Overheidsorganisatie | Provincie Zuid-Holland |
---|---|
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 (URG) |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | flora en fauna, innovatie, leefomgeving, natuur en landschap, subsidies |
De Uitvoeringsregeling groen Zuid-Holland 2014, zoals die luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013, artikel 3
geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-11-2015 | 12-12-2015 | wijziging artt. 85, 87, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99. Toegevoegd artt. 86a, 88a, 89Aa, 93a, 99a. | 20-05-2014 | https://idems/livelink/exe.open/471917936 | |
12-03-2015 | 19-11-2015 | wijziging artt. 20, 37, 38, 44, 45, 50, 54, 75, 77, 81, 87, 89, 100, 101, 108, 109, 111, 155, 156, 157, 158, 159, 161. Toegevoegd artt. 3a, 89a t/m d, bijlage 1a en bijlage 3. Vervallen art. 51, 68 t/m 72, 103, bijlage 2 en bijlage 2a. | 20-05-2014 Provinciaal blad 2015, nr. 1288 | https://idems/livelink/exe.open/471917936 | |
11-07-2014 | 12-03-2015 | nieuwe regeling | 20-05-2014 Provinciaal blad 2014, nr. 1161 | https://idems/livelink/exe.open/471917936 |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 20 mei 2014 tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 (Prov. Blad 2014, nr. 1161), gewijzigd bij besluit van 3 maart 2015 (Prov. Blad 2015, 1288) en gewijzigd bij besluit van 10 november 2015 (Prov. Blad 2015, nr. 7553)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
Gelet op:
- artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Overwegende dat :
- het wenselijk is dat de ambities en de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen Zuid-Holland en het Uitvoeringsprogramma Groen Zuid-Holland worden gerealiseerd;
- de ambities gericht zijn op het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarischondernemerschap;
- de te realiseren doelstellingen zijn: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit;ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;
Besluiten:
Vast te stellen de "Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland"
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
b. cofinanciering: het aandeel in de totale kosten dat wordt gefinancierd met eigen middelen van de aanvrager of middelen van derden;
c. Beleidsvisie Groen: Groenbeleid, vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 10 oktober
2012 en 30 januari 2013 en te vinden op http://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/groen/
d. Index Natuur en Landschap: gestandaardiseerde beheertypen voor onderhoud als opgenomen in Bijlage 9 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, onderdeel landschap en te vinden op:http://www.zuid-holland.nl/publish/pages/9711/indexnatuurenlandschaponderdeellandschapsbeheertypenversie2015.pdf
e. Uitvoeringsprogramma Groen: de actuele versie van het jaarlijks door Gedeputeerde Staten vast te stellen uitvoeringsprogramma ter uitwerking van de Beleidsvisie Groen en te vinden op:http://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/groen/
1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:
a. er strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid;
b. het project niet binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering kan gaan;
c. voor de activiteiten reeds eerder subsidie is verstrekt;
d. voor de activiteiten, op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is of wordt verstrekt waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten of de maximale vergoeding die is toegestaan op grond van Europese voorschriften.
2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a van de Asv, kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidieren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.
Om voor subsidie onder deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteit past in ten minste één van de drie hierna genoemde ambities van de Beleidsvisie Groen: het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;
b. de activiteit past in ten minste één van de hierna volgende doelstellingen van de Beleidsvisie Groen: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit; ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;
c. de aanvraag heeft betrekking op een activiteit met een bovenlokaal belang.
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komt de inzet van vrijwilligers voor subsidie in aanmerking.
2. De inzet van vrijwilligers komt voor € 35,00 per uur voor subsidie in aanmerking.
3. De inzet van vrijwilligers is subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd gecontroleerd kan worden.
4. De totale subsidie inclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers is niet hoger dan de totale subsidiabele kosten exclusief de subsidie voor de inzet van vrijwilligers.
1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.
2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.
3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
1. In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
a. het project gaat uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering, tenzij in de beschikking een andere termijn wordt bepaald;
b. de activiteiten of de resultaten van de activiteiten, worden gedurende ten minste vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, in stand gehouden;
c. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit fysieke inrichting of oprichting, is het onderhoud en beheer daarvan geregeld voor een periode van ten minste 7 jaar na realisatie van het betreffende projectonderdeel;
d. voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit het opdoen van kennis en ervaring in een pilotof innovatieproject wordt de opgedane kennis en ervaring openbaar gemaakt en gedeeld;
e. om Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis te stellen van een statutenwijziging.
2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger deze verplichtingen wijzigen bij beschikking.
1. Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.
2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.
1. Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.
2. Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.
3. Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een integrale gebiedsafspraak als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De integrale gebiedsafspraak, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een aantoonbare bijdrage aan een of meer van de ambities en ten minste één van de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen.
Subsidie als bedoeld in artikel 8 wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende integrale gebiedsafspraak zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;
b. er is sprake van een programma van activiteiten die een onderlinge samenhang hebben en bijdragen aan een of meer van de ambities, en aan een of meer van de doelstellingen van de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen die kosten in de integrale gebiedsafspraak voor subsidie in aanmerking die rechtstreeks betrekking hebben op ambities en doelstellingen van de Beleidsvisie Groen.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met als maximum het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat de hoogte van de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met een maximum van 50% van de kosten in het project indien en voor zover die projectkosten bijdragen aan in beleid vastgelegde doelen van de provincie, buiten de Beleidsvisie Groen.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een projectverkenning voorafgaand aan een voorgenomen integrale gebiedsafspraak als bedoeld in artikel 8 eerste lid.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van een integrale gebiedsafspraak.
Subsidie als bedoeld in artikel 13 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de projectverkenning bestaat uit een onderzoek naar de scope, de haalbaarheid en het maatschappelijk draagvlak voor een integrale gebiedsafspraak;
b. bij de uitvoering van de projectverkenning zijn ten minste twee partijen betrokken wier medewerking van belang is voor het creëren van draagvlak voor de integrale gebiedsafspraak.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van een uitvoerder van de projectverkenning;
b. de kosten van verslaglegging van de resultaten van de projectverkenning;
c. de kosten van het organiseren van bijeenkomsten ter uitvoering van de projectverkenning;
d. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met als maximum € 150.000,00.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
netwerksturing: niet hiërarchische vorm van sturing door deelnemende partijen gezamenlijk, ieder vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid;
pilot: onderzoeksproject bestaande uit vier deelfasen, te weten: initiatieffase, planningfase, ontwikkelingfase, realisatiefase en verspreidingfase;
initatieffase: de fase in een pilot wanneer een of meerdere personen een idee voor een pilot ontwikkelen en daarvoor een netwerk interesseren;
planningfase: de fase in een pilot waarin het idee wordt uitgewerkt in een planning, taakverdeling en een plan van aanpak voor de uitvoering;
ontwikkelingfase: de fase in een pilot waarin het plan experimenteel wordt uitgevoerd op beperkte schaal; realisatie- en verspreidingfase: de fase in een pilot waar de uitkomsten van de ontwikkelingfase wordt omgezet naar een voor de praktijk geschikt instrument en voor een ieder bekend en toegankelijk wordt gemaakt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor een pilot, of een deelfase daarvan, gericht op innovatieve realisatiemodellen en beheermodellen voor natuur- recreatie- of landschapsinrichting of het beheer ervan.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over efficiënter en goedkoper inrichten of beheer van natuur- recreatie- of landschapsgebieden.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 19 wordt uitsluitend verstrekt aan:
a. rechtspersonen;
b. natuurlijke personen die deelnemen in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap.
2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie als bedoeld in artikel 19 worden verstrekt tot een bedrag van maximaal € 15.000,00 aan een natuurlijke persoon voor de initiatieffase en de planningfase.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;
b. in de pilot is netwerksturing verankerd;
c. de verdienmogelijkheden of het beheerarrangement dat wordt uitgevoerd in de pilot is nog niet eerder toegepast in Zuid-Holland
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van een haalbaarheidsstudie;
b. de kosten van het testen in de praktijk van het realisatie of beheermodel;
c. de kosten van een procesbegeleider;
d. de kosten van organisatie van het netwerk voor zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;
e. de kosten van verslaglegging van de resultaten van het project en de verspreiding daarvan;
f. de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen;
g. de kosten van inrichtingsmaatregelen.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt:
a. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 22, onderdelen a tot en met f, en;
b. ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder g.
2. De subsidie bedraagt ten hoogste € 750.000,00 per pilot.
3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.
Subsidie als bedoeld in artikel 24 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de exploitatie van het veer heeft gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een tekort vertoond;
b. er zijn geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding;
c. het veer vervult een recreatieve functie voor de regio en voldoet aan ten minste één van de volgende criteria:
- heeft een functie ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer of;
- heeft een cultuurhistorische waarde.
d. de gemeenten aan beide oevers van de routeverbinding leveren een financiële bijdrage aan de exploitatie van de veerdienst.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. personeelslasten;
b. kosten van onderhoud van het veer;
c. kosten van brandstof en water;
d. kosten van belastingheffingen en verzekeringspremies.
In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikers-groepen dat loopt van 1 september tot 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, tot eenmaximum van € 20.000,00.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voorzover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouw-kavels ten opzichte van elkaar.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw.
Subsidie, als bedoeld in artikel 30, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkings-verbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, en de Dienst Landelijk Gebied.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 30 in aanmerking te komen staat, naast aan de vereisten in artikel 3, de kavel op de in bijlage 1 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid alsagrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;
b. de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;
c. de kosten van een kavelruilcoördinator;
d. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;
e. de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% vande subsidiabele kosten.
2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.
3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval devolgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van het uitvoeren van een kavelruilovereenkomst;
b. de kosten van een kavelruilcoördinator;
c. kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;
d. de kosten van vergunningenprocedures;
e. de kosten van kadastrale inschrijving van een kavelruilovereenkomst in de openbare registers en de daarmee samenhangende notariële kosten.
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;
b. kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;
c. de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% vande subsidiabele kosten.
2. De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als bedoeld in artikel 35, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.
4. Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere planten- en diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland.
Subsidie, als bedoeld in artikel 38 wordt verstrekt aan een ieder.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 38 worden ingediend, binnen een door gedeputeerde staten te bepalen tijdvak.
2. Indien gedeputeerde staten het tijdstip bepalen als bedoeld in het eerste lid kunnen zij:
a. bepalen voor welke plant- en diersoorten en voor welke terreinen subsidie kan worden aangevraagd;
b. bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld; en
c. in aanvulling op artikel 41 nadere vereisten stellen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 38 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten van artikel 3 voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteit betreft een uitvoeringsproject of een studie;
b. de subsidieaanvrager beschikt over schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit wordt uitgevoerd.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. CROW-publicatie 301: richtlijnen voor recreatieve stad-landverbindingen, september 2011, ISBN978 90 6628 586 6;
b. boerenlandpad: een (onverhard) pad over particuliere gronden die in agrarisch gebruik zijn;
c. digitaal beheer: het op zodanige wijze vastleggen, bewaren, beheren en beschikbaar stellen van digitale (route)informatie, dat deze ook na verloop van tijd raadpleegbaar, toegankelijk en actueel is;
d. fietsknooppunten netwerk: Een netwerk van regionale fietsroutes met genummerde knooppuntenen informatiepanelen met een overzichtskaart, in beheer en eigendom van regionale samenwerkingsverbanden of gemeenten en vindbaar op: http://www.nederlandfietsland.nl/knooppuntroutes/overzicht-fietsroutenetwerken
e. langeafstand fietsroute (LF): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Fietsroutes, in beheer en eigendom van Stichting Fietsplatform;
f. langeafstand wandelroute (LAW): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Wandelroutes, in beheer en eigendom van Stichting Wandelnet;
g. stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of natuurgebied die is aangesloten op het fietsknooppuntennetwerk;
h. wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: door Provinciale Staten vastgesteld wandelplan met
bijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd, en vindbaar op:http://www.zuid-holland.nl/onderwerpen/landschap/recreatie-vrije-tijd/wandelroutenetwerk/
i. ontbrekende schakel: ontbrekend deel in fiets en wandelroutes waarmee na realisatie de bovenregionale aansluiting of de samenhang tussen de routes voor fietsers en wandelaars wordt verbeterd.
j. recreatief basisroutenetwerkZuid-Holland: geheel van recreatieve routes bestaande uit lange af-standroutes (LF’s, LAW’s en basistoervaartnet (BRTN), het fietsknooppunten netwerk, stad-landverbindingen en het wandelroutenetwerk Zuid-Holland en boerenlandpaden.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
a. de verbetering of het realiseren van nieuwe voorzieningen, routes, het oplossen van bestaande knelpunten en de aanleg van ontbrekende schakels in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland;
b. het beheer en de openstelling van boerenlandpaden.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt voor een periode van zeven jaren.
3. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
4. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot het aanleggen van voorzieningen, bewegwijzering van routes of nieuwe routes in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland.
1. Subsidie als bedoeld in artikel 45 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, Water- en Hoogheemraadschappen, regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, en organisaties met rechtspersoonlijkheid die zich (mede) inzetten voor routes voor wandelen, fietsen en toervaart.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie voor een boerenlandpad eveneens verstrekt aan (agrarische) natuurorganisaties en agrarische grondbezitters en pachters.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 45 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteit leidt tot duurzame verbetering van de kwaliteit danwel de veiligheid van het recreatieve routenet;
b. de voorziening of route is vrij toegankelijk.
c. beheer en onderhoud van het routenet en de voorziening (inclusief digitaal beheer) zijn aantoonbaar voor ten minste 7 jaar geregeld.
d. de activiteit is afgestemd met de coördinerende gemeentelijke, regionale of landelijke (route)organisaties.
e. de route wordt bewegwijzerd op basis van gestandaardiseerde routemarkering voor wandelen en fietsen.
f. de route en voorziening worden ingericht zodanig dat deze geschikt en toegankelijk zijn voor het beoogde gebruik en de beoogde gebruikers.
2.Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. promotie- en voorlichtingskosten verbandhoudende met de ingebruikname van voorzieningen.
b. proceskosten tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten.
c. kosten van aanleg of wijziging van routes;
d. kosten van realisatie danwel aanpassing van bewegwijzering, informatieborden en panelen aan de gestandaardiseerde routemarkering;
e. kosten van kleinschalige inrichtingsmaatregelen;
f. kosten van voorzieningen om de recreatieve gebruikerscategorieën te scheiden.
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
a. aankoopkosten van grond;
b. kosten voor beheer en onderhoud;
c. reguliere marketing en promotie kosten.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onder a, ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie:
a. ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg van een stad-landverbinding betreft;
b. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg en inrichting van een wandelroute betreft;
c. ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten indien de activiteit de aanleg van een boerenlandpad betreft.
3. De hoogte van de subsidie bedraagt voor het beheer en de openstelling van een boerenlandpad € 0,45 per meter per jaar.
Vervallen
1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opheffen van knelpunten en kwaliteitsverbetering in het basis recreatietoervaartnet of de opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit bedoeld in het eerste lid leidt tot het verbeteren van de bereikbaarheid van het basisrecreatietoervaartnet vanuit de steden in Zuid-Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 52 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond, of aan de bij wet aangewezen of gemandateerde beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 52 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het vereiste dat de activiteit wordt uitgevoerd ter opheffing van een knelpunt ofontbrekende schakel als opgenomen in de Beleidsvisie BRTN 2008-2013 of ter opheffing van een knelpuntof ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.
2. De beleidsvsie BRTN 2008-2013 is vindbaar op http://www/srn.nl/publicaties
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten met een maximum van € 300.000,00.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een toeristisch overstappunt waarmee een herkenbare landmark wordt gerealiseerd dat als start- en overstappunt fungeert voor het recreatief basisroutenetwerk.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit bedoeld in het eerste lid draagt bij aan realisatie van een provinciebrede dekking van TOP's.
Subsidie als bedoeld in artikel 57 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 57 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de TOP wordt gerealiseerd op een lokatie die bijdraagt aan een evenwichtige spreiding van Top’s over de provincie;
b. De TOP sluit aan op routes in het recreatief basisroutenetwerk.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de aanleg van een gestandaardiseerde TOP-inrichting, alsmede de hieraan gekoppelde digitale voorzieningen, markering en promotie-activiteiten;
b. het wijzigen van bestaande routes en bewegwijzering naar gestandaardiseerde Top-bewegwijzering, met als doel de route aan te laten sluiten aan de TOP.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van €20.000,00 per TOP.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
In deze paragraaf wordt verstaan onder: Landschapselement: bestanddelen in een landschap die als karakteristiek zijn aangeduid in het geldende Natuurbeheerplan Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/loket/subsidies/@8188/uitvoeringsregeling/
1. Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg of herstel van landschapselementen.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot herstel van de kwaliteit van karakteristieke landschapselementen of uitbreiding van karakteristieke landschapselementen in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 63 wordt verstrekt aan een ieder.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 63 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten inartikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld op een wijze passend bij de cultuurhistorie en naaste omgeving voor wat betreft elementen als uitstraling, vorm, soortgebruik, aantallen en plaatsing;
b. het landschapselement wordt aangelegd of hersteld met inachtneming van de beperkende voorwaarde ten aanzien van met name opgaande beplanting die geldt in belangrijke weidevogelgebieden als opgenomen in de Provinciale Structuurvisie;
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van materialen en arbeid van de aanleg of het te herstellen landschapselement;
b. de kosten van het opstellen van een inrichtingsplan in het geval de aanvraag meerdere landschapselementen betreft danwel over grondgebied van meerdere eigenaren gaat, met een maximum van € 1.000,00;
c. de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten ingeval een aanvraag landschapselementen betreft op het grondgebied van ten minste twintig verschillende eigenaren.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot stimulering van de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied, als onderdeel van een grootschalige proef teneinde:
a. de uitkomsten van modelonderzoeken en kleinschalige praktijkproeven te kunnen toetsen;
b. ervaring op te doen met de implementatie van onderwaterdrainage in de praktijk.
c. de bodemdaling in veenweidegebied te vertragen.
Subsidie als bedoeld in artikel 68 wordt verstrekt aan een ieder.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 68 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een perceel dat staat aangeduid op de kaart opgenomenin bijlage 2.
b. de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een gebied van ten minste 3 ha en ten hoogste 15 ha;
c. de onderwaterdrainage wordt aangelegd in blijvend grasland;
d. de onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen, aangeduid op de kaartopgenomen in bijlage 2a.
e. de onderwaterdrainage, wordt tevens gebruikt voor onderzoeksdoeleinden in het kader van deze grootschalige proef;
f. de onderwaterdrainage is vóór 31 december 2014 gerealiseerd.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van aanschaf van het onderwaterdrainagesysteem;
b. de kosten van het aanleggen van het onderwaterdrainagesysteem.
1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de aanlegkosten van onderwaterdrainage, tot maximaal € 0,50 per meter drain en maximaal € 1000,00 per ha.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 1.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor een systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw waarmeede ketens voor afzet van landbouwprodukten worden verbeterd of nieuwe ketens worden ontwikkeld.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versterking van de positie van agrariërs in de afzetketen van Zuid-Hollandse landbouwprodukten.
Subsidie, als bedoeld in artikel 73, wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 73 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële ketenpartijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties.
b. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verandering in de keten.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:
a. kosten ten behoeve van de samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen ten behoeve van het opstellen van een projectplan;
b. de kosten van het organiseren van een netwerkbijeenkomst;
c. de kosten van productontwikkeling;
d. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
a. kosten van gebouwen;
b. de kosten van inrichting voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;
c. exploitatiekosten;
d. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,00.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw in veenweidegebieden waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming van de veenweidelandbouw.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid leidt tot verwerving van kennis over toepassingen voor vermindering van stikstof en fosfaat danwel het duurzamer maken van het bodemgebruik en de waterhuishouding.
Subsidie als bedoeld in artikel 79, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische onder-nemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties, kennis- en innovatieinstellingen.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 79 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële partijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties;
b. voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verduurzaming van veenweidelandbouw specifiek gericht op verminderen van stikstof en fosfaat of verduurzaming van bodemgebruik en waterhuishouding;
c. het project biedt zicht op toepassing in de praktijk.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. kosten voor samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen, waaronder het organiseren van netwerkbijeenkomsten en het formuleren van een gezamenlijk perspectief;
b. de kosten van productontwikkeling;
c. de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding.
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
a. kosten van gebouwen en de inrichting ervan voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;
b. exploitatiekosten;
c. onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,--.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op toename van recreatief gebruik in bestaande groengebieden als bedoeld in artikel 90 in Zuid-Holland of op groei van het aantal vrijwilligers dat zich inzet in deze gebieden.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden en tot groei van het aantal recreanten.
Subsidie, als bedoeld in artikel 85, wordt uitsluitend verstrekt aan publieke rechtspersonen, stichtingen en (agrarische) natuurverenigingen.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 85, gedurende de periode van 1 februari 2016 tot en met 29 april 2016 worden ingediend.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 85 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. de activiteiten zijn gericht op duurzame toename van groenparticipatie;
b. het project komt voort uit of sluit aan bij het programma Groen doet goed, het programma De Groene Motor of het programma Groen en Gezondheid.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten voor werving en het betrokken houden van vrijwilligers;
b. de kosten voor het opstellen en uitvoeren van een samenhangend programma van activiteiten voortoename van recreatieve gebruikers of vrijwilligers in een recreatie- of natuurgebied;
c. materiële kosten ter ondersteuning van vrijwilligerswerk.
De kosten van fysieke investeringen komen niet voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 85 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt.
2. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal punten dat behaald wordt op basis van de volgende criteria:
a. het aantal bezoekers en vrijwilligers dat met de activiteit direct bereikt wordt;
b. de mate waarin de activiteit vernieuwend is;
c. het aantal mensen dat via communicatie over de activiteit bereikt wordt;
d. de mate waarin nieuwe doelgroepen worden bereikt.
3. Per criterium kan nul tot en met drie punten worden behaald.
4. De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:
a. de criteria bedoeld in het tweede lid, onder a en b, hebben een wegingsfactor van twee;
b. de criteria bedoeld in het tweede lid, onder c en d, hebben een wegingsfactor van een.
5. Indien aan aanvraag minder dan 5 punten behaalt, wordt de subsidie geweigerd.
6. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.
7. Als na toepassing van het bepaalde in het zesde lid het subsidieplafond niet is bereikt, wordt de verdeling bedoeld in het zevende lid op overeenkomstige wijze toegepast op het overblijvende budget voor de overblijvende aanvragen, zo nodig bij herhaling totdat het overblijvende budget geheel is verdeeld.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van het programma De Groene Motor.
2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een project subsidie.
3. De activiteit leidt tot stimulering van vrijwilligerswerk in de leefomgeving en ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersoon bij wie de uitvoering van het programma De Groene Motor belegd is.
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de kosten tot een maximum van € 395.000,-
In deze paragraaf wordt verstaan onder: Bestaand groengebied: een openbaar en vrij toegankelijk buitenstedelijk natuur- en/of recreatiegebied.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor
a. activiteiten gericht op de herinrichting van een bestaand groengebied.
b. het veilig en kosteloos toegankelijk houden van een bestaand groengebied.
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt voor een periode van 4 jaren.
3. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
4. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder a, leidt tot een toename van recreatie in bestaande groengebieden, een hogere waardering door de bezoeker, of meer biodiversiteit.
5. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder b, leidt tot meer toezicht en handhaving in bestaande groengebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of beheerder van het bestaande groengebied waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.
1. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 91, eerste lid, onder a, jaarlijks gedurende de periode van 1 juli tot 30 september worden ingediend en gedurende de periode van 1 december tot en met de laatste dag van februari in het jaar daarop volgend.
2.In afwijking van artikel 26, eerste lid van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 91, eerste lid onder b, worden ingediend van 15 november 2015 tot en met 30 december 2015.
Naast de gegevens, bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie als be-doeld in artikel 91, eerste lid, onder b, vergezeld van:
a. een opgave van de huidige inzet van personeel voor toezicht en handhaving in het bestaandegroengebied;
b. een opgave van de extra inzet voor toezicht en handhaving in het bestaande groengebied alsgevolg van de subsidie;
c. een digitaal GIS-bestand van het gebied waarop de aanvraag om subsidie betrekking heeft.
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 91, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, wordt, naast de vereisten in artikel 3 van deze regeling, voldaan aan het vereiste dat de activiteit bijdraagt aan de diversiteit van het recreatieaanbod binnen de regio.
2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 91, eerste lid onder b, in aanmerking te komen, wordtnaast de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:
a. voor de hectares van het bestaand groengebied waarop de aanvraag voor subsidie betrekking heeft, is subsidie voor het recreatiepakket, genoemd in artikel 3.1.7, tweede lid onder a, van de Subsidieregeling Natuur -en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, verkregen;
a. het bestaand groengebied is kosteloos opengesteld en toegankelijk op ten minste 358 dagen per jaar;
b. de activiteit heeft voor ten minste 50 procent betrekking op extra toezicht en handhaving in het groengebied ten opzichte van het jaar waarin de aanvraag om subsidie is ingediend.
1. In afwijking van artikel 4 wordt binnen de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 93, eerste lid, ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt door Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling voorrang gegeven aan de aanvragen die betrekking hebben op een groengebied binnen een van de prioritaire gebieden die staan aangeduid op ‘Kaart 7, Prioritaire gebieden voorde kwaliteitsimpuls’ als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.
2. Als twee of meer aanvragen een gelijkwaardige plaats in de rangschikking hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, dan vindt rangschikking plaats door middel van loting.
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoel in artikel 91, eerste lid onder a, komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;
b. de realisatiekosten voortkomend uit het omvormen van terreinbeplantingen, het toevoegen, verwijderen of aanpassen van interne 'natte' of 'droge' infrastructuur en het toevoegen, verwijderen ofopwaarderen van terreinmeubilair.
2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel91, eerste lid onder b, komen uitsluitend de kosten voor subsidie in aanmerking die direct leidentot een veilig en kosteloos toegankelijk groengebied.
Voor subsidie als bedoeld in artikel 91, eerste lid onder a, komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
a. aankoopkosten van grond;
b. kosten voor beheer, regulier- en groot onderhoud;
c. kosten voor normale vervangingsinvesteringen;
d. reguliere marketing-, promotie- en communicatiekosten.
1. In aanvulling op artikel 5 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de subsidieontvanger verricht een nulmeting en een effectmeting voor de aspecten biodiversiteiten recreatie (bezoekersaantallen en waarderingscijfer) op projectniveau. Een nulmeting vóór aanvang van de activiteit, een effectmeting 6 jaar na realisatie, en rapporteert hierover aan de subsidieverstrekker;
b. de subsidieontvanger houdt voor de kosten van het project en de baten en lasten van het groengebiedeen van haar andere activiteiten afgescheiden boekhouding bij. Eventuele baten in de exploitatievloeien terug in het beheer van het groengebied.
1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 91, eerste lid onder b, wordt in aanvulling op artikel 5 aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om
jaarlijks voor 1 mei een verslag in te dienen waaruit blijkt hoeveel uur in het voorgaande jaar aan toezicht en handhaving is besteed.
1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 91, eerste lid onder a, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000,-.
2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 91, eerste lid onder b, bedraagt ten hoogste € 25,- per hectare per jaar.
3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.
4. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan €7.500,- wordt de subsidie niet verstrekt.
In afwijking van artikel 6 wordt het voorschot van de subsidie, bedoeld in artikel 91, eerste lid onder b,verstrekt in jaarlijks gelijke bedragen na ontvangst van het verslag, bedoeld in artikel 98, tweede lid.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. ecologische verbindingen; die delen van de Ecologische Hoofdstructuur die in de Verordening Ruimte zijn aangeduid als Ecologische verbinding;
b. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende plant- en diersoorten;
c. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013;
d. verwerving: verkrijging van het recht van de volle eigendom of het recht van erfpacht.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de verwerving van terreinen ten behoeve van ecologische verbindingen die behoren tot prioriteit 1 of prioriteit 2 zoals aangegeven op de in bijlage 1a opgenomen kaart.
2. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit leidt tot de gehele of gedeeltelijke realisatie van een of meer ecologische verbindingen.
Subsidie, als bedoeld in artikel 101, wordt uitsluitend verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype waarvoor de verwerving van het terrein is bedoeld.
Vervallen
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 101 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten inartikel 3, voldaan aan de vereisten dat:
a. ecologische verbindingen worden ingericht voor het natuurtype zoals aangegeven in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998' of,
b. ecologische verbindingen die niet in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindings-zones in Zuid-Holland 1998' zijn opgenomen worden ingericht volgens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd natuurtype;
c. de kosten van verwerving van het terrein of de kosten van de beeindiging van de pacht zijn getaxeerd door een onafhankelijke taxateur;
d. ingeval de subsidie het beeindigen van pachtrechten betreft dienen deze pachtrechten te zijn verstrekt vóór het tijdstip dat de subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is geworden van het betreffende terrein;
e. verwerving van het terrein of beeindiging van de pacht is noodzakelijk vanuit het oogpunt van natuur of landschapsbescherming.
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgendekosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 101, eerste lid, bedoelde terrein, voor zover dezekosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde als landbouwgrond;
b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;
c. de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;
d. veilingkosten;
e. notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte;
f. de kosten van inschrijving in de openbare registers;
g. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;
h. schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;
i. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;
j. kosten voor bodemonderzoek;
k. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;
l. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;
m. taxatie- en bemiddelingskosten.
De kosten van bodemsanering komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
a. binnen acht weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst waarin is opgenomen:
1° de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het betreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 104 onder a en b, en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;
2° dat de verplichtingen, genoemd onder 1°, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van het goed zullen krijgen;
b. de overeenkomst, bedoeld onder a, wordt bij overdracht van het terrein notarieel opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.
2. Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst tevens afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.
1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgendeverplichtingen opgelegd:
a. het terrein wordt onmiddellijk na verwerving beheerd als natuur en binnen 2 jaar na verwervingovereenkomstig het natuurbeheertype als bedoeld in artikel 104 onder a en b;
b. het terrein mag niet worden vervreemd, in erfpacht uitgegeven, of belast met zakelijke rechten;
c. het terrein wordt gedurende ten minste 358 dagen per jaar kosteloos opengesteld en toegankelijk gehouden voor publiek;
d. subsidieontvanger voert een gescheiden boekhouding overeenkomstig artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet en houdt een lijst bij over alle verleende subsidies met betrekking tot het terrein.
e. eventuele opbrengsten uit beheer of exploitatie van het terrein worden aangewend ten behoeve van het beheer;
f. voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, legt subsidieontvanger over een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het betreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 108, eerste lid 1 onder a van deze regeling sluit.
g. in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten, welke wordt vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt;
h. bij beëindiging en liquidatie van de subsidieontvanger behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten;
i. eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen worden uitsluitend besteed ten behoeve van het beheer van de terreinen waarvoor subsidie wordt verleend onder deze titel.
j. de gebouwen waarvoor subsidie voor het verlies ervan is verleend als bedoeld in artikel 105 eerste lid onder l, worden binnen een jaar na de subsidiverlening gesloopt;
k. overlegt en werkt samen met de beheerders van omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen.
2. Van de verplichtingen in het eerste lid onder a tot en met g kan worden afgeweken of uitstel worden verleend voor zover een verplichting onredelijk bezwarend is.
3. De hoogte ven de vergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt door gedeputeerde staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van inrchting van terreinen ten behoeve van realisatie van ecologische verbindingen;
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot realisatie van een of meer ecologische verbindingen.
Subsidie, als bedoeld in artikel 102 wordt uitsluitend verstrekt aan de personen die in aanmerking komen voor subsidie als bedoeld in artikel 101.
Indien ook subsidie voor de verwerving van terreinen wordt aangevraagd, wordt de subsidie als bedoeld in artikel 110 aangevraagd in dezelfde aanvraag als waarmee de subsidie als bedoeld in artikel 101 wordt aangevraagd.
1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;
b. grondverzet;
c. het plaatsen van een raster;
d. afvoer van grond;
e. de verwijdering van opstallen;
f. de verwijdering van begroeiing en beplanting;
g. overige maatregelen in verband met de desbetreffende inrichting.
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten van bodemsanering.
1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.
2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.
Gereserveerd
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998.
2. Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.
Subsidie als bedoeld in artikel 151 wordt uitsluitend verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 151 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:
a. de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 3.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. de kosten voor de in bijlage 3 onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;
b. de kosten voor de in bijlage 3 onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage 3 onder e genoemde pakketten.
De hoogte van de subsidie bedraagt het bedrag dat per eigenaar of pachter per gebied is opgenomen in bijlage 4.
In deze paragraaf wordt onder landschapselement verstaan: een bestanddeel in een landschap dat als karakteristiek is aangeduid in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat van kracht is voor de aanvang van de aanvraagperiode.
1. Subsidie kan worden verstrekt voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen.
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor landschapselementen die gelegen zijn op gronden waarop geen landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, met inbegrip van gronden rondom woningen, stallen en een ontsluiting naar de openbare weg.
3. Het tweede lid is niet van toepassing voor het landschapselement zandwal of schurveling.
4. Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie en wordt verstrekt voor een periode van zes jaren.
5. De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot behoud van de kwaliteit van een karakteristiek landschapselement in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.
Subsidie als bedoeld in artikel 157 wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijk persoon die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht gebruiker is van de gronden als bedoeld in artikel 157, tweede lid, waarop het landschapselement gelegen is en die grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.
In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 157 jaarlijks worden ingediend gedurende de periode van 1 januari tot 1 maart.
Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een opgave hoe wordt voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap;
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 157 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:1. Het landschapselement is gelegen op gronden waarop geen landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, met inbegrip van gronden rondom woningen, stallen en een ontsluiting naar de openbare weg.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor het landschapselement zandwal of schurveling.
3. Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor ten minste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap voor subsidie in aanmerking.
1. De hoogte van de subsidie genoemd in artikel 157, eerste lid, bedraagt ten hoogste het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6.
2. De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt.
3. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar, wordt de subsidie niet verstrekt.
1. In aanvulling op artikel 5 wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd het landschapselement te onderhouden volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap.
Van openstellings- of toegankelijkheidseisen van voorzieningen in deze regeling kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.
De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Asv zal drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaatsvinden.
1. Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3, onderdeel § 3.1, en Bijlage V , van de Subsidieregeling landelijk gebied 2013 worden ingetrokken.
2. De Uitvoeringsregeling groen wordt ingetrokken.
1. De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
2. De Uitvoeringsregeling groen, zoals deze luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Deze regeling treedt in werking met ingang 1 juli 2014.
Deze regeling vervalt op 31 december 2016, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling groen Zuid-Holland 2014.
Den Haag, 20 mei 2014
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
drs. J. SMIT, voorzitter
drs. J.A.M. HILGERSOM, secretaris
Dit wijzigingsbesluit heeft betrekking op de paragrafen 3.9 “projectsubsidie groenparticipatie” en 3.10 “projectsubsidie kwaliteitsimpuls bestaande groengebieden”. De onderdelen A tot en met F van het wijzigingsbesluit hebben betrekking op paragraaf 3.9. De onderdelen G tot en met Q hebben betrekking op paragraaf 3.10.
De paragraaf 3.9 wordt gewijzigd om aanvragen om subsidie meer op kwaliteit te kunnen beoordelen. Hiervoor wordt de manier waarop de aanvragen worden behandeld gewijzigd. In plaats dat aanvragen het hele jaar kunnen worden ingediend en op basis van volgorde van binnenkomst worden behandeld, moeten de aanvragen nu gedurende de periode van 1 februari 2016 tot en met 29 april 2016 worden ingediend. Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden beoordeeld op basis van de criteria uit het nieuwe artikel 89Aa. De aanvragen die kwalitatief het beste zijn behalen het hoogste aantal punten en worden het hoogst gerangschikt. Het verstrekken van subsidie vindt plaats op basis van de rangschikking tot het moment dat het subsidieplafond is bereikt.
Aan paragraaf 3.10 wordt een subsidiabele activiteit toegevoegd. Naast de subsidie voor de herinrichting van bestaande groengebieden kan nu ook subsidie worden verstrekt voor het veilig en kosteloos toegankelijk houden van een bestaand groengebied. Deze wijziging vloeit voort uit het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 waarin is opgenomen dat er extra middelen beschikbaar komen voor toezicht en handhaving in natuur- en recreatiegebieden, zodat die gebieden gratis toegankelijk en veilig zijn voor wandelaars, fietsers en ruiters.
Onderdeel A
In artikel 85 is in het eerste lid ‘vrijwilligers die werkzaam zijn’ vervangen door ‘vrijwilligers die zich inzetten’ om hier duidelijker aan te geven dat er een breed spectrum vrijwilligers bedoeld wordt, zoals mensen die beheeractiviteiten doen en mensen die als gastheer/gastvrouw optreden
In het derde lid is de zinsnede “verbeteren van de leefomgeving” geschrapt. Fysieke investeringen komen niet meer voor subsidie in aanmerking op grond van deze paragraaf. De subsidie is dus niet meer gericht op de verbetering van de fysieke leefomgeving. Voor fysieke investeringen wordt verwezen naar paragraaf 2.1. en paragraaf 3.10 van deze uitvoeringsregeling.
Onderdeel B
Met het nieuwe artikel 86a wordt afgeweken van artikel 26 van de Asv. Aanvragen worden niet meer behandeld op volgorde van ontvangst, maar aanvragen moeten binnen de aanvraagperiode zijn ingediend. Alle ingediende aanvragen worden vervolgens op kwaliteit beoordeeld.
Onderdeel C
We willen graag bevorderen dat er kennisuitwisseling en samenwerking ontstaat tussen de diverse projecten binnen de drie programma’s. Daarom vragen we de aanvrager deel te nemen aan het netwerk rondom de programma’s. Voor meer informatie:
-Groen doet Goed (projecten om met kinderen de stenige wijken uit te gaan naar de natuur en het platteland om de stad): http://groendoetgoed.com/
-De Groene Motor (voor projecten die leiden tot meer vrijwilligers in het groen): http://www.landschaperfgoedzh.nl/degroenemotor/
-Groen en Gezondheid (projecten die bijdragen aan het verbinden van gezondsheidsprojecten aan specifieke groengebieden: ha.van.hamersveld@pzh.nl
Onderdeel D
In het nieuwe artikel 88a wordt bepaald dat geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van fysieke investeringen. Fysieke investeringen kunnen onder ander bestaan aan: het aanleggen van bruggen en paden, het (ver)bouwen van opstallen.
Onderdeel E
De maximale hoogte van de subsidie is verlaagd van € 200.000,- naar € 50.000,-, omdat de fysieke investeringen niet meer voor subsidie in aanmerking komen.
Onderdeel F
Op basis van het nieuwe artikel 89Aa worden aanvragen op kwaliteit beoordeeld op basis van 4 criteria. Per criterium kan 0, 1, 2 of 3 punten worden behaald. De aanvraag met het hoogst aantal punten wordtals eerste gerangschikt. Op basis van de rangschikking worden de aanvragen gehonoreerd tot het moment dat het subsidieplafond bereikt wordt.
• Criterium a. het aantal bezoekers en vrijwilligers dat met de activiteit direct bereikt wordt. In de aanvraag om subsidie moet het aantal bezoekers van het bestaande groengebied en het aantal vrijwilligers dat met de activiteit direct bereikt wordt, worden vermeld. Als onderbouwing kunnen resultaten van eerdere ( vergelijkbare) activiteiten worden gebruikt.
De punten toekenning is als volgt:
[Klik hier om het document te downloaden] • Criterium b. de mate waarin de activiteit vernieuwend is. Nieuwe activiteiten behalen een hogere score dan activiteiten die regulier worden verricht. Aan een geheel nieuwe activiteit worden 3 punten toegekend. Aan een activiteit die al wel in Nederland is uitgevoerd, maar nog niet in de Provincie Zuid-Holland worden 2 punten toegekend. Is de activiteit al eerder uitgevoerd in de Provincie Zuid-Holland maar nog niet op de betreffende locatie, dan wordt 1 punt toegekend. In het geval de aanvraag betrekking heeft op activiteiten die (al dan niet door de aanvrager) regulier worden uitgevoerd, wordt nul punten toegekend.
• Criterium c. het aantal mensen dat via communicatie over de activiteit bereikt wordt. Uit de aanvraag om subsidie moet blijken op welke wijze en in welke media er over de activiteit gecommuniceerd wordt. Aan een activiteit waarover in een regionaal dagblad wordt gecommuniceerd worden meer punten toegekend dan aan een activiteit waarover alleen op de eigen website gecommuniceerd wordt. Het bereik van een regionaal dagblad is namelijk groter dan het bereik van de eigen website.
• Criterium d. de mate waarin nieuwe doelgroepen worden bereikt. Tot de nieuwe doelgroepen behoren mensen die niet eerder het groengebied hebben bezocht of aan een vrijwilligersactiviteit hebben deelgenomen. Uit de aanvraag om subsidie moet blijken om welke nieuwe doelgroepen het gaat en op welke wijze de nieuwe doelgroepen bereikt wordt. Het puntenaantal dat kan worden behaald is afhankelijk van het percentage dat de nieuwe doelgroepen uitmaakt ten opzichte van het totaal aantal bezoekers en vrijwilligers.
Onderdeel G
Aan paragraaf 3.10 Projectsubsidie kwaliteitsimpuls bestaande groengebieden wordt een subsidiabele activiteit toegevoegd. Het betreft het veilig en kosteloos toegankelijk houden van bestaande groengebieden. Door de subsidie worden de beheerders van de bestaande groengebieden in staat gesteld omde veiligheid van de recreant te vergroten. Naast het veilig kunnen gebruiken van de recreatievoorzieningen zijn de extra middelen bedoeld om extra toezicht en handhaving in te zetten, zodat het voor de recreant veiliger wordt om in de natuurgebieden te recreëren. De subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaren.
Onderdeel J
In het nieuwe artikel 93a wordt bepaald dat de aanvraag vergezeld moet gaan van een digitale kaart met daarop het gebied waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Daarnaast dient de aanvraag vergezeld te gaan met een opgave hoeveel toezicht en handhaving er in het jaar van aanvraag wordt uitgevoerd in het betreffende gebied en tevens hoeveel extra toezicht en handhaving er uitgevoerd zal worden als gevolg van de subsidie. Op deze manier komt er voor de provincie inzicht in de toename aan toezicht en handhaving als gevolg van de subsidie.
Onderdeel K
In het toegevoegde tweede lid in artikel 94 wordt bepaald dat alleen voor subsidie voor een veilig en kosteloos toegankelijk natuurgebied in aanmerking komen die hectares waar reeds in het kader van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 een toeslag voor het recreatiepakket wordt verkregen. Hiermee wordt bereikt dat alleen hectares die voor publiek middels wegen en paden opengesteld zijn voor subsidie in aanmerking komen.
Onderdeel M
Voor de subsidie voor het veilig en kosteloos toegankelijk houden van bestaande groengebieden komen alleen die kosten voor subsidie in aanmerking die direct leiden tot een veilig en kosteloos groengebied, Deze kosten bestaan onder andere uit de extra inzet van bijzondere opsporingsambtenaren en de extra inzet voor het onderhoud van bijvoorbeeld de wandelpaden. Kosten die niet direct leiden tot een veilig en kosteloos groengebied bestaan onder andere uit: kantoorkosten, kosten van opleidingen en kosten voor management.
Onderdeel O
De toevoeging aan artikel 98 heeft als gevolg dat er jaarlijks gerapporteerd wordt hoeveel uren toezichten handhaving er gerealiseerd zijn. Hiermee wordt er inzicht verkregen in het effect van de subsidieregeling op de intensiteit van toezicht en handhaving.
Onderdeel P
De hoogte van de subsidie voor kosteloze en veilig toegankelijke natuurterreinen bepaald op 25 euro per hectare per jaar. Door de minimum hoogte van de subsidie van € 7.500,- over vier jaar wordt voorkomen dat het verkregen subsidiebedrag niet in verhouding staat tot de kosten die gemaakt worden om de subsidie te verstrekken. Om aan de minimum hoogte van de subsidie te komen, moet de aanvraag betrekking hebben op minimaal 75 hectaren.
Onderdeel Q
Op basis van artikel 6 van de Uitvoeringsregeling Groen wordt bij verlening van de subsidie een voorschot verstrekt van 80% van het verleende subsidie bedrag. Voor de subsidie voor het veilig en kosteloos toegankelijk houden van bestaande groengebieden geldt een ander voorschotregime. Jaarlijks wordt 1/4e deel van de subsidie als voorschot verstrekt,