Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling werkorganisatie van de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling werkorganisatie CGM |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Geen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-10-2013 | 01-10-2013 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 17-09-2013 De Maasdriehoek, 8 oktober 2013 | Onbekend |
De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert,
ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
overwegende dat het in het belang van het bieden van een hoge kwaliteit van dienstverlening aan de burgers van de deelnemende gemeenten, het verminderen van de kwetsbaarheden van de ambtelijke organisaties en het reduceren van kosten door meer effectief en efficiënt werken mogelijk te maken, noodzakelijk is de krachten van de drie ambtelijke organisaties te bundelen;
de Gemeenschappelijke Regeling tot vorming van een openbaar lichaam genaamd Werkorganisatie gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert hierna te noemen "Werkorganisatie CGM" aan te gaan.
HOOFDSTUK 2 Doelstellingen, taken en bevoegdheden
Doel van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige- en een doelmatige uitvoering door de Werkorganisatie CGM van de door de deelnemende gemeenten aan de Werkorganisatie CGM op basis van een jaarlijkse dienstverleningsovereenkomst opgedragen taken. In voorkomende gevallen is het mogelijk dat er tussentijds in een separate deelopdracht taken door de deelnemende gemeenten aan de Werkorganisatie CGM worden opgedragen.
Artikel 4 Taken Werkorganisatie CGM-gemeenten
De deelnemers laten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van deze regeling door de Werkorganisatie CGM alle taken uitvoeren die op grond van wet- en regelgeving aan de gemeenten zijn c.q. worden toegekend met uitzondering van de taken die op basis van andere (wettelijke) regelingen op andere wijze worden uitgevoerd.
De deelnemende gemeenten zijn gehouden in alle gevallen de diensten en producten, die behoren bij de overeengekomen taken, af te nemen. Een deelnemer mag bepaalde taken of aspecten daarvan pas zelf uitvoeren dan wel aan een andere uitvoerder uitbesteden na unanieme besluitvorming hierover door het Algemeen Bestuur. In dit afstemmingsoverleg zal aangetoond moeten worden waarom de betreffende taken of aspecten daarvan niet of in onvoldoende mate door de Werkorganisatie CGM uitgevoerd kunnen worden. Tevens dient te worden aangegeven of er aan deze eigen uitvoering financiële consequenties zijn verbonden voor de werkorganisatie CGM en op welke wijze en termijn er wordt voorzien in een afbouwregeling ter compensatie van deze kosten.
Indien blijkt dat een deelnemer het noodzakelijk vindt dat er minder diensten of producten worden afgenomen, dient de deelnemer een verzoek hiertoe minimaal twee jaar voorafgaand aan het jaar waar de betreffende dienstverleningsovereenkomst betrekking op heeft in bij het Algemeen Bestuur. Bij dit verzoek wordt een voorstel gevoegd waarin de financiële gevolgen worden weergegeven en waarin wordt beschreven op welke wijze er wordt voorzien in een afbouwregeling.
Artikel 5 Algemene bevoegdheidstoedeling
De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers zullen in afzonderlijke mandaatbesluiten bepalen welke bevoegdheden die samenhangen met de taakgebieden zoals vermeld in artikel 3 en 4 van de regeling, opgedragen dienen te worden aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam dan wel aan de directie van de Werkorganisatie CGM.
HOOFDSTUK 3 Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter
De leden van het Algemeen Bestuur en hun plaatsvervangers worden aangewezen voor een zittingsduur van in principe vier jaar en treden van rechtswege af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van een lid en plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. In dit reglement wordt in ieder geval het vergaderquorum geregeld. Ieder lid van het Algemeen Bestuur heeft in de vergadering één stem. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen van de aanwezige leden tenzij in deze regeling of in het reglement van orde anders is bepaald.
Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. In dit reglement wordt in ieder geval het vergaderquorum geregeld. Ieder lid van het Dagelijks Bestuur heeft in de vergadering één stem. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen van de aanwezige leden tenzij in deze regeling of in het reglement van orde anders is bepaald.
HOOFDSTUK 4 De bevoegdheden van het bestuur
Artikel 11 Overdracht van bevoegdheden
Het Algemeen Bestuur kan zijn bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet, met uitzondering van:
Artikel 13 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur besluit slechts tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang en niet voordat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.
Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, indien ingevolge een wettelijk voorschrift aan de Werkorganisatie CGM of het bestuur van de Werkorganisatie CGM hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, spoedhalve beroep in te stellen of bezwaar in te brengen alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van de aangevochten beslissing of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.
HOOFDSTUK 6 FINANCIËLE BEPALINGEN
Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar vóór 1 mei een ontwerpbegroting en een ontwerp meerjarenbegroting van inkomsten en uitgaven voor het komend dienstjaar op, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. De ontwerpbegroting is gebaseerd op de uitkomsten van de dienstverleningsovereenkomsten die de deelnemende gemeenten met de Werkorganisatie CGM afsluiten.
De meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting worden door de zorg van de deelnemende gemeentebesturen voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de ter inzage legging en de verkrijgbaar stelling van de ontwerpbegroting en de ontwerpmeerjarenbegroting wordt openbaar kennis gegeven.
De wijze van uitvoering en de daaraan verbonden en begrote kosten per deelnemer worden in jaarlijkse dienstverleningsovereenkomsten tussen ieder van de deelnemers en de Werkorganisatie CGM vastgelegd. Na afsluiting van het boekjaar zal op basis van nacalculatie de financiële bijdrage definitief worden vastgesteld.
Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de onder het eerste lid bedoeld archiefbescheiden met inachtneming van artikel 8 van het Archiefbesluit voor zover mogelijk vervreemd aan de taakopvolger. De overbrenging van de archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat naar de archiefbewaarplaats van het Brabants Historisch Informatie Centrum geschiedt als had geen opheffing plaatsgevonden. Als er geen taakopvolger is, geschiedt de genoemde overbrenging direct.
Indien er tussen de Werkorganisatie CGM en één der deelnemende gemeenten een geschil ontstaat over de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de artikelen 3 en 4 van deze regeling, treden het Dagelijks Bestuur en het betreffende college terstond in overleg met elkaar teneinde het geschil verder te verkennen en zo mogelijk op te lossen.
HOOFDSTUK 9 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING
Het college en de burgemeester van elke deelnemende gemeente kunnen, na vooraf verkregen instemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raden van de overige gemeenten worden over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan voor de eerste keer worden genomen zes jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Cuijk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, op 17 september 2013,
Burgemeester en wethouders van Cuijk
de secretaris, De burgemeester,
Mr. R.P. Hoffmann Mr. W.A.G. Hillenaar
De burgemeester van Cuijk,
Mr. W.A.G. Hillenaar
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Grave, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, op 17 september 2013,
Burgemeester en wethouders van Grave
de secretaris, De burgemeester,
Drs. R. Bransz A.M.H. Roolvink
De burgemeester van Grave,
A.M.H. Roolvink
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Mill en Sint Hubert, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, op 17 september 2013,
Burgemeester en wethouders van Mill en Sint Hubert,
de secretaris, De burgemeester,
drs. H.J.H. de Bekker ing. A.A.M.J. Walraven
De burgemeester van Mill en Sint Hubert,
ing. A.A.M.J. Walraven
Toelichting Gemeenschappelijke regeling werkorganisatie CGM
De gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert hebben gekozen voor een intensivering van de samenwerking en deze te laten uitmonden in de vorming van één ambtelijke organisatie ten behoeve van de drie gemeenten die formeel van start zal gaan per 1 januari 2014. De gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan per 1 oktober 2013. Het doel is om te komen tot een slagkrachtige organisatie die de gemeentelijke taken zakelijk en professioneel uitvoert en tevens vorm kan geven aan de lokale ambities van de drie gemeentebesturen. Een belangrijk uitgangspunt is dat de bestuursorganen van de drie gemeenten (raad, college en burgemeester) en de gemeenten als rechtspersoon zelfstandig blijven.
Gekozen is voor het aangaan van een gemeenschappelijke regeling op grond van artikel 1 lid 2 Wet gemeenschappelijke regeling (Wgr) door de colleges en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. De raden van Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert hebben daarvoor op 10 juni respectievelijk 11 juni en 20 juni toestemming verleend.
De raden zijn dus niet zelf vertegenwoordigd in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De colleges en de burgemeesters zijn opdrachtgever van de werkorganisatie en bepalen de agenda en het kwaliteitsniveau van de samenwerking.
De colleges en de burgemeesters blijven onverminderd verantwoording afleggen aan de raden en de raden hebben de mogelijkheid informatie te vragen aan de colleges of de burgemeesters of direct aan het openbaar lichaam.
Als vorm voor de gemeenschappelijke regeling is gekozen voor een openbaar lichaam. Het openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid en kan fungeren als publiekrechtelijk werkgever voor het personeel. Daarnaast vervult het openbaar lichaam de rol van formele opdrachtnemer voor de drie gemeentebesturen en sluit het hiervoor dienstverleningsovereenkomsten af.
Binnen de bestuursvorm van een openbaar lichaam is gekozen voor een ‘lichte’ vorm, waarbij er een personele unie is tussen Algemeen en Dagelijks bestuur (dezelfde personen maken er deel van uit).
Hiermee wordt onnodige bestuurlijke drukte voorkomen en is er ook meer ruimte voor de organisatie om haar rol als opdrachtnemer te vervullen.
Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor het beheer van de Werkorganisatie CGM. Het bestuur voert geen eigen inhoudelijk beleid, dat is en blijft de verantwoordelijkheid van de drie afzonderlijke gemeentebesturen.
De drie colleges worden gezamenlijk eigenaar en beheerder van de Werkorganisatie CGM; elk college neemt individueel diensten af van de Werkorganisatie CGM.
De vertegenwoordiger van iedere gemeente in het bestuur van het openbaar lichaam legt verantwoording af aan het eigen college. Dat college legt vervolgens verantwoording af aan de eigen gemeenteraad.
In de gemeenschappelijke regeling worden de gemeenschappelijke belangen, doelen, taken, bevoegdheden, inrichting bestuur, instrumenten en werkwijze van het openbaar lichaam beschreven.
Ook is in de regeling de mogelijkheid opgenomen dat op termijn andere gemeenten onder voorwaarden kunnen toetreden tot de ambtelijke samenwerking.
2. Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 bevat een aantal begripsbepalingen die voor de gemeenschappelijke regeling worden gehanteerd. Daarbij is nauw aangesloten bij de Wgr en de Gemeentewet.
Artikel 2 houdt in dat er een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid wordt ingesteld: de Werkorganisatie CGM. Deze keuze betekent dat de Werkorganisatie CGM zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer: medewerkers in dienst nemen en overeenkomsten sluiten.
Lid 2 van dit artikel bepaalt dat Cuijk de juridische vestigingsplaats is.
Hoofdstuk 2 Doelstellingen, taken en bevoegdheden
Artikel 3 noemt het belang van de gemeenschappelijke regeling (artikel 10 lid 1 Wgr).
Artikel 4 lid 1 gaat in op de taken van de werkorganisatie. Het betreft alle taken die op grond van wet- en regelgeving aan gemeenten zijn c.q. worden toegekend. Hierbij kan worden gedacht aan beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding, uitvoering van door de colleges vastgesteld beleid, uitvoering van beleids / bestuursopdrachten, toezicht op aan derden uitbesteed werk, en de voor deze taken noodzakelijke bedrijfsvoeringstaken.
Uitgezonderd zijn de taken die op basis van andere (wettelijke) regelingen op andere wijze worden uitgevoerd (bijvoorbeeld op basis van een andere gemeenschappelijke regeling)
Lid 2 heeft betrekking op taken die niet op wet- en/of regelgeving zijn gebaseerd maar die wel moeten worden uitgevoerd, hierbij kan gedacht worden aan werkzaamheden in het kader van de stedenbanden, de Vierdaagse, de jeugdgemeenteraad, etc.
In lid 3 is bepaald onder welke voorwaarden de deelnemende gemeenten bepaalde taken kunnen weghalen bij de werkorganisatie door ze zelf te gaan uitvoeren of aan een andere uitvoerder uit te besteden. Het gaat hier dus niet om het niet langer uitvoeren c.q. minder uitvoeren van taken maar om het elders onderbrengen hiervan. Hiervoor is unanieme besluitvorming door het Algemeen Bestuur noodzakelijk.
In lid 4 is bepaald onder welke voorwaarden er minder diensten of producten kunnen worden afgenomen door individuele gemeenten. Hiertoe dient de deelnemer minimaal twee jaar voorafgaand aan het jaar waar de betreffende dienstverleningsovereenkomst betrekking op heeft een verzoek in bij het Algemeen Bestuur. Deze termijn van 2 jaar sluit aan bij de re-integratie termijn van 2 jaar zoals bepaald in artikel 10d:5 CAR. Daarnaast is het voor gemeenten mogelijk om via een algemene taakstelling een bezuinigingsopdracht neer te leggen bij de werkorganisatie. Middels besluitvorming in colleges en gemeenteraden kan hiertoe een opdracht neergelegd worden bij het AB van de werkorganisatie.
Lid 6 regelt dat de werkorganisatie uitsluitend taken uitvoert voor de deelnemers. Uitvoering voor derden is alleen mogelijk na een daartoe strekkend besluit van het Algemeen Bestuur. Hiervoor is de goedkeuring van de deelnemende colleges nodig.
Artikel 5 regelt de overdracht van de bevoegdheidstoedeling vanuit de colleges en/of de burgemeester aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam dan wel aan de directie van de werkorganisatie CGM.
Hoofdstuk 3 Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter
Artikel 6 bepaalt dat het bestuur, overeenkomstig het bepaalde in de Wgr, bestaat uit het Algemeen Bestuur (AB), het Dagelijks Bestuur (DB) en de voorzitter. Dit zijn de bestuursorganen van het openbaar lichaam, analoog aan de bestuursorganen in de Gemeentewet: raad, college en burgemeester.
Artikel 7 regelt de inrichting en samenstelling van het AB. De colleges en de burgemeesters wijzen uit hun midden de leden en de plaatsvervangende leden aan. De zittingsduur is vier jaar en loopt parallel aan die van de gemeenteraad. Beëindiging van het lidmaatschap van het college betekent ook het einde van het lidmaatschap van het AB.
Het AB stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.
Artikel 8 regelt de inrichting en samenstelling van het DB. Het DB is voor wat betreft de personele samenstelling gelijk aan het AB. Dit voorkomt onnodige bestuurlijke drukte. Het Algemeen Bestuur van het openbaar lichaam vervult de toezichthoudende rol. Het lidmaatschap van het DB eindigt zodra het lidmaatschap van het AB ophoudt. Ook het DB stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
Artikel 9 regelt de aanwijzing van de voorzitter en zijn plaatsvervanger.
Hoofdstuk 4 De bevoegdheden van het bestuur
Artikel 10 regelt de bevoegdheden van het AB. Het AB staat aan het hoofd van de Werkorganisatie CGM. Het AB heeft alle bevoegdheden die in de regeling worden genoemd en die niet uitdrukkelijk aan het DB of aan de voorzitter zijn toegekend. De in lid 2 genoemde bevoegdheden behoren in ieder geval toe aan het AB: het vaststellen van de begroting en jaarrekening, het vaststellen van een verordening voor de ambtelijke organisatie van de werkorganisatie CGM en het vaststellen van instructies en richtlijnen waarmee het DB, de voorzitter en de directie rekening moeten houden bij de uitoefening van hun bevoegdheden.
Artikel 11 geeft aan wanneer bevoegdheden van het AB kunnen worden overgedragen aan het DB en welke bevoegdheden in ieder geval niet mogen worden overgedragen.
Artikel 12 regelt de verantwoordings- en informatieplicht van het AB aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten.
Artikel 13 regelt de bevoegdheden van het DB. Het DB is belast met het dagelijks bestuur, voor zover dat niet berust bij de voorzitter. Onder het voeren van het dagelijks bestuur valt tevens het houden van toezicht op alles wat de werkorganisatie aangaat. Het DB bereidt de besluiten van het AB voor en voert deze uit. Ook is het DB bevoegd te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen voor de werkorganisatie CGM.
Artikel 14 regelt de verantwoordings- en informatieplicht van het DB aan het AB en aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten.
Artikel 15 regelt de verantwoordings- en informatieplicht van de voorzitter aan het AB en aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten.
Artikel 16 bepaalt dat de dagelijkse leiding van de werkorganisatie CGM berust bij de directie. De directeur fungeert als secretaris van het AB en DB. De directie wordt benoemd en ontslagen door het AB. Bezoldiging en de overige rechtspositie van de directie worden geregeld door het DB. In een afzonderlijk organisatiebesluit worden de taken en bevoegdheden van de directie vastgelegd.
Artikel 17, derde lid, bepaalt dat het DB op basis van dit lid beslist over de overige arbeidsvoorwaarden. Hieronder valt, naast de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling zoals genoemd in het tweede lid, de Uitwerkingsovereenkomst voor het gemeentepersoneel (CAR-UWO), zoals deze nu luidt en in de toekomst zal luiden. Terzake van de onderwerpen waartoe de CAR-UWO opdracht geeft tot of ruimte biedt voor eigen regelingen kan het DB met toepassing van het overeenstemmingsvereiste met de commissie voor het Georganiseerd Overleg dan wel met toepassing van het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad deze regelingen vaststellen.
Hoofdstuk 6 Financiële bepalingen
Artikel 18 bepaalt dat de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn op het financieel beleid, het financieel beheer de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop.
Artikel 19 bepaalt het dienstjaar.
Artikel 20 en artikel 21 houden bepalingen in over respectievelijk de begroting en de jaarrekening.
Artikel 22 heeft betrekking op de vorming van reserves en voorzieningen.
Artikel 23 regelt dat de deelnemende gemeenten ervoor zorg moeten dragen dat de Werkorganisatie CGM altijd over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
Artikel 24 bepaalt dat het DB is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van het archief van de Werkorganisatie CGM en dat het AB daarvoor een regeling vaststelt.
Artikel 25 regelt de gang van zaken bij geschillen en de mogelijkheid tot inschakeling van een mediator.
Hoofdstuk 9 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Artikel 26 geeft de mogelijkheid tot toetreding van een andere gemeente aan. Het AB kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.
Artikel 27 regelt de procedure die moet worden gevolgd als een gemeente wenst uit te treden uit de gemeenschappelijke regeling.
Artikel 28 bepaalt dat de gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Verder regelt dit artikel de gang van zaken bij wijziging of opheffing van de regeling.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 29 bepaalt de datum van inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling en regelt verder de bekendmaking en aanhaling van deze regeling en de toezending aan Gedeputeerde Staten.