Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Beheersverordening Heinkenszand Bedrijventerrein Noordlandseweg 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheersverordening Heinkenszand Bedrijventerrein Noordlandseweg 2013
CiteertitelBeheersverordening Heinkenszand Bedrijventerrein Noordlandseweg 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet ruimtelijke ordening art. 3.38

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-06-2013nieuwe verordening

06-06-2013

Nederlandse Staatscourant dd. 19-06-2013

raadsstukken 06-06-2013,B6

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheersverordening Heinkenszand Bedrijventerrein Noordlandseweg 2013

Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013

 

VASTGESTELD DOOR DE GEMEENTERAAD VAN DE GEMEENTE BORSELE BIJ BESLUIT VAN 6 juni 2013

 

 

DE VOORZITTER,

 

 

DE GRIFFIER,

 

 

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013"

 

 

Borsele

beheersverordening

Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013

identificatie planstatus

identificatiecode: datum: status:

NL.IMRO.0654.BVNW2013-0002

projectnummer: 05-03-2013 ontwerp 0654.009248.00 06-06-2013 vastgesteld

opdrachtleider:

ing. J.A. van Broekhoven

 

 

© RBOI-Middelburg bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.

 

 

 

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013”

 

Inhoudsopgave

Toelichting 7

Hoofdstuk 1 Inleiding 8

1.1 Aanleiding 8

1.2 Verordeningsgebied 8

1.3 Geldende bestemmingen 10

1.4 Doel 11

1.5 Leeswijzer 11

Hoofdstuk 2 De beheersverordening als instrument 13

2.1 Inleiding 13

2.2 De beheersverordening 13

2.3 Aanvullende ruimtelijke instrumenten 15

Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor bedrijventerrein Noordlandseweg 20

3.1 Inleiding 20

3.2 Waarom een beheersverordening voor Noordlandseweg 20

3.3 Opzet beheersverordening Noordlandseweg 20

Hoofdstuk 4 Onderzoek 24

4.1 Inleiding 24

4.2 Beleidsaspecten 24

4.3 Omgevingsaspecten 26

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke toetsing 36

5.1 Resultaten inspraak- overlegprocedure 36

Bijlagen 38

Bijlage 1 Lijst met functies 40 Bijlage 2 Luchtfoto bedrijventerrein Noordlandseweg 42 Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico Bedrijventerrein Noordlandseweg 44 Bijlage 4 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' 46

Regels 48

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 50

Artikel 1 Begrippen 50 Artikel 2 Wijze van meten 56

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels 58

Artikel 3 Bedrijf 58 Artikel 4 Groen 61 Artikel 5 Verkeer 63 Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2 64 Artikel 7 Waarde - Landschap 68

Hoofdstuk 3 Algemene regels 70

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel 70 Artikel 9 Algemene bouwregels 71 Artikel 10 Algemene aanduidingsregels 72 Artikel 11 Algemene afwijkingsregels 74

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 76

Artikel 12 Overgangsrecht 76 Artikel 13 Slotregel 78

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013"

Bijlagen Bijlage 1

Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein

80 82

Bijlage 2

Bestaande bedrijfswoningen

84

Bijlage 3

Afwijkende functies

86

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borsele actualiseert alle (verouderde) bestemmingsplannen binnen haar grondgebied. Een belangrijke aanleiding voor deze actualisering vormt de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit voortkomende verplichting vanaf 1 januari 2010 alle nieuwe bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te hebben.

Binnen de Wro vormt het bestemmingsplan het centraal normstellend instrument met binding voor zowel overheid als burger. Het plan moet eens in de 10 jaar worden opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Aan deze verplichting is een financiële prikkel gekoppeld. Op ingediende bouwaanvragen die gebaseerd zijn op een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar, kunnen geen leges meer geheven worden door de gemeente.

Voor gebieden met een lage dynamiek, waar in de toekomst niet of nauwelijks wijzigingen te verwachten zijn, kan de gemeente een beheersverordening vaststellen in plaats van een bestemmingsplan. Hiervoor is in het onderhavige plangebied gekozen. In Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor bedrijventerrein Noordlandseweg is de onderbouwing van de keuze voor de beheersverordening beschreven.

1.2 Verordeningsgebied

Het bedrijventerrein Noordlandseweg ligt in de dorpskern van Heinkenszand in de gemeente Borsele. Het besluitgebied wordt globaal bepaald door de volgende begrenzing:

  • 1.

    de Noordlandseweg aan de noordzijde;

  • 2.

    de Plattendijk aan de zuid- en westzijde;

  • 3.

    de voormalige spoorlijn Goes – Borsele en een manege de oostzijde;

 

De ligging van het plangebied is aangegeven in figuur 1.1.

 

1.3

Geldende bestemmingen

In het verordeningsgebied geldt het volgende bestemmingsplan.

bestemmingsplan

 vastgesteld

goedgekeurd

Heinkenszand, gedeelte 'bedrijventerrein Noordlandseweg'

12-01-1993

 27-04-1993

 

In dit bestemmingsplan zijn de gronden vooral aangewezen als:

  • 1.

    Bedrijfsdoeleinden (de feitelijke bedrijfspercelen). Op deze percelen is 60% bebouwing tot een bouwhoogte van 7 meter toegestaan.

  • 2.

    Verkeersdoeleinden. Deze gronden betreffen de hoofdontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein Noordlandseweg.

Groenvoorzieningen. Met deze bestemming is de landschappelijke inpassing en afscherming

  • 1.

    van het terrein naar de omgeving vorm gegeven.

 

Figuur 1.2. Geldende bestemmingsregeling voor het verordeningsgebied Noordlandseweg

 

1.4

De beheersverordening omvat het gebied, zoals dat in paragraaf 1.2 is beschreven en heeft als doel het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied. De voorliggende beheersverordening vervangt het in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplan. Daarmee worden ook de bebouwings- en gebruikswijzigingen, die in afwijking van dit plannen in de loop der jaren vooruitlopend op een bestemmingsplanherziening zijn toegestaan, geformaliseerd.

De beheersverordening bestaat uit:

  • 1.

     een verbeelding;

  • 2.

     regels;

  • 3.

     een toelichting.

 

Verbeelding

Analoog (niet leidend)

Op de verbeelding, bestaande uit één kaartblad, zijn onder meer de besluitvlakken van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring legt een verbinding tussen de besluitvlakken, die op de verbeelding zijn aangegeven, en de regels. De analoge verbeelding is niet juridisch bindend.

Digitaal

Nieuwe ruimtelijke plannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl kan de digitale beheersverordening worden bekeken. Bij raadpleging van de digitale beheersverordening wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van de verordening "doorverwezen". De digitale verbeelding is juridisch leidend.

Regels

De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van en de bebouwingsmogelijkheden op de gronden die in het plan zijn begrepen.

Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende beleidskaders vermeld. Voorts worden de relevante onderzoeksresultaten vermeld. De toelichting van de beheersverordening biedt daarmee de motivering en onderbouwing van de actualisering van het plan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting op de beheersverordening heeft de volgende opzet.

• Hoofdstuk 2 De beheersverordening als instrument beschrijft het instrument beheersverordening en de instrumenten die in aanvulling op de verordening beschikbaar zijn voor het beheer van het bedrijventerrein Noordlandseweg.

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013"

  • 1.

    Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor bedrijventerrein Noordlandseweg gaat over de onderbouwing van de keuze voor het instrument beheersverordening, de uitgangspunten waarop de beheersverordening is gebaseerd en de toelichting op de inhoud van de verordening. Tevens is ingegaan op handhaving.

  • 2.

    Hoofdstuk 4 bevat het onderzoek naar de relevante beleidskaders en de toepasselijkheid daarvan op de verordening en het onderzoek naar de omgevingsaspecten die bij de totstandkoming van de verordening zijn betrokken en beoordeeld.

 

 

Hoofdstuk 2 De beheersverordening als instrument

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de beheersverordening als instrument. Ook wordt aandacht besteed aan de instrumenten waarmee - naast de beheersverordening - het ruimtelijk beheer van het verordeningsgebied kan worden ingevuld.

 

2.2 De beheersverordening

Noodzaak: actualiseringsverplichting Wro

Op basis van artikel 3.1 van de Wro dient de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen.

Indien niet voor het verstrijken van de periode van tien jaar de raad onderscheidenlijk opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld dan wel een verlengingsbesluit heeft genomen, vervalt de bevoegdheid tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan. Dit omvat onder andere het recht tot het invorderen van leges. De sanctie gaat in juli 2013 in, omdat gemeenten na inwerkingtreding van de nieuwe Wro vijf jaar de tijd hebben gekregen om hun juridisch-planologisch regime te actualiseren.

Onverminderd de gevallen waarin bij of krachtens wettelijk voorschrift een bestemmingsplan is vereist, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1 voor die delen van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien, in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. Op basis van artikel 3.38 Wro geschiedt de kennisgeving van een besluit tot vaststelling van een beheersverordening tevens langs elektronische weg.

Bestanddelen beheersverordening

De beheersverordening heeft betrekking op een gebied en bevat regels voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. De beheersverordening wordt digitaal opgesteld en sluit zodoende aan bij de digitale opzet van de instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening. Hierdoor kent de beheersverordening de volgende bestanddelen.

  • 1.

    Een verbeelding met daarop aangegeven het gebied waarop de verordening betrekking heeft, met een of meer objecten binnen het gebied, die op de verbeelding zijn aangegeven als besluit(sub)vlak.

  • 2.

    Regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht.

 

De beheersverordening bevat tevens een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013"

De beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013 bevat de regels voor het gebruik, het bouwen en het afwijken met een omgevingsvergunning.

  • 1.

    Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden zijn regels opgenomen overeenkomstig het archeologiebeleid van de gemeente Borsele.

  • 2.

    De Plattendijk is in de Verordening Ruimte van de provincie Zeeland aangewezen als bestaande natuur en een cultuurhistorisch - en landschappelijk waardevol element. Hiervoor is ook een regeling opgenomen.

  • 3.

    In Heinkenszand is een molen (de vijf Gebroeders) aanwezig. De molenbiotoop van deze molen ligt tot over het verordeningsgebied. Hiervoor is in deze verordening voorzien in een regeling.

  • 4.

    Er zijn geen regels nodig gebleken voor het slopen. Er wordt geen sloop nagestreefd of tegengegaan.

 

Inhoudelijk

Bestaand gebruik

Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin nauwelijks ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Indien zich binnen deze planperiode toch veranderingen zullen voordoen is via een separaat juridisch planologisch spoor (zie paragraaf 2.3) maatwerk mogelijk. Het begrip 'bestaand' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.

Bestaand gebruik in 'enge zin'

Bij bestaand gebruik in 'enge zin' worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief hetgeen dat op basis van verleende vergunningen is toegestaan, maar nog niet is gerealiseerd.

Bestaand gebruik in 'ruime zin'

Bij gebruik in 'ruime zin' wordt het vigerende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Gebruik in 'ruime zin' kan weer worden onderscheiden in een beperkte en een brede variant.

  • 1.

    In de beperkte variant wordt uitgegaan van het bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken en passend en vastgelegd in het bestemmingsplan waarin nog beperkte uitbreidingsmogelijkheden zijn die al dan niet zijn gerealiseerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van het hoofdgebouw.

  • 2.

    In de brede variant kunnen alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen.

 

Keuze beheersverordening Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013

Voor de voorliggende beheersverordening Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013 geldt dat aangesloten is bij de ruime uitleg van bestaand gebruik. In het verordeningsgebied zijn derhalve naast het feitelijke bestaande toegestane gebruik ook onbenutte juridisch-planologische gebruiks- en bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan betrokken en vastgelegd.

Procedureel

De beheersverordening is een gemeentelijke verordening.

  • 1.

    Er staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.

  • 2.

    Bij de voorbereiding van deze beheersverordening is door middel van een toetsingsmoment aan iedereen de gelegenheid gegeven een reactie op de

 

beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013”

beheersverordening in te dienen, voorafgaand aan de vaststelling.

• De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld tegelijk met de verordening op papier. Bij verschil in uitleg is de digitale versie beslissend.

2.3 Aanvullende ruimtelijke instrumenten

Beheersverordening en andere instrumenten

De beheersverordening is één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijk beheer van het bedrijventerrein Noordlandseweg en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • 1.

     het welstandstoezicht;

  • 2.

    het vergunningvrij bouwen;

  • 3.

    de planologische kruimelgevallen;

 

• omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Die eisen zijn voor Heinkenszand vastgelegd in de gemeentelijke Beeldkwaliteitsnota.

Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In Heinkenszand worden twee welstandsniveaus gebruikt:

  • 1.

     bijzonder welstandsgebied;

  • 2.

     regulier welstandsgebied.

 

 

Figuur 2.1. Welstandsgebieden (Beeldkwaliteitsnota gemeente Borsele, 2013)

Het bedrijventerrein Noordlandseweg is aangeduid als regulier welstandsgebied. Het beleid is er op gericht de bestaande basiskwaliteit te behouden.

Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • 1.

    de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;

  • 2.

    • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die hoger zijn dan 5.00 m, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken. Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:

  • 3.

    vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;

  • 4.

    het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;

  • 5.

    wanneer een gebied archeologische resten bevat is vergunningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50 m2 niet toegestaan.

 

Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd.

Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal

1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

Het verordeningsgebied is grotendeels aangewezen als bebouwde kom, zie figuur 2.2. Voor de beheersverordening is ervan uitgegaan dat de grenzen van het bestaand bebouwd gebied overeenkomen met de grenzen voor de bebouwde kom, zoals bedoeld in bijlage II van het Bor.

Figuur 2.2. Bebouwd gebied (Geoloket provincie Zeeland, bestaand bebouwd gebied in licht groen).

 

Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

Omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening

Voor – de op dit moment – onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt artikel 2.12 lid 1, onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Door middel van een goede ruimtelijke onderbouwing dient dan te worden aangetoond dat de beoogde ontwikkeling of activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, noch met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft. In dat geval geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, naast de hiervoor genoemde omgevingsvergunning voor het afwijken van de beheersverordening, voor een nieuwe ontwikkeling een specifiek op dat plan toegesneden bestemmingsplan op te stellen

Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening

Bij het opstellen van de beheersverordening is rekening gehouden met de mate waarin bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.

Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. Zoals eerder al benoemd, is de beheersverordening bedoeld om de bestaande situatie te beheren. In paragraaf 3.3 is nader uiteengezet op welke wijze de bestaande situatie voor het verordeningsgebied Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013 is ingevuld. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet, om die eventueel mogelijk te maken of te reguleren.

Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze op het bedrijventerrein Heinkenszand wellicht zullen voorkomen, zijn:

  • 1.

    vergunningvrij bouwen van erfbebouwing;

  • 2.

    vergunningvrij bouwen van dakkapellen;

  • 3.

    vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc;

  • 4.

    gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling;

  • 5.

    niet vergunningvrije algemene voorzieningen via de kruimelgevallenregeling.

 

Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren alvorens deze kunnen worden uitgevoerd.

 

 

Hoofdstuk 3 De beheersverordening voor bedrijventerrein Noordlandseweg

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toepassing van deze instrumenten op de beheersverordening Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013 uiteengezet en worden de gemaakte keuzes inzichtelijk gemaakt. Tevens is een toelichting op de regeling opgenomen met aansluitend aandacht voor handhaving.

 

3.2 Waarom een beheersverordening voor Noordlandseweg

Gebiedstype

Het verordeningsgebied is in hoofdzaak een bedrijventerrein. Nevenfuncties zijn Groen (voor de noodzakelijke landschappelijke inpassing en afscherming naar de omgeving) en Verkeer (voor de ontsluiting van het gebied).

Inzet beheersverordening

Het geldende bestemmingsplan is toe aan actualisatie. Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied met een lage dynamiek waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de planperiode van de verordening (tien jaar). Hierna wordt onderbouwd waarom sprake is van een lage dynamiek van het verordeningsgebied.

Het verordeningsgebied kan worden getypeerd als een gebied waar zich nauwelijks ontwikkelingen zullen voordoen.

  • 1.

    Het bedrijventerrein is volledig bouwrijp gemaakt en ook reeds geheel uitgegeven.

  • 2.

    Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in de vorm van herstructureringen of uitbreidingen van het bedrijventerrein.

  • 3.

    • De ontwikkelingen die worden voorzien betreffen onder andere:

    • 1.

      wijzigingen in gebruik van vrijgekomen bedrijfspercelen/gebouwen (voor zover passend binnen het planologisch kader);

    • 2.

      verandering van (het uiterlijk) van hoofdgebouwen door bijvoorbeeld aanbouwen;

    • 3.

      beperkte nieuwbouw of aanpassingen van bedrijfsgebouwen;

    • 4.

      algehele nieuwbouw op bestaande percelen; dit past binnen het reguliere kader van een dergelijk gebied.

 

3.3 Opzet beheersverordening Noordlandseweg

3.3.1 Algemeen

Uitgangspunten

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    behoud van het bestaand gebruik;

  • 2.

    aansluiten op de geldende regelingen (zie paragraaf 1.3) voor gronden binnen het verordeningsgebied Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013;

  • 3.

    goed beheren van de bestaande situatie.

 

Behoud van het bestaand gebruik

Ter plaatse zijn de functies Bedrijven, Groen en Verkeer aanwezig. Deze functies worden als feitelijk bestaand gebruik aangemerkt en als zodanig op de verbeelding, bijlage 1 bij de toelichting en in de gebiedsregels (zie Hoofdstuk 2 Gebiedsregels in de regels) bevestigd.

Regeling sluit aan op regelingen in geldende bestemmingsplan

Met de beheersverordening worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan voor het gebied voor zover mogelijk gecontinueerd. Uitzonderingen hierop vormen:

  • 1.

    de mogelijkheden voor perifere detailhandel via afwijking. In het nieuwe provinciale beleid (Verordening Ruimte) is bepaald dat deze voor deze regio uitsluitend gevestigd mogen worden in Goes (Marconigebied) of Middelburg (Mortiere).

  • 2.

    de mogelijkheden voor windturbines. Deze zijn tot op heden niet gerealiseerd. Daarnaast hebben windturbines de nodige milieu-effecten. De gemeente acht het niet langer wenselijk deze bouwmogelijkheid te behouden.

 

Goed beheren van de bestaande situatie

Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het gebied wordt zo behouden.

Deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel qua gebruik als qua bouwen de bestaande situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen.

  • 1.

    Het bestaande gebruik is in hoofdzaak bedrijventerrein en daarnaast beperkt overige functies, zoals de openbare ruimte (verkeer en groen). Deze functies zijn als zodanig op de verbeelding vastgelegd.

  • 2.

    • Het bouwen (bestaande bouwwerken) omvat bouwwerken die conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd (ofwel vergunningvrij, ofwel op basis van een vergunning), of nog legaal kunnen worden gebouwd (op grond van een nog niet-benutte vergunning).

  • 3.

    Bij de aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken kan de bestaande situatie door middel van de volgende bronnen worden geraadpleegd: • overzicht gebruik verordeningsgebied (zie bijlage 1);

  • 4.

    archief omgevings- en bouwvergunningen;

  • 5.

     luchtfoto.

 

Overzicht gebruik verordeningsgebied

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen waarin het gebruik van het verordeningsgebied is weergegeven. Het gaat om een lijst van bedrijven en functies. Deze informatie is ontleend aan de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de vergunningenadministratie en een veldinventarisatie. Aan de hand van dit overzicht kan exact worden teruggevonden wat de bestaande situatie is.

Archief vergunningen

Door middel van het gemeentelijk archief met verleende bouw- en omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.

Luchtfoto

Een recente luchtfoto (maart/april 2012) van het verordeningsgebied is als bijlage 2 toegevoegd, zodat inzicht bestaat in de feitelijke gebouwde situatie.

3.3.2 Opzet van de juridische regeling

Onderdelen en opzet van de beheersverordening

De beheersverordening bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1.

     de verbeelding;

  • 2.

    de regels (vier hoofdstukken).

 

Verbeelding

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn op basis van de bestaande situatie besluitvlakken getekend waarmee is aangegeven welke functie ter plaatse geldt.

De besluitvlakken op de verbeelding corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Gebiedsregels).

De regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken.

  • 1.

    Hoofdstuk 1 van de regels bevat inleidende bepalingen als begripsbepalingen (artikel 1) en regels voor de wijze van meten (artikel 2). Deze bepalingen zijn noodzakelijk voor een juiste interpretatie van de regels.

  • 2.

    In hoofdstuk 2 zijn de gebiedsregels ofwel de gebruiks- en bouwregels opgenomen. In deze bepalingen is het toelaatbare gebruik van gronden en bouwwerken aangegeven en zijn diverse bepalingen inzake het bouwen opgenomen. Deze bouwregels zijn niet van toepassing op de categorie zogeheten 'vergunningvrije bouwwerken'. Van een aantal bouwregels kan worden afgeweken. Deze afwijkingsbepalingen zijn eveneens opgenomen in de gebiedsregels.

  • 3.

    Hoofdstuk 3 omvat algemene bepalingen die voor het gehele gebied van toepassing zijn: de anti-dubbeltelregel en algemene gebruiksregels.

  • 4.

    De overgangs- en slotbepalingen zijn ondergebracht in hoofdstuk 4.

 

Gebiedsregels (hoofdstuk 2)

• Voor de verschillende bestaande functies zijn per besluitvlak afzonderlijke gebiedsregels opgenomen:

  • 1.

     Bedrijf;

  • 2.

     Groen;

  • 3.

     Verkeer;

  • 4.

    Waarde - Archeologie - 2

  • 5.

    Waarde - Landschap;

  • 6.

    Het bestaande gebruik mag worden voortgezet.

  • 7.

    In aanvulling op de bepaling inzake bestaand gebruik zijn voor de afzonderlijke gebruiksvormen bepalingen opgenomen waarmee de planologische ruimte uit de geldende bestemmingsregelingen, zo veel mogelijk is gecontinueerd. In deze beheersverordening wordt uitgegaan van bestaand gebruik in 'ruime zin'. Dit betekent dat beperkte flexibiliteit op basis van geldend planologisch regime binnen enkele functies denkbaar is. Hiervoor hoeft (vaak) geen specifieke afwijkingsprocedure te worden gevolgd.

 

  • 1.

    De vrijstellingsbepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen zijn omgezet naar afwijkingsregels. Het betreft hier afwijkingen die zonder uitvoerig onderzoek kunnen worden toegepast. Toepassing van een afwijkingsbevoegdheid vindt plaats na beoordeling van het opgenomen afwegings- en toetsingskader. Hiermee worden de bestaande planologische mogelijkheden gecontinueerd.

  • 2.

    Wijzigingsbevoegdheden mogen in beheersverordeningen niet worden opgenomen en zijn dan ook niet opgenomen.

  • 3.

    De aanwezige gebruiksvormen zijn, voor zover niet passend binnen de regeling in de tabel in bijlage 2 en 3 van de regels, vermeld.

  • 4.

    De gemeente beschikt over een handboek voor digitale bestemmingsplannen; daar waar mogelijk zijn de ruimtelijke regels vertaald naar deze beheersverordening.

 

Algemene regels (hoofdstuk 3)

In de algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen die vergelijkbaar zijn met bepalingen uit een bestemmingsplan. Het betreft de anti-dubbeltelregel en algemene bouwregels en afwijkingsregels. Ook is voorzien in een regeling voor de molenbiotoop in algemene aanduidingsregels.

Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

De overgangsregels regelen situaties die niet passen binnen de regeling uit hoofdstuk 2, maar wel kunnen blijven bestaan. De slotregel bevat de naam van de beheersverordening:

"Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013".

 

 

 

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Beleidsaspecten

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.

4.2.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid staat niet aan de beheersverordening in de weg.

4.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Analyse

De voorliggend beheersverordening legt de bestaande situatie vast.

Conclusie

In de beheersverordening wordt uitsluitend het bestaande gebruik en het planologische toegestane gebruik vastgelegd. De beheersverordening past daarmee binnen het provinciaal omgevingsbeleid.

Verordening ruimte provincie Zeeland (2012)

Analyse

Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er worden geen nieuwe functies gerealiseerd. Uitgangspunt van de Verordening ruimte provincie Zeeland is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. Met de voorliggende beheersverordening is daaraan invulling gegeven. Van belang zijn de artikelen:

  • 1.

    2.1 Algemene regels voor duurzame verstedelijking. Hieraan wordt voldaan; er worden géén nieuwe functies mogelijk gemaakt.

  • 2.

    2.2 Bedrijven en detailshandelsvoorzieningen. Het gebruik van de bestaande bedrijfs- en deatailhandelspercelen is als zodanig bevestigd. Nieuwe bedrijfsfuncties en detailshandelsvoorzieningen worden niet mogelijk gemaakt. Voldaan wordt aan de Verordening Ruimte.

  • 3.

    2.3 Wonen. Er zijn -behoudens bestaande bedrijfswoningen - geen woonfuncties aanwezig. Woonfuncties worden, aangezien het een bedrijventerrein is, niet toegestaan in de beheersverordening.

  • 4.

    2.12 Bestaande natuur. Binnen het verordeningsgebied is op de Plattendijk bestaande natuur aanwezig, overigens niet aangewezen als EHS. De Plattendijk is in de beheersverordening aangeduid als een besluitvlak Waarde -Landschap. In de regeling is bepaald dat:

 

  • 1.

    de voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden, behalve voor de andere aldaar geldende besluitvlakken (Groen), mede te gebruiken zijn voor het behoud en het herstel van natuur- en landschapswaarden;

  • 2.

    bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende besluitvlakken op deze gronden niet toelaatbaar zijn, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken.

 

Op deze wijze is voorzien in een toereikende regeling om de natuurwaarden te beschermen. Overigens is de Plattendijk vooral een rijweg.

• 2.17 Landschap en Erfgoed. De Plattendijk is in de verordening Ruimte aangeduid als landschappelijk waardevol. Het deel van de Plattendijk in de beheersverordening is voorzien van een besluitvlak Waarde - Landschap (zie ook hiervoor). Daarmee is voorzien in een passende regeling om de landschap (en cultuurhistorische) waarden te beschermen.

Conclusie

De Verordening Ruimte Zeeland is op relevante onderdelen vertaald naar de regels in de beheersverordening voor het bedrijventerrein Noordlandseweg.

4.2.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Borsele 2009-2014

Analyse

De Structuurvisie Borsele 2009-2014 is opgesteld binnen de kaders van de Wro en is de opvolger van de Borsatlas 2003. De structuurvisie dient een tweeledig doel:

  • 1.

    de structuurvisie fungeert als een gemeentelijk structuurbeeld op hoofdlijnen dat in de praktijk kan dienen als “werkdocument” bij het nemen van ruimtelijke beslissingen;

  • 2.

    de structuurvisie biedt op grond van de Wro de mogelijkheid om kosten te verhalen bij beoogde en in de structuurvisie opgenomen ontwikkelingen.

 

In de structuurvisie is op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2014. Uitgangspunt hierbij is dat de structuurvisie voldoende ruimte moet bieden om nadere afwegingen te maken.

Er zijn drie centrale beleidsdoelen voor het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gemeente Borsele geformuleerd:

  • 1.

    behoud en versterking van de fysieke en sociaal-maatschappelijke kwaliteiten van Borsele; uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat ruimtelijke contrasten en de sociaal-maatschappelijke structuur in de gemeente worden behouden en versterkt, dan wel (beter) worden benut;

  • 2.

    inzichtelijk maken van toekomstige plannen met een ruimtelijke en/of sociaalmaatschappelijke component; uitgangspunt hierbij is dat deze toekomstige plannen een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de gemeente;

  • 3.

    streven naar een duurzame aanpak: bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt het aspect duurzaamheid meegewogen; het streven is om energie afhankelijkheid te verkleinen. Overlast zoals geluid en geur, wordt zoveel mogelijk beperkt ten opzichte van milieugevoelige functies. Daarnaast wordt de beschikbare ruimte zo zorgvuldig mogelijk gebruikt. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn tevens gericht op het vergroten van de toekomstbestendigheid van het gebied, zowel economisch als sociaalmaatschappelijk als fysiek.

 

Conclusie

De beheersverordening legt alleen het bestaande gebruik vast. Er zijn momenteel geen actuele concrete initiatieven, waarmee het opstellen van een beheersverordening als passend

wordt beschouwd.

Het in de structuurvisie vastgelegde beleidskader vormt een toetsingskader voor eventuele ontwikkelingen. Ontwikkelingen, passend binnen de structuurvisie, zijn altijd door middel van separate juridisch planologische procedures mogelijk (zie paragraaf 2.3).

4.3 Omgevingsaspecten

In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeninggebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richt zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

 

4.3.1 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Toetsingskader

Monumentenwet 1988.

Onderzoek en conclusie

Door burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele is archeologiebeleid vastgesteld

(d.d. 11 oktober 2011), waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsruimte die de

Monumentenwet aan gemeenten biedt.

Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een

toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een

specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij

onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische

waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op

archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd categorie 1, is een,

aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek

gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat

geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt

verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:

a. categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning

nodig;

b. categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan

50 m2 wordt verstoord;

c. categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen

onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;

d. categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen

onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;

e. categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen

onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;

f. categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen

onderzoeksplicht indien minder dan 2500 m2 wordt verstoord;

g. categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;

h. categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.

Figuur 4.1. Archeologische verwachtingswaarde (laag Walcheren)

Ter plaatse geldt een categorie 4 (donkerpaars), ofwel een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het roze/rode deel ligt buiten het verordeningsgebied.

Ter plaatse geldt een categorie 4 (donkerpaars), ofwel een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het roze/rode deel ligt buiten het verordeningsgebied.

• Voor de zone met een hoge archeologische verwachting is een besluitvlak Waarde – Archeologie – 2 opgenomen. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing.

Voor die delen die vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek wordt gewezen op de wettelijke meldingsplicht voor archeologische waarden conform art. 53 van de Monumentenwet. Dit betekent dat bij het aantreffen van archeologische sporen en vondsten direct melding wordt gedaan bij het meldpunt archeologie van de SCEZ.

Cultuurhistorie

Toetsingskader

Monumentenwet 1988.

Wet modernisering monumentenzorg.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

  • 1.

    Plattendijk. Een historische dijk. Deze dijk heeft tevens een landschappelijke waarde.

  • 2.

    Molenbiotoop van de molen 'De Vijf Gebroeders'. De Vijf Gebroeders is een korenmolen net buiten het verordeningsgebied. Het is een ronde, uit baksteen opgetrokken stellingmolen uit 1851. Het gevlucht van de molen is 21,25 / 21,40 meter. De molen is gebouwd ter vervanging van een eerdere molen op een andere plaats in het dorp, die na blikseminslag twee jaar eerder afbrandde. De molen bleef tot aan begin de jaren 60 van de 20e eeuw in bedrijf en raakte daarna in verval. Van 1968 tot 1970 werd de molen draaivaardig gerestaureerd. Hierna trad opnieuw verval in, totdat tussen 2005 en 2007 de molen weer werd gerestaureerd.

    De aanwezige cultuurhistorische waarden worden beschermd.

    • 1.

      Ten aanzien van de dijk is een besluitvlak 'Waarde - Landschap' opgenomen.

    • 2.

      Ten aanzien van de molen is een besluitvlak 'Molenbiotoop' opgenomen.

     

    4.3.2 Bodem

    Toetsingskader

    Wet bodembescherming.

    Onderzoek en conclusie

    In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Binnen het verordeningsgebied worden er geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

    4.3.3 Ecologie

    Toetsingskader

    Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998.

    Onderzoek en conclusie

    Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

    Tegen het verordeningsgebied zijn twee EHS-gebieden gelegen. Het zijn de “Dijken Zuid-Beveland”. Dit betreffen agrarische beheersdijken(bloemdijken). De locatie van deze dijken is weergegeven in figuur 4.2.

     

Figuur 4.2. EHS-gebieden (blauw) nabij het verordeningsgebied Noordlandseweg

4.3.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Besluit externe veiligheid inrichtingen;

Besluit externe veiligheid buisleidingen;

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

• Kloosterboer. Ten westen op circa 6000 meter is de inrichting “Kloosterboer” gelegen. Dit betreft een stuwadoor-inrichting waar diverse gevaarlijke stoffen verladen worden. De PR 10-6 risicocontour van deze inrichting blijft binnen de eigen inrichtingsgrenzen. Het invloedsgebied met betrekking tot het groepsrisico is echter 6500 meter. Deze reikt tot over het verordeningsgebied. De contour van het invloedsgebied is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F 1,5). De beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast en maakt ten opzichte daarvan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het groepsrisico zal derhalve niet toenemen ten gevolge van de beheersverordening. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 3.

• Kerncentrale. In de gemeente Borsele is de kerncentrale EPZ gevestigd. Het verordeningsgebied valt binnen de schuilzone en de Jodiumprofylaxe-zone van deze kerncentrale. De Jodiumprofylaxe-zone houdt in het innemen van jodiumprofylaxe (van personen tot maximaal 45 jaar). De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en niet onder de wetgeving met betrekking tot externe veiligheid, zodat er in deze paragraaf niet verder wordt ingegaan op dit aspect.

Transport gevaarlijke stoffen

Op circa 600 meter ten noorden van het verordeningsgebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Rijksweg A58. Uit de gegevens uit het basisnet weg blijkt dat deze weg over een veiligheidszone van 5 meter en een Plasbrandaandachtsgebied van 30 meter beschikt.

Gezien de afstand van het verordeningsgebied tot de weg vormt zowel de veiligheidszone als het Plasbrandaandachtsgebied geen belemmering voor de beheersverordening.

Tevens blijkt het groepsrisico ten gevolge van deze weg kleiner te zijn dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De beheersverordening zorgt niet voor een toename van het groepsrisico, omdat er geen ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie mogelijk gemaakt worden. Het groepsrisico zal daarmee kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde blijven en een nadere verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

Binnen en in de nabije omgeving van het verordeningsgebied vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, rails, water of door leidingen plaats.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beheersverordening.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Grenswaarden uit de Wet milieubeheer;

Besluit niet in betekenende mate (nibm).

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied gegeven. (zie figuur 4.3) Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksweg A58. Hieruit blijkt dat de concentratie NO2 maximaal 32,3 µg/m3 en de concentratie PM10 maximaal 25,6 µg/m3 bedraagt. Het aantal overschrijdingsdagen van het 24 uurs gemiddelde bedraagt 18. Daarmee wordt op alle fronten voldaan aan de Wet Milieubeheer. Daarom is ter plaatse van het hele verordeningsgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Figuur 4.3. Luchtkwaliteit ter plaatse van het verordeningsgebied.

4.3.6 Bedrijven en milieuhinder Toetsingskader Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

In het verordeningsgebied bevinden zich een kleine 20 bedrijven. Dit betreffen voornamelijk auto gerelateerde bedrijven, drukkerijen, reparatie- en sloopbedrijven. Dit is allemaal reeds bestaande bedrijvigheid. Vanuit het milieuspoor vindt hier afbakening ten opzichte van de omliggende functies plaats.

In het verordeningsgebied vinden verder geen ontwikkelingen plaats. Er worden dan ook geen hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca is niet noodzakelijk.

4.3.7 Water Toetsingskader Waterwet; Watertoets; Besluit ruimtelijke ordening.

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, het waterschap hanteert een watertabel bij ruimtelijke plannen. Ook voor deze beheersverordening is deze opgesteld.

 

uitwerking

Waterveiligheid Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.

Binnen het verordeningsgebied zijn geen waterkeringen gelegen, de verordening maakt daarnaast geen ontwikkelingen mogelijk. De waterveiligheid zal niet veranderen ten opzichte van de huidige waterkwaliteit ten gevolge van de beheersverordening.

Wateroverlast (vanuit opervlaktewater)

Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water.

Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situatie te voorkomen. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.

De verordening maakt geen ontwikkeling mogelijk. Het verhard oppervlak zal eveneens niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie.

Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden

Niet van toepassing

Hemel- en afvalwater (inclusief water op straat/overlast)

Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.

Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.

De beheersverordening zorgt niet voor een verandering in de afvoer van hemel- en afvalwater ten opzichte van de huidige situatie.

Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte

Niet van toepassing.

Bodemdaling

Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken

De beheersvergunning voorziet geen effect op eventuele

bodemdaling.

 

Oppervlaktewaterkwaliteit

Behoud / realisatie van goede

oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de

veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits

schoonhouden, scheiden en zuiveren

 

De beheersverordening heeft geen effect op de kwaliteit van het

oppervlaktewater, de kwaliteit zal niet verslechteren ten

opzichte van de huidige situatie.

 

Grondwaterkwaliteit

Behoud / realisatie van een goede

grondwaterkwaliteit.

Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.

 

Geen negatieve beïnvloeding.

 

Natte natuur

Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en

natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.

 

De aanwezige natuurwaarden binnen/naast het

verordeningsgebied zullen niet (negatief) beïnvloed worden

door de beheersverordening.

 

Onderhoud oppervlaktewater

Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden

worden. Rekening houden met obstakelvrije

onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande

(hout)beplanting.

 

De beheersverordening zorgt niet voor een belemmering van de

onderhoudsstroken.

 

Andere belangen waterbeheerder(s)

 

Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren.

De beheersverordening voorziet geen ruimtelijke ontwikkeling in de directe nabijheid van objecten in eigendom van het waterschap.

Scheepvaart en/of wegbeheer

Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige

vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij

Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.

 

De beheersverordening heeft geen invloed op de (vaar)wegen

van het waterschap en of Rijkswaterstaat.

 

Conform de watertoetstabel blijkt dat het aspect water binnen de beheersverordening geen

belemmering vormt voor de beheersverordening.

4.3.8 Geluid

Toetsingskader

Wet geluidhinder (Wgh).

Onderzoek en conclusie

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen, met uitzondering van 30km/h-wegen en woonerven, liggen geluidszones.

Binnen deze geluidszones dient de geluidsbelasting op gevels van geluidgevoelige gebouwen

binnen de in de Wgh gestelde eisen te blijven. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige

ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek naar geluidhinder is niet aan de orde.

 

Spoorweglawaai

 

Spoorweglawaai is niet aan de orde, gezien het ontbreken van spoorwegen in of in de nabijheid van het verordeningsgebied.

 

Industrielawaai

 

Industrielawaai is niet aan de orde, gezien het ontbreken van een gezoneerd industrieterrein in of in de nabijheid van het verordeningsgebied.

 

4.3.9 Verkeer en parkeren

 

Ontsluiting autoverkeer

 

Het bedrijventerrein wordt via de Noordlandseweg en Clara's Pad ontsloten op Drieweg (provinciale weg N665). Deze weg is sluit via de Nieuwe Rijksweg (N664) en op- en afritnummer 36 aan op de autosnelweg A58.

 

Langzaam verkeer

 

Het langzaamverkeer wordt afgewikkeld via de rijbaan van de Noordland. Er zijn geen aparte fiets- en/of voetpaden aanwezig. Langs de Noordlandseweg zijn aan weerszijden fietssuggestiestroken aanwezig.

 

Openbaar vervoer

 

In de nabijheid van het verordeningsgebied wordt geen openbaar vervoer aangeboden in de vorm van lijndiensten. De lijndiensten halteren in de kern Heinkenszand en verbinden deze plaats met Goes en omliggende kernen.

 

Parkeren

 

Parkeren geschiedt op parkeerstroken die langs de rijbaan zijn gesitueerd. Deze zogenaamde rabatstroken zijn circa 2 meter breed. Voor het overige wordt geparkeerd op de kavels.

 

4.3.10 Ruimtelijk kader

 

Ligging plangebied

 

Bedrijventerrein Noordlandseweg ligt aan de noordwestzijde van de dorpskern Heinkenszand in de gemeente Borsele en ligt op de rand van de bebouwde kom.

Het gebied grenst aan de oostzijde aan de bebouwde kom van Heinkenszand en wordt hiervan geschieden door de voormalige spoorlijn tussen Goes en Borsele. Het gebied wordt omsloten door respectievelijk de Noordlandseweg aan de noord- en westzijde en door de Plattendijk aan de zuidzijde. Aangrenzend ligt het open landelijk gebied van Heinkenszand

bestaande uit agrarische gronden, overwegend grasland en akkerbouw.

 

Omgeving

 

Langs de zuid- en westzijde is het gebied omzoomd door een brede landschappelijke zone.

Deze groene rand bestaat uit een greppel met taluds, opgaande beplanting en dichte begroeiing bestaande uit bomen, struiken en hagen waardoor het gebied in grote mate wordt afgeschermd van de omgeving. De brede groenzone langs de Plattendijk gaat over in een langgerekt bebouwingslint die via de Stationsweg doorloopt in de richting van de dorpskern. In de tweede linie achter deze bebouwing aan de Stationsweg ligt een manege. Het bedrijventerrein grenst aan de oostzijde aan de bij de manege behorende weiden waardoor het gebied een enigszins gekant verloop heeft.

 

Gebiedsopbouw

 

Het bedrijventerrein is slechts vanaf de noordzijde zichtbaar vanaf de openbare weg en wordt hiervandaan op twee punten ontsloten. De entrees liggen op een onderlinge afstand van circa 265 meter en zijn verbonden via de Noordland. Deze 7 meter brede interne ringweg heeft een slingerend verloop naar analogie van de buitenranden van het gebied en is opgebouwd uit vijf rechtstanden. De bebouwing staat haaks dan wel evenwijdig aan de richting van de weg. De bedrijfskavels liggen aan weerszijden van deze weg waarbij de bebouwing haaks dan wel evenwijdig aan de richting van de weg staat. De kavelgrootte varieert van circa 1.000 tot 6.000 m2. Een veelvuldig voorkomende kavelgrootte heeft een omvang van circa 3.000 m2 (50 bij 60 meter). Daarbij is ten hoogste 60% van het bedrijfskavel bebouwd. Vanaf de ringweg is aan de zuidoostzijde een korte doorsteek aanwezig. Deze weg eindigt op de terreingrens van het bedrijventerrein en is niet verlengd richting de Plattendijk.

 

Het bedrijventerrein heeft een kleinschalige en functionele opzet. Het gebied is gering van omvang en daardoor compact en efficiënt verkaveld. De bedrijfskavels grenzen direct aan de openbare weg of de hierlangs gelegen parkeerstrook (rabatstrook) al dan niet afgeschermd door hekwerken. De bedrijfskavels voorlangs de Noordland hebben een bebouwingsvrije zone van ten minste 5 meter vanaf de kant van weg. De onbebouwde ruimte op de kavels wordt aangewend voor de stalling en opslag van goederen. De bedrijfsbebouwing bestaat uit bedrijfsloodsen en hallen gedekt met een flauw hellend zadeldak. De bouwhoogte ligt op ten hoogste 7 meter. De bedrijfsbebouwing heeft een licht grijze kleurstelling waarbij overwegend een blauwe accentkleur is toegepast. Op een enkele smalle bermstrook na is er geen intern groen aanwezig. Vrijwel het gehele gebied is daardoor verhard. Rondom het gebied ligt een brede en robuuste groenstrook.

 

Functies

Op het bedrijventerrein zijn met name productie- en verwerkingsgerelateerde bedrijven aanwezig. Aan de noordzijde, langs de Noordlandseweg, zijn tevens twee autoservice bedrijven gelegen. Het bedrijventerrein wordt voornamelijk geëxploiteerd door lokale ondernemers. Daarbij zijn tevens enkele bedrijfswoningen aanwezig (zie bijlage 2 in de regels).

 

 

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke toetsing

5.1 Resultaten inspraak- overlegprocedure

5.1.1 Inspraakreacties

Het ontwerpbesluit en de ontwerpbeheersverordening Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013 waren in de periode van 14 maart tot en met 10 april 2013 digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en www.borsele.nl. Daarnaast lagen de betreffende stukken ter inzage in het gemeentehuis in Heinkenszand.

Gedurende deze periode zijn er geen inspraakreacties ontvangen.

5.1.2 Overlegreacties

De ontwerpbeheersverordening is toegezonden aan de overlegpartners. De provincie Zeeland en het Waterschap Scheldestromen hebben aangegeven te kunnen instemmen met de beheersverordening. Van de overige overleg partners heeft de gemeente geen reactie ontvangen.

 

 

Bijlage 1 Lijst met functies

 

 

 

 

2

Het Voorportaal

Noordland 2 Heinkenszand

het oprichten van een restauratiebedrijf voor oldtimers, plaatwerk en kleinonderhoud

2

Marjo Autoservice

Noordland 2A Heinkenszand

garagebedrijf inclusief kantoor

1

Fitnesscentrum Fit-live

Noordland 2B Heinkenszand

aerobic-/fitnesscentrum

2

Drukkerij Driedijk

Noordland 3 Heinkenszand

drukkerij

2

J.C.M. Rentmeester

Noordland 5 Heinkenszand

opnamestudio/bewerking van muziek

3.2

Aannemersbedrijf Traas en Ovaa Infra B.V

Noordland 7 Heinkenszand

aannemersbedrijf, opslagterrein, loods, stalling machines tbv wegenbouwmaterialen en kantoor

2

G&G Autoservice V.O.F.

Noordland 10 Heinkenszand

reparatie- en onderhoudsbedrijf van automobielen

1

Canuck BV

Noordlandseweg 11 Heinkenszand

inrichting voor installeren van en handel in tapmaterialen voor dranken

3.2

Transportbedrijf van de Swaluw B.V.

Noordland 13 Heinkenszand

transportbedrijf

3.2

Timmerfabriek de Mol B V

Noordland 17 Heinkenszand

houtopslagloods en machinale houtbewerking

3.1

M.C. Cappon

Noordland 21 Heinkenszand

metaalwerkzaamheden

3.1

VSS Construct B.V.

Noordland 23 Heinkenszand

metaalbewerkingsbedrijf waar landbouwmachines worden geconstrueerd en ontworpen inclusief lassen

3.2

J.A. van 't Westende / Wending

Noordland 27 Heinkenszand

kringloopwinkel en Sloopbedrijf

3.2

Van 't Veer Internationaal Transport B.V.

Noordland 28 Heinkenszand

internationaal transportbedrijf

2

Drukkerij Capello B.V.

Noordland 29 Heinkenszand

offset- en zeefdrukkerij

3.1

Tamoil Tankstation Heinkenszand

Noordlandseweg 3 Heinkenszand

onbemand tankstation type B

2

Machineservice Luteijn

Noordlandseweg 3A Heinkenszand

service-, onderhoud- en reparatiebedrijf met wasstraat

1

HC Dakbehandeling

Noordlandseweg 5 Heinkenszand

het opslaan van materialen voor allerlei soorten dakbehandeling en voor het stallen van bedrijfsauto's

2

P.P. Voois

Noordlandseweg 7 Heinkenszand

garagebedrijf waar op kleine schaal onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd aan motorvoertuigen. Ook worden tweedehands auto's verhandeld.

3.2

G. Delivorias

Noordlandseweg 9 Heinkenszand

constructiebedrijf voor het vervaardigen van speciale constructies voor divers bedrijven

 

 

 

Bijlage 2 Luchtfoto bedrijventerrein Noordlandseweg

Bijlage 3 Verantwoording groepsrisico Bedrijventerrein Noordlandseweg

3.1 Inleiding

In verband met het opstellen van de beheersverordening “Noordlandseweg” is de externe veiligheidssituatie onderzocht. Voor het verordeningsgebied is een aantal risicobronnen relevant. Deze notitie gaat in op de verantwoording van het groepsrisico (GR) ten gevolge van deze risicobron.

 

3.2 Groepsrisico

Het groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting/transportmodaliteit en een ongewoon voorval binnen die inrichting of met een transportmodaliteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een fN-curve, waarin het aantal doden is uitgezet tegen de cumulatieve kans op scenario's met dat aantal doden. In de fN-curve wordt een oriëntatiewaarde aangegeven, die het ijkpunt aangeeft waarin gezocht moet worden naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.

3.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Bij de verantwoordingsplicht van het groepsrisico staat de vraag centraal in hoeverre het groepsrisico als gevolg van de beheersverordening kan worden geaccepteerd, waarbij ook wordt ingegaan op welke veiligheidsverhogende maatregelen er getroffen kunnen worden.

 

Beheersverordening

De huidige activiteiten worden in de beheersverordening vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten gevolge hiervan kan/zal het groepsrisico niet toenemen. Om die reden wordt dan ook volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Relevante risicobronnen

Voor het verordeningsgebied is met betrekking tot de groepsrisicoverantwoording één risicobron relevant, te weten:

• Bevi-inrichting Kloosterboer V.O.F.

Voor een overzicht van alle relevante risicobronnen binnen en in de nabije omgeving van het verordeningsgebied wordt verwezen naar de milieuparagraaf (4.3.4) in de toelichting van de beheersverordening.

Vaststellen van het groepsrisico

In het kader van de beheersverordening is het groepsrisico (GR) beschouwd voor deze risicobron. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie van de risicokaart (www.risicokaart.nl).

 

De hoogte van het GR is als volgt.

• Kloosterboer V.O.F. betreft een stuwadoor-inrichting waar diverse gevaarlijke stoffen verladen worden. Het invloedsgebied met betrekking tot het groepsrisico is echter 6.500 meter. Deze reikt tot over het verordeningsgebied Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013. Conform de gegevens van de risicokaart blijkt dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. De beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast en maakt ten opzichte daarvan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het groepsrisico zal derhalve niet toenemen ten gevolge van de beheersverordening.

3.4 Maatregelen

Bronmaatregelen ter beperking van de risico's zijn niet mogelijk. De inrichting voldoet conform milieuwetgeving aan het BBT-principe (Best Beschikbare Techniek).

Het verordeningsgebied ter hoogte van het invloedsgebied kan in westelijke en oostelijke richting goed worden ontsloten door de Noordlandseweg en de Plattendijk.

De bereikbaarheid van het plangebied voor de hulpverleningsdiensten is goed en er is voldoende primaire bluswatervoorziening aanwezig. De brandweer kan binnen de zorgnorm in het verordeningsgebied aanwezig zijn.

3.5 Mogelijkheden van zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid worden door de gemeente overwogen bij nieuwe ontwikkelingen in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen.

De beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast. Bestaande functies worden gehandhaafd. Er worden dan ook geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, waardoor maatregelen gericht op de verbetering van de zelfredzaamheid voor deze beheersverordening niet aan de orde zijn.

Binnen het verordeningsgebied is, gelet op de aard van het gebied (bedrijventerrein), de kans op aanwezige niet zelfredzame personen klein.

 

 

Bijlage 4 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsacti­viteiten'

 

1. Algemeen

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is ge­bruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en be­drijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk rele­vante milieuaspecten van belang:

 

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf rele­vant zijn.

 

2

geluid;

 

geur;

 

stof;

 

gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

 

 

Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'

 

Algemeen

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsacti­

viteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering

(2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen1). De 'stan­daard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld:

-om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen;

-in buitengebieden;

-op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwonin­gen;

-om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.

1) Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzo­nering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop gebaseerde Staat van Bedrijfsactiviteiten de 'stan­daard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd.

 

In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende

activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling

In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld.

De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking.

 

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

 

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt.

Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast

dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.

 

Omgevingstype rustige woonwijk

 

In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.

 

Omgevingstype gemengd gebied

 

In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur.

Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

 

Bedrijfswoningen

 

Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

 

Te hanteren richtafstanden

 

De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

 

 

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrij­ven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:

 

milieucategorie

 

 

richtafstand (in meters)

 

rustige woonwijk

 

gemengd gebied

 

1

101

0

2

30

102

3.1

50

30

3.2

100

50

4.1

200

100

4.2

300

200

5.1

500

300

5.2

700

500

5.3

1000

700

6

1500

1000

 

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen

In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen.

 

Het betreft:

- bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;

- bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;

- bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen.

In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

 

De toegepaste 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'

 

De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie.

Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan.

In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de

activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNG-publicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen.

Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege

strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren.

 

 

1) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.

 

2) Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of

onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.

 

Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten1 van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.

1) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBI-code 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling.

 

3. Flexibiliteit

 

De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de 'standaard SvB' en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving

(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een omgevingsvergunning kan toestaan. Om

deze omgevingsvergunning te kunnen verlenen, moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen

dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om afwijking middels een omgevingsvergunning wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. SBI 93/standaard SvB oktober 2010

 

1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de

nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.

 

1) Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.

 

 

 

REGELS

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 verordening

de beheersverordeningHeinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013

overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0654.BVNW2013-0002 met bijbehorende bestanden.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende

bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een

hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt

ten behoeve van het hoofdgebouw;

1.4 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere door het college van burgemeester en

wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van

archeologie;

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend

door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm

voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.6 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op in dat gebied

voorkomende archeologische sporen en relicten;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige

archeologische sporen en relicten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een

maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.12 bedrijfsvloeroppervlak:

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;

1.14 beperkt kwetsbare objecten

a. Verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen en woonwagens per hectare en dienst- en bedrijfswoningen van derden.

b. Kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

c. Hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

d. Winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen.

f. Kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

g. Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.

h. Objecten die met de onder a. tot en met e. en g. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.

i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.15 bestaand

a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  • 1.

    aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;

  • 2.

    nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

  • 3.

    c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. bestaande goot- of bouwhoogte: goot- of bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

e. onder bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt tevens verstaan voorgaande wet- en regelgeving die hiermee gelijk wordt gesteld.

1.16 besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.17 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 bijgebouw:

een aan het hoofdgebouw gebouwd of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gemeentelijke kwaliteitscoördinator:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

1.27 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.29 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap en natuur;

1.30 landschapswaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.31 Maatregelkaart-in-lagen:

deze kaart geeft inzicht in de ligging van alle gewaardeerde terreinen en de aan- of afwezigheid van alle in de ondergrond aanwezige relevante archeologische niveaus. De Maatregelenkaart-in-lagen geeft vlakdekkend weer wanneer welke maatregelcategorie in het kader van de ruimtelijke ordening in principe van toepassing is;

1.32 milieudeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

1.33 natuurwaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.34 nutsvoorzieningen: voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

1.35 peil:

a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;

b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;

c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.36 risicovolle inrichtingen: bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.37 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;

c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.38 tuin-/erfafscheiding: bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen.

1.39 voorerf: gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;

1.40 voorgevel: de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;

1.41 voorgevellijn:

denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.42 vrijstaand: een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.43 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.44 Wed:

de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.45 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde inwerkingtreding van dit plan;

1.46 windturbine:

een windturbine is een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt;

1.47 woning: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

1.48 Wro: de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstanden:

van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwde oppervlak:

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak:

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

 

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in de besluitvlak Bedrijf gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

 

3.2 Aanvulling op lid 3.1 ten aanzien van het GEBRUIK

3.2.1 Besluitvlak bedrijf

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bedrijfswoningen zoals opgenomen in bijlage 2;

c. verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van het besluitvlak;

d. detailhandel is niet toegestaan.

 

3.3 Aanvulling op lid 3.1 ten aanzien van het BOUWEN

3.3.1 Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om bedrijfsgebouwen, en bestaande bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde te bouwen.

3.3.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de afstand van een gebouw tot de voorste perceelsgrens van het bouwperceel bedraagt niet minder dan 5 m;

b. de afstand van een gebouw tot de achterste grens van het bouwperceel bedraagt niet minder dan 3 m;

c. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tussen de onder lid a en b in dit lid genoemde grenzen, bedraagt niet meer dan 60%;

d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bebouwingspercentage 81%' bedraagt de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel tussen de onder lid a en b in dit lid genoemde grenzen niet meer dan 81%;

e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 7 meter;

f. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter.

3.3.3 Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de afstand van een bedrijfswoning tot de voorste grens van het bouwperceel bedraagt niet minder dan 5 m;

b. het bewoonbaar vloeroppervlak van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 200 m², de inhoud bedraagt niet meer dan 750 m³;

c. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt niet minder dan 3 m;

d. bij iedere bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 m²;

e. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter en de totale hoogte maximaal 10 meter;

f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de totale hoogte maximaal 7 meter;

g. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling minimaal 30o.

 

3.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

3.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

3.4.1 Bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid

3.1 en lid 3.3.2 sub c voor een hoger bebouwingspercentage ter plaatse van de gronden met het besluitsubvlak 'hoger maximum bebouwingspercentage', met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 75%;

b. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.

d. bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

 

3.4.2 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid

3.1 en lid 3.3.2 voor een hogere bouwhoogte van een bedrijfsgebouw , lid 3.3.4 voor een hogere hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. de afwijking van de bouwhoogte van bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 m;

c. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;

d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.

e. bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de gemeentelijke kwaliteitscoördinator.

3.5 Afwijken ten aanzien van het GEBRUIK

3.5.1 Detailhandel

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van lid

3.1 en lid 3.2.1 sub e voor het toestaan van detailhandelsbedrijven in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.

 

3.5.2 Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.2.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 3.2.1, sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten, met in achtneming van de volgende bepaling:

a. Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning in lid 3.5.2 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid genoemde criterium voor het verlenen van afwijken bij omgevingsvergunning is voldaan.

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het besluitvlak Groen gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

 

4.2 Aanvulling op lid 4.1 ten aanzien van het GEBRUIK

4.2.1 Besluitvlak Groen

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

a. plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groen- en recreatieve voorzieningen.

4.3 Aanvulling op lid 4.1 ten aanzien van het BOUWEN

4.3.1 Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen ten behoeve van het besluitvlak, met in achtneming van de volgende bepalingen:

4.3.2 Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;

b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

c. de afstand tot de grens van het besluitvlak bedraagt minimaal 5 meter.

 

4.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

a. antennes: 5 meter;

b. speeltoestellen: 3 meter;

c. ballenvangers: 6 meter;

d. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;

e. lichtmasten en overige masten: 8 meter;

f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

4.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

4.4.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.3.3 tot een hoogte van maximaal 10 meter, met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het besluitvlak Verkeer gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

 

5.2 Aanvulling op lid 5.1 ten aanzien van het GEBRUIK

5.2.1 Besluitvlak Verkeer

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor:

a. verhardingen, wegen, voet-en fietspaden, rabatten, parkeervoorzieningen, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

5.3 Aanvulling op lid 5.1 ten aanzien van het BOUWEN

5.3.1 Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 5.1 is het toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen.

5.3.2 Gebouwen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;

b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;

c. de afstand tot de grens van het besluitvlak bedraagt minimaal 5 meter.

 

5.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

a. antennes: 5 meter;

b. speeltoestellen: 3 meter;

c. ballenvangers: 6 meter;

d. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 meter;

e. lichtmasten en overige masten: 8 meter;

f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

 

5.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

5.4.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 5.3.3 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2

 

6.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het besluitvlak Waarde - Archeologie - 2 gelegen gronden en bestaande

bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde

afmetingen en op dezelfde locatie.

6.2 Aanvulling op lid 6.1 ten aanzien van het GEBRUIK

6.2.1 Besluitvlak Waarde - Archeologie - 2

 

De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar

geldende besluitvlakken, mede aangewezen voor bescherming en veiligstelling van de ter

plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, waarbij geldt dat het

besluitvlak "Waarde - Archeologie - 2" prevaleert boven de andere aldaar geldende

besluitvlakken.

6.2.2 Verboden gebruik

 

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in ieder geval

gerekend:

a. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

6.3 Aanvulling op lid 6.1 ten aanzien van het BOUWEN

6.3.1 Toelaatbare bebouwing

 

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van het in lid 6.1 en 6.2

genoemde besluitvlak;

b. bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende besluitvlakken, uitsluitend onder

voorwaarde van het bepaalde in lid 6.3.2 en 6.3.3.

6.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende

regel:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

6.3.3 Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)

 

Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende

bestemmingen gelden, met inachtneming van de voor de betreffende bestemming(en)

geldende (bouw)regels, de volgende regels:

a. reeds bestaande bouwwerken mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande

oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij

gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;

b. er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid als wordt voldaan aan

tenminste één van de volgende voorwaarden:

1. de oppervlakte van de bodemverstoring is niet groter dan 250 m²;

2. de bodem wordt tot maximaal 40 cm onder maaiveld geroerd.

 

6.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

 

6.4.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 6.3.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter;

b. lid 6.3.3, sub b tot voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bodemverstoring groter is of de bodem dieper geroerd wordt dan de aangegeven

maximale maat, indien:

1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van een archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is;

of

2. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

6.4.2 Procedureregel

 

Burgemeester en wethouders winnen ter beoordeling van het rapport, zoals bedoeld in lid 6.4.1, sub b, onder 2 schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige.

 

6.4.3 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning

 

Voor zover het oprichten van een bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is als bedoeld in lid 6.4.1, sub b, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende

voorschriften verbinden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;

c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.5.1 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het ophogen, ontginnen, bodemverlagen, afgraven of egaliseren van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist;

b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 40 cm;

c. het omzetten van grasland in bouwland;

d. het planten of verwijderen van houtgewas;

e. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

g. het aanleggen van drainage;

h. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

 

6.5.2 Uitzonderingsregels

 

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;

b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;

c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 250 m2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld wordt geroerd.

2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld wordt geroerd.

 

6.5.3 Werken of werkzaamheden slechts onder voorwaarden toelaatbaar

 

De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en

b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waaruit naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt dat:

1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of

2. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of

3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

 

6.5.4 Procedureregel

 

Burgemeester en wethouders winnen met betrekking tot het bepaalde in lid 6.5.3 schriftelijk advies in bij een door hen aan te wijzen archeologisch deskundige.

 

6.5.5 Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning

Voor zover de in artikel 6.5.1 genoemde werken en werkzaamheden kunnen leiden tot onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, kunnen burgemeester en wethouders aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften verbinden:

a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;

c. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

Artikel 7 Waarde - Landschap

 

7.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in de besluitvlak Waarde - Landschap gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

7.2 Aanvulling op lid 7.1 ten aanzien van het GEBRUIK

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende besluitvlakken, mede te gebruiken voor het behoud en het herstel van natuur-, cultuur- en landschapswaarden.

 

7.3 Aanvulling op lid 7.1 ten aanzien van het BOUWEN

 

7.3.1 Toelaatbare bebouwing

 

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.2 genoemde bestemming worden gebouwd:

a. gebouwen;

b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

7.3.2 Verboden bebouwing

 

Bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende besluitvlakken zijn op deze gronden niet toelaatbaar, met uitzondering van reeds bestaande bouwwerken.

 

7.3.3 Gebouwen

 

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a. de oppervlakte van een gebouw bedraagt maximaal 15 m2;

b. de bouwhoogte van het gebouw bedraagt maximaal 3,5 meter;

c. de afstand tot de grens van het besluitvlak bedraagt minimaal 5 meter.

 

7.3.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

 

Bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

 

7.4 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in: a. lid 7.3.2 voor het bouwen of uitbreiden van bouwwerken van de voor deze gronden andere aldaar geldende besluitvlakken, mits de natuur - en landschapswaarden van de gronden

hierdoor niet onevenredig worden geschaad;

b. lid 7.3.4, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

 

9.1 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken

 

9.1.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in Hoofdstuk 2 Gebiedsregels, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a. de plaatsing van hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;

c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.1.2 Procedureregel

 

De in lid 9.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gronden in verband met calamiteiten.

 

9.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

9.2.1 Bestaande afstanden

 

Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 Gebiedsregels is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

 

9.2.2 Bestaande maten en hoeveelheden

 

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de dag van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 Gebiedsregels is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden

als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

 

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

10.1.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

a. de in het besluitvlak Vrijwaringszone - molenbiotoop gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;

b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

 

10.1.2 Aanvulling op lid 10.1 ten aanzien van het GEBRUIK

a Besluitvlak vrijwaringszonec - molenbiotoop

In aanvulling op het bepaalde in lid 10.1.1 is het toegestaan gronden en gebouwen te gebruiken voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

10.1.3 Aanvulling op lid 10.1 ten aanzien van het BOUWEN

a Toelaatbare bebouwing

In aanvulling op het bepaalde in lid 10.1.1 mogen bouwwerken worden gebouwd die zijn toegestaan op grond van de andere voor deze gronden van toepassing zijnde gebiedsregels.

b Uitzonderingsbepaling

Bij de bouw van enig bouwwerk binnen de op de verbeelding opgenomen aangeduide molenbiotoop ter plaatse van de molen "De Vijf Gebroeders" te Heinkenszand gelden de volgende hoogtebepalingen:

a. binnen 300 meter vanaf de molen mag geen bebouwing, hoger dan de stelling van de molen worden opgericht;

b. vanaf een omtrek van 300 meter tot 500 meter rond de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende bepaling:

 

maximale bouwhoogte = 8 + (afstand molen - 300) 100

10.1.4 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;

b. ophogen van gronden.

 

a Uitzonderingsregel

Het in lid 10.1.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

a. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die de normale werkzaamheden betreffen;

b. werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden die op het tijdstip van de vaststelling van dit plan in uitvoering zijn.

b Toelaatbaarheid

De in een omgevingsvergunning opgenomen werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.1.4 onder a zijn slechts toelaatbaar indien geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element.

Advies

Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van een molendeskundige omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen en de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

10.1.5 Afwijken ten aanzien van het BOUWEN

a Afwijken middels omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

a. lid 10.1.3 onder b tot een bouwhoogte van 7 m;

b. bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning als bedoeld onder lid a winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning de windvang voor de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht;

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

 

11.1.1 Afwijken middels omgevingsvergunning

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels in dit plan voor:

a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;

b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:

1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;

c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bebouwingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar;

d. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

 

11.1.2 Vergunningvereiste

 

De in lid 11.1.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien:

a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;

b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

c. dit niet leidt tot wijziging van de op de kaart aangegeven bestemming.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van

dat bestemmingsplan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b. het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat bestemmingsplan.

 

Artikel 13 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening "Heinkenszand, gedeelte Bedrijventerrein Noordlandseweg, 2013"

 

Bijlagen bij de regels

 

 

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerrein

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

 

Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

 

 

- niet van toepassing of niet relevant

< kleiner dan

> groter

= gelijk aan

cat. categorie

e.d. en dergelijke

kl. klasse

n.e.g. niet elders genoemd

o.c. opslagcapaciteit

p.c. productiecapaciteit

p.o. productieoppervlak

b.o. bedrijfsoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit

u uur

d dag

 

w week

j jaar

B bodemverontreiniging

C continu

D divers

L luchtverontreiniging

Z zonering op basis van Wet geluidhinder

R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van

toepassing)

V Vuurwerkbesluit van toepassing

G/P verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer:

1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking

2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking

 

Bijlage 2 Bestaande bedrijfswoningen

 

adres

Noordland 5, Heinkenszand

Noordland 11, Heinkenszand

Noordland 2

 

 

Bijlage 3 Afwijkende functies

milieucategorie

bedrijf

adres

SBI-code

3.2

Aannemersbedrijf Traas

en Ovaa Infra B.V

Noordland 7

Heinkenszand

45 - A

3.2

Transportbedrijf van de

Swaluw B.V.

Noordland 13

Heinkenszand

501, 502, 504, 6024

3.2

Timmerfabriek de Mol

BV

Noordland 17

Heinkenszand

203, 204

3.1

M.C. Cappon

Noordland 21

Heinkenszand

281 -1

3.1

VSS Construct B.V.

Noordland 23

Heinkenszand

281 -1

3.2

J.A. van 't Westende /

Wending

Noordland 27

Heinkenszand

45 - A

3.2

Van 't Veer Internationaal

Transport B.V.

Noordland 28

Heinkenszand

6024

3.1

Tamoil Tankstation

Heinkenszand

Noordlandseweg 3

Heinkenszand

505 - 2

3.2

G. Delivorias

Noordlandseweg 9

Heinkenszand

2852