Organisatie | Albrandswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling bezwarencommissie personeelsaangelegenheden ALBRANDSWAARD |
Citeertitel | Regeling bezwarencommissie personeelsaangelegenheden Albrandswaard |
Vastgesteld door | geattribueerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2014 | 01-12-2013 | 01-01-2014 | Onbekend | 25-03-2014 Gemeenteblad | Onbekend |
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a van de CAR/UWO. Hij die is aangesteld door het college van de gemeente Albrandswaard of waarmee het college een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten.
De algemene wet bestuursrecht.
Gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk
Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie
De medewerker wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken conform artikel 1:2 Awb.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard
De bezwarencommissie personeelsaangelegenheden dat advies uitbrengt aan het bestuursorgaan over de beslissing op bezwaar van een medewerker.
Een persoon die is aangewezen om zitting te nemen in de commissie en die geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
Ambtenaar, stagiaire, leer-werkbaner (artikel 1:2:2 CAR/UWO) en hij die is aangesteld als:
a. Buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand (babs);
het college van de gemeente Albrandswaard dat het besluit, waartegen een medewerker bezwaar heeft gemaakt, heeft genomen.
1.Er is een bezwarencommissie personeelsaangelegenheden.
2.De commissie adviseert over de door het verwerend orgaan te nemen beslissing op bezwaar, ingediend door een medewerker van de gemeente Albrandswaard, aangaande
a.een voor hem genomen besluit over een personele aangelegenheid of
b.het nalaten van het nemen van een dergelijk besluit.
3.Van de advisering door de commissie kan het verwerend orgaan afzien, indien reeds geheel aan het bezwaar is tegemoetgekomen en de indiener van het bezwaarschrift geen belang heeft bij een oordeel over het oorspronkelijke besluit.
Artikel 3 Samenstelling, benoeming en vergoeding commissieleden
1.Het dagelijks bestuur van de BAR-organisatie benoemt, schorst en ontslaat de leden, nadat daarover overleg is gevoerd in het Georganiseerd Overleg conform het bepaalde in lid 3.
a. Eén voorzitter, die wordt gekozen door het dagelijks bestuur en de bonden gezamenlijk;
b. Eén lid, die wordt gekozen door de gezamenlijke bonden;
c. Eén lid, die wordt gekozen door het dagelijks bestuur van de BAR-organisatie.
3.Het dagelijks bestuur bereikt in het Georganiseerd Overleg overeenstemming over de benoeming van twee voorzitters en een groep van minimaal vier commissieleden, waaruit de ambtelijk secretaris per behandeling van bezwaar één commissie samenstelt conform het bepaalde in lid 2. Daarbij houdt hij rekening met de aard van het bezwaar, de specifieke deskundigheid van de leden en de beschikbaarheid.
4.De voorzitter en de leden van de commissie dienen onafhankelijk te zijn en gezamenlijk deskundig op het gebied van ambtenarenrecht, functiewaardering en HRM.
5.De vergoeding van de commissieleden bedraagt € 90 per uur. Voor de voorbereiding en de nabespreking gezamenlijk mag maximaal de vergadertijd in rekening worden gebracht. De reiskosten worden vergoed op basis van de dienstreisvergoeding voor de ambtenaren. De commissieleden dienen de declaratie in bij de ambtelijk secretaris van de commissie.
1.Onverenigbaarheden voor de voorzitter en de overige leden van de commissie zijn:
a. Lidmaatschap van de gemeenteraad, colleges van de BAR, het algemeen of dagelijks bestuur van de BAR-organisatie;
b. Medewerker of inhuurkracht bij de BAR(-organisatie);
c. Adviseur van de medezeggenschap van de BAR(-organisatie);
d. Bestuurder van een vakorganisatie die het personeel vertegenwoordigd bij de BAR(-organisatie);
e. Lid van een plaatsings-, functiewaarderings- of adviescommissie voor personeelsaangelegenheden bij de BAR(-organisatie);
f. Betrokkenheid bij het opstellen HRM-beleid of regelgeving voor de BAR(-organisatie);
g. Betrokkenheid bij de voorbereiding van het onderhavige besluit.
2.De voorzitter of een lid van de commissie neemt niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.
De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen bij de uitoefening van hun lidmaatschap ter kennis komt, voor zover het belang van de medewerker dit vereist.
Mochten er naar het oordeel van de ambtelijke secretaris onvoldoende voorzitters of leden beschikbaar zijn, dan blijft de aftredende voorzitter of het aftredende lid van de commissie zijn functie vervullen, totdat in de opvolging is voorzien. De ambtelijk secretaris maakt dit schriftelijk kenbaar aan de aftredende voorzitter of lid.
Artikel 10 Uitoefening bevoegdheden
Voor de toepassing van deze regeling worden de bevoegdheden op grond van de volgende artikelen van de Awb uitgeoefend door de ambtelijk secretaris van de commissie, voor zover de voorbereiding van de beslissing op bezwaren in handen van de commissie is gesteld:
Artikel 11 Verstrekking stukken aan de commissie
Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle stukken te overleggen die betrekking hebben op het bezwaarschrift.
2.De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe ter zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, waarvoor geen budget beschikbaar is gesteld, is vooraf machtiging van de werkgever nodig. De ambtelijk voorzitter probeert deze machtiging te verkrijgen.
Voor het houden van een hoorzitting is, onverminderd het bepaalde in artikel 7:13 lid 3 Awb, vereist dat de voorzitter en één lid aanwezig zijn.
De leden van de commissie, het verwerende orgaan en de medewerker kunnen binnen één week na verzending, van de in het tweede lid bedoelde nadere informatie, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter neemt een beslissing op een dergelijk verzoek.
Het advies wordt, met het verslag als bedoeld in artikel 17 van deze regeling en de eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.