Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Subsidieregeling Amateurkunst Rheden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Amateurkunst Rheden
CiteertitelSubsidieregeling Amateurkunst Rheden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-201001-01-200601-01-2011Nieuwe regeling

15-11-2005

Regiobode, 13-10-2010

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Amateurkunst Rheden

Het college van de gemeente Rheden;

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Rheden 2006;

b e s l u i t :

vast te stellen de Subsidieregeling Amateurkunst Rheden

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteit: een met gebruikmaking van het subsidie te leveren product, prestatie of dienst;

  • b.

    amateurkunst: kunstuitingen in de vorm van muziek, zang en toneel, die niet beroepsmatig worden bedreven;

  • c.

    ASV: de Algemene subsidieverordening Rheden 2006;

  • d.

    basissubsidie: een structurele subsidie, die gedurende het daarvoor vastgestelde subsidietijdvak wordt verstrekt ter ondersteuning van (een deel van) de activiteiten van de vereniging;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

  • f.

    subsidiebudget: het bedrag dat voor het uitvoeren van deze subsidieregeling in de gemeentebegroting is opgenomen;

  • g.

    subsidietijdvak: een periode van ten hoogste vier boekjaren waarop de subsidieverstrekking van toepassing is;

  • h.

    vereniging: een in de gemeente Rheden gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk ten behoeve van inwoners van de gemeente Rheden activiteiten te verrichten op het gebied van de amateurkunst.

Artikel 2 Subsidiëring

  • 1.

    Het college kan aan verenigingen basissubsidie verstrekken voor activiteiten op het gebied van amateurkunst, die een openbaar karakter hebben en voor een breed publiek toegankelijk zijn.

  • 2.

    Het tijdvak waarvoor de subsidie wordt toegekend beslaat maximaal vier jaren.

  • 3.

    Op de subsidieverstrekking zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Rheden 2006 van toepassing.

Artikel 3 Doelstellingen

Met de subsidieverstrekking wordt beoogd:

  • -

    te voorzien in een aanbod van amateurkunstuitingen in de gemeente Rheden, dat zich kenmerkt door kwaliteit en samenwerking;

  • -

    de kunstzinnige ontwikkeling te stimuleren van de amateurkunstbeoefenaars die woonachtig zijn in de gemeente Rheden, met specifieke aandacht voor de opleiding van jongeren;

  • -

    de sociale structuur in de dorpen van de gemeente Rheden te versterken.

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

Om voor subsidie in aanmerking te komen gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de vereniging heeft een minimum aantal actieve leden, zoals dat per genre bepaald is in artikel 5;

  • 2.

    van het aantal actieve leden is minimaal 60% uit de gemeente Rheden afkomstig;

  • 3.

    de vereniging heeft de beschikking over een vakbekwaam artistiek leider/leidster;

  • 4.

    de vereniging verzorgt minimaal 1 openbare presentatie per jaar binnen de gemeente Rheden;

  • 5.

    de vereniging is ter bevordering van de kwaliteit aangesloten bij een landelijk erkende koepelorganisatie;

  • 6.

    de vereniging op het terrein van muziek of zang is ter bevordering van de onderlinge samenwerking lid van de Rhedense Muziekfederatie.

Artikel 5 Minimum aantal leden per genre

Het minimum ledenaantal als bedoeld in artikel 4.1 bedraagt:

  • -

    30 voor harmonie/fanfarekorpsen;

  • -

    25 voor drum/showfanfares;

  • -

    20 voor overige muziekensembles;

  • -

    60 voor oratoriumkoor;

  • -

    20 voor overige koren;

  • -

    15 voor toneelgroepen.

Artikel 6 Ontheffing van de voorwaarden
  • 1.

    Mits minimaal 30%van de leden afkomstig is uit de gemeente Rheden, kanhet college in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van subsidievoorwaarde 4.1 en 4.2, als:

    • -

      sprake is van een sterke verrijking van het aanbod, dat alleen gerealiseerd kan worden door middel van een regionaal ledenbestand;

    • -

      de subsidie ten goede komt aan relatief veel jeugdleden en/of allochtonen uit de gemeente Rheden.

  • 2.

    Aan verenigingen die 4 jaar of langer een basissubsidie ontvangen, kan het college in bijzondere omstandigheden (tijdelijke) ontheffing van de voorwaarden verlenen, als bedoeld in artikel 4.3 t/m 4.6.

Artikel 7 Aanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, bij het college ingediend te worden.

  • 2.

    Voor de indiening van de subsidieaanvraag wordt gebruikgemaakt van het hiervoor aangewezen formulier. De aanvraag gaat vergezeld van een overzicht van de activiteiten en de daarvoor geraamde inkomsten en uitgaven.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds uit de statuten blijkt;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een overzicht van haar financiële toestand op het moment van het indienen van de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan overlegging eisen van andere bescheiden voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 8 Subsidievaststelling
  • 1.

    De subsidieaanvrager ontvangt vóór 15 november van het jaar voorafgaande aan het subsidietijdvak een schriftelijk besluit van het college aangaande de duur van het subsidietijdvak en de berekening van de subsidie.

  • 2.

    Ten behoeve van de mogelijkheid van controle op de verrichte activiteiten in relatie tot de subsidie kan het college in de beschikking tot subsidievaststelling nadere voorwaarden stellen.

Artikel 9 Verplichtingen van de vereniging

Indien het subsidietijdvak meer dan 1 jaar omvat verstrekt de vereniging gedurende het subsidietijdvak jaarlijks vóór 1 oktober de verlangde informatie op het daarvoor aangewezen formulier.

Artikel 10 Subsidie-afwijzing en subsidie-intrekking
  • 1.

    Een subsidieverzoek wordt afgewezen als de activiteiten niet binnen de doelstelling van deze regeling passen, dan wel niet aan de in deze regeling of de ASV gestelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 2.

    Een subsidieverzoek wordt tevens afgewezen, indien aannemelijk is, dat de aanvrager de activiteit(en) uit eigen middelen kan bekostigen, dan wel daarvoor uit middelen van derden kan beschikken. Dit geldt ook in het geval de eigen bijdrage van deelnemers zeer laag is vastgesteld en door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven.

  • 3.

    Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken, indien de activiteiten niet worden uitgevoerd dan wel geen of onjuiste gegevens zijn verstrekt.

Artikel 11 Subsidieberekening
  • 1.

    De jaarlijkse basissubsidie wordt berekend op basis van:

    • -

      het in artikel 12 per genre vastgestelde basisbedrag;

    • -

      een toeslag voor de in de gemeente Rheden wonende ‘actieve’ leden van:

      3,5% van het voor het genre geldende basisbedrag voor jeugdleden (tot en met 18 jaar);

      2,5% van het voor het genre geldende basisbedrag voor seniorleden (vanaf 19 jaar).

  • 2.

    Tot de actieve leden worden alleen die leden gerekend die een concrete bijdrage leveren aan de amateurkunstuiting.

  • 3.

    De hoogte van de ledentoeslagen worden jaarlijks herberekend op basis van het aantal actieve leden op 1 januari voorafgaande aan het subsidiejaar.

  • 4.

    Bij ontheffing van de subsidievoorwaarden kan het college tot een verlaging van het subsidiebedrag besluiten tot maximaal 100% van het vastgestelde basisbedrag.

  • 5.

    Indien de vereniging geen of in geringe mate kosten heeft voor huisvesting en/of vakbekwame instructie kan het college besluiten het subsidiebedrag te verlagen tot maximaal 100% van het vastgestelde basisbedrag.

  • 6.

    Het college kan het basisbedrag en/of de hoogte van de ledentoeslagen gedurende een subsidietijdvak verlagen, indien de uitvoering van deze subsidieregeling niet binnen het door de raad vastgestelde beschikbare begrotingsbudget kan worden uitgevoerd.

Artikel 12 Basisbedrag
  • 1.

    Het basisbedrag bedraagt maximaal € 1.400,00 per jaar.

  • 2.

    De hoogte van het basisbedrag verschilt per genre en wordt als volgt berekend:

    • -

      harmonie- en fanfarekorpsen 100% van het vastgestelde maximumbedrag;

    • -

      overige orkesten 70% van het vastgestelde maximumbedrag;

    • -

      oratoriumkoor 100% van het vastgestelde maximumbedrag;

    • -

      overige koren 85% van het vastgestelde maximumbedrag;

    • -

      toneelverenigingen 40% van het vastgestelde maximumbedrag.

Artikel 13 Fusietoeslag

In het geval twee of meer gesubsidieerde verenigingen fuseren, kan op verzoek gedurende twee jaren een toeslag worden verstrekt aan de nieuwe vereniging. De toeslag bedraagt maximaal het bedrag dat als gevolg van de fusie op jaarbasis bespaard kan worden op het subsidiebudget voor de amateurkunst.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2006.

Artikel 15 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Amateurkunst Rheden.

 

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 15 november 2005.

De Steeg, 15 november 2005

Burgemeester en wethouders van Rheden,

burgemeester.

secretaris.

Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Het begrip amateurkunst betreft uitsluitend de genres muziek, zang en toneel. De overige vormen van amateurkunst vallen niet onder de regeling.

Bij de begripsomschrijvingen is aansluiting gezocht bij de Algemene wet bestuursrecht en de ASV. De subsidie-aanvragende organisaties op het terrein van muziek, zang en toneel organiseren zich in de praktijk als een ‘vereniging’. Voor het leesbaar maken van de regeling is het begrip ‘instelling’ uit de ASV daarom vervangen door ‘vereniging’.

 

Artikel 2 Subsidiëring

  • 1.

    De subsidieregeling amateurkunst berust op de bevoegdheid van het college om ‘nadere regels’ te stellen op grond van artikel 3 van de ASV. Dit betekent dat de subsidieregeling als een uitwerking van de ASV moet worden beschouwd.

     

  • 2.

    In overeenstemming met de ASV beslaat het tijdvak waarvoor subsidie wordt toegekend maximaal 4 jaar. Dit betekent niet dat de subsidie daarna stopt, maar het college voor een volgend subsidietijdvak een nieuw besluit neemt.

     

  • 3.

    De ASV is onverkort van toepassing op de regeling. Essentiële bepalingen uit de ASV die betrekking hebben op het verstrekken van basissubsidies, zijn overgenomen om de zelfstandige leesbaarheid van de subsidieregeling te bevorderen.

 

Artikel 3 Doelstellingen

Dit artikel noemt de doelstellingen die de gemeente wil bereiken met het uitvoeren van de regeling.

 

Artikel 4 Subsidievoorwaarden

In dit artikel staan aanvullend op de bepalingen in de ASV de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Ter bevordering van de kwaliteit wordt verlangd dat de artistiek leider/leidster binnen de vereniging voldoende vakbekwaam is. Voor dirigenten geldt in principe het vereiste van een afgeronde conservatoriumopleiding of dat het diploma via de Bond van Orkestdirigenten is behaald.

Voor regisseurs geldt het vereiste dat de opleiding tot amateur-regisseur succesvol is afgerond of het diploma kunstvakonderwijs is behaald. Andere opleidingen/diploma’s kunnen worden aanvaard indien hiermee minimaal hetzelfde vakbekwaamheidsniveau is verkregen.

 

Artikel 5 Minimum aantal leden per genre

Het minimum aantal leden is per genre verschillend vastgesteld. Bij deze afweging is bepalend geweest hoeveel leden een vereniging minimaal nodig heeft om voldoende eigen draagkracht te hebben. Bovendien wil het college een te grote versnippering van subsidies voorkomen. Ontheffing van deze bepaling is in het eerste lid van artikel 7 geregeld en alleen in zeer bijzondere omstandigheden aan de orde.

 

Artikel 6 Ontheffing van de voorwaarden

Het eerste lid regelt de ontheffing van de subsidievoorwaarden 4.1. en 4.2 (minimum aantal leden, waarvan 60% afkomstig is uit de gemeente Rheden). De definitieve ondergrens ligt bij 30%. Beneden dit percentage is geen ontheffing mogelijk. Tussen de 30% en 60% is ontheffing mogelijk als sprake is van een sterke verrijking van het aanbod. Dit betekent in ieder geval dat het betreffende genre nog niet wordt gesubsidieerd en sprake is van een zeer bijzonder repertoire en/of kwaliteit, waardoor een regionale opzet is vereist om de vereniging voldoende draagkracht te bieden.

Jongeren en allochtonen zijn over het algemeen ondervertegenwoordigd bij de verenigingen. Om die reden is in het belang van deze doelgroepen ook een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.

Het tweede lid regelt de ontheffingsmogelijk van de overige voorwaarden van artikel 4. In principe gaat het om tijdelijke ontheffingen, die in de subsidiebeschikking worden benoemd en gemotiveerd.

Van een ontheffing voor onbepaalde tijd kan alleen sprake zijn in hoge uitzonderingssituaties.

Om een te grote versnippering te voorkomen wordt de mogelijkheid van ontheffing op basis van het tweede lid beperkt tot verenigingen die gedurende minimaal 4 jaren hebben aangetoond voldoende bestaansrecht te bezitten.

 

Artikel 7 Aanvraag

Dit artikel regelt de aanvraagprocedure. Indien het besluit van het college een subsidietijdvak betreft van meerdere jaren, wordt in het laatste jaar van het lopende subsidietijdvak een nieuwe aanvraag ingediend. Uit het aanvraagformulier blijkt welke aanvullende informatie daarbij overleg moet worden.

 

Artikel 8 Subsidievaststelling

De subsidiebeschikking wordt vóór 15 november toegezonden, mits de aanvraag tijdig is ingediend.

 

Artikel 9 Verplichtingen van de instelling

Indien de subsidievaststelling betrekking heeft op meerdere jaren wordt jaarlijks vóór 1 oktober een informatieformulier ingeleverd. Dit formulier bevat de informatie om het recht op de jaarsubsidie te kunnen vaststellen en is tevens de aanvraag voor de uitbetaling van het subsidiebedrag in het daarop volgende jaar.

 

Artikel 10 Subsidie-afwijzing en subsidie-intrekking

Indien niet aan de subsidievoorwaarden kan worden voldaan en hiervan geen ontheffing wordt verleend, wordt het subsidieverzoek afgewezen. Dit geldt ook als de financiële noodzaak voor de subsidieverlening ontbreekt. Inkomsten van derden en eigen ledenbijdragen hebben daarbij een hogere prioriteit dan subsidie.

Intrekken van subsidie is mogelijk als de activiteiten niet worden uitgevoerd of onjuiste gegevens zijn geleverd. Daarbij wordt naar ‘billijkheid’ beoordeeld of het om een deel of het gehele subsidiebedrag en subsidietijdvak gaat. Het feit dat een vereniging onjuiste gegevens heeft geleverd met als doel een hogere subsidie te ontvangen, wordt in alle gevallen gesanctioneerd met het intrekken van de subsidie.

 

Artikel 11 Subsidieberekening

De subsidie bestaat uit een basisbedrag en ledentoeslagen. De toeslag voor jeugdleden is hoger, om de verenigingen extra te stimuleren jeugdleden aan te trekken en op te leiden.

Tot de actieve leden worden alleen die leden gerekend die een concrete bijdrage leveren aan de amateurkunstuiting. ‘Slapende’ of anderszins financieel ondersteunde leden dienen buiten de opgave te blijven.

Bij ontheffing van de subsidievoorwaarden kan het college tot een verlaging van het subsidiebedrag besluiten tot maximaal 100% van het vastgestelde basisbedrag. Per geval zal worden beoordeeld wat redelijk is. Een voorbeeld is een regionale vereniging die ontheffing heeft van het aandeel leden  dat afkomstig is uit de gemeente Rheden. Door een verlaging van het basisbedrag kan de subsidie in dat geval ‘naar verhouding’ worden vastgesteld.

Verlaging is ook aan de orde als een vereniging naar verhouding minder kosten heeft dan gemiddeld het geval is. Om de uitvoering van de regeling praktisch te houden wordt daarbij alleen naar de huisvestingslasten en de kosten voor instructie gekeken. Onder instructiekosten vallen de vergoedingen aan dirigenten, regisseurs en eventueel andere personen die een taak hebben bij het opleiden van leden.

De ASV biedt de mogelijkheid van een gelijke korting op alle subsidies als met het toekennen van de subsidies het vastgestelde subsidieplafond in een bepaald jaar wordt overschreden. Het college kan in het geval van overschrijden van het budget als alternatief ook gebruik maken van de mogelijkheid om de grondslagen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, tussentijds aan te passen.

 

Artikel 12 Basisbedrag

Het basisbedrag is per genre verschillend en vormt de basis voor het kunnen berekenen van de ledentoeslagen.

 

Artikel 13 Fusietoeslag

Indien twee of meerdere verenigingen fuseren leidt dit meestal tot een vermindering van de subsidie-aanspraken. In dat geval kan de nieuwe vereniging een beroep doen op een toeslag. De toeslag geldt gedurende maximaal twee jaren en bedraagt maximaal het bedrag dat ten opzichte van de oude situatie wordt ‘bespaard’. De toeslag is bedoeld om verenigingen te stimuleren tot een fusie over te gaan en als vergoeding van de hiervoor te maken kosten.