Organisatie | Huizen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WWB IOAW IOAZ 2010 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WWB IOAW IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-07-2010 | 01-07-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 24-06-2010 Nieuwsblad van Huizen, 8 juli 2010 | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, lid 2 van de wet, het verlagen van de grondslag bedoeld in artikel 20, lid 2, van de IOAW of artikel 20, lid 1, van de IOAZ, dan wel het weigeren van de grondslag, bedoeld in artikel 20. lid 1, van de IOAW of artikel 20, lid en lid 3, van de IOAZ;
Algemeen geaccepteerde arbeid: werk dat algemeen maatschappelijk aanvaard is.
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, kan overeenkomstig deze verordening een maatregel worden opgelegd.
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW of de IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW of de IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW of de IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 3. Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm plus de eventuele toeslag of de grondslag.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand of de grondslag wordt verlaagd, het bedrag waarmee de bijstand of de grondslag wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm of de grondslag en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 5. Horen van de belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de WWB, artikel 24 van de IOAW of artikel 24 van de IOAZ, werkzaamheden in het kader van de WWB, IOAW of IOAZ heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de WWB, artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ;
de maatregel wordt opgelegd wegens ernstige misdragingen als bedoeld in artikel 15.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
of uitkering wordt beëindigd, kan alsnog een maatregel worden opgelegd of uitgevoerd
indien de belanghebbende binnen een termijn van een jaar opnieuw recht heeft op een
bijstandsuitkering, een IOAW uitkering of een IOAZ uitkering.
Artikel 8. Recidive en samenloop
Indien een belanghebbende zich, na een besluit als bedoeld in het eerste lid, wederom schuldig maakt aan een of meerdere verwijtbare gedragingen zoals genoemd in artikel 9, 11, 12, 13, 14 en 15 van deze verordening, en die plaatsvinden binnen een periode van 24 maanden na het laatste maatregel-recidivebesluit, kan het college al individualiserend de hoogte en de duur van de toe te passen maatregel vaststellen.
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet, de IOAW of de IOAZ, genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 6, tweede lid, niet verantwoord is.
Hoofdstuk 2. Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9. Indeling in categorieën
De gedragingen bedoeld in artikel 18, eerste en tweede lid van de WWB, en gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van hoofdstuk III van de IOAW en IOAZ, anders dan de verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW en IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
Artikel 10. De hoogte en duur van de maatregel
1.Onverminderd artikel 2, vierde lid, wordt de maatregel toegepast op de bijstandsnorm of de grondslag en wordt vastgesteld op:
a. vijf procent van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;
b. tien procent van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;
c. vijftig procent van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;
d. honderd procent van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet, artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, kan met toepassing van artikel 18 lid 2 van de wet, artikel 20 van de IOAW, artikel 20 van de IOAZ een maatregel worden opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm, de IOAW of IOAZ uitkering, gedurende een maand, onverminderd artikel 2, vierde lid.
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of grondslag, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Artikel 13. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand of de uitkering
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, artikel 13 van de IOAW of artikel 13 van de IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand of grondslag, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, vierde lid, vijf procent van de bijstand of de grondslag gedurende een maand.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 15. Ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, personeel van het UWVwerkbedrijf of door de gemeente ingehuurde re-integratiebedrijven onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, de uitvoering van de IOAW en de IOAZ zal onverminderd artikel 2, vierde lid, een maatregel worden opgelegd van 100%procent van de bijstandsnorm of de grondslag gedurende een maand.