financiële omstandigheden die de toegankelijkheid van gezondheidsvoorzieningen kunnen beperken, moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. |
Gemeenten voeren een pro-actief beleid om financiële probleemsituaties van inwoners zoveel mogelijk te voorkomen. |
Mogelijkheden benutten om inwoners in de gelegenheid te stellen om via internet na te gaan of recht bestaat op gemeentelijke minimavoorzieningen. |