Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Regeling Melding Vermoeden Misstanden (hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente De Ronde Venen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Melding Vermoeden Misstanden (hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente De Ronde Venen)
CiteertitelMelding Vermoeden Misstanden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 160

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-08-201412-01-2018nieuwe regeling

08-07-2014

Gemeenteblad, 13 augustus 2014 nr. 45193

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Melding Vermoeden Misstanden (hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente De Ronde Venen)

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen;

gelet op de instemming van de Ondernemingsraad d.d. 5 juni 2014;

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Regeling Melding Vermoeden Misstand (hoofdstuk 19 arbeidsvoorwaardenregelingen gemeente De Ronde Venen)

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Ambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a en artikel 1:2, onderdeel c, d, e, g, h van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente De Ronde Venen, alsmede de persoon die anders dan op basis van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam is;

  • b.

    Melder: de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig artikel 3 van deze regeling;

  • c.

    Vertrouwenspersoon (integriteit): functionaris die als zodanig door het college is aangewezen;

  • d.

    Extern meldpunt: de Onderzoeksraad Integriteit Overheid (OIO);

  • e.

    Vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de gemeentelijke organisatie waar de ambtenaar werkzaam is omtrent:

  • a.

    een strafbaar feit;

  • b.

    een schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels;

  • c.

    het misleiden van justitie;

  • d.

    een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu;

  • e.

    een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst.

  • f.

    Melding: de melding van een vermoeden van misstand door de melder;

  • g.

    Bevoegd gezag: de gemeentesecretaris of de burgemeester.

Artikel 1a. Bevoegdheidsverdeling

  • 1.

    De burgemeester is het bevoegd gezag voor meldingen die betrekking hebben op de gemeentesecretaris of een wethouders.

  • 2.

    De gemeentesecretaris is het bevoegd gezag voor alle overige meldingen.

Artikel 2. Bescherming tegen gevolgen van de melding

  • 1.

    De melder zal als gevolg van de melding van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie. Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan besluiten tot:

    • a.

      het verlenen van ongevraagd ontslag;

    • b.

      het niet verlengen van een aanstelling voor bepaalde tijd;

    • c.

      het niet omzetten van een aanstelling voor bepaalde tijd in een vaste aanstelling;

    • d.

      de opgelegde benoeming in een andere functie;

    • e.

      het treffen van disciplinaire maatregelen;

    • f.

      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;

    • g.

      het onthouden van promotiekansen en

    • h.

      het afwijzen van een verlofaanvraag,

    • i.

      voor zover deze besluiten worden genomen vanwege de door de melder gedane melding van een vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand meldt in een andere organisatie dan die van de gemeente, volgens een bij die organisatie geldende regeling. De bescherming geldt alleen als de ambtenaar

    • a.

      uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samen-

      i.gewerkt;

    • b.

      uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;

    • c.

      het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn direct leidinggevende heeft gemeld;

    • d.

      zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem zijn gemaakt door het bevoegd gezag.

  • 4.

    De ambtenaar heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goede trouw melden van een vermoeden van misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens en/of na het volgen van deze regeling. Deze juridische bijstand wordt gefinancierd door gemeente De Ronde Venen.

Artikel 3. Melding

  • 1.

    De ambtenaar doet een melding bij zijn direct leidinggevende, bij de vertrouwenspersoon (integriteit) of, indien daartoe aanleiding bestaat, rechtstreeks bij het externe meldpunt (dit betreft dan een externe melding).

  • 2.

    Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.

Artikel 4. Melding door een gewezen ambtenaar

De gewezen ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.

Voor de in dit artikel bedoelde gewezen ambtenaar zijn artikelen 4 tot en met 13 van deze regeling van toepassing.

Artikel 5. Identiteit melder

  • 1.

    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming, dat zijn in ieder geval de leidinggevende en de vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van een melding gaan op behoorlijke en zorgvuldige wijze met de identiteit van de melder om.

Artikel 6. Informeren van het bevoegd gezag

De leidinggevende of de vertrouwenspersoon bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor het bevoegd gezag onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.

Artikel 7. Onderzoek door het bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt na ontvangst van de mededeling over de melding onverwijld een onderzoek in.

  • 2.

    Het onderzoek wordt niet verricht door een persoon die mogelijk betrokken is of is geweest bij de vermoede misstand.

  • 3.

    Het bevoegd gezag zendt aan de melder dan wel de vertrouwenspersoon die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. In het laatste geval stuurt de vertrouwenspersoon de ontvangstbevestiging door aan de melder. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.

  • 4.

    Het bevoegd gezag informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 5.

    Het bevoegd gezag informeert de burgemeester, tenzij de melding gericht is tegen de burgemeester en daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.

  • 6.

    Het bevoegd gezag beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan een deskundige raadplegen.

Artikel 8. Standpunt bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt de melder, de vertrouwenspersoon of de entiteit bij wie de melder melding heeft gedaan binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.

  • 2.

    Indien niet binnen tien weken uitvoering kan worden gegeven aan het eerste lid wordt de melder, leidinggevende of vertrouwenspersoon bij wie de melder melding heeft gedaan voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het bevoegd gezag kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9. Jaarverslag

De vertrouwenspersoon maakt jaarlijks een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen die zijn aangemeld bij de direct leidinggevende en vertrouwenspersoon. Dit verslag wordt aan het bevoegd gezag, het college en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Procedure Externe melding

Artikel 10. Het meldpunt

Het college heeft de Onderzoeksraad Integriteit Overheid aangewezen als meldpunt.

Artikel 11. Melding bij het externe meldpunt

  • 1.

    De melder kan het vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij het externe meldpunt, indien

    • a.

      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 7;

    • b.

      hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 7.

  • 2.

    Het externe meldpunt maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder instemming van de melder.

  • 3.

    De melding bij het externe meldpunt bevat ten minste:

    • a.

      Naam en adres van de melder;

    • b.

      De organisatie waar de betrokkene werkzaam is of is geweest;

    • c.

      De organisatie waarop de melding betrekking heeft;

    • d.

      De omschrijving van de misstand die wordt vermoed;

    • e.

      De reden van melding aan het externe meldpunt.

Artikel 11a. Rechtstreekse melding bij het meldpunt

Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in weg staan, kan de melder het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het externe meldpunt.

Artikel 12. Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1.

    Het externe meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de melder.

  • 2.

    Het externe meldpunt draagt er zorg voor dat het bevoegd gezag op de hoogte wordt gesteld van de melding bij het meldpunt.

  • 3.

    Het bevoegd gezag informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding bij het externe meldpunt, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.

  • 4.

    Indien het externe meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in.

  • 5.

    Ten behoeve van het onderzoek genoemd in lid 4 van dit artikel is het externe meldpunt bevoegd bij het bevoegd gezag alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. Het bevoegd gezag verschaft het externe meldpunt alle informatie.

  • 6.

    Het externe meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan een van de leden of aan een deskundige.

  • 7.

    Wanneer de inhoud van bepaalde door het bevoegd gezag verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het externe meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het externe meldpunt meegedeeld. Het externe meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.

Artikel 13. Niet ontvankelijkheid

  • 1.

    Het meldpunt verklaart de melding niet ontvankelijk indien:

    a. er geen sprake is van een misstand of de misstand niet van voldoende gewicht is;

    b. de melder niet valt onder de definitie van ambtenaar op grond van deze regeling;

    c. de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 niet heeft gevolgd en artikel 10a niet van

    d. toepassing is of de ambtenaar de procedure bedoeld in artikel 2 heeft gevolgd, maar de termijn waarbinnen het bevoegd gezag een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is;

    e. de melding niet binnen redelijke termijn is ontvangen nadat de ambtenaar op de hoogte is gesteld van het standpunt van het bevoegd gezag;

    f. de melding niet binnen redelijke termijn geschied.

  • 2.

    Indien de melding niet ontvankelijk is, stelt het externe meldpunt de melder of vertrouwenspersoon en het bevoegd gezag hiervan binnen vier weken op de hoogte.

Artikel 14. Advies en kennisgeving door het externe meldpunt

  • 1.

    Indien de melding ontvankelijk is, legt het externe meldpunt binnen acht weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een advies aan het bevoegd gezag. Het externe meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de melder met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van de aan het externe meldpunt verstrekte informatie.

  • 2.

    Indien niet binnen acht weken een advies kan worden gegeven wordt de melder en/of de vertrouwenspersoon alsmede het bevoegd gezag voordat deze termijn is verlopen daarvan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. Het externe meldpunt kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 3.

    Het advies wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, openbaar gemaakt op een wijze die het externe meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.

  • 4.

    Het externe meldpunt maakt zijn advies niet openbaar voordat het standpunt van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 16 van deze regeling, is ontvangen, of er twee weken zijn verstreken sinds het advies is gegeven.

Artikel 15. Standpunt bevoegd gezag naar aanleiding van het advies van het externe meldpunt

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt binnen twee weken na ontvangst van het advies van het meldpunt de melder alsmede het meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt en de eventuele consequenties die het daaraan verbindt.

  • 2.

    Het externe meldpunt zal het standpunt van het bevoegd gezag aan de melder doen toekomen van wie de identiteit niet bekend is gemaakt door het externe meldpunt.

  • 3.

    Een van het advies afwijkend standpunt wordt gemotiveerd door het bevoegd gezag.

Artikel 16. Jaarverslag

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het externe meldpunt een verslag opgemaakt.

  • 2.

    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:

    a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    b. het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;

    c. het aantal onderzoeken dat het meldpunt heeft verricht;

    d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen dat het meldpunt heeft uitgebracht

  • 3.

    Dit jaarverslag wordt aan het bevoegd gezag en de ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.

Artikel 17. Bescherming van de vertrouwenspersoon

De vertrouwenspersoon geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 lid 1, 2 en 4 tegen benadeling als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.

Artikel 18. Slotbepalingen

De regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de op 21 december 2011 vastgestelde regeling met betrekking tot Melding Vermoeden Misstanden.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 8 juli 2014,

mr. A.S. Meijer M. Divendal

secretaris burgemeester