Organisatie | Utrechtse Heuvelrug |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2014 | nieuwe regeling | 14-07-2014 electronisch gemeenteblad 15-07-2014 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
g: offerte: Een op een beleidsopdracht gebaseerde beschrijving door de aanvrager van de producten die en de voorwaarden waaronder de aanvrager levert.
h: prestatie: In meetbare eenheden omschreven resultaten.
k: subsidiebeschikking: Een schriftelijke besluit dat volgt op een aanvraag om subsidie.
l: subsidie-ontvanger: Een aanvrager die op grond van een aan hem afgegeven beschikking aanspraak kan maken op een subsidie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
m: subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde begroting.
n.subsidieregeling: De nadere uitwerking door het college van de bepalingen uit deze verordening.
o: uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst, in de zin van artikel 4:36 van de Awb, tussen de aanvrager en het gemeentebestuur wordt gesloten ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening zoals de afgesproken verplichtingen, activiteiten en de beoogde resultaten.
p: vaststellingsbeschikking: Een schriftelijke besluit dat wordt genomen ter vaststelling van het subsidiebedrag.
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Het college stelt bij nadere regeling(en) (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke aanvragers voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Uitzondering op het in lid 1, onder a, gestelde wordt gemaakt voor rechtspersonen met rechtsbevoegdheid die met winstoogmerk voorschoolse educatie aanbieden binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De voorschoolse educatie dient te voldoen aan het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Artikel 14 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 17 Subsidievaststelling
Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid, aanhef en onder a of c, is ingediend, kan het college de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan worden overgegaan tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 18 Subsidie op grond van beleidsopdrachten
subsidie-ontvanger op basis van tussentijdse rapportages. Indien gewenst, is het mogelijk de in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb genoemde uitvoeringsovereenkomst bij te stellen, en dit
formeel vast te leggen in een aanvullende uitvoeringsovereenkomst.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen
Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 juli 2014.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
W.Hooghiemstra G.F. Naafs
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: Asv) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling (oftewel een aparte subsidieverordening) is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is. Voorbeelden van subsidies zonder wettelijke grondslag zijn:
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de Asv in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de Asv (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat. Het richtbedrag voor het van toepassing verklaren van de Asv is € 500. Daarnaast zijn de aard van de activiteiten en de aanvrager nog van belang voor de beoordeling om de Asv al dan niet toe te passen.
Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels (hierna: subsidieregeling) de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de aanvragers die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.
Om de gewenste kwalitatieve doelstellingen met betrekking tot voor- en vroegschoolse educatie (VVE) te behalen is ervoor gekozen een uitzondering te maken voor rechtspersonen met winstoogmerk. Door deze uitzondering te maken kan het aanbod van VVE worden vergroot. Omdat deze regel uitgaat van de (wettelijke) kwaliteit van de VVE is het verantwoord om ook rechtspersonen met winstoogmerk de gelegenheid te bieden om voor subsidie in aanmerking te komen.
Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In de Awb zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een subsidieplafond gegeven. Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). Ook stelt het college in de subsidieregeling nadere regels op over de wijze van verdeling van de beschikbare middelen.
Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafond én de wijze van verdeling bij overschrijding van het subsidieplafond bekend worden gemaakt, vóórdat de periode waarop deze betrekking hebben, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Aan de andere kant kunnen, op het moment dat het subsidieplafond bereikt is, subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen. De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college de subsidieplafonds kan vaststellen.
In het vierde lid is het begrotingsvoorbehoud opgenomen. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt alleen subsidie verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen. Dit wordt in de verleningsbeschikking vermeld.
Voor het aanvragen van subsidies is tevens een formulier beschikbaar. Deze is op de website te vinden en kan gebruikt worden als ondersteuning bij de schriftelijke aanvraag.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).
Bepalingen Awb in verband met de aanvraag van een subsidie:
Indien een subsidie niet tijdig en/of niet volledig wordt ingediend kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Ook kan het college vragen om nadere informatie indien dit ter beoordeling van de aanvraag nodig is:
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of
b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andersoortige subsidies. Het college heeft de mogelijkheid (derde lid) de termijn eenmaal met 4 weken te verdagen. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (vierde lid).
Informatie over de behandeling van aanvragen:
Het college toetst de subsidieaanvraag in ieder geval aan:
b. de van toepassing zijnde subsidieregeling;
c. het door het bestuursorgaan vastgestelde beleid en beleidsnota’s;
d. het in art. 4.34 Awb neergelegde begrotingsvoorbehoud;
e. het per beleidsterrein vastgestelde subsidieplafond, zoals bedoeld in art. 4:25 e.v. van de Awb.
In de beschikking tot subsidieverlening wordt in ieder geval aangegeven:
a. een omschrijving van de prestatie(s) en activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend (art. 4:30 Awb);
b. het bedrag van de subsidie (art. 4:31 Awb);
c. het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft;
d. de te verstrekken voorschotten (indien van toepassing) en het rekeningnummer waarop het wordt gestort;
e. het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van deze verordening;
f. hoe en wanneer verantwoording dient plaats te vinden;
g. de mogelijkheid in bezwaar te gaan tegen de beslissing.
Ter uitvoering van de beschikking kan een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten.
1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.
2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.
Artikel 9 Weigerings- en intrekkingsgronden
In het eerste lid zijn, naast de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid (subsidieplafond), en 4:35 van de Awb, de facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.
Onderdelen a, en e t/m j spreken voor zichzelf.
Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (tweede lid).
Onderdeel d geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren indien de aanvrager niet voldoet aan de regels uit de Asv.
Onderdeel k ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:
a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of
b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
Naast de in dit artikel genoemde weigerings- in intrekkingsgronden bevat de Awb nog aanvullende intrekkings- en wijzigingsgronden. Deze zijn vervat in artikel 4:48, 4:49 en 4:50 van de Awb.
Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidie-ontvangers geldt.
Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 12 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Indien niet aan de verplichtingen wordt voldaan kan dit leiden tot het lager vaststellen van de subsidie. Zie verder ‘Bepalingen Awb over de vaststelling van subsidie’.
Artikel 14 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Indien wij een subsidie verlenen tot en met € 5.000 zijn er drie mogelijkheden om tot vaststelling van de subsidie te komen:
Het college kan vragen om aan te tonen dat de activiteit heeft plaatsgevonden (lid 2). Dit kan door bijvoorbeeld een krantenartikel of programmaboekje in te dienen. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast binnen 8 weken nadat de gevraagde gegevens zijn ontvangen.
Artikel 15 Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000
De vorm van het inhoudelijke verslag ligt niet vast. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.
Artikel 16 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000
De vaststelling van de subsidie van meer dan € 50.000 vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.
Artikel 17 Subsidievaststelling
Het eerste lid bevat, overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb, de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. Het college kan de termijn dan nog verdagen.
Bepalingen Awb over de vaststelling van subsidie
Een subsidie wordt in principe vastgesteld ten hoogte van het bedrag van de verlening. In de Awb genoemde gevallen kan de subsidie lager worden vastgesteld. Dit kan o.a. zijn als de activiteiten niet (in zijn geheel) hebben plaatsgevonden of als niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.Indien in het geheel geen verantwoording wordt ingediend kan het college de subsidie op nihil vaststellen. Een subsidie kan niet hoger worden vastgesteld dan de verlening. Ook niet als meer activiteiten en/of andere activiteiten zijn gerealiseerd dan zijn opgenomen in de subsidiebeschikking.
1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.
Indien een subsidie lager wordt vastgesteld kan het college de bij voorschot teveel betaalde subsidie terugvorderen:
1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
2. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.
4. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.
Artikel 18 Subsidie op grond van beleidsopdrachten
Dit artikel bevat regels omtrent beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF), een methode van subsidiëren die de gemeente bij bepaalde instellingen toepast. Daar waar de procedure van subsidiëring volgens de methode van BCF afwijkt van de reguliere procedure zijn in dit artikel regels opgenomen. Dit betekent dat de overige bepalingen van de Asv nog steeds van toepassing zijn op deze aanvragen.
In dit artikel is de zogenoemde hardheidsclausule opgenomen. Het college kan op basis van deze hardheidsclausule in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidie-ontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. De voorziening die het college treft en die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Asv te worden neergelegd.