Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014
CiteertitelVerordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpWet inburgering

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met terugwerkende kracht in werking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering
  2. Wet tot wijziging van de Wet inburgering

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-08-201401-01-201301-01-2017Nieuwe verordening

06-03-2014

gemeenteblad

Z.35369/D.17607

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014

De raad van de gemeente Weesp;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 7 januari 2014;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde en zesde lid, 23, derde lid, 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering (2012, 430);

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, evenals dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van de gemeente op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

B E S L U I T:

1. de Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014 vast te stellen;

2. deze verordening acht dagen na publicatie in werking te laten treden, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013;

3. Met ingang van de dag waarop deze verordening in werking treedt, de Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2012 in te trekken.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 maart 2014,

 

De griffier, de voorzitter,

Mw. M. Walrave B. Horseling

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp;

    • b.

      De wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      De wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430);

    • d.

      Inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X, tweede tot en met vijfde lid van de wetswijziging.

  • 2

    De begripsomschrijvingen in de wet, de wetwijziging en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichten

  • 1

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      telefonische afspraak;

    • b.

      afspraak op locatie;

    • c.

      digitale en schriftelijke informatie.

  • 3

    Het college beoordeelt tenminste eens in de twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inbuirgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan deinburgeringsplichtige te weten:

  • a.

    aan de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en

  • b.

    aan de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2

    Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4

    Het college kan een inburgeringsvoorziening in natura of als persoonsgebonden inburgeringsbudget aanbieden.

  • 5

    Een inburgeringsvoorziening kan een duaal programma omvatten dat bestaat uit een inburgeringstraject en een participatietraject.

Artikel 5 Nieuw Artikel

  • 1

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet kan – zoals de wet toestaat in termijnen worden terugbetaald.

  • 2

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Nieuw Artikel

Het college kan een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 bij beschikking een of meervan de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan (voortgang)gesprekken met de trajectbegeleider of de klantmanager op een daartoe aangewezen locatie en tijdstip;

  • c.

    het voor de eerste keer deelnemen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • d.

    het melden – dan wel in specifieke gevallen – het vragen van toestemming - indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan. In geval van ziekteverzuim geldt de verplichting van melding – inclusief overleggen van bewijsstukken – indien betrokkene genezen bevonden is.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de voorziening worden verbonden.

  • 3

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken na het aanbod het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1

    Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een inburgeringsvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) op de volgende wijze:

    • a.

      tijdens het intakegesprek met de klantmanager wordt de mogelijkheid van een PIB besproken indien het ingekochte aanbod aan inburgeringsvoorzieningen niet passend blijkt te zijn;

    • b.

      het college bevestigt schriftelijk dat de inburgeringsplichtige gebruik wil maken van een PIB;

    • c.

      de inburgeringsplichtige heeft 4 weken de gelegenheid om een eigen voorziening samen te stellen in samenwerking met een aanbieder. Daarbij wordt de inburgeringsplichtige door de klantmanager begeleid bij het opstellen van het eigen trajectplan en de keuze van een taalaanbieder;

    • d.

      de taalaanbieder brengt een offerte uit.

  • 2

    Het college beoordeelt het voorstel van de inburgeringsplichtige op volledigheid. Het voorstel moet tenminste de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      a. de inhoud van het traject;

    • b.

      b. de kosten van het traject;

    • c.

      c. de inhoud en frequentie van de rapportage;

    • d.

      d. de betalingsvoorschriften.

  • 3

    Het voorstel moet verder aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      de kosten van de inburgeringsvoorziening bedragen niet meer dan € 5.500, -;

    • b.

      de duur van de voorziening is ten hoogste 3 jaar;

    • c.

      de taalaanbieder moet een erkend instituut zijn.

  • 4

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma naar het oordeel van het college passend is ter voorbereiding op en toeleiding naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 5

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een

    taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringsplichtige de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 6

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluit het college een overeenkomst met de taalaanbieder

Artikel 9 De inhoud van de beschiking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands moet zijn behaald;

  • d.

    de hoogte van de eigen bijdrage, de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    de verplichting tot het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider en/of klantmanager;

  • f.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • g.

    de gevolgen van niet-nakoming van de verplichtingen.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 10 Nieuw Artikel

  • 1

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 100 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 200 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennnisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Nieuw Artikel

  • 1

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt maximaal € 150 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt maximaal € 300 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 400 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald

Artikel 12 Beloning

Het college kan besluiten de inburgeringsplichtige die na het volgen van een door het college

vastgestelde voorziening het inburgeringsexamen, NT2 Staatsexamen programma I of II dan wel diploma binnen een termijn van 3 jaar behaalt, daarvoor te belonen. De beloning is ten hoogste gelijk aan de vastgestelde eigen bijdrage. Uitgangspunt is dat de eigen bijdrage conform de wet wel eerst wordt geïnd. Wanneer de eigen bijdrage nog niet volledig is betaald, wordt de beloning verrekend met de nog verschuldigde eigen bijdrage. De termijn van 3 jaar start nadat de voorziening bij beschikking is vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Nieuw Artikel

Het college kan bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en het van kracht blijven van de oude verordening

  • 1

    Deze verordening treedt acht dagen na bekendmaking in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2013;

  • 2

    De Verordening Wet inburgering Weesp 2012, vastgesteld bij besluit van 13 februari 2012, blijft van kracht voor besluiten genomen krachtens die verordening

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 2014

De raad voornoemd,

mw. M. Walrave, B. Horseling,

griffier voorzitter

Toelichting 1 bij Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014

 

 

ALGEMENE TOELICHTING

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet inburgering (hierna: wet) gewijzigd. In de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 was aan gemeenten een aantal belangrijke taken toebedeeld. Door de gewijzigde wet zullen gemeenten gedurende een overgangsperiode nog een aantal taken op het terrein van inburgering blijven uitoefenen. Het betreft met name inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen dit af te maken. Daarnaast blijven de gemeenten de inburgeringsplicht handhaven van degenen die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig waren.

De voor de gemeente belangrijkste wijzigingen zijn:

- De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd.

Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van gemeenten om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

- De doelgroep wordt beperkt tot vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit

wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging) of als geestelijke bedienaar.

- De mogelijkheid voor gemeenten om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en

genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgeringsvoorziening aan te bieden vervalt. Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

- Het vervallen van bovengenoemde bevoegdheden van gemeenten en het verschuiven van

de resterende bevoegdheden van gemeenten naar de Minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (SZW).

Gedurende een overgangsperiode zullen de gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering uitoefenen. Per 1 januari 2013 blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor de volgende groepen en bijhorende taken volgens het overgangsrecht:

- de gemeente blijft de verplichte én vrijwillige inburgeraars die vóór 1 januari 2013 zijn

gestart met hun inburgeringstraject begeleiden/handhaven bij hun lopende

inburgeringsvoorzieningen;

- de gemeente blijft de plicht van de inburgeraars die vóór 1 januari 2013

inburgeringsplichtig zijn geworden, maar géén inburgeringsvoorziening hebben, handhaven. Deze handhaving vindt plaats gedurende de geldende inburgeringstermijn waarbinnen de inburgeraars aan hun inburgeringsplicht (moeten) voldoen. Onder het handhaven wordt verstaan het in voorkomende gevallen verlenen van verlengingen van de termijn, het waar nodig opleggen van boetes en het afgeven van ontheffingen en vrijstellingen van de inburgeringsplicht;

- de gemeente moet en kan alleen nog een inburgeringsvoorziening aanbieden aan

asielgerechtigden en geestelijk bedienaren die vóór 1 januari 2013 hun verblijfsvergunning

voor bepaalde tijd hebben gekregen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of

gezinsvorming/hereniging of als geestelijke bedienaar), en die zich pas na 1 januari 2013 in de gemeente hebben gevestigd. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde

inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding

(artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat

In verband met deze taken draagt de wetswijziging gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

1. Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).

2. Regels inzake het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet).

3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

Ad1 Regels over de informatieverstrekking aan inburgeraars

Artikel 8 bepaalt dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Ad2 Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening.

Onder het overgangsrecht zijn gemeenten verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren (artikel 19, tweede lid, van de wet) die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden en nog geen voorziening hebben aangeboden gekregen.

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgerings-examen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding, artikel 19, zesde lid, van de wet.

De wet draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

- de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet);

- de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a van de wet);

- de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b van de wet);

- de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet).

Ad3 Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 van de wet draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Vanaf 1 januari 2013 kan de gemeente op grond van de gewijzigde Wet inburgering alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden maar zich pas na deze datum in Weesp vestigen. Door deze wetswijziging dient de Verordening gewijzigde wet inburgering Weesp 2013 te worden vastgesteld.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad. In het tweede lid geeft de raad het college opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over het beleid en onder andere de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking.

 

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening , met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de wet). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de

asielgerechtigde inburgeringsplichtige, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven welke doelstellingen door het college in acht moeten worden genomen bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening.

In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

- de kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

- de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

- de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De wet bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere sociale zekerheidswet of sociale zekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening.

In de wet is geregeld dat een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan uit een cursus die toeleidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid van de wet).

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlandse als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid van de wet).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid van de wet).

Het vierde lid regelt de mogelijkheid om een gemeentelijke inburgeringsvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB). Op verzoek kan voor de inburgeraar de inburgeringsvoorziening worden vastgesteld in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

Het duale programma (lid 5):

Het inburgeringstraject leidt op tot het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlandse taal I of II of een diploma waarmee de inburgeringsplichtige aantoonbaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het participatietraject voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. De activiteiten van het participatietraject zijn er op gericht de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de samenleving te stimuleren.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

 

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, van de wet). Van het heffen van een eigen bijdrage kan niet worden afgezien.

 

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

 

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de wet dat bepaalt dat de raad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld na acceptatie van een aanbod van deze voorziening. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

 

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die - als het goed is - leidt tot een besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeraar op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeraar een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de verstrekking van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeraar het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeraar van een verklaring die door de gemeente is opgesteld. Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeraar aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen

aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen .Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het

inburgeringsexamen.

 

Artikel 8 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

 

Op grond van artikel 19, tweede lid, en 24a, tweede lid, van de Wet inburgering kan het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een PIB als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 en het vijfde lid van artikel 24a van de Wet inburgering moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een PIB, alsmede welke criteria worden gehanteerd bij het toekennen van een PIB.

Het belangrijkste criterium voor het toekennen van een PIB is dat reguliere inburgeringsprogramma’s die door de gemeente zijn ingekocht, niet passend zijn. Verder gelden de volgende uitgangspunten:

- de inburgeringsplichtige dient zelf aan te geven dat hij gebruik wil maken van een PIB;

- de inburgeringsplichtige zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een taalaanbieder dat een inburgeringsprogramma kan aanbieden dat past bij zijn wensen en ambities. Het college heeft wel als taak de inburgeringsplichtige bij de vormgeving van hun inburgeringstraject en de keuze van een taalaanbieder te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering);

- het traject moet leiden tot een succesvol afgelegd inburgeringsexamen of een van de

inburgeringsplicht vrijstellend examen;

- de taalaanbieder moet een erkend instituut zijn.

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige tot het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de taalaanbieder. Het tweede lid van artikel 8 van de verordening geeft aan welke onderdelen er minimaal in het voorstel moeten zijn opgenomen:

- ad a. een trajectplan met bijbehorende tijdspanne en intensiteit van het programma;

- ad b. de totale kosten. Deze kosten mogen de norm in het derde lid niet overschrijden en moeten marktconform zijn;

- ad c. de inhoud en frequentie van de rapportage van de taalaanbieder aan de gemeente;

- ad d. de betalingsvoorschriften.

Het voorstel moet verder voldoen aan de volgende voorwaarden (lid 3 van artikel 8):

- ad a. de kosten bedragen maximaal EUR 5.500,- . Dit bedrag komt overeen met het maximum bedrag in het bestek ten bate van de inkoop van inburgeringsprogramma’s;

- ad b. de voorziening duurt maximaal 3½ jaar. Dit is de maximale wettelijke periode waarbinnen het inburgeringsexamen gehaald moet zijn;

- ad c. De voorziening moet worden verzorgd door een erkende taalaanbieder of door een onderwijsinstelling die onder andere Nederlands taalgericht onderwijs aanbiedt.

Het college keurt het voorstel goed, als het college oordeelt dat het voorstel de inburgeringsplichtige goed voorbereidt en toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. In het geval van een taalkennisvoorziening keurt het college het voorstel goed, als het college oordeelt dat het voorstel de inburgeringsplichtige in staat stelt de Nederlandse taal te verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met de taalaanbieder een overeenkomst sluit. De gemeente Weesp kiest ervoor om deze overeenkomst door het college te laten sluiten. Dit wordt in artikel 8, lid 6 van deze verordening geregeld. Er worden dan ook geen financiële middelen verstrekt aan de inburgeringsplichtige om de taalaanbieder te betalen voor het inburgeringsprogramma.

 

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het verstrekken van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen de beschikking in ieder geval moet bevatten.

In de beschikking moeten de verstrekte inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen c.q. het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet). In de beschikking hoeft van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 van de wet draagt de raad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, van de wet).Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete moet nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling.

Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Om te voorkomen dat het opleggen van boetes onder 2 verschillende regimes (Maatregelenverordening of verordening Wet inburgering) ongelijke behandeling tot gevolg heeft, heeft de gemeente Weesp de verordening Wet inburgering afgestemd op de Maatregelenverordening. De maatregelenverordening gaat immers uit van een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnormen, de verordening Wet inburgering gaat uit van bedragen. Om te voorkomen dat een bestuurlijke boete onder het Wi regime hoger uitvalt dan een verlaging onder het WWB regime, wordt door het college als volgt gehandeld:

1. Het college bepaalt in welke categorie van verlagingswaardige gedragingen de boetewaardige gedragingen Wi vallen.

2. Het college stelt vervolgens het verschil in de hoogte van de sanctie op dezelfde gedragingen vast.

3. Indien het bedrag van de bestuurlijke boete hoger is dan de van toepassing zijnde verlaging van de uitkering indien art 37 Wi zou zijn toegepast, dan wordt de boete tot dit lagere bedrag beperkt.

4. De maximale boete voor het niet tijdig halen van het inburgeringsexamen wordt alleen opgelegd vanaf 130% van het minimum inkomen. In alle andere gevallen wordt deze boete beperkt tot het bedrag dat binnen de WWB als afstemmingsbedrag zou zijn gehanteerd.

 

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 10, eerste en tweede lid, lagere maximum boetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 van de wet worden genoemd. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich

wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen In dit artikel wordt de termijn van 12 maanden gehanteerd.

 

Artikel 12 Beloning

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 13 Hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en het van kracht blijven van de oude verordening

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 15 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.