Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 |
Citeertitel | Toeslagenverordening WWB 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 08-06-2010 Hellendoorn Journaal, 18-06-2010 | 10INT00651 |
De raad van de gemeente Hellendoorn;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Hellendoorn van 13 april 2010;
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;
Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010
HOOFDSTUK 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag
Artikel 5 Verlaging woonsituatie
De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 18 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.
II. de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn (rb. van 15 december 2005, nr. 05.11368 en rb. 23 juni 2008, nr. 08INT00388) in te trekken met ingang van de dag, volgende op die van de bekendmaking van dit besluit, met dien verstande dat het besluit in werking treedt per 1 juli 2010.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
De raad dient op grond van artikel 8, eerste lid onder c, juncto artikel 30 van de Wet werk en bijstand (WWB) een verordening vast te stellen met betrekking tot het verhogen en verlagen van de bijstandsnorm. Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren gemeente Hellendoorn 2009 in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat jongeren tot 27 jaar geen recht hebben op een uitkering op grond van de WWB. De WIJ kent een overgangsperiode voor uitkeringsgerechtigden die een WWB-uitkering ontvangen. Per 1 juli 2010 worden deze omgezet naar het regiem van de WIJ. Concreet betekent dit dat de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2005 gewijzigd moet worden, omdat vanaf dat moment de artikelen slechts betrekking hebben op uitkeringsgerechtigden van 27 tot 65 jaar.
Hoofdstuk 3 van de WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen en toeslagen en verlagingen.
Dit systeem is grotendeels overgenomen uit de Abw. In de WWB maakt het voor de financiering door het Rijk echter geen verschil of bijstand is toegekend als norm of als toeslag.
De bijstandsnormen zijn geregeld in paragraaf 3.2, in de artikelen 20 tot en met 24 WWB.
Daarnaast voorziet paragraaf 3.3 in de mogelijkheid tot verhoging dan wel verlaging van de uitkering in de artikelen 25 tot en met 29 WWB.
Het college is verplicht om in voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag. Van de mogelijkheid om een verlaging toe te passen hoeft geen gebruik gemaakt te worden.
Voor personen van 27 jaar tot en met 65 jaar bestaan er een drietal basisnormen (artikel 21 WWB), te weten:
Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke bestaanskosten niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast betreffende belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. gedeeld worden.
De toeslag bedraagt ten hoogste 20 procent van de gehuwdennorm, zodat de uitkering maximaal bedraagt voor:
De toeslag kan worden vastgesteld op elk bedrag binnen dit maximum van 20 procent gehuwdennorm, mits dit aansluit bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Dit is uitgewerkt in artikel 3 van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010. Budgettaire overwegingen mogen bij het vaststellen van de toeslag geen rol spelen. Het college is overigens niet verplicht om bij de verlening van een toeslag rekening te houden met lagere bestaanskosten. Het college heeft de mogelijkheid om alle alleenstaanden en alleenstaande ouders, zonder nader onderscheid, de maximale toeslag te verstrekken. (Zie TK 28870, nr. 3, p. 52 en 53.)
De WWB noemt de volgende verlagingen:
De verlagingen zijn uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 6 van de verordening.
2. De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010
In artikel 8, lid 1 onder c, juncto artikel 30 WWB is geregeld dat de raad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de bijstandsnorm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald.
Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet dus worden vastgelegd in een Toeslagenverordening door de gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren.
Artikel 30 WWB bepaalt dat de Toeslagenverordening een categoriaal karakter moet hebben. Bij het afbakenen van categorieën is steeds getracht te komen tot in de praktijk eenvoudig te hanteren criteria. Daarom is er gekozen voor een forfaitaire benadering.
Het is niet nodig om in de Toeslagenverordening alle mogelijke situaties uitputtend te regelen. In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college immers de bevoegdheid c.q. de plicht om de bijstand op grond van artikel 18, lid 1, van de WWB bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen.
In deze Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 wordt, naast de toeslagen, invulling gegeven aan alle verlagingen die de WWB mogelijk maakt. In artikel 6 van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 wordt daarentegen het effect van samenloop van verschillende verlagingen beperkt door minimum hoogtes voor te schrijven waaraan de bijstand moet voldoen na toepassing van de verlagingen.
3. Berekening toepasselijke bijstandsnorm
De hoogte van de uitkering algemene bijstand voor personen van 27 tot 65 jaar kan als volgt worden berekend:
2a. Optellen toeslag (alleen bij alleenstaanden en alleenstaande ouders)
2b. Korten met verlaging wegens het delen van een woning met anderen (alleen bij gehuwden);
3. Korten met verlaging wegens woonsituatie.
De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 geeft aan welke verlaging geldt.
Leidt de uitkomst tot een lager bedrag aan bijstand dan de gestelde minima in artikel 6 van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010, dan moet het college de bijstand vaststellen op de van toepassing zijnde minimumhoogte volgens dit artikel.
De uitkomst van deze berekening laat ook een eventueel aan de orde zijnde afstemming van de bijstand bij wijze van individualisering onverlet.
Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB ook de Toeslagenverordening moet worden gewijzigd.
Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21, onder c, van de WWB. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon.
Het begrip voormalige alleenstaande ouder is nodig voor de toepassing van artikel 3.
Door de invoering van de WIJ bestaat er geen recht op bijstand voor jongeren tot 27 jaar.
De in het tweede lid opgenomen verplichting voor het college om - zo nodig in afwijking van de uit de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 voortvloeiende hoogte van de bijstand - de bijstand anders vast stellen, als dat gelet op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende opportuun is, volgt uit artikel 30, lid 4, van de WWB. De individualiseringsplicht geldt evenzeer in situaties waarin de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 niet voorziet. Om hierover bij de uitvoering van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn geen misverstand te laten bestaan is er voor gekozen om deze plicht expliciet in de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 op te nemen.
De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, is verplicht op grond van artikel 30, lid 2 onder a, van de WWB.
Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.
Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm in het geval één of meer ander(en) in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft/hebben.
In het derde lid wordt geregeld dat van inwonende kinderen van 16 tot 21 jaar met een inkomen lager dan 50 procent van de gehuwdennorm niet verwacht kan worden dat zij bijdragen in de kosten. Zodra het inkomen hoger is, wordt de verhoging overeenkomstig de vorige leden bepaald.
Voor alleenstaanden die als gevolg van het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van het laatste tot het gezin behorende kind voor de bijstandsverlening niet langer wordt aangemerkt als een alleenstaande ouder, wordt de toeslag bepaald op 20 procent gedurende de periode dat het bedoelde kind de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt. Concreet betekent een en ander dat voor die kinderen geen inkomenstoets hoeft te worden gemaakt.
Voor inwonende kinderen van 16 tot 21 jaar wordt in de praktijk een glijdende schaal gehanteerd. Als het inkomen van het kind de 50 procent van minimumloon overschrijdt is de “verlaging” het meerdere met een maximum van 10 procent.
Voor de voormalige alleenstaande ouder met inwonende kinderen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar geldt deze regel ook. Bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van het laatste tot het gezin behorende kind wordt de ouder, voor de uitvoering van de WWB, aangemerkt als een alleenstaande. Als gevolg hiervan wordt de norm vastgesteld op die van een alleenstaande. Als het inwonende kind een inkomen heeft dat hoger is dan 50 procent van de gehuwdennorm verandert de norm voor de belanghebbende van 80 procent naar 60 procent van de gehuwdennorm, terwijl een dergelijke wijziging bij gehuwden leidt tot een verlaging van 100 procent naar 90 procent. De inkomensdaling voor de voormalige alleenstaande ouder van 20 procent achten wij ongewenst.
Zorgbehoevenden en verzorgenden, tussen wie een eerste– of tweedegraads bloed- of aanverwantschap bestaat, worden eveneens niet aangemerkt als diegenen in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft. Het is niet wenselijk om uitkeringsgerechtigden in een dergelijke situatie te confronteren met een lagere toeslag. Dit is overeenkomstig de huidige uitvoeringspraktijk.
Asielzoekers die buiten een opvangcentrum onderdak hebben gevonden, krijgen een vergoeding via de COA. Deze vergoeding is zo laag dat in redelijkheid geen bijdrage kan worden verwacht in de kosten van de huishouding.
Omdat de genoemde personen, zorgbehoevenden, verzorgenden en asielzoekers, geen bijstandspartij zijn, dienen de uitkeringsgerechtigden aan te tonen dat een van de genoemde situaties zich voordoen.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 april 2007 (LJN BA5045) bepaald dat een studerend kind, dat inkomen op grond van de Wet studiefinanciering ontvangt, niet een persoon is waarmee de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen worden gedeeld. In de uitspraak is overwogen dat de hoogte van de studiefinanciering op grond van de WSF 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten afhankelijk is van de woonsituatie. Thuiswonende studenten ontvangen minder dan uitwonende studenten. Gelet hierop is het college niet bevoegd de van toepassing zijnde bijstandsnorm te verlagen.
Het bovenstaande geldt ook voor thuiswonende studenten die een opleiding volgen waaraan geen recht op studiefinanciering is verbonden en geen andere bron van inkomsten hebben.[zie CRvB van 2 maart 2004 (LJN AO5685)].
In de gehuwdennorm is reeds rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang.
Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zelf.
Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van de gehuwdennorm, ongeacht het aantal anderen dat in de woning zijn hoofdverblijf heeft.
Evenals bij alleenstaanden wordt vanaf de derde persoon die in de woning zijn hoofdverblijf heeft geen noemenswaardige vermindering van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan aanwezig geacht. Daarbij moet ook bedacht worden dat in de praktijk bij meer bewoners van een woning, het ook vaak om een grotere en duurdere woning gaat, zodat de feitelijke kosten van het bestaan doorgaans niet lager uitvallen dan in gevallen waarin maar één ander zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.
In het tweede lid wordt geregeld dat kinderen die niet (meer) in de norm begrepen zijn, maar die tevens in omstandigheden verkeren waardoor het niet aannemelijk is, dat zij kunnen bijdragen in de kosten van het huishouden, niet meetellen als personen die in de woning hun hoofdverblijf hebben.
Dit geldt ook voor de genoemde asielzoekers.
Artikel 5 Verlaging woonsituatie
Artikel 27 WWB geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Artikel 27 WWB is aanvullend bedoeld op de artikelen 25 en 26 WWB.
In dit artikel is een verlaging opgenomen voor de situatie dat aan de woning voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Het wordt nodeloos ingewikkeld geacht om hier ook nog onderscheid te maken naar de mate waarin woonkosten ontbreken. Indien een belanghebbende uitzonderlijk lage woonkosten heeft, kan dat uiteraard wel aanleiding zijn om met toepassing van artikel 18 lid 1 WWB de bijstand lager vast te stellen. In de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010 wordt overigens niet het begrip 'woonkosten' gehanteerd, maar 'kosten van huur of hypotheeklasten'.
Daarmee wordt duidelijk, dat het hebben van kosten voor water, gas, licht en dergelijke, voor belanghebbende niet afdoende is om een verlaging krachtens dit artikel te voorkomen. Dit verdraagt zich ook met de invulling die de Centrale Raad van Beroep heeft gegeven aan het begrip woonkosten in de zin van artikel 35 lid 1 Abw. (Zie CRvB 06-11-2001, nrs.99/7 en 99/29 NABW en CRvB 06-05-2003, nr. 00/4951 NABW.)
Artikel 6 Anti-cumulatiebepaling
De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 zien op verschillende omstandigheden bij belanghebbenden en kunnen leiden tot cumulatie. Een dergelijke cumulatie kan er toe leiden dat de hoogte van de uitkering onvoldoende is om in de algemene noodzakelijk kosten van het bestaan te kunnen voorzien.
De uitvoering van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 ligt bij het college van Burgemeester en Wethouders. In gevallen waarin de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 niet voorziet, kan het college van Burgemeester en Wethouders met toepassing van artikel 18 WWB een voorziening treffen. Om een goede uitvoering te waarborgen kan het college nadere regels stellen
In den lande wordt als regel de Toeslagenverordening als citeertitel gebruikt. Om duidelijk te maken dat het een toeslagenverordening op grond van de WWB is, is de afkorting WWB toegevoegd. Het jaartal geeft aan in welk jaar de verordening is vastgesteld.
De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010 vervangt de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2005.