Organisatie | Boxtel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Precariobelasting |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 13-11-2013 | Onbekend |
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2014
Artikel 1. Voorwerp van belasting; belastbaar feit
Onder de naam precariobelasting wordt ter zake van het hebben van voorwerpen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een belasting geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Deze verordening verstaat onder:
vrije zondagen-regeling: het innemen van standplaats met kramen, wagens, manden of andere voorwerpen van waren en/of het uitstallen van goederen op de openbare grond, in het kader van een evenement op een van de dagen waarop de vrijstelling als bedoeld in artikel 2 van de Winkeltijdenwet van toepassing is;
standplaats: een met vergunning ingenomen plaats met kramen, wagens, manden of andere voorwerpen van waren en/of voor het uitstallen van goederen op de openbare grond, voor de verkoop van waren op een van de locaties waarop het standplaatsenbeleid van toepassing is. Het in de vorige volzin genoemde standplaatsenbeleid wordt op een bij deze verordening behorende gewaarmerkte bijlage aangegeven.
De belasting wordt geheven van:
de organisator of organisatoren, die op basis van de vrije zondagen-regeling gerechtigd is een standplaats dan wel standplaatsen in te nemen of in te laten nemen, indien de bij onderdeel a en b genoemde belastingplichtigen niet bekend zijn, voor wat betreft de heffing van de belasting ingevolge onderdeel 1 van de bij deze verordening gevoegde tarieven tabel.
Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde belasting
Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 2.1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1. aanvangt, de belasting verschuldigd is voor zoveel tweehonderdveertienste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1, na het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt, nog volle dagen overblijven.
Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 1.1, voor zover een tarief per jaar wordt berekend, en 3.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, de belasting verschuldigd is voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in het belastingtijdvak, na het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt, nog volle dagen overblijven.
Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 2.1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1. eindigt, ontheffing verleend wordt voor zoveel tweehonderdveertienste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in de periode zoals genoemd in onderdeel 2.1.1, na het tijdstip waarop de belastingplicht eindigt, nog volle dagen overblijven.
Ten aanzien van de gevallen als bedoeld in onderdeel 1.1, voor zover een tarief per jaar wordt berekend, en 3.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel geldt dat, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, ontheffing verleend wordt voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor het belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in het belastingtijdvak, na het tijdstip waarop de belastingplicht eindigt, nog volle dagen overblijven.
De belasting wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke
kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota, aanslag of andere
schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de
schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 8.Tijdstip van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 wordt toegezonden in de vorm van een aanslag:
in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de belasting in die periode plaatsvindt.