Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Epe

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEpe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015
CiteertitelVerordening rioolheffing 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 228a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1. Regeling gemeentelijke belastingen

2. Beleidsregels ambtshalve vermindering 2005

3. Beleidsregels fiscaal bestuurlijke boeten

4. Leidraad invordering gemeentelijke belastingen

5. Incassoreglement

6. Kwijtscheldingsbesluit

7. Beleidsregels aanwijzen belastingplichtige 2012

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016nieuwe regeling

13-11-2014

Elektronisch gemeenteblad, 26 november 2014, jaargang 2014, nr. 67886

2014-35482

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015

Raadsbesluit  201 4 registratienummer: 2014-35495

 

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 2014-35482 d.d. 30 september 2014;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

  • e.

    BRP: de basisregistratie personen als bedoeld in de Wet basisregistratie personen

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • 2.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

  • 1.

    Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt een geheel van twee of meer gedeelten dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd, aangemerkt als één perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Indien ingeval van nieuwbouw geen verbruik overeenkomstig het derde lid kan worden vastgesteld, wordt de hoeveelheid afvalwater van het perceel bepaald op 45 m3 per persoon per jaar.

  • 5.

    Indien meerdere percelen gebruik maken van één watermeter en geen tussenmeters aanwezig zijn, wordt de hoeveelheid afvalwater – voor zover mogelijk – naar evenredigheid van het aantal personen over de verschillende percelen verdeeld.

  • 6.

    Voor de toepassing van het vierde en vijfde lid wordt uitgegaan van het aantal personen dat bij het begin van het belastingjaar in de BRP staat ingeschreven op een perceel.

  • 7.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

       

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 8.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven

 

  • 1.

    Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt € 80,12.

  • 2.

    Het tarief voor het gebruikersdeel bedraagt bij een hoeveelheid water van:

a.

0 tot en met 100 m3

22,80

b.

meer dan 100 tot en met 300 m3

62,28

c.

meer dan 300 tot en met 600 m3

150,24

d.

meer dan 600 tot en met 1.200 m3

328,92

e.

meer dan 1.200 tot en met 2.400 m3

637,44

f.

meer dan 2.400 tot en met 4.800 m3

1.353,72

g.

meer dan 4.800 tot en met 9.600 m3

2.822,76

h.

meer dan 9.600 m3

2.822,76

 

vermeerderd met € 1.876,20 voor elke eenheid van 4.800 m3 of gedeelte daarvan boven 9.600 m3.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Aangifte

  • 1.

    In afwijking van artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

  • 2.

    In afwijking van artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet wordt aangifte gedaan door het op de in de aangiftebrief aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 3.

    Indien de aangifte langs elektronische weg wordt gedaan, kan de aangiftebrief langs elektronische weg worden verzonden.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van lid 3.

  • 3.

    Vangt de belastingplicht voor de 16e van de maand aan, dan is de belasting over die maand ten volle verschuldigd; vangt de belastingplicht op of na de 16e van de maand aan, dan is over die maand geen belasting verschuldigd.

  • 4.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat er voor de belastingplichtige aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het lid 5, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10.

  • 5.

    Eindigt de belastingplicht voor de 16e van de maand, dan wordt over die volle maand ontheffing verleend; eindigt de belastingplicht op of na de 16e van de maand, dan wordt over die maand geen ontheffing verleend.

  • 6.

    Het tweede en het vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingschuldigebinnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt

  • 7.

    Belastingbedragen van minder dan € 10 worden niet geheven.

  • 8.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde en zevende lid wordt het totaal van de op één biljet verenigde ontheffingen onderscheidenlijk aanslagen rioolheffing of andere heffingen als één ontheffing onderscheidenlijk belastingaanslag aangemerkt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50 maar minder dan € 3.500 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen één maand later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant;

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 14 Overgangsrecht

De ‘Verordening rioolheffing 2014’ van 19 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening rioolheffing 2014’.

 

 

Epe, 19 november 2013

De raad voornoemd,

 

de voorzitter, ir. H. van der Hoeve MPA

de griffier, V. Smit.

 

 

Nota-toelichting Verordening rioolheffing 2014

De gemeente Epe hanteert als uitgangspunt de modelverordening van de VNG. Op onderdelen wijkt Epe af. Voor de toelichting wordt verwezen naar de modeltoelichting van de VNG zoals die onder meer te vinden is op www.modelverordeningen.nl. De afwijkingen zijn hieronder toegelicht.

 

Artikel 4, tweede lid

Het VNG-model kent deze bepaling niet. Mogelijk zouden recreatieterreinen op zichzelf genomen al als één perceel kunnen worden beschouwd. Er zou echter discussie kunnen ontstaan, vooral bij terreinen met stacaravans op huurgrond. Omwille van de duidelijkheid is expliciet opgenomen dat recreatieterreinen die als een geheel worden geëxploiteerd als één perceel worden beschouwd. In de regel beschikt zo’n terrein over één watermeter, zonder tussenmeters. Dat maakt het verdelen van de gebruikersheffingen ondoenlijk. Verkavelde recreatieterreinen vallen dus niet onder deze bepaling.

 

Artikel 5, vierde, vijfde en zesde lid

Bij nieuwbouw zal er vaak nog geen waterverbruik bekend zijn. Om toch een benadering te hebben van het werkelijk (te verwachten) verbruik is aangesloten bij het landelijk gemiddelde van 45 m3 per persoon.

 

In de praktijk komt het met enige regelmaat voor dat slechts één watermeter is geplaatst voor meerdere percelen of zelfstandige gedeelten daarvan. In die gevallen zal het verbruik verdeeld moeten worden. In geval van twee woningen, waarbij mensen staan ingeschreven wordt het de verhouding tussen het aantal personen gebruikt. Bijvoorbeeld pand A heeft 2 bewoners, pand B 5. Het totale waterverbruik is 343 m3. Per persoon is dat (afgerond) 49 m3. Pand A krijgt dan 2x49=98 m3 toebedeeld en pand B 5x49=245 m3. Pand A valt in de categorie 0-100 m3 en pand B in de categorie >100-300 m3.

In situaties waarin in een van de percelen geen personen staan ingeschreven, zoals bij bedrijven, zal een redelijke verdeling moeten plaatsvinden. In de praktijk zal dit maatwerk zijn. Uitgangspunt kan zijn dat aan het perceel waar wel personen staan ingeschreven 45 m3 per persoon wordt toegerekend en de rest aan het perceel zonder ingeschreven personen. Mocht het onduidelijk zijn hoe te verdelen, dan bestaat de mogelijkheid om via een aangifte of het opvragen van inlichtingen helderheid te verkrijgen.

 

Artikel 10

De ontheffingsmogelijkheid wijkt in Epe af van het VNG-model. De grens ligt niet bij het begin van de maand, maar halverwege. Dit is in overeenstemming met het beleid dat Apeldoorn voert en zorgt voor een efficiënte uitvoering van de belasting.

 

In navolging van jurisprudentie (ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ4851) wordt de term belastingschuldige gebruikt in plaats van belastingplichtige in lid 6.

 

De grens waaronder wordt geheven dan wel ontheven is gelijkgetrokken met de OZB en afvalstoffenheffing. In vrijwel alle gevallen is er samenloop van afvalstoffenheffing en rioolheffing. Gezien het tarief afvalstoffenheffing zal dan ook bij een ontheffing voor één maand in de regel nog een vermindering plaatsvinden bij de rioolheffing.

 

Artikel 11, eerste lid

In de gemeente Epe geldt de wettelijke betaaltermijn van zes weken. Daarnaast bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om via automatische incasso in 12 maandelijkse termijnen de belasting te voldoen. Het VNG-model gaat uit van betalen in twee termijnen, zonder automatische incassomogelijkheid.

 

Artikel 13

Dit artikel stemt overeen de vergelijkbare bepaling in de Legesverordening en maakt het mogelijk dat het college redactionele aanpassingen doorvoert in de verordening. Het VNG-model kent deze bepaling niet.