Organisatie | Weesp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014 |
Citeertitel | Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Wet inburgering |
Met terugwerkende kracht in werking.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-08-2014 | 01-01-2013 | 01-01-2017 | Nieuwe verordening | 06-03-2014 gemeenteblad | Z.35369/D.17607 |
De raad van de gemeente Weesp;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 7 januari 2014;
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430);
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, evenals dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;
overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van de gemeente op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;
overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;
1. de Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014 vast te stellen;
2. deze verordening acht dagen na publicatie in werking te laten treden, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013;
3. Met ingang van de dag waarop deze verordening in werking treedt, de Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2012 in te trekken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 maart 2014,
Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inbuirgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan deinburgeringsplichtige te weten:
Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meervan de volgende verplichtingen opleggen:
het melden – dan wel in specifieke gevallen – het vragen van toestemming - indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan. In geval van ziekteverzuim geldt de verplichting van melding – inclusief overleggen van bewijsstukken – indien betrokkene genezen bevonden is.
Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Artikel 8 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een
taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.
Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 200 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennnisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
Het college kan besluiten de inburgeringsplichtige die na het volgen van een door het college
vastgestelde voorziening het inburgeringsexamen, NT2 Staatsexamen programma I of II dan wel diploma binnen een termijn van 3 jaar behaalt, daarvoor te belonen. De beloning is ten hoogste gelijk aan de vastgestelde eigen bijdrage. Uitgangspunt is dat de eigen bijdrage conform de wet wel eerst wordt geïnd. Wanneer de eigen bijdrage nog niet volledig is betaald, wordt de beloning verrekend met de nog verschuldigde eigen bijdrage. De termijn van 3 jaar start nadat de voorziening bij beschikking is vastgesteld.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 2014
De raad voornoemd,
mw. M. Walrave, B. Horseling,
griffier voorzitter
Toelichting 1 bij Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering (hierna: wet) gewijzigd. In de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet zullen gemeenten gedurende een overgangsperiode nog een aantal taken op het terrein van inburgering blijven uitoefenen. Het betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen dit af te maken. Daarnaast blijven de gemeenten de inburgeringsplicht handhaven van degenen die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig waren.
De voor de gemeente belangrijkste wijzigingen zijn:
- De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd.
Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.
- De doelgroep wordt beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.
- De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en
genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgeringsvoorziening aan te bieden vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.
- Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten en het verschuiven van
de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (SZW).
Gedurende een overgangsperiode zullen de gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering uitoefenen. Per 1 januari 2013 blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor de volgende groepen en bijhorende taken volgens het overgangsrecht:
- de gemeente blijft de verplichte én vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2013 zijn
gestart met hun inburgeringstraject begeleiden/handhaven bij hun lopende
- de gemeente blijft de plicht van de inburgeraars die vóór 1 januari 2013
inburgeringsplichtig zijn geworden, maar géén inburgeringsvoorziening hebben, handhaven. Deze handhaving vindt plaats gedurende de geldende inburgeringstermijn waarbinnen de inburgeraars aan hun inburgeringsplicht (moeten) voldoen. Onder het handhaven wordt verstaan het in voorkomende gevallen verlenen van verlengingen van de termijn, het waar nodig opleggen van boetes en het afgeven van ontheffingen en vrijstellingen van de inburgeringsplicht;
- de gemeente moet en kan alleen nog een inburgeringsvoorziening aanbieden aan
asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die vóór 1 januari 2013 hun verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd hebben gekregen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of
gezinsvorming/hereniging of als geestelijke bedienaar), en die zich pas na 1 januari 2013 in de gemeente hebben gevestigd. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde
inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding
(artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat
In verband met deze taken draagt de wetswijziging gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
1. Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).
2. Regels inzake het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet).
3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).
Ad1 Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars
Artikel 8 bepaalt dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Ad2 Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening.
Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid, van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen.
Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgerings-examen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding, artikel 19, zesde lid, van de wet.
De wet draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
- de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet);
- de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet);
- de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b van de wet);
- de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet).
Ad3 Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Vanaf 1 januari 2013 kan de gemeente op grond van de gewijzigde Wet inburgering alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden maar zich pas na deze datum in Weesp vestigen. Door deze wetswijziging dient de Verordening gewijzigde wet inburgering Weesp 2013 te worden vastgesteld.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad. In het tweede lid geeft de raad het college opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.
Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over het beleid en onder andere de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.
Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening , met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de wet). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de
asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening.
In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
- de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;
- de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;
- de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.
De wet bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening.
In de wet is geregeld dat een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan uit een cursus die toeleidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid van de wet).
Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlandse als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid van de wet).
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid van de wet).
Het vierde lid regelt de mogelijkheid om een gemeentelijke inburgeringsvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Op verzoek kan voor de inburgeraar de inburgeringsvoorziening worden vastgesteld in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Het inburgeringstraject leidt op tot het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlandse taal I of II of een diploma waarmee de inburgeringsplichtige aantoonbaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het participatietraject voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. De activiteiten van het participatietraject zijn er op gericht de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de samenleving te stimuleren.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, van de wet). Van het heffen van een eigen bijdrage kan niet worden afgezien.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de wet dat bepaalt dat de raad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld na acceptatie van een aanbod van deze voorziening. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (vierde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen
aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen .Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het
Artikel 8 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, en 24a, tweede lid, van de Wet inburgering kan het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een PIB als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 en het vijfde lid van artikel 24a van de Wet inburgering moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een PIB, alsmede welke criteria worden gehanteerd bij het toekennen van een PIB.
Het belangrijkste criterium voor het toekennen van een PIB is dat reguliere inburgeringsprogramma’s die door de gemeente zijn ingekocht, niet passend zijn. Verder gelden de volgende uitgangspunten:
- de inburgeringsplichtige dient zelf aan te geven dat hij gebruik wil maken van een PIB;
- de inburgeringsplichtige zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een taalaanbieder dat een inburgeringsprogramma kan aanbieden dat past bij zijn wensen en ambities. Het college heeft wel als taak de inburgeringsplichtige bij de vormgeving van hun inburgeringstraject en de keuze van een taalaanbieder te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering);
- het traject moet leiden tot een succesvol afgelegd inburgeringsexamen of een van de
inburgeringsplicht vrijstellend examen;
- de taalaanbieder moet een erkend instituut zijn.
Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige tot het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de taalaanbieder. Het tweede lid van artikel 8 van de verordening geeft aan welke onderdelen er minimaal in het voorstel moeten zijn opgenomen:
- ad a. een trajectplan met bijbehorende tijdspanne en intensiteit van het programma;
- ad b. de totale kosten. Deze kosten mogen de norm in het derde lid niet overschrijden en moeten marktconform zijn;
- ad c. de inhoud en frequentie van de rapportage van de taalaanbieder aan de gemeente;
- ad d. de betalingsvoorschriften.
Het voorstel moet verder voldoen aan de volgende voorwaarden (lid 3 van artikel 8):
- ad a. de kosten bedragen maximaal EUR 5.500,- . Dit bedrag komt overeen met het maximum bedrag in het bestek ten bate van de inkoop van inburgeringsprogramma’s;
- ad b. de voorziening duurt maximaal 3½ jaar. Dit is de maximale wettelijke periode waarbinnen het inburgeringsexamen gehaald moet zijn;
- ad c. De voorziening moet worden verzorgd door een erkende taalaanbieder of door een onderwijsinstelling die onder andere Nederlands taalgericht onderwijs aanbiedt.
Het college keurt het voorstel goed, als het college oordeelt dat het voorstel de inburgeringsplichtige goed voorbereidt en toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. In het geval van een taalkennisvoorziening keurt het college het voorstel goed, als het college oordeelt dat het voorstel de inburgeringsplichtige in staat stelt de Nederlandse taal te verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.
Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met de taalaanbieder een overeenkomst sluit. De gemeente Weesp kiest ervoor om deze overeenkomst door het college te laten sluiten. Dit wordt in artikel 8, lid 6 van deze verordening geregeld. Er worden dan ook geen financiële middelen verstrekt aan de inburgeringsplichtige om de taalaanbieder te betalen voor het inburgeringsprogramma.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen de beschikking in ieder geval moet bevatten.
In de beschikking moeten de verstrekte inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet). In de beschikking hoeft van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 van de wet draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, van de wet).Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete moet nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling.
Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Om te voorkomen dat het opleggen van boetes onder 2 verschillende regimes (Maatregelenverordening of verordening Wet inburgering) ongelijke behandeling tot gevolg heeft, heeft de gemeente Weesp de verordening Wet inburgering afgestemd op de Maatregelenverordening. De maatregelenverordening gaat immers uit van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnormen, de verordening Wet inburgering gaat uit van bedragen. Om te voorkomen dat een bestuurlijke boete onder het Wi regime hoger uitvalt dan een verlaging onder het WWB regime, wordt door het college als volgt gehandeld:
1. Het college bepaalt in welke categorie van verlagingswaardige gedragingen de boetewaardige gedragingen Wi vallen.
2. Het college stelt vervolgens het verschil in de hoogte van de sanctie op dezelfde gedragingen vast.
3. Indien het bedrag van de bestuurlijke boete hoger is dan de van toepassing zijnde verlaging van de uitkering indien art 37 Wi zou zijn toegepast, dan wordt de boete tot dit lagere bedrag beperkt.
4. De maximale boete voor het niet tijdig halen van het inburgeringsexamen wordt alleen opgelegd vanaf 130% van het minimum inkomen. In alle andere gevallen wordt deze boete beperkt tot het bedrag dat binnen de WWB als afstemmingsbedrag zou zijn gehanteerd.
Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 10, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich
wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen In dit artikel wordt de termijn van 12 maanden gehanteerd.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en het van kracht blijven van de oude verordening
Dit artikel spreekt voor zich.