Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Vaarwegenverordening Fryslân 2014 |
Citeertitel | Vaarwegenverordening Fryslân 2014 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | water, vaarwegen, verkeer en vervoer |
Externe bijlagen | bijlagen/file/Lijst A ex art 2 vaarwegenverordening.pdf bijlagen/file/Lijst B ex art 2 vaarwegenverordening.pdf bijlagen/file/Lijst C ex art 2 vaarwegenverordening.pdf bijlagen/file/Kaart nautisch beheer vaarwegenverordening.pdf bijlagen/file/Kaart vaarwegbeheer vaarwegenverordening.pdf |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2014 | Nieuwe regeling | 21-05-2014 Provinciaal Blad, 2014, 805 | Statenvoorstel 1115072 (01B) |
PROVINCIALE STATEN VAN FRYSLAN
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 21 mei 2014, nr 01B
Gelet op de artikelen 1.1 en 3.2 van de Waterwet; Gelet op artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet;
1. De navolgende Vaarwegenverordening Fryslân 2014 vast te stellen; 2. De navolgende aanvulling op de Waterverordening provincie Fryslân vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.
Artikel 3.1 Instandhouding vaarweg
Met behulp van de meetcyclus wordt gecontroleerd of de vaarwegdiepte dan wel de ingrijpdiepte wordt overschreden, waarbij alle vaarwegen minimaal eens per zes jaar worden gemeten. Indien de ingrijpdiepte, voor zover deze op lijst A, lijst B of lijst C, meer dan incidenteel wordt overschreden, worden baggerwerkzaamheden ingepland.
Artikel 4.2 Maximale afmetingen
Gedeputeerde Staten kunnen, ter uitwerking van artikel 1.06 van het Binnenvaartpolitiereglement, voor door hen aan te wijzen vaarwegen op lijst A, lijst B of lijst C, de maximaal toegelaten afmetingen (met inbegrip van de last) voor schepen, drijvende inrichtingen en drijvende voorwerpen, vaststellen. Hierbij worden duwstellen en gekoppelde samenstellen als één schip beschouwd.
Het is verboden zonder ontheffing van Gedeputeerde Staten gebruik te maken van een vaarweg door deze te bevaren met schepen die de maximale afmetingen als bedoeld in artikel 4.2 te boven gaan.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7.11 van het Binnenvaartpolitiereglement, moeten schepen, samenstellen van schepen en drijvende voorwerpen op aanwijzing van de vaarwegbeheerder worden verhaald, indien onderhoud van een vaarweg of bijbehorend werk dat nodig maakt of indien de veilige en vlotte afwikkeling van de scheepvaart in het geding is.
Artikel 4.6 Meld-, uitluister-, en communicatieplicht
Een groot schip, een bijzonder transport, een drijvende inrichting en een drijvend voorwerp waarvan het verplaatsen klaarblijkelijk geen hinder of gevaar voor de scheepvaart en geen schade aan de kunstwerken kan veroorzaken, melden zich op de door de bevoegde autoriteit aangegeven wijze, overeenkomstig de daartoe gestelde regels.
De in het eerste en tweede lid bedoelde regels kunnen betrekking hebben op het gebruik van bepaalde communicatiemiddelen aan boord van het schip, het melden van aankomst, vertrek of positie van het schip, alsmede op gegevens met betrekking tot het schip, de daarmee vervoerde lading of de uit te voeren reis.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de personen als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, de personen belast, aangewezen door de vaarweg- of nautisch beheerder. Van deze aanwijzing wordt mededeling gedaan in het Provinciaal Blad.
Overtredingen van de verbodsbepalingen als bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 of niet naleving van één of meer van de aan een ontheffing verbonden voorschriften op beperkingen, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, zoals bedoeld in artikel 23 van het wetboek van strafrecht, voor zover daarin niet is voorzien door of krachtens een wet gestelde bepalingen.
Hoofdstuk 8: Overgangs- en slotbepalingen
Gedeputeerde Staten zenden binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, en vervolgens om de zes jaar, aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening.
Toelichting op de Vaarwegenverordening Fryslân 2014
Algemeen Fryslân kent van oudsher een vaarwegenverordening waarin vaarwegbeheer en nautisch beheer zijn geïntegreerd. Vaarwegbeheer gaat over het beheer van het profiel van de vaarweg (zowel onder als boven water). Nautisch beheer gaat over alle maatregelen t.b.v. vlotte en veilige afwikkeling van scheepvaartverkeer, zoals het markeren van vaargeulen en toezicht op vaargedrag. Daarnaast wordt deze verordening gebruikt om de voor Friesland belangrijke verboden van varen bij ijsgang af te kondigen. Met de Waterwet is de figuur van de waterverordening geïntroduceerd, waarmee de mogelijkheid ontstaat om het vaarwegbeheer in de waterverordening op te nemen. Nautisch beheer en wat daarmee samenhangt (vaarverboden bij ijs) zouden dan in een uitgeklede separate verordening terecht komen. Wij kiezen ervoor om nautisch beheer en vaarwegbeheer te blijven integreren in één verordening, waarmee de regelgeving over vaarwegen in één document kan worden gevonden. De vaarwegen zijn verdeeld in verschillende categorieën van A tot en met F, waarbij categorie A de belangrijkste vaarwegen omvat voor met name de beroepsvaart en F de laagste categorie omvat die vooral van belang is voor de recreatievaart.
Artikel 1.1 De definities zijn voor het vergemakkelijken bij nazoeken op alfabetische volgorde geplaatst.
De begripsbepaling van vaarweg zorgt ervoor dat alleen de vaarwegen die op de lijsten A, B of C staan onder het vaarwegbeheer vallen. Daarnaast is er in Fryslân nog meer bevaarbaar water. Een aantal grote vaarwegen vallen onder het Rijk ingevolge de AMvB water. Het vaarwegbeheer van kleiner vaarwater (havens, woonwijkwater, sloten, kanoroutes) wordt niet door de provincie gereguleerd maar beheerd door bijvoorbeeld de gemeente of de eigenaar. Het verwijderen van scheepswrakken is geregeld in het Binnenvaartpolitiereglement en de wrakkenwet 1934 en dus geen onderdeel van deze verordening. Bruggen en sluizen zijn geen onderwerp van de verordening. Bruggen worden onderhouden door de wegbeheerder, en sluizen worden onderhouden door de beheerder van de betrokken sluis. In het verleden is dit veelal bij brief of overeenkomst geregeld.
Artikel 1.2Deze bepaling geeft een nadere uitwerking van de doelstellingen die met de verordening worden nagestreefd, en maakt duidelijk dat deze verordening aansluit bij twee wettelijke regimes, nl. de Waterwet en de Scheepvaartverkeerswet.
Artikel 2 De Waterwet beoogt te bewerkstelligen dat landsdekkend is bepaald wie belast zijn met het beheer van watersystemen. Hiertoe is in artikel 3.1. van de Waterwet bepaald dat alle watersystemen of onderdelen daarvan die bij het Rijk in beheer zijn, worden aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. In artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet is bepaald dat de zorg voor het regionale watersysteem bij reglement aan waterschappen wordt opgedragen, tenzij dat niet verenigbaar is met een goede organisatie van de waterstaatkundige verzorging. Dat betekent dat alle regionale watersystemen of onderdelen daarvan bij een waterschap in beheer zijn, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet. Op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Waterwet moeten voor de niet bij het Rijk in beheer zijnde watersystemen of onderdelen daarvan bij provinciale verordening beheerders worden aangewezen. Hierbij dient artikel 2, tweede lid, van de Waterschapswet in acht te worden genomen.
In artikel 2 zijn de vaarwegbeheerders benoemd voor de lijsten A, B en C. . Conform de uitspraak van Provinciale Staten wordt de provincie voor het grootste deel van de vaarwegen beheerder, zodat zij het onderhoud van deze economische drager kan waarborgen. Deze vaarwegen vallen onder lijst A. Lijst B heeft betrekking op enkele praktische uitzonderingen, nl. de aanwijzing van de gemeente Harlingen als beheerder vanwege de samenhang tussen de havens en de vaarweg, en de aanwijzing van de provincie Overijssel als beheerder van een deel van de Linde (conform de huidige situatie).
Lijst C heeft betrekking op de taak van het waterschap. Het waterschap wordt beheerder van de kleinere vaarwegen waar het vaarwegbeheer goed samenvalt met het watersysteembeheer. Formeel wordt deze aanwijzing gedaan in het Waterschapsreglement.
Met het in artikel 2 van deze verordening bepaalde wordt de beoogde taakverdeling op een heldere manier neergezet.
Artikel 3.1Met dit artikel worden de normen, en daarmee het profiel van de vaarweg vastgelegd, en wordt de taak van de vaarwegbeheerder bepaald. Voorts wordt de verplichtiing van een meetcyclus geïntroduceerd. In lijst C worden eisen gesteld aan de vaarwegen die het waterschap beheert, naast de eisen die worden gesteld aan de bij de provincie en de overige overheden in beheer zijnde vaarwegen. Een besluit voor het vaststellen of wijzigen van de normen van een vaarweg staat open voor bezwaar en beroep. Door de toevoeging van lijst A, B en C aan de verordening is voor derden deze informatie goed toegankelijk. De dieptenormen zijn, op basis van oplopende diepte, - Vaarwegdiepte; - Ingrijpdiepte. De vaarwegdiepte mag niet overschreden worden, want dan kan het maatgevende schip van die klasse er niet meer varen. De ingrijpdiepte is bedoeld als een signaleringswaarde en vloeit voort uit het nieuwe beleid in het PVVP. Daarnaast wordt in de praktijk het begrip onderhoudsdiepte gehanteerd. Dit is de diepte die na een onderhoudsgang wordt nagestreefd en die dieper is dan de ingrijpdiepte. De onderhoudsdiepte is vrij in te vullen door de beheerder. De in de bijlagen a, b en c genoemde onderhoudsdiepte is bedoeld als adviesdiepte. Tevens is dit de diepte waarmee de vaarwegen worden overgedragen. Bij verschillende vaarwegen is er geen ingrijpdiepte gedefinieerd omdat het verschil tussen de vaarwegdiepte en de onderhoudsdiepte te klein is om daar een extra norm aan te koppelen.
T.a.v. de breedte worden op lijst A, B en C normen genoemd per vaarweg. Vermeld zij dat dit een gemiddeld breedte van de vaarweg betreft, die waar mogelijk moet worden gerealiseerd. Hierbij wordt geaccepteerd dat op incidentele plekken deze breedte door omstandigheden niet wordt gehaald. Wij zijn van mening dat het nu te ver voert om in de verordening het gehele profiel van de vaarweg over de volle lengte gedetailleerd vast te leggen. Op termijn zijn wij wel voornemens hier naartoe te werken.
De normen zijn gebaseerd op de klassificatie recreatieve vaarwegen uit het Provinciaal Verkeers en Vervoersplan (PVVP). De klasse van een vaarweg kan afwijken van de klasse genoemd in het PVVP. Het PVVP verwoordt namelijk het streefbeeld (gewenste klasse), De normen in de bijlagen a,b, en c verwoorden de actuele onderhoudssituatie. Vaarwegen die nu een lagere klasse hebben dan genoemd in het PVVP hebben ter zijner tijd een opwaardering nodig om aan het streefbeeld te voldoen. Met artikel 8 kunnen Gedeputeerde Staten de klassificatie daarna opwaarderen.
Een logisch onderdeel van de taakuitoefening van de beheerders bij de uitoefening van hun taken, is dat zij een budget instellen voor onderhoud aan vaarwegen en zonodig ingrijpen naar aanleiding van klachten.
T.a.v. de meren is er sprake is van zogenaamd passief beheer. Dat betekent dat obstakels wel worden verwijderd, maar dat er geen profiel wordt gegarandeerd. De meren zijn daarom ook niet als vaarwegen aangewezen.
Het waterschap handhaaft vanuit het watersysteembeheer ook een profiel in (o.a.) vaarwegen. Bij kleinere vaarwegen (zoals E en F) valt deze taak meestal vrijwel samen met het vaarwegbeheer. Bij de grotere vaarwegen is vaarwegbeheer veelal de dominante taak zodat het waterschap daar niet vaak meer hoeft te baggeren. Een uitzondering wordt gevormd door enkele wateren die zeer grote hoeveelheden water de provincie in of uit vervoeren (bijv. de Swemmer en een deel van de Linde). In de praktijk realiseert Wetterskip Fryslân in die wateren een zo ruim profiel dat er niet of nauwelijke hoeft te worden gebaggerd voor het vaarwegbeheer. De provincie en Wetterskip Fryslân zullen de uitvoering van baggerwerkzaamheden jaarlijks goed op elkaar afstemmen.
Artikel 3.2 Met dit artikel kan een vaarwegbeheerder, na goedkeuring van Gedeputeerde Staten, besluiten een vaarweg te onttrekken aan het openbaar scheepvaartverkeer. Met het instemmingsrecht voor Gedeputeerde Staten heeft de provincie voldoende grip op de materie. Overeenkomstig het IPO-model voor een dergelijke verordening is deze bevoegdheid verlegd van Provinciale Staten naar Gedeputeerde Staten. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten met het tweede lid van dit artikel vaarwegen afsluiten voor bepaalde typen scheepvaartverkeer. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan het afsluiten van enkele vaarwegen voor gemotoriseerd vaarwegverkeer zodat deze alleen geschikt zijn voor stille vaartuigen (kano’s, elektrische sloepen).
Artikel 3.3In dit artikel wordt een serie verboden en een bijbehorende ontheffingenregime geregeld ten behoeve van het behoud van een vaarweg. Parallel aan de systematiek in de Wegenverordening wordt de mogelijkheid geopend dat Gedeputeerde Staten met een beleidsdocument nader bepalen bij welke van deze ontheffingplichtinge handelingen volstaan kan worden met een melding. Het ontheffingregime geldt niet voor de vaarwegen in beheer bij het waterschap omdat deze met de keur al een voldoende instrumentarium heeft om het profiel van de haar toegewezen vaarwegen te beschermen.
Artikel 4.1Artikel 4.1 regelt de taakverdeling van het nautisch beheer. Ingevolgde artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet is de provincie automatisch het bevoegd gezag voor vaarwegen die bij haar in beheer zijn. Ingevolge artikel 2 lid 3 bepalen Provinciale Staten wie het bevoegd gezag is voor de wateren die in beheer zijn bij het Waterschap. Vanwege de samenhang in de taakuitoefening is er voor gekozen om in deze verordening op te nemen dat al het nautisch beheer bij Gedeputeerde Staten berust.
De reikwijdte voor het nautisch beheer beperkt zich tot de vaarwegen zoals benoemd op de lijsten A, B en C (dat wil zeggen alle vaarwegen met een classificatie van F of hoger), maar ook over de gehele Friese Meren voor zover opgenomen op bijlage d. Op de Friese Meren kan nagenoeg overal worden gevaren. Daarom zijn de Friese Meren een aparte categorie in de verordening. Het nautisch beheer van overige vaarwegen, wordt niet met deze verordening geregeld, maar is veelal onderdeel van de APV.
Artikel 4.2 In het binnenvaartpolitiereglement is het volgende bepaald (artikel 1.06): “Een schip of een samenstel mag niet deelnemen aan de scheepvaart, indien de lengte, de breedte, de hoogte boven water, de diepgang, de manoeuvreerbaarheid of de snelheid van dit schip of dit samenstel niet verenigbaar zijn met de karakteristiek en met de afmetingen van de vaarweg en van de kunstwerken.” Met dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten deze afmetingen nader definiëren voor de vaarwegen op de lijsten A, B en C.
Artikel 4.3 In dit artikel is een ontheffingstelsel opgenomen voor het varen met schepen die de maximale afmetingen te boven gaan. Het verbods- en ontheffingstelstel is bescheiden van omvang omdat verreweg het meeste nautisch beheer al geregeld is in het Binnenvaartpolitiereglement en de Scheepvaartverkeerswet. Misschien moet hier nog iets bij over de bevoegdheid om aanleggen in tijd te beperken.
Artikel 4.4Dit artikel vormt een aanvulling op de nautische regel van het Binnenvaartpolitiereglement ten aanzien van de verhaalplicht van schepen die afgemeerd zijn op plaatsen waar andere schepen moeten worden geladen of gelost. Deze verhaalplicht wordt in dit artikel ook opgelegd aan (samenstellen van) schepen of andere drijvende voorwerpen, wanneer onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd, of wanneer er sprake is van belemmering of hinder voor het scheepvaartverkeer.
Artikel 4.5Met dit artikel (in essentie ongewijzigd) kunnen Gedeputeerde Staten bij vorst de scheepvaart verbieden en schepen verhalen die het ijsverkeer belemmeren. Dit artikel is van toepassing op de vaarwegen, de Friese Meren, en de zgn. overige waarwegen, zijnde de gemeentelijke vaarwegen.
Artikel 4.6 Artikel 4.6 is dezelfde bepaling als artikel 9.01 van het Binnenvaartpolitiereglement dat van toepassing is voor rijkswateren. Met deze bepaling wordt de bestaande praktijk van melden van gegevens bestendigd.
Artikel 4.7 De regeling voor de bedieningstijden van bruggen en sluizen, zoals vervat in de Vaarwegenverordening Fryslân 1990, is ongewijzigd overgenomen. Dat betekent dat de gemeenten goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeven bij vaststelling van bedieningstijden van bruggen en sluizen over of in vaarwegen op lijst A, B of C. In het IPO model voor de herziene vaarwegenverordening, is uitgangspunt dat Gedeputeerde Staten de bedieningstijden vaststellen, met een procedure op grond van afdeling 3.4 van de Awb. In de Friese bestuurspraktijk is dat wat te vergaand, mede omdat de kosten voor rekening van de gemeenten komen. Met een actieve invulling van de goedkeuringsprocedure kan materieel hetzelfde resultaat worden bereikt.
Artikel 5.1 Dit artikel regelt de procedurele kant voor de ontheffingen. De beslistermijn van acht weken sluit aan op de Algemene wet bestuursrecht.
Artikelen 6.1 tot en met 6.3Met deze artikelen wordt geregeld dat de beheerders eens per 6 jaar verslag doen van de staat van onderhoud van de vaarwegen en dat de provincie deze verslagen doorzendt naar de gemeenten. Deze artikelen zijn opgenomen opdat de gemeenten informatie krijgen over het onderhoud van de vaarwegen. De verslagfequentie is afgestemd op de termijnen zoals die worden gehanteerd in de waterverordening.
Artikel 7.1 en 7.2Deze artikelen gaan over het aanwijzen van bevoegde personen, en de van toepassing zijnde boetebepalingen bij overtreding. Ook hier is aansluiting gezocht bij de Wegenverordening provincie Fryslân. In de taakomschrijving van deze personen kan besloten worden of zij bevoegd zijn voor alle of een deel van de verboden ingevolge deze verordening, en derhalve of zij ook toezicht houden op vaarwegen van andere beheerders.
Artikel 8.1 Dit artikel behelst een delegatiebepaling voor het aanpassen van lijst A, B en C. Een aantal vaarwateren is nu nog niet opgenomen als vaarweg op lijst A, B of C, omdat de gemeente het vaarwater nog moet opwaarderen tot een vaarweg, of nog besluiten moeten nemen over het wegewerken of afkopen van achterstallig onderhoud. Met dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten, nadat het vaarwater is opgewaardeerd of de gemeente haar besluit heeft genomen, het vaarwater definiëren als vaarweg, en de beheerder aanwijzen door de vaarweg toe te voegen aan lijst A, B of C. Ook kunnen Gedeputeerde Staten de normen voor een vaarweg aanpassen. Alvorens een dergelijk besluit wordt genomen wordt de vaarwegbeheerder om advies gevraagd.
Artikel 8.2 Met dit artikel evalueren Gedeputeerde Staten eens per 6 jaar de doeltreffendeheid en effecten van deze verordening, en zenden deze evaluatie toe aan Provinciale Staten. De bedoeling is om hierbij in ieder geval bij de eerste evaluatie te onderzoeken of de wijziging in de taakverdeling tot de beoogde doelmatigheidsverbetering heeft geleid.
Artikel 8.3 Artikel 8.3 regelt het moment waarop de verordening in werking treedt (direct na plaatsing in het provinciaal blad), de intrekken van de oude regelgeving en het overgangsrecht voor ingediende aanvragen en vigerende ontheffingen. Het betreft de hiertoe gebruikelijke bepalingen. Art. 8:3:2 bepaalt het overgangsrecht voor het vaarwegbeheer. Immers, voor een aantal vaarwegen hebben de gemeenten nog achterstallig onderhoud weg te werken. De datum waarvóór dit achterstallig onderhoud wordt weggewerkt, is vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente en de nieuwe beheerder, en is soms gelegen na de datum van in werking treden van deze verordening. De nieuwe verdeling van het vaarwegbeheer treedt daarom gefaseerd in werking. Met het bepaalde is de gemeente vaarwegbeheerder tot een op lijst A, lijst B of lijst C bepaalde datum. Vanaf die datum gaat het vaarwegbeheer over naar de beheerder die is aangewezen of lijst A, lijst B of lijst C. Het nautisch beheer kent geen overgangsbepaling die het in werking treden faseert.