Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING GEMEENTE KATWIJK 2014 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2014. |
De gemeenteraad heeft de (gewijzigde) verordening vastgesteld. Burgemeester en wethouders de toelichting.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2018 | 16-04-2019 | Wijziging artt. 2:25 en 6:1 | 22-11-2018 | 1282588 | |
01-05-2018 | 01-12-2018 | Wijziging artt. 1:6, 1:7, 1:8, 2:27, 2:28, 2:37, 2:38, 2:42, 2:52, 2:58, 2:74a, 5:59 | 05-04-2018 | 1127727 | |
15-12-2017 | 01-05-2018 | Wijziging art. 2:79 | 07-12-2017 | 1047393 | |
07-04-2017 | 15-12-2017 | Wijziging | 30-03-2017 | 851174 | |
08-07-2016 | 07-04-2017 | Artt. 1:1, 1:2, 2:10, 2:11, 2:30, 2:34a, 2:38, 2:57, 2:58, 2:59, 2:67, 2:68, 2:73, 4:1, 4:3, 4:11, 5:24, 5:34, 5:43, 5:45, 5:55 en 6:1 | 30-06-2016 | 652302 | |
29-04-2016 | 08-07-2016 | Artikel 2:29 | 14-04-2016 | 613902 | |
23-12-2014 | 29-04-2016 | 1e wijziging | 04-12-2014 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-78467.html | 367353 | |
13-06-2014 | 23-12-2014 | Onbekend | 15-05-2014 https://www.officielebekendmakingen.nl/, Katwijksche Post, Rijnsburger | Onbekend |
In afwijking van het tweede lid, is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien wordt beslist op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a of artikel 4:11.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, kan door een ambtenaar van politie het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in de daarbij aangewezen richting te verwijderen. Eenieder is verplicht een dergelijk bevel overeenkomstig de aanwijzing op te volgen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2:11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, de Wegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2016.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd, voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding, als bedoeld in lid 3 onder i, besluiten dat in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu alsnog een vergunning is vereist voor een evenement als bedoeld in het tweede lid.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, strandpaviljoen. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Horecaconvenant: de schriftelijke afspraak tussen de gemeente Katwijk, Koninklijke Horeca Nederland afdeling Bollenstreek, het Openbaar ministerie, de Politie en de bij het convenant aangesloten horeca ondernemer welke als doel heeft beperking van de overlast in het centrum van de gemeente Katwijk en een betere handhaving van de openbare orde.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
Het in het vierde lid bepaalde geldt niet voor openbare inrichtingen die zich op het strand bevinden (strandpaviljoens) indien er in de betreffende inrichting een besloten feest wordt gehouden, met dien verstande dat het dan verboden is om openbare inrichtingen aan het strand (strandpaviljoens) geopend te hebben tussen 01:30 uur en 7:00 uur, of aldaar bezoekers toe te laten na 22:30 uur;
Het is de houder van een horecabedrijf of van een inrichting en instelling die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele of educatieve aard verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven vanaf 31 december, 20.00 uur tot en met 1 januari, 05.00 uur;
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor openbare inrichtingen aangesloten bij het horecaconvenant, in de nacht van vrijdag op zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag, met dien verstande dat het voor openbare inrichtingen die zijn aangesloten bij het horecaconvenant verboden is om in de nacht van vrijdag op zaterdag en de nacht van zaterdag op zondag bezoekers toe te laten na 01:00 uur;
Artikel 2:30a Nachtelijk bezorgverbod vanuit openbare inrichting
Het is verboden om tussen 01.00 en 05.00 uur vanuit een openbare inrichting eet- en/of drinkwaren te verkopen en/of af te leveren op een voor het publiek geheel of gedeeltelijk toegankelijke plaats.
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34a Regulering paracommerciële rechtspersonen
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen, onverminderd artikel 2:29 Algemene Plaatselijke Verordening, alcoholhoudende drank verstrekken vanaf 1 uur voor aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend ter uitvoering van de statutaire doelen van de desbetreffende rechtspersoon.
Een paracommercieel rechtspersoon met meer dan 1000 leden die zich richt op het organiseren van activiteiten van sportieve aard kan tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, in afwijking van het eerste, tweede en derde lid, uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken tijdens ten hoogste 1 bijeenkomst per honderdtal leden per kalenderjaar.
Artikel 2:34b Beperkingen verstrekking sterke drank
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatste te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 4 van de wet gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt ten behoeve van activiteiten die geheel of in belangrijke mate gericht zijn op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
Artikel 2:34c Beperking verstrekking zwak-alcoholhoudende drank
Het is verboden om in een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk gerede eetwaren voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse plegen te worden verkocht, niet zijnde een horecalokaliteit, na 22:00 uur ’s avonds zwak-alcoholhoudende drank bedrijfsmatig of anders dan om niet voor gebruik elders dan ter plaatste te verstrekken.
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 4 van de wet gedurende de tijd dat deze inrichting wordt gebruikt ten behoeve van activiteiten die geheel of in belangrijke mate gericht zijn op personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze paragraaf wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting waarin nachtverblijf wordt gehouden is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van de inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken. Dit geldt voor alle personen van het gezelschap dat nachtverblijf houdt.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel alsbedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing indien de in lid 1 bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken, het maken van sporen te voorkomen of de in lid 2 bedoelde voorwerpen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor het plegen van winkeldiefstallen.”
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te vervoeren of te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben wanneer daarmee wordt beoogd deze op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, te nuttigen.”
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van (snor)fiets, bromfiets of scooter op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een (snor)fiets, bromfiets of scooter te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:62 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee en pluimvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee en pluimvee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
1e dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn
onderneming behorende vestiging;
2e van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
3e als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4e dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende
Afdeling 13 Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Het eerste lid is niet van toepassing voor zover in dit onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheid risicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland,inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten , dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 1 incidentele festiviteit per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 dan wel 6.12 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens de incidentele festiviteit de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats of in het recreatiegebied van het Valkenburgse Meer, buiten daarvoor bestemde plaatsen zijn natuurlijke behoefte te doen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15cm, op 130 cm hoogte boven maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam; in afwijking van vorenstaande geldt indien het een boom in privaat bezit betreft een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30cm.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
Artikel 4:12 Weigeringsgronden
Onverminderd het gestelde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
Artikel 4:12a Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Het in het vierde lid gestelde is niet van toepassing op een door het college aangewezen plaats of gebied waar het plaatsen of houden van het voertuig op de weg naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast gevend stallen van (brom)fietsen
Het is verboden op een door het college aangewezen weg of weggedeelten in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de volksgezondheid, fietsen of bromfietsen;
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het college kan in het belang van de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel in het belang van het aanzien van de gemeente nadere regels stellen voor het plaatsen, aanbrengen of hebben van een voorwerp op, in of boven openbaar water, niet zijnde een vaartuig. Het in het eerste lid bepaalde is dan niet van toepassing.
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2016.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde, kan het college aan de rechthebbende op een woonschip of een ander vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25 tweede lid en 5:26 bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
strand: het recreatiegebied het Noordzeestrand met inbegrip van het onmiddellijk langs dit strand gelegen gedeelte van de zee, alsmede de Buitenwatering van het Rijnlands Uitwateringskanaal, met de aan weerszijden daarvan gelegen glooiingen (deze laatsten gerekend tot aan de duinvoet), hoofden en andere kustwerken;
zee: het gedeelte van de Noordzee tot de gemeentegrens, gemeten 1 kilometer loodrecht vanaf de laagwaterkustlijn in zeewaartse richting;
strandpaviljoen: een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27 van deze verordening die op het strand gevestigd is;
zeilwagen: een voertuig op één of meer wielen en met één of meer zeilen, dat door de wind wordt voortbewogen.
Paragraaf 2 Handelingen op het strand en in zee
Artikel 5:40 Vrijhouden strand voor redding en hulpverlening
Het is verboden zich op te houden en/of voorwerpen te plaatsen op de als zodanig afgebakende stroken strand ter hoogte van:
Artikel 5:42 Gevaar of overlast in zee
Het is verboden in zee met een vaartuig te varen, enige vorm van watersport te bedrijven of zich te gedragen, op zodanige wijze dat daarvan gevaar of overlast te duchten is.
Artikel 5:47 Rijden met voertuigen op het strand
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebezigd door de politie, de gemeente dan wel personen en/of bedrijven die in opdracht van de gemeente werkzaamheden verrichten, de Katwijkse Reddings Brigade, de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij en de strandexploitanten in de uitoefening van hun functie of bij hun werkzaamheden.
Artikel 5:49 Verhuur rij- of trekdieren
Het is verboden om zonder vergunning van het college op of aan het strand rij- en trekdieren te verhuren of deze bestemd ter verhuring op het strand te laten staan of lopen.
Artikel 5.50 Voorwerpen op het strand
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor strandstoelen en andere voorwerpen die door de strandbezoekers als handbagage, uitsluitend voor eigen gebruik, worden meegebracht en worden geplaatst op een niet-verpacht strandgedeelte, dan wel op een verpacht c.q. in gebruik gegeven strandgedeelte met toestemming van de strandexploitant.
Artikel 5:53 Kampvuren en barbecues op het strand
Onverminderd het bepaalde in artikel 5:34 is het verboden op het strand een kampvuur of een barbecue te houden, dan wel op enige andere wijze een vuurtje te stoken.
Het is verboden op het strand aangetroffen, kennelijk uit zee aangespoelde goederen naar een andere plaats te vervoeren dan naar het gemeentehuis, waar de goederen ter beschikking dienen te worden gesteld van de strandvonderij.
Artikel 5:57 Aanleggen van vuren
Het is verboden op de openbare terreinen vuren aan te leggen en/of te onderhouden met uitzondering van koken, bakken, braden en grillen in daarvoor bestemde toestellen.
Artikel 5:58 Graven in gazon en oevers
Het is verboden op de openbare terreinen zonder daartoe bevoegd te zijn:
Afdeling 12 Voorwerpen bedoeld voor het opsporen van explosieven, wapens en munitie
Artikel 5:61 Verbod metaaldetector
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor politie, het Explosieven Opruimings Commando (EOC) van het Ministerie van Defensie, voor de door het EOC aangewezen bedrijven en voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Beoordelingsrichtlijn Conventionele Explosieven (BRL-OCE).
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de in deze verordening opgenomen artikelen, behoudens het bepaalde in artikel 2:10, vijfde lid, artikel 2:11, artikel 2:12 en artikel 4:11 en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 mei 2014,
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
Toelichting bij de Algemene plaatselijke verordening Katwijk 2014
De verordening is grotendeels gebaseerd op de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Voor een algemene toelichting bij deze verordening verwijzen wij u naar de toelichting bij de modelverordening van de VNG. Wat u in deze toelichting aantreft is het volgende:
Bij één grote wijziging willen wij in het bijzonder hier stilstaan. Het betreft de toepassing van de Lex Silencio Positivo (LSP). Het toepassen van de LSP houdt in dat wanneer het bestuursorgaan niet op tijd beslist er van rechtswege een vergunning of ontheffing ontstaat. Voor vergunningen en ontheffingen die onder de reikwijdte van de Europese Dienstenrichtlijn en de Dienstenwet vallen is al eerder ( verplicht) in de APV opgenomen of een LSP geldt. Het is niet verplicht voor de overige vergunningen en ontheffingen te bepalen of een LSP wel of niet toegepast wordt, maar de VNG raadt aan dit wel te doen. Dit om duidelijkheid voor de lezer te scheppen. De lezer weet namelijk niet welk artikel wel en welk artikel niet onder de werking van de Europese Dienstenrichtlijn valt. Daarmee is het voor de lezer ook onduidelijk waarom het ene artikel over de LSP spreekt en het andere artikel niet. Daarom hebben wij, in samenspraak met de betreffende vakafdeling, bij elke vergunning en ontheffing een afweging gemaakt om wel of niet de LSP toe te passen.
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Het begrip “weg” wordt opnieuw gedefinieerd. De nieuwe definitie van het begrip ”weg” omschrijft de weg als weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Dat verschilt aanzienlijk van de oude omschrijving die wel erg ver af was komen te staan van het normale spraakgebruik.
De bevoegdheid van gemeenten gaat echter verder dan de weg in de zin van de Wegenverkeerswet. Om de zaken te regelen op die plaatsen die niet tot de weg kunnen worden gerekend, is gekozen voor een nieuwe term: de openbare plaats. Daarmee worden de plaatsen aangeduid die voor deze wijziging onder het al te brede begrip weg vielen.
In plaats van een eigen definitie van openbare plaats te hanteren, wordt nu de begripsbepaling van openbare plaats in de Wet openbare manifestaties (Wom) gebruikt.
Voertuigen, vaartuigen en woonschepen
De definities van voertuigen, vaartuigen, woonschepen zijn op deze plaats vervallen. De definities worden in de afdeling waarin ze gebruikt worden gegeven.
Vee en pluimvee is een welomschreven begrip uit het dagelijks spraakgebruik dat verder geen definitie nodig heeft in een verordening. De definities van vee en pluimvee zijn vervallen.
Het artikel strookt niet met het stelsel van de Algemene wet bestuursrecht dat bij gemeentelijke verordening een aanvullende grond wordt geïntroduceerd waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten.
Artikel 1:5 APV Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De overbodige toevoeging “of de aard van de vergunning zich daartegen verzet” is geschrapt.
Deze in lid 2 toegevoegde weigeringsgrond is noodzakelijk in verband met het vervallen van artikel 1:3.
Artikel 1:9 en 1:10 APV Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Omwille van de duidelijkheid wordt niet langer in deze twee artikelen geregeld voor welke onder de Europese Dienstenrichtlijn vallende vergunningen wel of geen LSP van toepassing is, maar bij ieder afzonderlijk artikel zelf. Artikelen 1:9 en 1:10 vervallen daarom.
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Blijkens jurisprudentie geeft artikel 2:1 APV niet uitdrukkelijk de bevoegdheid aan de politieambtenaar om het in dit artikel genoemde bevel te geven. Het regelt alleen de plicht van de burger naar een dergelijk bevel te luisteren. Zolang deze bevelsbevoegdheid van de politieambtenaar niet uitdrukkelijk in de APV is geregeld, is het niet opvolgen van een bevel op grond van artikel 2:1 lid 2 APV niet vervolgbaar. Voorgesteld wordt daarom om de APV aan te passen in lijn met de jurisprudentie.
Artikel 2:9 Straatartiest (vervallen)
De risico’s van het schrappen van het vergunningstelsel afgezet tegen het aanzienlijke voordeel van vermindering van administratieve lasten voor dienstverleners en gemeenten - immers er hoeft geen vergunning meer aangevraagd te worden - heeft ons doen kiezen voor het niet meer opnemen van het artikel. Gelet op het beperkte aantal aanvragen per jaar (10), is het risico op wildgroei beperkt.
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg of op andere openbare plaatsen in strijd met de publieke functie van die weg of plaats
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden of containers.
Het artikel is aangepast aan de laatste versie van de model-APV van de VNG. Er is een nieuw lid 2 toegevoegd. Bij de deregulering is het oude vergunningsstelsel (objectvergunning) namelijk vervangen door een algemene regel. Die werd echter vaak als wel zeer algemeen beschouwd. Op verzoek van veel gemeenten heeft de VNG daarom een nieuw tweede lid ingevoegd, dat de mogelijkheid biedt om een bepaalde vrije doorgang voor voetgangers en verkeer te garanderen. De genoemde afmetingen zijn afgeleid van de afmetingen die hulpdiensten nodig hebben om voldoende vrije doorgang te hebben. Het oude lid 2 is nu lid 3 geworden. In afwijking van de modelverordening kiezen wij voor een ruime formulering van categorieën voorwerpen in lid 3 waarvoor het college nadere regels kan stellen. Er is een nieuw lid toegevoegd (lid 5), waarmee aangesloten wordt op de omgevingsvergunning. Verder is niet langer meer bepaald dat het verbod in lid 1 niet voor verkiezingsborden en dergelijke geldt. Hierdoor kunnen verkiezingsborden worden geplaatst, maar mogen deze geen belemmering vormen voor de bruikbaarheid van de weg.
Geen Lex Silencio Positivo. Omdat het hier gaat om het voorkomen van schade of hinder is het minder wenselijk dat een aanvrager zonder inhoudelijk besluit van een ontheffing gebruik kan gaan maken.
Artikel 2:11 APV (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Wel Lex Silencio Positivo. Hier gaat het om een omgevingsvergunning zoals geregeld in de WABO. Er geldt daarom per definitie een LSP. U heeft hier dus niet de keuzevrijheid om de LSP niet van toepassing te verklaren. Het is feitelijk overbodig om in dit artikel de LSP nogmaals vast te leggen, maar we hebben dat omwille van de duidelijkheid wel gedaan.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Een aantal jaren geleden is de vergunning voor de uitweg vervangen door een meldingenstelsel. In de praktijk bleek dat lastig hanteerbaar. Om die reden wordt een eenvoudig vergunningsstelsel ingevoerd.
De rechtspraak van de Raad van State laat er geen twijfel over bestaan dat een grondeigenaar in beginsel in staat moet worden gesteld om vanaf zijn perceel met een voertuig de openbare weg te bereiken. Alleen om zwaarwegende redenen kan de overheid daaraan in de weg staan. Om dat duidelijk te laten uitkomen is het aantal weigeringsgronden beperkt.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Bij de herziening van 2008 heeft de VNG besloten deze bepaling facultatief te maken. De vraag is namelijk of deze bepaling iets toevoegt aan de hieronder genoemde bepalingen in het wetboek van strafrecht en de Wegenverkeerswet. In Katwijk is er voor gekozen om het artikel te handhaven omdat artikel 2:13 een verbod bevat om tijdens vriezend weer een gevaarlijke situatie te laten ontstaan. Als voorbeeld valt te noemen het wassen van de auto op de openbare weg bij vriezend weer, waardoor plaatselijk een zeer gevaarlijke situatie kan ontstaan.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Deze bepaling is misschien niet strikt noodzakelijk omdat er ook privaatrechtelijk, en, wanneer er sprake is van voorwerpen of beplanting op of aan de weg, op grond van de APV kan worden opgetreden. Maar het kan wel praktisch zijn, en in noodgevallen sneller in te zetten dan het privaatrecht. Bovendien is een geval denkbaar waarbij beplanting of voorwerp op privéterrein, op geruime afstand van de weg, toch het uitzicht belemmert en zo hinderlijk is voor het verkeer. Deze bepaling is daarom, na eerder te zijn geschrapt, op veler verzoek weer opgenomen in het model en in deze Katwijkse verordening.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Dit artikel is vervallen, omdat een dergelijke situatie in Katwijk niet aan de orde is.
Artikel 2:24 Begripsomschrijving
Politie Hollands Midden doet een oproep tot het vergunningplichtig maken van bepaalde vechtsportwedstrijden en-gala’s binnen de regio. Dit om criminele of slecht levensgedrag vertonende organisatoren te kunnen weren.
Uit een bestuurlijke rapportage van de dienst Regionale Recherche van de politie Amsterdam-Amstelland bleek al dat er bij vechtsportgala’s sprake is van vervlechting tussen onderwereld en bovenwereld. De praktijk in het land wijst verder uit dat bij sommige grootschalige vechtsportevenementen, zoals freefight- en kickboxgala’s er een verhoogde kans is op ongewenste situaties rond en tijdens het evenement. Het is daarbij niet relevant of een dergelijk evenement wordt georganiseerd in een gebouw dat voor sportwedstrijden is bestemd of niet.
In het Besluit Bibob is nu daarom bepaald dat ook evenementen aan een Bibobtoets kunnen worden onderworpen. Het evenement moet dan echter wel vergunningplichtig zijn. Amsterdam heeft daarop haar APV aangepast. Met het nieuwe lid 2 sub e worden vechtsportwedstrijden en –gala’s ook in Katwijk vergunningplichtig. Om te vermijden dat er meer vechtsportwedstrijden onder de vergunningplicht komen te vallen dan wenselijk is, is voorzien in een bevoegdheid die aan de burgemeester wordt toegekend om de categorieën aan te wijzen waarvoor de vergunningplicht geldt. De niet aangewezen categorieën blijven dan automatisch vrijgesteld van de vergunningplicht.
Verder wordt opgenomen dat de organisator niet van slecht levensgedrag mag zijn. De organisator van een evenement is verantwoordelijk voor een goede gang van zaken tijdens het evenement en voor een ordelijk verloop ervan, zowel in het gebouw als in de directe omgeving daarvan. De eis van het levensgedrag wordt hier gesteld om te kunnen toetsen of de organisator van een dergelijk evenement op grond van zijn levensgedrag kan worden geacht aan deze verantwoordelijkheid te voldoen. De toets is geen Bibobtoets. De Bibobtoets is namelijk uitgebreider (financiële situatie en antecedenten van de aanvrager), arbeidsintensiever (voor zowel aanvrager als behandelaar) en duurt langer. De ‘slecht levensgedragtoets’ is een soort tussenstap tussen direct vergunnen en de Bibobtoets. De burgemeester kan deze toets zelf uitvoeren en weigert de vergunning als deze negatief uitvalt.
Gebleken is dat er ruimte bestaat om de bestaande categorie meldingplichtige evenementen uit te breiden. Dit kan met ongeveer de helft van het aantal gevallen. Hiermee komen meerjarenvergunningen te vervallen. De voor dergelijke evenementen geldende voorwaarden worden in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen.
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Door de toevoeging van “rookwaren” worden tevens bars waar een waterpijp kan worden gerookt onder het begrip “openbare inrichting” begrepen. Dit is in lijn met de tekst van de Model-APV van de VNG.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting (vervallen)
In het kader van de deregulering en de lastenverlichting voor ondernemers wordt de exploitatievergunning afgeschaft.
Aantallen inrichtingen en locaties van horecaondernemingen kunnen via het bestemmingsplan worden gereguleerd.
Er is al genoeg andere wet- en regelgeving op basis waarvan kan worden opgetreden tegen hinderlijke of criminele horecabedrijven, te denken valt aan de Drank- en Horecawet, Wet milieubeheer, Opiumwet, Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, de Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 en de afvalstoffenverordening. Bovendien kunnen met het sluiten van een convenant tussen de gemeenten en horecaondernemers afspraken worden gemaakt inzake veilig uitgaan. Dit is in het centrum van Katwijk aan Zee ook gedaan met het horecaconvenant.
Onderzoeken van vermeende criminele activiteiten door de aanvrager bij natte horeca blijft mogelijk op basis van de Wet BIBOB via de Drank- en Horecavergunning. Voor droge horeca vervalt dit, maar zijn de risico’s beperkter door (a) minder inrichtingen en (b) kleinere omvang van de inrichtingen. Voor exploitatie vergunningen bestond er op basis van beleidslijn BIBOB al geen actieve BIBOB toetsing. Via andere vergunningen die eventueel aangevraagd worden door de ondernemer kan er alsnog een BIBOB onderzoek plaatsvinden, mochten er twijfels bestaan over de integriteit van de ondernemer.
Voorschriften die in de vergunning kunnen worden opgenomen om nadelige invloed op het woon- en leefklimaat en/ of de openbare orde en veiligheid te voorkomen zijn bijv.:
voorschriften gericht op het matigen van het drankgebruik, zoals het niet schenken van meters bier, het niet verstrekken van gratis consumpties, het niet houden van happy hours, het hanteren van een minimumprijs voor alcoholhoudende dranken, het niet verstrekken van alcoholhoudende dranken aan personen die reeds veel alcoholhoudend drank hebben gebruikt en het bevorderen van het gebruik van alcoholvrije en alcoholarme dranken. Dit soort zaken wordt na de voorgestelde wijziging in de Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening of is reeds geregeld in de Drank- en Horecawet.
Daarnaast zijn er nog andere bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 opgenomen op grond waarvan handhavend kan worden opgetreden indien de openbare orde en veiligheid in het geding is. Zo kan de burgemeester op grond van artikel 2:30 Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden een inrichting tijdelijk sluiten. Op grond van 2:31 Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 is het verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren en 2:48 Algemene Plaatselijke Verordening Katwijk 2011 regelt dat het verboden is op de weg alcoholhoudende drank te nuttigen.
Artikel 2:28a Opheffing vergunningplicht (vervallen)
Op basis van 2:28a kan de burgemeester een ontheffing van de vergunning plicht in artikel 2:28 aanwijzen. Omdat 2:28 komt te vervallen komt ook 2:28a te vervallen. Zie toelichting 2:28 voor meer informatie.
De bepalingen in de huidige model APV zijn heel algemeen gesteld terwijl deze in een eerdere versie gedetailleerder werd aangegeven wat de sluitingstijden zijn. Om deze reden is de eerdere versie van de APV aangehouden. In de oude APV is in hoofdstuk 5 een aparte afdeling opgenomen met betrekking tot de strandpaviljoens. In het kader van de deregulering zijn de strandpaviljoens in een nieuwe artikel 2.29 lid 2, sub d toegevoegd. Het is systematisch juister alle openbare inrichtingen op deze plaats te behandelen.
Het vierde lid bepaald dat het niet is toegestaan na 22.30 uur bezoekers toe te laten in een strandpaviljoen. Ook deze bepaling komt uit de afdeling met betrekking tot strandpaviljoens.
In het horecabeleid 2007 is een afvloeiregeling opgenomen. Deze regeling moet een geleidelijke uitstroom van publiek uit een horeca-inrichting realiseren. Aanvullend wordt voorkomen dat er na 1:00 uur nog personen horeca-inrichtingen kunnen betreden, waardoor het na 1:00 uur rustig is op straat. Door de wijziging van dit artikel wordt de afvloeiregeling opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening en krijgt deze een juridische borging.
In het horecabeleid 2007 is een afvloeiregeling opgenomen. Deze regeling moet een geleidelijke uitstroom van publiek uit een horeca-inrichting realiseren. Door de wijziging van dit artikel wordt de afvloeiregeling opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening en krijgt deze een juridische borging.
Door de wijziging van artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 3 was voorheen artikel 2:29 lid 2, sub c.
Door de wijziging van artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 4 was voorheen artikel 2:29 lid 2, sub d.
Door de wijziging van artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 5 was voorheen artikel 2:29 lid 4.
In het horecabeleid 2007 is een afvloeiregeling opgenomen. Deze regeling moet een geleidelijke uitstroom van publiek uit een horeca-inrichting realiseren. Door de wijziging van dit artikel wordt de afvloeiregeling opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening en krijgt deze een juridische borging.
Door de wijziging van artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 7 geeft de burgemeester de mogelijkheid ontheffing te verlenen van de verboden in artikel 2:29 lid 1 t/m lid 6. De burgemeester is bevoegd in bijzondere gevallen van deze verboden af te wijken.
Door de wijziging van artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 8 was voorheen artikel 2:29 lid 6.
Door de wijziging artikel 2:29 lid 2 verschuiven de overige bepalingen binnen artikel 2:29. Artikel 2:29 lid 9 was voorheen artikel 2:29 lid 7, sub b.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Deze bepaling geeft een verbod om de orde in horecabedrijven te verstoren, dat zich in zijn algemeenheid tot bezoekers richt. De sluitingsbepalingen richten zich tot exploitant. Het tweede lid richt zich tot de (potentiële) bezoeker van de inrichting. Als die zich met goedvinden van de exploitant in de inrichting bevindt in de tijd dat de inrichting gesloten moet zijn, overtreedt hij artikel 2:30. Als hij geen toestemming van de exploitant heeft en niet weggaat als de exploitant dat vraagt, overtreedt hij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (lokaalvredebreuk).
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Door de wijziging van de Drank- en Horecawet is het op basis van artikel 4 voor gemeente verplicht om per verordening regels op te stellen voor de verstrekking van alcohol bij paracommerciële rechtspersonen. Aanvullend heeft de gemeente op basis van artikel 25 Drank- en Horecawet de bevoegdheid om per verordening regels op te stellen over de verstrekking van alcohol. In deze nieuwe afdeling in de Algemene Plaatselijke Verordening worden deze nieuwe verordenende bevoegdheden van de gemeente opgenomen.
Artikel 2:34 Begripsbepalingen
In dit artikel wordt de definitie gegeven van begrippen die gehanteerd worden in afdeling 8A.
Artikel 2:34a Regulering paracommerciële rechtspersonen
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet stelt de verplichting op voor gemeente om per gemeentelijke verordening regels op te stellen om oneerlijke mededingen van paracommerciële rechtspersonen te voorkomen. De memorie van toelichting beschrijft hierbij dat er op lokaal niveau een maatschappelijke discussie gevoerd dient te worden over de vormgeving van de regels. Hieraan heeft het gemeente bestuur voldaan door voorafgaand aan de formele vaststelling van deze verordening de beleidskeuzes m.b.t. de verordening te delen met het werkveld en deze te publiceren op de gemeentelijke website.
Artikel 2:34a, lid 1, legt een beperking op de tijden waarop paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, alcohol mogen verstrekken. Met deze beperking wordt voorkomen dat er alcohol wordt geschonken op tijden dat er voornamelijk jeugdleden aanwezig zijn bij de paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard. Aanvullend legt artikel
2:34a, lid 2, de beperking op aan paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, om niet langer alcohol te schenken dan 1 uur na afloop van de activiteit die wordt uitgeoefend ter uitvoering van de statutaire doelen (verder: hoofdactiviteit). Hiermee wordt voorkomen dat er onnodig lang wordt door geschonken in de kantine van de paracommerciële rechtspersoon, waardoor men zou kunnen concurreren met de commerciële horeca. Een vaste eindschenktijd voor paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard is niet mogelijk. De tijden waarop de verschillende sportverenigingen actief zijn verschillen dusdanig, dat is gekozen voor een termijn na afloop van de hoofdactiviteit.
Artikel 2:34a, lid 2, legt een beperking op de tijden, waarop overige paracommerciële rechtspersonen alcohol mogen verstrekken. Deze beperking is gekoppeld aan de hoofdactiviteit van de paracommerciële rechtspersoon. Hiermee wordt voorkomen dat paracommerciële rechtspersonen te lang doorschenken na het aflopen van de hoofdactiviteit, of te vroeg beginnen met schenken voor de start van de hoofdactiviteit, wat zou leiden tot oneerlijke concurrentie met de commerciële horeca. Vanwege de grote diversiteit aan paracommerciële rechtspersonen en de diversiteit aan tijden waarop deze actief zijn, is het niet mogelijk een vaste tijd schenktijd op te leggen en is gekozen voor een termijn na afloop van de hoofdactiviteit.
Artikel 2:34a, lid 3, legt aan paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard een maximum van 10 bijeenkomsten per kalenderjaar op. Hiermee wordt een balans gecreëerd tussen de concurrentiepositie van de commerciële horeca en de paracommerciële horeca en wordt voorkomen dat de paracommerciële horeca onnodig wordt belemmerd in de exploitatie van de inrichtingen. Deze regeling geeft een mogelijkheid af te wijken van de schenktijden
Artikel 2:34a, lid 4, legt aan paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard met meer dan 1000 leden een maximum van 1 bijeenkomsten per 100 leden per kalenderjaar. Hiermee wordt een balans gecreëerd tussen de concurrentiepositie van de commerciële horeca en de paracommerciële horeca en wordt voorkomen dat de paracommerciële horeca onnodig wordt belemmerd in de exploitatie van de inrichtingen.
Artikel 2:34a, lid 5, legt aan paracommerciële rechtspersonen die zich richten op het organiseren van activiteiten van sportieve aard, de verplichting op om minimaal 10 werkdagen voor het plaatsvinden van de bijeenkomst van persoonlijke aard hiervan een melding te doen bij de gemeente.
Artikel 2:34a, lid 6, legt aan paracommerciële rechtspersonen die zicht richten op het organiseren van activiteiten voor jongeren waarbij het faciliteren van sociale interactie een voorname rol speelt, het verbod op om alcohol te schenken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, indien er een subsidie relatie is met de gemeente en de betreffende rechtspersoon. Hiermee wordt oneerlijke concurrentie voorkomen.
Artikel 2:34a, lid 7, verbiedt het openlijk aanprijzen van bijeenkomsten van persoonlijke aard door paracommerciële rechtspersonen. Het openlijk aanprijzen van bijeenkomsten van persoonlijke aard is een commerciële activiteit en leidt tot oneerlijke concurrentie tussen de commerciële horeca en de paracommerciële rechtspersonen.
Artikel 2:34b Beperkingen verstrekking sterke drank
Krachtens artikel 25a van de wet kan bij gemeentelijke verordening het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank worden verboden. De lokale politiek voert een alcoholmatigingsbeleid, met name gericht op het beperken van het alcoholgebruik onder jongeren. Gelet op de belangen die worden gediend met het matig alcoholgebruik (onder jongeren) is in dit artikel een verbod op het schenken van sterke drank opgenomen.
Artikel 2:34b, lid 1, verbiedt het verstrekken van sterke drank in zaken hoofdzakelijk gerede etenswaren worden verkocht en waar mensen niet primair komen voor alcoholgebruik en/of waar verhoudingsgewijs veel jongeren komen, zoals jeugdruimten, onderwijsruimten, wijkgebouwen, buurthuizen, snackbars en sportinstellingen.
Artikel 2:34b, lid 2, verbiedt het verstrekken van sterke drank bij paracommerciële rechtspersonen, waarbij hoofdzakelijk jongeren onder de 18 jaar aanwezig zijn. Op basis van artikel 20, lid 2 van de Drank- en Horecawet is het verboden om bedrijfsmatig anders dan om niet alcohol sterke drank te schenken aan personen onder de 18 jaar. Wanneer bij paracommerciële rechtspersonen hoofdzakelijk personen onder de 18 jaar aanwezig zijn, is het niet wenselijk dat er sterke drank wordt geschonken, gelet op het risico dat artikel 20, lid 2 van de Drank en Horecawet wordt overtreden. Aanvullend is het in het kader van het alcoholmatigingsbeleid niet wenselijk dat er sterke drank wordt geschonken wanneer er hoofdzakelijk personen van onder de 18 jaar aanwezig zijn bij paracommerciële rechtspersonen.
Artikel 2:34b, lid 3, geeft de burgemeester de mogelijkheid om aan een Drank- en Horecavergunning voorschriften en beperkingen te verbinden in het kader van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid.
Artikel 2:34c Beperking verstrekking zwak-alcoholhoudende drank
Krachtens artikel 25a van de Drank en Horecawet kan bij gemeentelijke verordening het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank worden verboden. De lokale politiek voert een alcoholmatigingsbeleid, met name gericht op het beperken van het alcoholgebruik onder jongeren. Gelet op de belangen die worden gediend met het matig alcoholgebruik (onder jongeren) is in dit artikel een verbod op het schenken van zwak-alcoholhoudende drank opgenomen.
In snackbars/cafetaria’s en andere zaken die vallen onder de omschrijving van artikel 18, lid 2 van de wet, waar geen alcohol mag worden geschonken ter plaatse wegens afwezigheid van een drank- en horecavergunning, mag er wel alcohol worden verkocht voor gebruik elders dan ter plaatse. Regelmatig wordt geconstateerd dat op hangplekken door jongeren veel alcohol wordt genuttigd en vervolgens onder invloed van alcohol overlast veroorzaken. Deze alcohol is ook afkomstig van snackbars. Na 22:00 uur kunnen jongeren geen alcohol meer kopen bij de supermarkten en slijterijen. Het is dan gewenst om de verkoop van alcohol uit de snackbars gelijk te stellen aan de openingstijden van de detailhandel. Artikel 2:34b bepaalt dat de verkoop van alcohol vanuit snackbars na 22:00 uur verboden is.
De in artikel 2:34b, lid 1 genoemde besloten ruimten zijn ontleend aan artikel 18, lid 2, onder c van de Drank- en Horecawet. In artikel 18, lid 2, onder c van de wet wordt genoemd: “een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk gerede eetwaren voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse plegen te worden gekocht, niet zijnde een horecalokaliteit”. In artikel 18 van de wet wordt aangegeven dat in de in artikel 18, lid 2, onder genoemde ruimte, alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse mag worden strekt. Onder de in artikel 18, lid 2, onder c bedoelde “ruimten” vallen onder andere de snackbars/cafetaria’s en de afhaalruimte van een chinees restaurant.
In het tweede lid is het verbod opgenomen voor het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank in paracommerciële rechtspersonen, waarbij hoofdzakelijk jongeren onder de 16 jaar aanwezig zijn. Op basis van artikel 20, lid 1 van de wet is het verboden om bedrijfsmatig anders dan om niet alcohol zwak-alcoholhoudende drank te schenken aan personen onder de 18 jaar. Wanneer bij paracommerciële rechtspersonen hoofdzakelijk personen onder de 18 jaar aanwezig zijn, is het niet wenselijk dat er zwak-alcoholhoudende drank wordt geschonken, gelet op het risico dat artikel 20, lid 1 van de wet wordt overtreden. Aanvullend is het in het kader van het alcoholmatigingsbeleid niet wenselijk dat er zwak-alcoholhoudende drank wordt geschonken wanneer er hoofdzakelijk personen van onder de 18 jaar aanwezig zijn bij paracommerciële rechtspersonen.
Op basis van artikel 20, lid 1, van de Drank- en Horecawet is het verboden om aan personen onder de 16 jaar alcohol te verkopen. Deze leeftijdsgrens wordt per 1 januari 2014 verhoogd naar 18 jaar. Met deze verhoging van de leeftijdsgrens wordt verwacht dat er openbare orde verstoringen zullen ontstaan door een abrupte overgang. Om deze openbare orde problematiek te voorkomen past de gemeente Katwijk een handhavingsstrategie toe, waarbij er in de horeca en de jongerensociëteiten niet handhavend wordt opgetreden tegen personen die zijn geboren in 1996 en 1997. Hierdoor behouden personen die in 2013 het recht hadden in de horeca alcohol te kopen, dit recht. Om de toegangsleeftijd tot de horeca te koppelen aan deze handhavingsstrategie is in artikel 2:34d, lid, opgenomen dat voor de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2015 het verboden is bezoekers, geboren op, of na 1 januari 1998, toe te laten tot een café, discotheek/dancing en terrassen na 22:00 uur.
Op basis van artikel 20, lid 1 van de Drank- en Horecawet is het verboden om aan personen onder de 16 jaar alcohol te verkopen. Deze leeftijdsgrens wordt per 1 januari 2014 verhoogd naar 18 jaar. De aanwezigheid van personen onder de 16 jaar (18 jaar per 1 januari) in de horeca in de avond vergroot de kans op overtreding van artikel 20, lid 1 van de wet. Aanvullend is het wenselijk in het kader van het alcoholmatigingsbeleid dat personen onder de 16 jaar zich niet in de cafés en discotheken begeven in de avond. Het is om deze reden in artikel 2:34d, lid 2, verboden om personen onder de 18 jaar toe te laten tot cafés, discotheken en terrassen na 22:00 uur vanaf 1 januari 2016, wanneer de periode van de handhavingsstrategie is afgelopen.
Artikel 2:34e Verbod op 'happy hours' en prijsacties
Artikel 25e van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid om per verordening een beperking op te leggen aan prijsacties bij horecalokaliteiten en detailhandel. In het kader van het alcoholmatigingsbeleid gebruikt het gemeentebestuur deze mogelijkheid en wordt er in artikel 2:34d van deze verordening een verbod gelegd op het houden van prijsacties, volgens de regels beschreven in artikel 25d van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:34f geeft de burgemeester de bevoegdheid om van de in artikelen 2:34a, 2:34b, 2:34c en 2:34d opgenomen verboden een ontheffing te verlenen. Een schriftelijke aanvraag dient daartoe te worden ingediend (artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht). Een dergelijke ontheffing kan incidenteel zijn of een structureel karakter dragen. Indien een aanvraag tot een ontheffing van het verbod minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de ontheffing nodig heeft is ingediend, kan de burgemeester de aanvraag buiten behandeling laten. Omdat het niet wenselijk is dat ontheffingen van rechtswege worden verleend wanneer niet tijdig op de aanvraag wordt beschikt is op basis van lid 2 de lex silencio positivo niet van toepassing.
De verwijzing naar “de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel” als bevoegd bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor loterijen en exploitatievergunningen voor kansspelautomaten is achterhaald. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 en de daarmee samenhangende wijziging van de Wet op de kansspelen toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. De bepaling is dienovereenkomstig aangepast.
Artikel 2:44 APV Vervoer inbrekerswerktuigen
Redactioneel aangepast en in overeenstemming gebracht met de delictsomschrijving in het
Artikel 2:45 APV Betreden van plantsoenen e.d.
Geen Lex Silencio Positivo. Het gaat hier om een ontheffing voor personen die om wat voor reden dan ook noodzakelijkerwijs in een plantsoen moeten zijn waar dat normaliter verboden is (voor het bevoegd betreden van het plantsoen geldt het verbod sowieso niet). Wij stellen voor hier de LSP niet toe te passen omdat het onwenselijk zou zijn dat personen hun gang zouden kunnen gaan wanneer te laat op hun verzoek is beslist.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Deze bepaling strekt ter bescherming van de bermen, glooiingen en zijkanten van wegen. Bermen, glooiingen en zijkanten maken deel uit van de weg. Deze bepaling ziet derhalve op het verkeer op wegen in de zin van de wegenverkeerswetgeving, maar kan als toelaatbaar worden beschouwd naast deze wetgeving. Op basis van artikel 149 Gemeentewet is de gemeentelijke wetgever immers bevoegd tot het stellen van regels die andere belangen dan verkeersbelangen dienen, tenzij deze regels het stelsel van de wegenverkeerswetgeving doorkruisen. Dat is hier niet het geval. Het verbod heeft slechts betrekking op voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden. Onder bepaalde omstandigheden kan er de noodzaak zijn om uit te wijken. Bijvoorbeeld omdat de weg moeten worden vrijgemaakt voor de hulpdiensten of ter voorkoming van een ongeluk of beperking van schade bij ongelukken. In een dergelijk geval geldt het verbod niet .
De beperking van het verbod tot voertuigen die niet zijn voorzien van rubberbanden, blijkt in de praktijk vragen op te roepen. Die beperking is opgenomen omdat juist die voertuigen schade kunnen aanrichten. Verder wordt hiermee voorkomen dat het domein van de Wegenverkeerswet wordt betreden. Het rijden met en parkeren van voertuigen, inclusief die met rubberbanden in niet van de weg (in de zin van de wegenverkeerswetgeving) deel uitmakende groenstroken, wordt geregeld in artikel 5:11 (aantasting groenvoorzieningen door voertuigen).
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen.
Bij de politie bestaat de behoefte aan deze aanvullingen in de APV. De gemeente Leiden hanteert deze bepalingen al. Lid 1a komt met name voor na controle van een groep of persoon die zich vervelend gedraagt, waarbij de agent wegloopt of fietst en weer wordt nageroepen. Lid 1b is een extra mogelijkheid voor de politie om personen uit het centrum te kunnen weren en aan te pakken in verband met ongewenst gedrag. In dit lid is de beperkte en verwarrende term “weggebruikers” vervangen door het veel ruimere “gebruikers” (van de openbare plaats).
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Door aanpassing in de Drank- en Horecawet van de leeftijd waarop jongeren in het openbaar alcohol mogen drinken ontstond een overlap met dit artikel. Het APV-artikel is om die reden aangepast.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
De VNG heeft deze bepaling facultatief gemaakt. Wij kiezen ervoor dit artikel te schrappen, omdat we dit artikel nog nooit hebben moeten toepassen. Mocht er zich in de toekomst toch een geval voordoen, dan kan de politie strafrechtelijk optreden.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Straatverontreiniging kan grote gevaren opleveren voor de volksgezondheid. Ook wordt via hondenuitwerpselen die op straat, in parken en plantsoenen blijven liggen, het voor honden dodelijke canine parvo virus verspreid. Los daarvan staat het probleem al jaren hoog in de ranglijsten van ergernissen.
Er zijn verschillende manieren om de overlast van hondenuitwerpselen aan te pakken.
Handhaving vraagt betrapping op heterdaad, de bedoeling van de bepaling is daardoor deels preventief. Overtreding van het verontreinigingsverbod door hondenuitwerpselen behoort tot de zogenaamde verontreinigingsdelicten, die vatbaar zijn voor sanctie door de politie.
Artikel 2:59 APV Gevaarlijke honden
Qua formulering aangepast aan de model APV. Verder een technische wijziging vanwege naamsverandering ministerie. Daarnaast is het verouderde en niet bijzonder diervriendelijke tatoeëren van honden ter identificatie geschrapt. Verder bestaat de ‘Regeling’ niet meer en is de definitie van de muilkorf daarom nu volledig uitgeschreven in het artikel.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het oude lid 2 is vervallen. Dit bepaalde namelijk precies hetzelfde als lid 1 en was dus dubbelop.
Geen Lex Silencio Positivo. Het college kan plaatsen aanwijzen waar eisen of beperkingen worden gesteld aan het houden van dieren. Dit artikel wordt vooral toegepast wanneer in en om woningen ongebruikelijk grote aantallen dieren worden gehouden, waardoor geluidhinder en stankoverlast ontstaat. Het is niet eenvoudig aan te geven wanneer en waarom, als er eenmaal eisen en beperkingen zijn gesteld, daar met een ontheffing weer van zou worden afgeweken. Doorgaans zal vrij snel negatief op een aanvraag om deze ontheffing kunnen worden beschikt. Desalniettemin hebben wij hier van het toepassen van de LSP afgezien. Dit vooral omdat in gevallen waarin dit artikel wordt toegepast vaak al enige wrevel bestaat over de in de buurt ondervonden overlast. Een van rechtswege ontstane ontheffing en daardoor weer toenemende hinder zou de sfeer niet ten goede komen.
Wel Lex Silencio Positivo. Nu aan de verlening of de weigering een vrij eenvoudige afweging ten grondslag ligt en de gevolgen doorgaans beperkt zullen zijn, zijn er geen dwingende redenen van algemeen belang aanwezig om hiervan af te zien.
Wel Lex Silencio Positivo. Het artikel stelt namelijk al bepaalde eisen aan de bijenhouder, waaraan in het gros van de gevallen wordt voldaan. De enkele keer dat van die eisen ontheffing wordt gevraagd zal daar tijdig op kunnen worden beslist. Ook het belang van de bijenhouderij en de moeilijke situatie waarin zij verkeert zijn een afweging.
Artikel 2:67 APV Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Wel Lex Silencio Positivo. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van één tot alle verplichtingen in dit artikel. Doorgaans zal daarvoor een praktische reden zijn. Bovendien lijdt de ondernemer doorgaans geen grote schade wanneer er per abuis een vrijstelling van rechtswege ontstaat en die wordt teruggedraaid.
Artikel 2:72 en 2:73 APV Consumentenvuurwerk
Een overbodig zinsdeel (”van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd”) is geschrapt. Het nogal ouderwetse woord “bezigen” is vervangen door “gebruiken”.
Geen Lex Silencio Positivo. Voor het verkopen van consumentenvuurwerk is een vergunning nodig. Gezien de veiligheidsaspecten, de grote toeloop die een vuurwerkhandel doorgaans met zich meebrengt en de scherpe concurrentie in deze branche ligt het niet voor de hand om hier een LSP in te voeren.
Door een wijziging van de Gemeentewet per 1 juli 2016, in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht, is deze mogelijkheid niet langer beperkt tot het plaatsen van vaste camera’s. Nu behoort ook mobiel cameratoezicht tot de mogelijkheden.
Artikel 2:78; Gebiedsontzeggingen
Overtreding van een gebiedsontzegging die krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.
De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat de gebiedsontzegging kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om gebiedsontzeggingen van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijke gebiedsontzegging, eerst een waarschuwing worden gegeven.
Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een gebiedsontzegging van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurende gebiedsontzegging en pas daarna een gebiedsontzegging in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurig gebiedsontzegging in de weg staan.
Het is in het licht van proportionaliteit en subsidiariteit geboden om slechts tot oplegging van een langdurige gebiedsontzegging over te gaan, wanneer de gedraging waarop deze oplegging betrekking heeft binnen een bepaalde periode na oplegging van de eerste gebiedsontzegging plaatsvindt. Vindt de gedraging aldus na deze periode plaats, dan wordt een langdurige gebiedsontzegging niet gelegitimeerd geacht.
Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.
Geen lex silencio positivo. Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3:5 APV Gedragseisen exploitant en beheerder (seksinrichting)
Tekstuele aanpassing. Een verwijzing naar een bepaling in een andere wet is geactualiseerd.
Tweede lid: Aangepast vanwege de staatkundige verandering van het land. In sub b zijn de BES-eilanden ingevoegd.
De wetswijziging tot opheffing van het bordeelverbod heeft géén gevolgen voor de straatprostitutie. Het is echter wel een vorm van prostitutie die nadere regulering behoeft. Daarom is dit artikel nader uitgewerkt.
Artikel 3:13 APV Weigeringsgronden
De afbakening tussen deze bepaling en artikel 1:8 was niet duidelijk. Dat is aangepast.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Dit artikel is bij de laatste APV wijziging aangepast. Er is een extra lid toegevoegd waarin het college de mogelijkheid heeft om (categorieën) inrichtingen aan te wijzen waarvoor de leden 7 en 8 van artikel 4:3 van de APV niet van toepassing zijn. Met deze wijziging is de mogelijkheid gecreëerd om ook op het buitenterrein van een inrichting een incidentele festiviteit te houden. Dit is voornamelijk wenselijk voor para-commerciële inrichtingen die bijvoorbeeld vrijwilligersdagen houden.
Artikel 4:6 APV Overige geluidhinder
De formulering van het eerste lid is aangepast. Door een toevalligheid wekte de tekst de indruk dat er naar het reeds lang ingetrokken “Besluit toestellen en geluidsapparaten” werd verwezen.
Geen Lex Silencio Positivo. Dit artikel verbiedt het veroorzaken van geluidhinder. Het artikel vervult de rol van ‘vangnetbepaling’. Wanneer geen andere regeling van toepassing is kan men terugvallen op de APV om handhavend op te treden tegen geluidhinder. Vanwege de overlast en ergernis die geluidsoverlast oplevert ligt het niet voor de hand om hier een LSP toe te passen.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het eerste lid introduceert het vergunningenstelsel. De omgevingsvergunning heeft in dit artikel voornamelijk ten doel juist een bepaalde boom of groep van bomen uit oogpunt van behoud van natuurwaarde, landschappelijke waarde, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid te sparen. Met een herbeplanting is men zelden gebaat. Het is dus zaak een maximale bescherming te scheppen. Deze geeft het vergunningenstelsel in grotere mate dan het meldingssysteem. In deze verordening wordt daarom een vergunningenstelsel gehanteerd, wat inhoudt dat er een algemeen kapverbod geldt, behoudens daartoe verkregen vergunning.
Tweede lid, onderdelen a tot en met d (uitzonderingen krachtens de Boswet)
Het tweede lid geeft een groep uitzonderingen op het in het eerste lid gestelde verbod. De onder a tot en met d vervatte uitzonderingen vloeien voort uit artikel 15, tweede lid, van de Boswet, waarin de categorieën bomen of houtopstanden worden genoemd, ter bewaring waarvan de gemeentelijke wetgever geen regels mag stellen. Hiertoe behoren onder andere wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen.
Het begrip 'vruchtboom' is niet duidelijk. Onder vruchtboom wordt blijkens de memorie van toelichting bij de Boswet ook een notenboom verstaan. Uit de parlementaire discussie over artikel 15, tweede lid, van de Boswet kan worden afgeleid dat is gedacht aan bomen die uit economische motieven worden geteeld, dat wil zeggen bomen zoals die staan in boomgaarden oftewel fruitbomen. De Kroon was echter van mening dat een solitaire vruchtboom ook onder de uitzondering valt. Dit houdt in dat ten behoeve van het kappen van geen enkele vruchtboom een kapvergunning vereist is.
Tweede lid, onderdeel e (uitzondering voor dunning) Geen vergunning is vereist voor het vellen van houtopstand bij wijze van dunning. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 1, eerste lid, onderdeel c van de Boswet.
Bij strafvervolging kunnen er twijfels rijzen over de vraag of de omstandigheid dat de velling geschiedde 'anders dan bij wijze van dunning' bestanddeel is van het strafbare feit, dat dus ten laste gelegd en bewezen moet worden.
Tweede lid, onderdeel f (uitzondering voor bosbouwondernemingen)
Ingevolge artikel 15, derde lid, van de Boswet is de gemeenteraad niet bevoegd regelen te stellen ter bewaring van bossen en andere houtopstanden die deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan en gelegen zijn buiten de bebouwde kom (tenzij het een zelfstandige eenheid betreft van minder dan 10 are of een zelfstandige rijbeplanting van minder dan 20 bomen). Met het oog op het bestaan van verscheidene bebouwde kommen in de gemeente worden - de woorden 'gelegen buiten een bebouwde kom' gebruikt. Wanneer gedeputeerde staten ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet ontheffing van de verplichting tot het vaststellen van bebouwde-komgrenzen hebben verleend, kan de zinsnede 'gelegen buiten een bebouwde kom' vervallen.
Tweede lid, onderdeel g (uitzondering voor o.a. iepziektebestrijding)
Onderdeel g ziet op het geval dat bomen moeten worden geveld ter bestrijding van de iepziekte of in het kader van een instandhoudingsplicht dan wel krachtens (andere) bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.
Blijkens de jurisprudentie mag een herplantplicht ook na strafrechtelijk optreden nog worden opgelegd. Voorts kan een herplantplicht inhouden dat er meer bomen of zelfs struiken worden geplant dan er eerst waren. Herstel in de vorige toestand kan ook betekenen het laten uitvoeren van zodanige maatregelen dat de vorige toestand zoveel mogelijk wordt benaderd en indien niet anders mogelijk zelfs pas na verloop van tijd.
Wanneer een herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift zou kunnen worden gesteld, dan zou dat betekenen dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. De in artikel 4:11, derde lid, opgenomen bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantverplichting te scheppen.
Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar, als houtopstand teniet is gegaan door een velling ingevolge de Plantenziektenwet of een velling in het kader van een instandhoudingsplicht krachtens artikel 4.3.6, derde lid, dan wel op grond van (andere) bepalingen van de APV, bij voorbeeld in verband met de verkeersveiligheid. Gebleken is dat voor het uitvoeren van de herplantplicht soms ook de medewerking van anderen dan de zakelijk gerechtigde noodzakelijk is.
Ook in de Boswet komt een herplantplicht voor. Artikel 3 van de Boswet verplicht de eigenaar van grond, waarop een houtopstand anders dan bij wijze van dunning is geveld of op andere wijze teniet gegaan, tot herbeplanting. Het Besluit herbeplanting artikel 3 Boswet geeft daarvoor nadere regels. De herplantplicht die in artikel 4:11 is neergelegd, verschilt van de herplantplicht van de Boswet. De herplantplicht in deze bepaling geldt niet zonder meer, maar pas wanneer het college daartoe besluit. De herplantplicht van de Boswet bestaat uit kracht van de Boswet zelf. De herplantplicht heeft in deze bepaling bovendien een andere strekking dan in de Boswet: in de wet is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is), terwijl herbeplanting krachtens de modelbepalingen geschiedt om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarde, stads- en dorpsschoon of beeldbepalende waarde en daardoor vaak zoveel mogelijk ter plaatse moet gebeuren. Hieruit volgt dat een herplantplicht slechts opgelegd kan worden, wanneer hieruit een herstel van de verloren waarden kan voortkomen.
Geen Lex Silencio Positivo. Hier gaat het om een omgevingsvergunning zoals geregeld in de WABO. Er geldt daarom per definitie een LSP. U heeft hier dus niet de keuzevrijheid om de LSP niet van toepassing te verklaren. Het is feitelijk overbodig om in dit artikel de LSP nogmaals vast te leggen, maar we hebben dat omwille van de duidelijkheid wel gedaan.
Artikel 4:11a Aanvraag vergunning
Eerste lid (aanvrager) In dit artikel(-lid) wordt bepaald dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door een zakelijk gerechtigde. Een huurder of pachter kan een aanvraag indienen, indien hij daartoe gemachtigd is door de eigenaar. Voor die gemeenten waar zich kroondomeinen bevinden, kan achter 'zakelijk recht' worden ingevoegd 'dan wel krachtens enig duurzaam persoonlijk recht'. De woorden 'of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid' zijn in de bepaling opgenomen in verband met gevallen waarin een overheidsorgaan, bijvoorbeeld een provincie of een waterschap, bij wijze van bestuursdwang bomen wil vellen, die in strijd met een verordening of een waterschapskeur geplant zijn. Deze bestuursdwang zal slechts uitgeoefend kunnen worden, indien het college een kapvergunning verleent. Het college zou echter geen kapvergunning kunnen verlenen, wanneer de vergunning slechts door de zakelijk gerechtigde zou kunnen worden aangevraagd. Eventueel kan ook worden bepaald dat de aanvraag kan worden ingediend door de eigenaar of degene die daartoe uit anderen hoofde bevoegd is. Tweede lid (combinatie melding/aanvraag om kapvergunning) Bepaalde houtopstanden buiten de bebouwde kom kunnen zowel onder de Boswet als onder de kapbepalingen van de (model-)APV vallen. Dit betekent dat in die gevallen een voorgenomen velling moet worden gemeld aan Staatsbosbeheer en dat vergunning moet worden gevraagd aan het gemeentebestuur. Artikel 4.3.3, tweede lid, stelt nu dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving aan Staatsbosbeheer mede wordt beschouwd als een vergunningaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is mogelijk geworden, doordat de directeur van Staatsbosbeheer van de bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt aan het desbetreffende college van burgemeester en wethouders. Aangezien dit afschrift alle gegevens bevat, die het college voor de beoordeling van de aanvraag nodig heeft, is een belangrijke vereenvoudiging verkregen die voor de belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag wegneemt.
Artikel 4:12 Weigeringsgronden
Over de afweging van belangen is inmiddels uitgebreide jurisprudentie ontstaan, die in het algemeen positief uitwerkt voor het behoud van bomen. Onder meer blijkt dat bomen niet zonder meer moeten wijken voor economische belangen, zoals het beter bewerkbaar zijn van akkers of het voorkomen van water- en voedselonttrekking of schaduwwerking.
Niet alleen de visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een kapvergunning. In de jurisprudentie worden als toetsingscriteria onder andere aangetroffen:
• waarde voor stads- en dorpsschoon
Aan de hand van deze criteria kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met:
• de recreatieve waarde van een op zichzelf lelijke klimboom, die bij de jeugd als speelobject waardering ondervindt;
• de belevingswaarde van houtopstand vanuit cultuurhistorisch of planologisch oogpunt of wegens ouderdom of situering;
• de natuurwetenschappelijke betekenis van houtopstand, bijvoorbeeld doordat daarop zeldzame epifytische of terrestrische planten groeien, hetzij hogere planten dan wel mossen of korstmossen, de luchtzuiverende kwaliteiten, de invloed op de bodemhuishouding en het microklimaat en de nestel- of schuilgelegenheid voor bepaalde diersoorten.
Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam) omvang van de boom, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend.
Deze begrippen zijn niet nauwkeurig te omschrijven. De hier gegeven opsomming is bovendien niet uitputtend. Wel zal elke keer weer een afweging moeten worden gemaakt van alle betrokken belangen.
Een kapvergunning zal bijvoorbeeld in het algemeen moeten worden verleend, wanneer:
• het gaat om het vellen van de houtwallen waarvan het gebruikelijk is dat deze bij gedeelten periodiek worden 'afgezet', dat wil zeggen, geveld om een geleidelijke verjonging mogelijk te maken;
• het gaat om het vellen van een waardevolle boom die een ernstig gevaar vormt voor de openbare veiligheid, bij voorbeeld wegens het risico van omwaaien of het belemmeren van het uitzicht voor het verkeer;
• de bezwaren, die de bewoners van woningen ondervinden wegens het belemmeren van licht en lucht, de vochtigheid van de woning, het verstopt raken van goten, enz., zwaarder wegen dan de waarde van de houtopstand;
Op 1 januari 1991 verviel de door het Ministerie van landbouw, natuurbeheer en visserij gecoördineerde iepziektebestrijding. Het ministerie acht de ziekte beheersbaar, omdat ten gevolge van de aanpak de infectiedruk op een laag niveau is gebracht.
De iepziekte ontstaat doordat een schimmel de houtvaten, de stam en de takken verstopt. Hierdoor wordt de sapstroom tussen de wortels en de boom verstoord en krijgen de bladeren geen voedingsstoffen en water meer. De boom is dan ten dode opgeschreven. Dit proces kan zich binnen enkele weken voltrekken. De schimmel wordt overgebracht door de iepenspintkever. De kevers leggen hun eitjes onder de schors van zieke of dode iepen. De jonge kevers vliegen naar gezonde bomen in de buurt, die zodoende worden aangetast. Soms dragen de wortels zonder tussenkomst van de kever, de schimmel aan elkaar over.
Verspreiding van de iepenspintkever is tegen te gaan door ziek of dood iepenhout in de periode mei t/m augustus binnen één maand te vernietigen. Iepenhout afkomstig van najaars- en voorjaarsstormen moet voor 1 mei zijn vernietigd. Om de ziekte tegen te gaan is het noodzakelijk alle iepen, zowel op particuliere terreinen als op publiekrechtelijk beheerde terreinen tweemaal per groeiseizoen te controleren op de aanwezigheid van de ziekte.
In artikel 4:12a, eerste lid, onder a is de opheffing van het kapverbod geregeld indien sprake is van een aanschrijving die leidt tot het vellen van een boom.
De bij de bestrijding van de iepziekte betrokken organisaties (waaronder de Bomenstichting, het Ministerie van LNV, de Vereniging Stadswerk, de Groenraad en enkele gemeenten) plegen overleg in het IepenBeraad. De VNG is geen deelnemer aan het Iepenberaad maar onderschrijft wel de doelstelling van coördinatie van de bestrijding van de iepziekte. De verantwoordelijkheid voor bestrijding van de iepziekte ligt voornamelijk bij gemeenten. Die verantwoordelijkheid krijgt vorm door een consequente uitvoering en handhaving van dit voorschrift.
4:12b Afstand van de erfgrenslijn
Ingevolge deze bepalingen kunnen buren elkaar verplichten tot het rooien van bomen, heesters en heggen binnen een bepaalde afstand van de perceelgrens (0,5 meter voor bomen, nihil voor heesters en heggen). Dit artikel is toegevoegd omdat in de praktijk veel bomen en heesters op een afstand van minder dan 0,5 m van de erfgrens zijn. Het is duidelijk dat burgemeester en wethouders een kapvergunning voor een boom die zich binnen 0,5 meter van andermans erf bevindt en waarvan de buurman vindt dat die boom moet verdwijnen (waartoe de eigenaar van de boom dus volgens het civielrecht verplicht is), niet kunnen en mogen weigeren, mits de algemene verjaringstermijn van 20 jaar niet is verstreken.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke handelsreclame
Ter voorkoming van aanstootgevende reclame-uitingen binnen de gemeente Katwijk is sub-lid c in 2006 in de APV opgenomen, naar aanleiding van een incident dat heeft gespeeld rond aanplakbiljetten waarvan de inhoud beschouwd werd als aanstootgevend en betrekking had op een activiteit welke als aanstootgevend dan wel onzedelijk werd aangemerkt. Met behulp van dit sublid kan herhaling worden voorkomen.
Artikel 4:17 APV Begripsbepaling kampeermiddel
Kleine tekstuele wijziging: ‘WABO’ in plaats van ‘Woningwet’.
Artikel 4:18 APV Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Geen Lex Silencio Positivo. Dit artikel verbiedt het kamperen buiten kampeerterreinen. Ontheffing is mogelijk. Omdat wildkamperen in beginsel onwenselijk is, stellen wij voor hier niet voor een LSP te kiezen.
Artikel 5:2, vijfde lid; Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Geen Lex Silencio Positivo. Bij deze ontheffing was nagelaten een keuze te maken voor of tegen een Lex Silencio Positivo. Daarom is een vijfde lid toegevoegd waarin dat alsnog wordt geregeld. Een Lex Silencio is gezien het milieubelang hier niet wenselijk.
Artikel 5:3 APV Te koop aanbieden van voertuigen.
Geen Lex Silencio Positivo. Het college kan wegen aanwijzen waar het verboden is om voertuigen te koop aan te bieden. Dit artikel dient om te kunnen optreden tegen geïmproviseerde kleine automarkten op de openbare weg. Gezien de overlast die daarmee gepaard kan gaan is het niet wenselijk om hier een LSP toe te passen.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d.
Deze bepaling richt zich tegen het langer dan nodig plaatsen of hebben van caravans, campers, kampeerwagens, aanhangwagens e.d. op de weg. In deze bepaling zijn de woorden 'parkeren' gewijzigd in 'te plaatsen of te hebben' om de handhaving van deze bepaling eenvoudiger te maken. Met het steeds een paar meter verplaatsen van een caravan, aanhangwagentje e.d. op de openbare weg wordt overtreding van deze bepaling niet langer meer voorkomen. Met de zinsnede 'of een ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd' is beoogd aan te geven dat alle soorten (aanhang)wagens en voertuigen, die niet 'dagelijks' worden gebruikt als vervoermiddel onder deze bepaling kunnen vallen. Het excessieve van het hier bedoelde plaatsen of hebben is in de eerste plaats gelegen in het buitensporige gebruik van parkeerruimte dat daarmee gepaard gaat. Daarnaast is dat het ontsieren van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Het plaatsen of hebben gedurende ten hoogste drie (achtereenvolgende) dagen wordt niet verboden, opdat de betrokkene de gelegenheid zal hebben zijn kampeerwagen, caravan of camper voor een te ondernemen reis gereed te maken, respectievelijk na de reis op te ruimen.
Gezien de veelal toenemende parkeerdruk op de openbare weg - vaak juist ook in woonwijken - is ervoor gekozen om de redactie van de bepaling in het eerste lid, in tegenstelling van het model van de VNG, stringenter te redigeren en direct voor de bebouwde kom van toepassing te verklaren.
Dit alles laat echter onverlet dat voor het plaatsen of hebben (het parkeren) van deze voertuigen in het gebied waar betaald parkeren geld gewoon betaald dient te worden.
Geen Lex Silencio Positivo. Het college kan wegen aanwijzen waar caravans e.d. niet langer dan drie dagen achtereen geparkeerd mogen staan. Het motief voor zo’n aanwijzingsbesluit zal meestal zijn dat toch al schaarse parkeerruimte door caravans, campers, vouwwagens e.d. zou worden ingenomen. In die situatie zou het onwenselijk zijn dat een ontheffing zou ontstaan als er een beslistermijn wordt overschreden.
Artikel 5:7 APV Parkeren van reclamevoertuigen
Wel Lex Silencio Positivo. Het is verboden om een voertuig te parkeren met het enkele doel daarmee reclame te maken. Ontheffing is mogelijk. In dit geval stellen wij voor wel een LSP op te nemen. Deze situatie is veel zeldzamer dan die in het vorige artikel (kampeermiddelen e.d.). Ook vergt het toekennen of afwijzen van deze ontheffing geen langdurige of complexe afweging
Artikel 5:11 APV Aantasting groenvoorziening door voertuigen
Geen Lex Silencio Positivo. Het is verboden om met voertuigen te rijden en te parkeren in en door parken, plantsoenen e.d. Ontheffing is mogelijk. Gezien het belang dat hier aan de orde is: het voorkomen van schade aan groenvoorzieningen, lijkt het niet bijzonder wenselijk om hier een LSP toe te passen.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets.
Fietsen, bromfietsen, snorfietsen en scooters die buiten de daarvoor bestemde ruimten (fietsenstallingen) zijn geplaatst kunnen worden aangepakt op grond van dit artikel indien hiertoe locaties zijn aangewezen. Daarnaast kan op grond van artikel 5:5 (voertuigwrakken) worden opgetreden. Onder voertuig wordt op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens verstaan : fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.
Sinds de gevonden voorwerpen niet meer bij de politie, maar bij de gemeente Katwijk gebracht moeten worden, wordt er bij de gemeente ook melding gemaakt van onbeheerde fietsen of ‘weesfietsen’, die langdurig op de weg staan zonder gebruikt te worden. Om deze gevonden of onbeheerde fietsen op een zorgvuldige wijze van de weg te kunnen halen middels handhaving door de gemeentelijke opsporingsambtenaren (GOA’s), wordt voorgesteld om artikel 5:12 te wijzigen. Bij het onbeheerd laten staan van fietsen buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen óf het langer dan twee weken onbeheerd laten staan van fietsen, kan dan handhavend worden opgetreden. Het college moet daarvoor wel eerst plaatsen aanwijzen. Dat gebeurt eind 2012 via een aanwijzingsbesluit.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (vervallen)
In het kader van de vermindering van regelgeving en de vereenvoudiging van vergunningen is gekeken of de inzamelingsvergunning gehandhaafd dient te worden of dat er andere mogelijkheden zijn variërend van afschaffen van de vergunning tot een algemene regel.
In Katwijk is er voor gekozen dit artikel te laten vervallen. Hierbij is overwogen dat door het CBF worden de landelijke collectes reeds verspreid gepland per jaar. Dit landelijke rooster kan als uitgangspunt dienen voor de lokale initiatieven om hierop hun collectes af te stemmen).
Artikel 5:16 APV Vrijheid van meningsuiting
Wel een Lex Silencio Positivo. Artikel 5:16 regelt een aantal aspecten van de vrijheid van meningsuiting die met het venten (artikel 5:15) verband houden. Omdat de vrijheid van meningsuiting eengroot goed is en door de Grondwet en diverse internationale verdragen wordt beschermd, kan het uitventen van folders e.d. waarin gevoelens en meningen worden verkondigd, niet worden verboden of van een vergunning vooraf afhankelijk worden gemaakt. Wel kan via de APV het folderen en flyeren op bepaalde tijden en plaatsen verbieden ter voorkoming van ordeverstoring en overlast. Van zo’n verbod is ontheffing mogelijk. Wij stellen voor hier wel een LSP op te nemen. Het toekennen of afwijzen van deze ontheffing vergt geen langdurige of complexe afweging .
Wel Lex Silencio Positivo. Nu aan de verlening of weigering van de vergunning een relatief eenvoudige afweging ten grondslag ligt en de gevolgen van een snuffelmarkt doorgaans beperkt zullen zijn, zijn er geen dwingende redenen van algemeen belang aanwezig om van een LSP af te zien.
De artikelen met betrekking tot de strandpaviljoens zijn voor de overzichtelijkheid verplaatst naar de overige bepalingen inzake openbare inrichtingen. De bepalingen die speciaal voor de strandpaviljoens zijn geschreven zijn in artikel 2.29 opgenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Ten behoeve van het binnenkort aan u voor te leggen ligplaatsenbeleid voor pleziervaartuigen wordt voorgesteld om de artikelen 5:24 en 5:25 te wijzigen zodat het college meer mogelijkheden heeft voor het vaststellen van nadere regels en beperkingen voor voorwerpen op/in/boven het water én voor het hebben van een ligplaats.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
De ontheffingsmogelijkheid van lid 2 is bedoeld voor het realiseren van permanente ligplaatsen voor de voor Katwijk van belang zijnde historische vaartuigen in het Prins Hendrikkanaal.
Artikel 5:32 APV Crossterreinen
Redactionele aanpassing. Overbodige begripsomschrijving geschrapt. Daardoor tekstuele aanpassing van lid 1 en het laten vervallen van het oude lid 3.
Artikel 5:33 APV Beperking verkeer in natuurgebieden
Geen Lex Silencio Positivo. Het is verboden om in publiek toegankelijke natuurgebieden te rijden. Het college kan deze regel ‘op maat maken’ door zaken te regelen over plaatsen, tijden en soorten voertuigen. Een ontheffing is mogelijk. Gezien de belangen die hier worden beschermd: de rust en recreatie in natuurgebieden, lijkt het niet wenselijk om hier een ontheffing van rechtswege in het leven te roepen.
Artikel 5:34 APV Verbod vuur te stoken
Redactionele aanpassing. De vorige tekst bleek verwarring te wekken over de vraag wat onder het tweede lid was toegestaan.
Artikel 5:34, zesde lid; Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Geen Lex Silencio Positivo. Bij deze ontheffing was nagelaten een keuze te maken voor of tegen een Lex Silencio Positivo. Daarom is een zesde lid toegevoegd waarin dat alsnog wordt geregeld. Een vergunning van rechtswege is hier gezien het milieu- en veiligheidsbelang niet wenselijk.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
De afdeling Publiekszaken is bezig met het creëren van een mogelijkheid tot het strooien van as op de gemeentelijke begraafplaatsen (een strooiveld). Omdat tot nog toe het verstrooien van as op deze plaatsen verboden was, is nu het voorstel om de APV hierop aan te passen. ‘Crematoriumterreinen’ wordt verwijderd, omdat er in Katwijk niet zulke terreinen zijn.
Artikel 5:36 APV Verboden plaatsen (voor asverstrooiïng)
Wel Lex Silencio Positivo. Het is verboden op bepaalde plaatsen de as van een overledene uit te strooien. Ontheffing van het verbod is mogelijk. Dit soort ontheffingen zijn zeldzaam en er zijn doorgaans emoties van nabestaanden in het geding. Het is daarom mogelijk en wenselijk dat er snel en tijdig wordt beslist. Om die reden hebben wij ervoor gekozen hier wel een LSP op te nemen.
Artikel 5:39Sluitingsperiode strandpaviljoens (vervallen)
Dit artikel is vervallen omdat het tijdvak binnen enkele jaren aangepast zal worden omdat in de Nota van Uitgangspunten voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan Zee, Strand en Duinen jaarrondexploitatie van de strandpaviljoens is opgenomen. Dat betekent dat de strandpaviljoens op termijn het hele jaar op het strand mogen staan als zij kunnen voldoen aan op te stellen voorwaarden. Het bestemmingsplan zal in 2011 of 2012 worden vastgesteld door de raad. Na de kustversterking in 2015 kunnen de strandpaviljoens het hele jaar op het strand staan.
Tijdvak vaartuigen en dieren op het strand gelijk getrokken
Verder is er voor gekozen vaartuigen op het strand (5:45), rijden met een zeilwagen op het strand (5:47, tweede lid), rij- of trekdieren op het strand (5:48), honden op het strand (5.51), vissen op het strand (5:52) vliegeren en kite-surfen op het strand (5:55) te verbieden gedurende eenzelfde tijdvak: te weten van 1 april tot 1 oktober (voorheen betrof het verschillende tijdvakken).
Dit met het oog op eenduidige regelgeving en duidelijke regels met betrekking tot toezicht e handhaving.
Eveneens is in het kader van eenduidige regelstelling en duidelijkheid ten behoeve van het toezicht en de handhaving het uitzonderingsbeleid dat al gold voor paarden nu ook van toepassing verklaard op honden en op zeevissen vanaf het strand.
Artikel 5:45 Vaartuigen op het strand
Deze toevoeging maakt het voor het college mogelijk om nadere regels te stellen aan vaartuigen die op het strand mogen zijn of daar mogen afvaren danwel landen. Deze nadere regels staan vermeld in het strandbeleid.
Artikel 5:51 Honden op het strand
In artikel 5:48 (Rij- of trekdieren op het strand) is in het tweede lid bepaald dat het college omstandigheden, plaatsen en tijden kan aanwijzen waarop het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt. Dit artikel is uitgewerkt in beleidsnota’s. Dit lid en het daarbij behorende uitzonderingsbeleid ten aanzien van paarden is in het kader van eenduidigheid van regels ook van toepassing verklaard op het artikel inzake honden op het strand. Aan artikel 5:51 (honden op het strand) wordt derhalve een tweede lid toegevoegd : “2. Het college kan omstandigheden, plaatsen en tijden aanwijzen waarop het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt”.
In tegenstelling tot artikel 5:48 (rij- of trekdieren op het strand) noemt artikel 5:51 naast de periode dat honden zich niet op het strand mogen bevinden ook de tijdstippen waarop dit in die periode niet mag. Om deze artikelen gelijk te trekken, stellen wij voor ook bij dit artikel de tijdstippen weg te laten. Deze materie leent zich beter om via aanwijzingsbesluiten geregeld te worden. Binnenkort zullen wij dan ook de tijdstippen (zoals die in de APV genoemd stonden) aanwijzen.
Artikel 5:52 Vissen vanaf het strand
In artikel 5:48 (Rij- of trekdieren op het strand) is in het tweede lid bepaald dat het college omstandigheden, plaatsen en tijden kan aanwijzen waarop het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt. Dit artikel is uitgewerkt in beleidsnota’s. Dit lid en het daarbij behorende uitzonderingsbeleid ten aanzien van paarden is in het kader van eenduidigheid van regels ook van toepassing verklaard op het artikel inzake (zee)vissen vanaf het strand. Aan artikel 5:52 (vissen op het strand) wordt derhalve het tweede lid als volgt gewijzigd : “2. Het college kan omstandigheden, plaatsen en tijden aanwijzen waarop het verbod genoemd in het eerste lid niet geldt”. Het voormalige tweede lid waar bij de burgemeester in bijzondere omstandigheden ontheffing kan verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod is hiermee komen te vervallen.
De titel van het artikel is voor de duidelijkheid gewijzigd van vissen op het strand in vissen vanaf het strand.
Verder heeft het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie een ministeriële regeling vastgesteld waarin staandwantvissen verboden is. Gemeenten die dit staandwantvissen uit historisch oogpunt toe willen blijven staan kunnen zich melden bij het ministerie. Dit heeft de gemeente Katwijk gedaan. Het college wil het historisch staandwantvissen toestaan onder bepaalde voorwaarden. Door het artikel 5:52 aan te passen wordt de juridische grondslag hiervoor gelegd.
In tegenstelling tot artikel 5:48 (rij- of trekdieren op het strand) noemt artikel 5:52 naast de periode dat het vissen vanaf het strand niet mag ook de tijdstippen waarop dit in die periode niet is toegestaan. Om deze artikelen gelijk te trekken, stellen wij voor ook bij dit artikel de tijdstippen weg te laten. Deze materie leent zich beter om via aanwijzingsbesluiten geregeld te worden. Binnenkort zullen wij dan ook de tijdstippen (zoals die in de APV genoemd stonden) aanwijzen.
Artikel 5:46 Jetski’s en waterscooters
Deze bepaling is opgenomen ter voorkoming van overlast en gevaarlijke situaties veroorzaakt door en met jetski’s en waterscooters. De reden dat dit artikel is opgenomen is dat indien nodig ook handhavend kan worden opgetreden.
Voor zeilwagens bestaat de laatste jaren steeds meer belangstelling, hieruit komt de behoefte voort dit te reguleren.
Artikel 5.61 Verbod metaaldetector
Dit artikel bepaalt dat het verboden is in een daartoe door de burgemeester aangewezen gebied een metaaldetector of enig ander voorwerp, kennelijk bedoeld voor het opsporen van explosieven , wapens, munitie en dergelijke, te gebruiken of voor gebruik voorhanden te hebben. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste gestelde verbod. Aanleiding voor het opnemen van dit artikel is het gebied rondom het voormalige vliegveld Valkenburg.
Artikel 6:2, eerste lid; Toezichthouders
Op grond van artikel 2:74 van de APV is het, onverminderd het bepaalde in de Opiumwet, verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Overtreding van dit artikel kan bestuursrechtelijk worden gesanctioneerd, bijvoorbeeld door middel van het opleggen van een last onder dwangsom.
De informatie die nodig is om een overtreding van dit verbod vast te kunnen stellen, leent zich naar zijn aard meer voor opsporing voor de politie. Als de politie als toezichthouder is aangewezen, ontstaat er meer ruimte om overtreding van artikel 2:74 van de APV te sanctioneren. Van de 34 gemeenten in de politieregio (eenheid Den Haag) heeft het merendeel de politie als toezichthouder op grond van de APV aangewezen.
Een politieambtenaar die werkt als toezichthouder doet dit in een ondergeschiktheidsrelatie tot de korpsbeheerder van het regionale politiekorps.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 11 november 2014.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:1a Verblijfsontzegging
Artikel 2:2 Optochten (gereserveerd)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen en voorwerpen voor reclamedoeleinden (vervallen)
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. (gereserveerd)
Artikel 2:8 Dienstverlening (gereserveerd)
Artikel 2:9 Straatartiest (vervallen)
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen)
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting (vervallen)
Artikel 2:28a Opheffing vergunningplicht (vervallen)
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34 Begripsbepalingen
Artikel 2:34a Regulering paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34b Beperkingen verstrekking sterke drank
Artikel 2:34c Beperking verstrekking zwak-alcoholhoudende drank
Artikel 2:34d Leeftijdsgrenzen
Artikel 2:34e Verbod op 'happy hours' en prijsacties
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:37 Nachtregister (vervallen)
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (vervallen)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (vervallen)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2:62 Loslopend vee en pluimvee
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door verkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Afdeling 13 Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Begripsomschrijving
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Openlijk gebruik
Artikel 2:74b Weggooien van spuiten e.d.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheid risicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke sluiting)
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d.
Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten (gereserveerd)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek (gereserveerd)
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:11a Aanvraag vergunning
Artikel 4:12 Weigeringsgronden
Artikel 4:12a Bestrijding iepziekte
Artikel 4:12b Afstand tot de erfgrenslijn
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (gereserveerd)
Artikel 4:15 Verboden hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclama (gereserveerd)
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (vervallen)
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5.21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5.25a Bouwen/verbouwen woonschepen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Artikel 5.38 Begripsomschrijving
Paragraaf 1 Toezicht op strandpaviljoens
Artikel 5.39 Sluitingsperiode strandpaviljoens (vervallen)
Paragraaf 2 Handelingen op het strand en in zee
Artikel 5:40 Vrijhouden strand voor redding en hulpverlening
Artikel 5:41 Zwemmen in het Rijnlands Uitwateringskanaal
Artikel 5:42 Gevaar of overlast in zee
Artikel 5:44 Zich bevinden in zee
Artikel 5:45 Vaartuigen op het strand
Artikel 5:46 Jetski’s en waterscooters
Artikel 5:47 Rijden met voertuigen op het strand
Artikel 5:48 Rij- of trekdieren op het strand
Artikel 5:49 Verhuur rij- of trekdieren
Artikel 5.50 Voorwerpen op het strand
Artikel 5:51 Honden op het strand
Artikel 5:52 Vissen vanaf het strand
Artikel 5:53 Kampvuren en barbecues op het strand
Artikel 5:55 Vliegeren en kitesurfen
Artikel 5:56 Begripsomschrijvingen
Artikel 5:57 Aanleggen van vuren
Artikel 5:58 Graven in gazon en oevers
Artikel 5:59 Vee op openbare terreinen
Afdeling 12 Voorwerpen bedoeld voor het opsporen van explosieven, wapens en munitie
Artikel 5:61 Verbod metaaldetector
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen