Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels betreffende wet Bibob Beleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels betreffende wet Bibob Beleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005
CiteertitelBeleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Bibob
  2. art. 4:81 Awb
  3. art. 3 DHW
  4. art. 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening
  5. art. 3:3Algemene Plaatselijke Verordening
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-08-2016artikel 3, toelichting

18-07-2016

Gemeenteblad 2016, 105466

Z/16/40602-INT/60949
01-09-200509-08-2016nieuwe regeling

05-07-2005

Rhenense Betuwse Courant, 01-08-2005

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005

Datum besluit: mei 2005

 

Het college van de gemeente Neder-Betuwe;

 

gelet op gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en Horecawet en de artikelen 2:28 en 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

B E S L U I T :

 

Vast te stellen het navolgende:

 

Beleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen;weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het Besluit Bibob;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde;

  • g.

    Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens dezebeleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag teweigeren resp. de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteertwaardoor de veiligheid, de leefbaarheid, derechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot

    • a.

      beschikkingen zoals bedoeld in:

      • i.

        artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf,overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • ii.

        artikel 7 van de wet jo artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is vanvestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

      • iii.

        artikel 7 van de wet jo artikel 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is vanvestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van deondernemingsvorm;

  • 2.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald,eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

Artikel 4. Bijzondere situaties

  • 1.

    Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

    • a.

      ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikkingmede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • b.

      ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door het bestuursorgaan bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob;

    • c.

      in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo 26 van de wet wijst op dewenselijkheid om een advies aan te vragen.

  • 2.

    De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op subsidies.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke vragenlijsten Bibobvragenlijsten invullen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibobvragenlijst in te vullen kan een grond opleveren om deaanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn.

  • 2.

    Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen, indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking op grond van de wet mogelijk is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels.

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 5. Evaluatie

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt één maal per 4 jaar geëvalueerd.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkintreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 september 2005.

Artikel 14. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen en op de datum van inwerkingtreding afgegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels .

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bibob gemeente Neder-Betuwe 2005’.

Artikel 16. Bekendmaken en ter inzage leggen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels publicatie in de RBC.

  • 2.

    Het besluit ligt tevens ter inzage in het Verordeningenregister gemeente Neder-Betuwe.

Besloten in de collegevergadering van 5 juli 2005, de secretaris

N.A. de Groot de voorzitter

ir. A.P. Heidema

Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob

Beleidsregels Wet Bibob Neder-Betuwe

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels

beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘Bibobtoets’.

 

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob.

Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen bij vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen.

 

a. Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en hoofdstuk 2, afdeling 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horecainrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: café's en restaurants. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria’s, afhaalzaken.

Voor deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

 

Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub i en ii van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van…" zorgt ervoor dat de wet vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 4 van de beleidsregels. Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet.

 

Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder ‘open’ prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder ‘besloten’ prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Neder-Betuwe, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3:3 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

Voorgesteld wordt de wet Bibob toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van

artikel 3, lid 1 onder a sub iii van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van…", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.

 

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium:

  • a)

    in bijzondere gevallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings-/intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is,

  • b)

    ten aanzien van nader te bepalen categorieën in bijzonder aangewezen delen van de gemeenten (bepaalde straten/wijken) en

  • c)

    in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

     

Artikel 4 maakt het bijvoorbeeld mogelijk om een aanvraag om een milieuvergunning aan een Bibobtoets te onderwerpen. De toepassing van de wet op subsidies is ingevolge artikel 6 van de Wet Bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald.

 

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, twee soorten Bibobvragenlijsten opgesteld: één gericht op natuurlijke personen en één gericht op rechtspersonen. Alle vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken

besluit vastgesteld.

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het

eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager.

Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

 

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de wet Bibob slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het bureau Bibob:

  • 1.

    Na de Bibob-toets zijn er nog vragen over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking, een advies aan bureau Bibob te vragen.

 

Artikel 9. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen vaneen advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene.

Het bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

 

Artikel 12. Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt één maal per 4 jaar geëvalueerd door het centrale coördinatiepunt. Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget,

juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet Bibob nog op andere deelterreinen moet worden toegepast.

 

Artikel 14. Overgangsrecht

In dit artikel staat opgenomen dat lopende aanvragen volgens het ‘oude regime’ afgehandeld dienen te worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de toewijzing van de aanvraag bekeken te worden of dit teruggedraaid kan worden middels intrekking van de beschikking.