Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Amateurkunst Rheden |
Citeertitel | Subsidieregeling Amateurkunst Rheden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-10-2010 | 01-01-2006 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 15-11-2005 Regiobode, 13-10-2010 | Geen |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Het minimum ledenaantal als bedoeld in artikel 4.1 bedraagt:
Artikel 9 Verplichtingen van de vereniging
Indien het subsidietijdvak meer dan 1 jaar omvat verstrekt de vereniging gedurende het subsidietijdvak jaarlijks vóór 1 oktober de verlangde informatie op het daarvoor aangewezen formulier.
Een subsidieverzoek wordt tevens afgewezen, indien aannemelijk is, dat de aanvrager de activiteit(en) uit eigen middelen kan bekostigen, dan wel daarvoor uit middelen van derden kan beschikken. Dit geldt ook in het geval de eigen bijdrage van deelnemers zeer laag is vastgesteld en door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven.
Het begrip amateurkunst betreft uitsluitend de genres muziek, zang en toneel. De overige vormen van amateurkunst vallen niet onder de regeling.
Bij de begripsomschrijvingen is aansluiting gezocht bij de Algemene wet bestuursrecht en de ASV. De subsidie-aanvragende organisaties op het terrein van muziek, zang en toneel organiseren zich in de praktijk als een ‘vereniging’. Voor het leesbaar maken van de regeling is het begrip ‘instelling’ uit de ASV daarom vervangen door ‘vereniging’.
Dit artikel noemt de doelstellingen die de gemeente wil bereiken met het uitvoeren van de regeling.
In dit artikel staan aanvullend op de bepalingen in de ASV de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
Ter bevordering van de kwaliteit wordt verlangd dat de artistiek leider/leidster binnen de vereniging voldoende vakbekwaam is. Voor dirigenten geldt in principe het vereiste van een afgeronde conservatoriumopleiding of dat het diploma via de Bond van Orkestdirigenten is behaald.
Voor regisseurs geldt het vereiste dat de opleiding tot amateur-regisseur succesvol is afgerond of het diploma kunstvakonderwijs is behaald. Andere opleidingen/diploma’s kunnen worden aanvaard indien hiermee minimaal hetzelfde vakbekwaamheidsniveau is verkregen.
Artikel 5 Minimum aantal leden per genre
Het minimum aantal leden is per genre verschillend vastgesteld. Bij deze afweging is bepalend geweest hoeveel leden een vereniging minimaal nodig heeft om voldoende eigen draagkracht te hebben. Bovendien wil het college een te grote versnippering van subsidies voorkomen. Ontheffing van deze bepaling is in het eerste lid van artikel 7 geregeld en alleen in zeer bijzondere omstandigheden aan de orde.
Artikel 6 Ontheffing van de voorwaarden
Het eerste lid regelt de ontheffing van de subsidievoorwaarden 4.1. en 4.2 (minimum aantal leden, waarvan 60% afkomstig is uit de gemeente Rheden). De definitieve ondergrens ligt bij 30%. Beneden dit percentage is geen ontheffing mogelijk. Tussen de 30% en 60% is ontheffing mogelijk als sprake is van een sterke verrijking van het aanbod. Dit betekent in ieder geval dat het betreffende genre nog niet wordt gesubsidieerd en sprake is van een zeer bijzonder repertoire en/of kwaliteit, waardoor een regionale opzet is vereist om de vereniging voldoende draagkracht te bieden.
Jongeren en allochtonen zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd bij de verenigingen. Om die reden is in het belang van deze doelgroepen ook een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.
Het tweede lid regelt de ontheffingsmogelijk van de overige voorwaarden van artikel 4. In principe gaat het om tijdelijke ontheffingen, die in de subsidiebeschikking worden benoemd en gemotiveerd.
Van een ontheffing voor onbepaalde tijd kan alleen sprake zijn in hoge uitzonderingssituaties.
Om een te grote versnippering te voorkomen wordt de mogelijkheid van ontheffing op basis van het tweede lid beperkt tot verenigingen die gedurende minimaal 4 jaren hebben aangetoond voldoende bestaansrecht te bezitten.
Dit artikel regelt de aanvraagprocedure. Indien het besluit van het college een subsidietijdvak betreft van meerdere jaren, wordt in het laatste jaar van het lopende subsidietijdvak een nieuwe aanvraag ingediend. Uit het aanvraagformulier blijkt welke aanvullende informatie daarbij overleg moet worden.
Artikel 8 Subsidievaststelling
De subsidiebeschikking wordt vóór 15 november toegezonden, mits de aanvraag tijdig is ingediend.
Artikel 9 Verplichtingen van de instelling
Indien de subsidievaststelling betrekking heeft op meerdere jaren wordt jaarlijks vóór 1 oktober een informatieformulier ingeleverd. Dit formulier bevat de informatie om het recht op de jaarsubsidie te kunnen vaststellen en is tevens de aanvraag voor de uitbetaling van het subsidiebedrag in het daarop volgende jaar.
Artikel 10 Subsidie-afwijzing en subsidie-intrekking
Indien niet aan de subsidievoorwaarden kan worden voldaan en hiervan geen ontheffing wordt verleend, wordt het subsidieverzoek afgewezen. Dit geldt ook als de financiële noodzaak voor de subsidieverlening ontbreekt. Inkomsten van derden en eigen ledenbijdragen hebben daarbij een hogere prioriteit dan subsidie.
Intrekken van subsidie is mogelijk als de activiteiten niet worden uitgevoerd of onjuiste gegevens zijn geleverd. Daarbij wordt naar ‘billijkheid’ beoordeeld of het om een deel of het gehele subsidiebedrag en subsidietijdvak gaat. Het feit dat een vereniging onjuiste gegevens heeft geleverd met als doel een hogere subsidie te ontvangen, wordt in alle gevallen gesanctioneerd met het intrekken van de subsidie.
De subsidie bestaat uit een basisbedrag en ledentoeslagen. De toeslag voor jeugdleden is hoger, om de verenigingen extra te stimuleren jeugdleden aan te trekken en op te leiden.
Tot de actieve leden worden alleen die leden gerekend die een concrete bijdrage leveren aan de amateurkunstuiting. ‘Slapende’ of anderszins financieel ondersteunde leden dienen buiten de opgave te blijven.
Bij ontheffing van de subsidievoorwaarden kan het college tot een verlaging van het subsidiebedrag besluiten tot maximaal 100% van het vastgestelde basisbedrag. Per geval zal worden beoordeeld wat redelijk is. Een voorbeeld is een regionale vereniging die ontheffing heeft van het aandeel leden dat afkomstig is uit de gemeente Rheden. Door een verlaging van het basisbedrag kan de subsidie in dat geval ‘naar verhouding’ worden vastgesteld.
Verlaging is ook aan de orde als een vereniging naar verhouding minder kosten heeft dan gemiddeld het geval is. Om de uitvoering van de regeling praktisch te houden wordt daarbij alleen naar de huisvestingslasten en de kosten voor instructie gekeken. Onder instructiekosten vallen de vergoedingen aan dirigenten, regisseurs en eventueel andere personen die een taak hebben bij het opleiden van leden.
De ASV biedt de mogelijkheid van een gelijke korting op alle subsidies als met het toekennen van de subsidies het vastgestelde subsidieplafond in een bepaald jaar wordt overschreden. Het college kan in het geval van overschrijden van het budget als alternatief ook gebruik maken van de mogelijkheid om de grondslagen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, tussentijds aan te passen.
Het basisbedrag is per genre verschillend en vormt de basis voor het kunnen berekenen van de ledentoeslagen.
Indien twee of meerdere verenigingen fuseren leidt dit meestal tot een vermindering van de subsidie-aanspraken. In dat geval kan de nieuwe vereniging een beroep doen op een toeslag. De toeslag geldt gedurende maximaal twee jaren en bedraagt maximaal het bedrag dat ten opzichte van de oude situatie wordt ‘bespaard’. De toeslag is bedoeld om verenigingen te stimuleren tot een fusie over te gaan en als vergoeding van de hiervoor te maken kosten.