Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid gemeente Best 2010 |
Citeertitel | Verordening Cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid gemeente Best 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2010 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 12-07-2010 Groeiend Best, 2010-07-20 | Onbekend |
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 juni 2010,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 47 van de Wet werk en bijstand en artikel 12, eerste lid, onderdeel d van de Wet investeren in jongeren,
Verordening Cliëntenparticipatie Sociale Zekerheid gemeente Best 2010.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
wet: de Wet werk en bijstand (WWB). In deze verordening wordt onder de wet tevens begrepen de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), de Wet inburgering nieuwkomers (Win), de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de Wet investeren in jongeren (WIJ);
klantenparticipatie: de gestructureerde wijze waarop de gemeente Best haar klanten en maatschappelijke organisaties betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van de door de gemeente uit te voeren regelingen op het terrein van sociale zekerheid, de wijze van dienstverlening en de wijze van communicatie met de klanten.
Paragraaf 4 Vergaderingen, vergaderorde en beslissingen
Artikel 13 Schriftelijke oproeping
De voorzitter van de Adviesraad roept de leden en eventuele genodigden, tot de vergadering op. De oproeping geschiedt door middel van een tijdige, schriftelijke uitnodiging waarin de datum, het tijdstip van aanvang, de plaats van de vergadering en de agenda zijn vermeld. Eventuele bijlagen worden bij de agenda gevoegd.
Paragraaf 5 Faciliteiten en vergoedingen
Ten behoeve van de werkzaamheden van de Adviesraad stelt het college die faciliteiten om niet beschikbaar die voor een goede taakvervulling noodzakelijk zijn.
Artikel 47 van de Wet werk en bijstand geeft de gemeenteraad de opdracht om "bij verordening regels te stellen over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop:
Dit artikel is bij de behandeling van de Wet werk en bijstand in de Tweede Kamer naar aanleiding van een amendement van de kamerleden Bakker en Noorman-den Uyl toegevoegd. Doel van het amendement was de klantenparticipatiebij de gemeenten in lijn te brengen met de Wet SUWI, waarin wordt gesteld dat klantenparticipatie onmisbaar is in een uitvoeringsstructuur waarin de klant centraal staat.
Met de Verordening klantenparticipatie WWB wordt ruimschoots aan de verplichting van artikel 47 WWB voldaan. Er is naar gestreefd klantenparticipatie nog sterker dan voorheen in de uitvoering van de gemeentelijke sociale zekerheid te verankeren, mede door de positie van de Adviesraad Sociale Voorzieningen te verstevigen.
Klantenparticipatie is overigens geen nieuw fenomeen voor de gemeente Best. De gemeente acht de bevordering van klantenparticipatie al langer nastrevenswaardig. Enerzijds liggen hier democratische overwegingen aan ten grondslag en anderzijds doelmatigheidsoverwegingen.
Vanuit een democratisch oogpunt acht de gemeente het van belang dat burgers kunnen participeren in hetgeen de overheid in wet- en regelgeving vastlegt. Vanuit een oogpunt van doelmatigheid is de informatie van burgers van belang, omdat zij vanuit hun eigen beleving aan politici en ambtenaren informatie kunnen geven over de (verwachte) gevolgen van het overheidsbeleid en over de wijze van uitvoering. Bovendien is de burger als geen ander op de hoogte van het feitelijk functioneren van gemeentelijke diensten en kan aldus een bijdrage leveren om de politieke sturing van de gemeentelijke organisatie te verbeteren. Ook de gemeente Best wil als kwaliteitsbewuste organisatie weten hoe haar dienstverlening wordt gewaardeerd. Tot slot vormt de inhoudelijke deskundigheid van klanten(organisaties) een waardevolle inbreng voor het gemeentelijk beleid.
In de Algemene bijstandswet werd klantenparticipatie eind 1997 (Stb. 1997, 791) in het streven naar bestuurlijke vernieuwing ingevoerd. Hierdoor worden burgers en organisaties zo vroeg mogelijk geconsulteerd bij het ontwerpen van beleid.
In Best kreeg klantenparticipatie vaste vorm met het oprichten van de Adviesraad Sociale Voorzieningen. Het eerste Reglement van de Adviesraad dateert van januari 2001. Het werd op 1 augustus 2003 vervangen door het Reglement adviesraad 2003.
In de Verordening klantenparticipatie WWB is dit laatste reglement zoveel mogelijk opgenomen.
De Wet investeren in jongeren en cliëntenparticipatie
Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Dit werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.
Waar het college de opdracht heeft gekregen om de WIJ uit te voeren, is het de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een vijftal verordeningen vast te stellen. De verordening Cliëntenparticipatie is één van die verordeningen.
Verordening Cliëntenparticipatie
Met een verordening cliëntenparticipatie WIJ wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 WIJ gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop jongeren, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van de WIJ. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Van de zijde van de regering is op vragen vanuit de Tweede Kamer opgemerkt dat het voor de hand ligt om aansluiting te zoeken bij de bestaande vormen van cliëntenparticipatie in het kader van de WWB. Deze suggestie is overgenomen en wordt geformaliseerd door een wijziging van de verordening Cliëntenparticipatie WWB. Deze krijgt daardoor niet alleen een andere inhoud maar ook een andere naam en zal voortaan als verordening cliëntenparticipatie WWB en WIJ door het leven gaan.
Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren. Alleen die begrippen zijn gedefinieerd die niet voorkomen in of afwijken van deze wetten.
Artikel 2 Doel klantenparticipatie
Klantenparticipatie kent velerlei verschijningsvormen. In deze verordening is voor realisatie van klantenparticipatie het middel van advisering gekozen. Door middel van het advies van klanten en maatschappelijke organisaties wordt invloed uitgeoefend op zowel het uitkeringsbeleid als het arbeidsre-integratiebeleid van de gemeente, alsook op de daarop gerichte dienstverlening en communicatie. De ervaringsdeskundigheid van de leden van de Adviesraad is de belangrijkste basis voor dit advies.
De verordening is dus niet van toepassing op andere vormen van belangenbehartiging van klanten.
Het advies kan een veelheid aan onderwerpen betreffen zoals:
beleid met betrekking tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid voor personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet werk en bijstand. Het betreft hier o.a. personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en niet-uitkeringsgerechtigden.
N.B.: bovengenoemde opsomming is niet uitputtend.
Artikel 3 Samenstelling en omvang
Omdat het gaat om klantenparticipatie ligt het in de rede dat de Adviesraad voor een groot deel (vier klanten) bestaat uit leden van de doelgroep zelf. Daarbij is het raadzaam te streven naar een representatieve afspiegeling van de doelgroep.
Een even groot deel van de Adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Hiervoor is destijds gekozen, omdat zij vanuit hun professionaliteit een waardevolle inbreng kunnen leveren en mede de continuïteit van de Adviesraad kunnen waarborgen.
Als de Adviesraad te klein wordt, kan het uitbrengen van een voldragen advies in gevaar komen. Vandaar dat de werkzaamheden van de Adviesraad worden opgeschort tot het tijdstip dat hij minimaal vier leden telt.
De verantwoordelijkheid van het college voor de instandhouding van een goed functionerende klantenparticipatie in de gemeente brengt met zich mee dat het gehouden is tijdig zorg te dragen voor een nieuwe aanwas van leden van de Adviesraad. Het college kan deze taak door een ander laten vervullen. Het kan ook de Adviesraad uitnodigen om kandidaten voor te dragen.
Artikel 4 Voordracht en benoeming van de leden van de Adviesraad
De leden van de Adviesraad worden door het college benoemd. Ook de voorzitter. Omdat de voorzitter op grond van artikel 5 een onafhankelijke positie in de Adviesraad inneemt, is in het tweede lid diens voordracht apart geregeld.
De onafhankelijke positie van de voorzitter van de Adviesraad rechtvaardigt dat deze door het college als voorzitter van de Adviesraad wordt benoemd.
De voorzitter vertegenwoordigt de Adviesraad. Hij behoeft daarvoor niet door de Adviesraad in afzonderlijke gevallen te worden gemachtigd.
In dit lid is een aantal incompatibiliteiten vermeld. De onverenigbaarheid van functies dient met name om ongewenste functievermenging tegen te gaan, waardoor de onafhankelijkheid van de voorzitter onder druk zou kunnen komen te staan.
De secretaris van de Adviesraad wordt door de gemeente aan de Adviesraad toegevoegd.
De secretaris tekent samen met de voorzitter de stukken die van de Adviesraad uitgaan. Daarnaast ondersteunt hij de Adviesraad daar waar nodig. Behalve het verrichten van de facilitaire diensten als het (mede)verzorgen van de vergaderstukken, de zorg voor adequate vergaderruimte, het organiseren en werven van klanten voor participatieactiviteiten, het (mede)organiseren van participatieactiviteiten en het verzorgen van communicatieactiviteiten, omvat deze ondersteuning tevens de ondersteuning genoemd in de tweede alinea van de toelichting op artikel 9.
Artikel 7 Zittingsduur en beëindiging lidmaatschap
Vanwege de continuïteit is niet gekozen voor een collectief aftreden van de Adviesraad, maar voor een zittingsduur voor het individuele lid van vier jaar gerekend vanaf de datum van zijn benoeming.
In het tweede lid is een aantal redenen voor beëindiging van het lidmaatschap aangegeven.
In onderdeel f wordt de mogelijkheid geschapen het lidmaatschap van een lid dat door zijn gedrag het functioneren van de Adviesraad ernstig en langdurig schaadt, te beëindigen. Omdat dit niet te lichtvaardig en niet te gemakkelijk mag geschieden, is door de keuze van alle overige zitting hebbende leden, die genoemd lidmaatschap zouden willen beëindigen, een hoge drempel aangebracht. Na de opzegging van het vertrouwen, zal het college besluiten al dan niet tot beëindiging van het lidmaatschap van het betreffende lid over te gaan.
In onderdeel g wordt het college de mogelijkheid geboden het lidmaatschap te beëindigen, als een lid van de Adviesraad door zijn handelen te kennen heeft gegeven zijn lidmaatschap niet waardig te zijn. Hierbij moet gedacht worden aan handelingen die de Adviesraad in diskrediet brengen, waartoe in ieder geval het plegen van misdrijven moet worden gerekend.
Slechts in de situatie dat de zittingsduur van een lid is verstreken, kan onmiddellijke herbenoeming door het college plaatsvinden. Het lid slaat dus enkel op onderdeel a van het tweede lid.
De Adviesraad is een adviesorgaan voor het college. In het eerste lid van dit artikel wordt zijn taak afgebakend tot de onder a, b en c genoemde onderdelen. De behandeling van klachten, bezwaren en andere aangelegenheden die de individuele klant of de individuele medewerker van de gemeente betreffen, behoort derhalve niet tot het werkterrein van de Adviesraad.
In de in artikel 8 geformuleerde taakstelling van de Adviesraad ligt het adviesrecht van de Adviesraad besloten. Dit recht op advies wordt in het tweede lid verder uitgewerkt. Wanneer het college advies vraagt, moet dit advies van invloed kunnen zijn op de besluitvorming. Hiermede wordt het belang, dat de gemeente aan klantenparticipatie hecht, onderstreept. Dit geldt eveneens voor het derde lid, waarin nogmaals tot uitdrukking komt dat het advies van de Adviesraad niet vrijblijvend is. Het college zal te allen tijde aan de Adviesraad schriftelijk moeten berichten waarom het een bepaald advies niet of niet geheel overneemt. Betreft het advies een voorstel aan de gemeenteraad dan wordt bovendien de motivering van het college in het raadsvoorstel opgenomen. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat de gemeenteraad, zowel het advies van de Adviesraad als de motivering van het college in onderlinge samenhang kan bezien en daaraan de waarde kan toekennen die hij nodig oordeelt.
Deze bepaling regelt het passieve informatierecht van de Adviesraad. Het is vorm gegeven in een actieve informatieplicht van het college. Het college dient uit eigen beweging te zorgen dat de Adviesraad tijdig de nodige informatie ontvangt die voor zijn functioneren noodzakelijk of dienstbaar is. Naast dit passieve informatierecht bezit de Adviesraad ook een actief informatierecht: hij kan zelf om bepaalde inlichtingen en/of gegevens vragen.
Het informatierecht omvat tevens het recht op ondersteuning bij het toegankelijk maken van informatie, de bevordering van de deskundigheid van de Adviesraadsleden, waaronder wordt begrepen het bevorderen van kennis en inzicht, het leren vergaderen en communiceren met de uitvoerders, het leren lezen van beleidsnota's, het formuleren en onderbouwen van de adviezen, het planmatig werken enz.
Artikel 10 Geheimhoudingsplicht
Artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
Eenieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
Omdat de mogelijkheid bestaat dat de Adviesraad kennis neemt van vertrouwelijke informatie is het goed zich ervan rekenschap te geven dat hierop de geheimhoudingsplicht van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht rust. Na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van het college mag de Adviesraad genoemde informatie aan derden verstrekken of publiek maken.
Artikel 11 Periodiek overleg met de gemeente
Het kan voorkomen dat de Adviesraad het noodzakelijk acht met de gemeente te overleggen buiten de tijdstippen van het reguliere overleg, bedoeld in het eerste lid. Daarom is in het tweede lid geregeld dat een extra vergadering wordt belegd wanneer ten minste eenderde deel van het aantal zitting hebbende leden van de Adviesraad daarom verzoekt. Ook het college kan verzoeken een extra vergadering uit te schrijven.
In het tweede lid van dit artikel wordt voldaan aan de eis dat de verordening de wijze moet aangeven waarop de klanten of hun vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden. Deze eis is vervat in artikel 47, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand.
Artikel 15 Beslissing en advies
In het eerste lid wordt bepaald dat de vergadering niet wordt geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Het aantal zitting hebbende leden is het aantal leden genoemd in artikel 4, tweede lid, minus de vacatures.
Als het in het eerste lid bedoelde vergaderquorum niet wordt gehaald, kan de vergadering niet worden geopend. De voorzitter belegt in dat geval een nieuwe vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping ligt. Blijkens het derde lid kan deze vergadering wel worden geopend als niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
Met het verbod van last wordt vastgelegd dat een lid van de Adviesraad niet gebonden is standpunten van zijn organisatie of van anderen in de Adviesraad in te brengen en overeenkomstig hun wens te stemmen. Elk bindend mandaat is derhalve nietig. Op een dergelijk mandaat kan nimmer een beroep worden gedaan, noch door het lid, noch door anderen. Overigens blijft een onder mandaat uitgebrachte stem zijn geldigheid behouden.
Het zesde lid bepaalt dat een voorstel is aangenomen wanneer daarover geen stemming wordt gevraagd. Veelal zullen de beslissingen op deze wijze totstandkomen.
Het betreft hier het beslissingsquorum. Een beslissing is tot stand gekomen als de volstrekte meerderheid van stemmen wordt behaald, mits deze stemmen afkomstig zijn van hen die een stem mochten uitbrengen.
Bij staking van stemmen in een voltallige vergadering is het voorstel verworpen. Als de vergadering niet voltallig is, vindt uitstel plaats tot een volgende vergadering. Staken de stemmen in deze nieuwe vergadering opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Het college stelt kosteloos alle faciliteiten ter beschikking om het overleg met de Adviesraad adequaat te doen verlopen. In ieder geval behoren hiertoe:
Hoewel het college kosteloos faciliteiten ter beschikking stelt van de Adviesraad, kan het voorkomen dat de Adviesraad ook andere voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijke kosten moet maken. Het betreft kosten die direct samenhangen met de onafhankelijkheid en het zelfstandig functioneren van de Adviesraad. Ook deze kosten worden door het college binnen redelijke grenzen vergoed. Hiervoor wordt jaarlijks aan de Adviesraad een bepaald budget ter beschikking gesteld. De Adviesraad zal de kosten moeten aantonen door het overleggen van betaalbewijzen.
In het tweede lid worden enkele kostensoorten genoemd, die tot de kosten onder lid 1 kunnen worden gerekend. Zo bekostigt het college bijvoorbeeld op schriftelijk verzoek van de Adviesraad en binnen redelijke grenzen de deskundigheidsbevordering van de leden van de Adviesraad, de aanschaf van literatuur, enz. Een aantal van de genoemde kostensoorten ondersteunt het informatierecht van artikel 9. De informatie die verstrekt wordt moet immers voor de informatieontvangende toegankelijk zijn. Dit kan inhouden dat ondersteuning moet worden gegeven bij het toegankelijk maken van de informatie. Het kan tevens inhouden dat de deskundigheid van Adviesraadsleden dient te worden bevorderd. Denk hierbij aan het bevorderen van kennis en inzicht, het leren vergaderen en communiceren met de uitvoerders, het leren lezen van beleidsnota's, het formuleren en onderbouwen van de adviezen, het planmatig werken, enz.
De Adviesraad is een onmisbare schakel tussen de gemeentelijke organisatie en een goede dienstverlening aan de klanten. De leden van de Adviesraad zetten zich op vrijwillige basis in voor het belang van de klant. Zij ontvangen hiervoor geen geldelijke beloning. Daarentegen zal de individuele inzet van de Adviesraadsleden hoe dan ook extra kosten met zich meebrengen. Deze zijn veelal moeilijk definieerbaar en aantoonbaar. Om deze kosten te dekken en in de wetenschap dat een onkostenvergoeding het Adviesraadslidmaatschap zeker niet onaantrekkelijker maakt, is een jaarlijkse onkostenvergoeding een goede optie. De hoogte van deze vergoeding wordt door burgemeester en wethouders jaarlijks vastgesteld. In ieder geval wordt hierbij rekening gehouden met de stijging of daling van het prijsindexcijfer.
Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.