Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorst

Besluit Wmo Voorst 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Wmo Voorst 2014
CiteertitelBesluit Wmo Voorst 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

gelet op het bepaalde in artikel 156 Gemeentewet, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en artikel 17, lid 2, artikel 20, lid 3 en artikel 27 van de Verordening Wmo Voorst 2014

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201401-01-201323-03-2015nieuwe regeling

01-07-2014

Gemeenteblad 518

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Wmo Voorst 2014

overwegende dat de gemeenteraad op 10 maart 2014 de Verordening Wmo 2014 heeft vastgesteld;

dat die verordening zodanig afwijkt van de vorige dat het geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst niet meer aansluit bij de nieuwe verordening;

dat het daarom nodig is het geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst te vervangen door een op de Verordening Wmo 2014 passend Besluit;

gelet op het bepaalde in artikel 156 Gemeentewet, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en artikel 17, lid 2, artikel 20, lid 3 en artikel 27 van de Verordening Wmo Voorst 2014,

 

besluiten:

 

vast te stellen het Besluit Wmo Voorst 2014

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen uit de Verordening Wmo Voorst 2014 zijn van toepassing op dit besluit.

 

HOOFDSTUK 2 BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 2 De afweging maken

  • 1.

    Verplichting tot meewerken

    • a.

      Een aanvrager is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie(s) al die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

    • b.

      Veroorzaakt belanghebbende onnodige kosten tijdens het onderzoek dan kunnen die kosten op hem verhaald worden.

  • 2.

    Medisch advies

    • a.

      Om een zorgvuldig besluit te kunnen realiseren, kan via de belanghebbende, als de vereiste duidelijkheid niet langs andere wegen tot stand is gekomen, een medisch advies ingewonnen worden.

    • b.

      Belanghebbende is verplicht mee te werken aan het onderzoek en verstrekt de adviesinstantie de gegevens die gevraagd worden.

    • c.

      Bij de advisering maakt de adviseur gebruik van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 3.

    Aanvullende criteria bij beoordeling aanvraag

    • a.

      Nagaan of de noodzaak een voorziening te treffen van blijvende aard is, of dat die moet gelden voor een tijdelijke situatie, bijvoorbeeld in het kader van een therapie.

    • b.

      De toe te wijzen voorziening dient te passen binnen de term ‘goedkoopst compenserend', d.w.z. primair adequaat en daarnaast het goedkoopst zijn.

    • c.

      De situatie van de belanghebbende is het uitgangspunt voor de beoordeling.

    • d.

      In situaties met een algemeen gebruikelijke voorziening waarin een aanpassing eerder nodig is dan voorzien, bestaat daartoe de mogelijkheid.

    • e.

      Problemen die ontstaan door de aard van gebruikte materialen en die ook voor een niet belanghebbende zouden gelden, leiden niet tot een voorziening.

    • f.

      De belanghebbende die bewust een situatie heeft bewerkstelligd, waarin hij een voorziening nodig heeft, komt in beginsel niet in aanmerking voor de aangevraagde voorziening.

    • g.

      Recht op een schadevergoeding impliceert in beginsel dat een gelijktijdig ingediende aanvraag om een voorziening wordt afgewezen.

    • h.

      Een voorziening wordt niet afgestemd op de luxe waarin een belanghebbende woont, maar op een situatie ‘uitrustingsniveau sociale woningbouw’.

    • i.

      Meerkosten ten opzichte van een gangbare situatie of compensatie van een situatie waarin een voorziening door eigen schuld verloren is gegaan, leiden niet tot een voorziening.

  • 4.

    Motivering beslissing via beschikking

    • a.

      Bij een positief besluit blijkt uit de beschikking op welke wijze de ondervonden beperking gecompenseerd wordt en hoe de compenserende maatregel bijdraagt aan het behoudt en de bevordering van de zelfredzaamheid en de normale participatie aan het maatschappelijk verkeer van belanghebbende.

    • b.

      Bij een negatief besluit blijkt uit de beschikking waarom compensatie niet noodzakelijk of ongewenst is. Deze situaties doen zich voor als door toewijzing afhankelijkheid van zorg en voorzieningen ontstaat terwijl er nog behandelmogelijkheden zijn.

 

HOOFDSTUK 3 DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 3 Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    HV als voorziening

    Om te bereiken dat belanghebbende in staat is te wonen in een schoon en leefbaar huis, kan HV worden geïndiceerd. De omvang van HV wordt uitgedrukt in uren en is mogelijk in de vorm van een:

    • a.

      verstrekking in natura,

    • b.

      pgb.

  • 2.

    Normtijden

    Aan de hand van de landelijke normtijden, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit, worden de toe te wijzen uren vastgesteld.

  • 3.

    Beschikking

    • a.

      De toe te kennen HV wordt opgenomen in een beschikking.

    • b.

      Bij HV in natura worden de dienstverleningsopdracht en de rapportage van de klantmanager in kopie toegezonden aan de instelling die de HV gaat verzorgen.

    • c.

      De benodigde gegevens voor de berekening van de eigen bijdrage worden toegezonden aan het CAK.

  • 4.

    HV voor onbepaalde tijd

    • a.

      Constateert een klantmanager bij een huisbezoek dat de situatie van een aanvrager niet meer kan en zal veranderen, dan komt aanvrager in aanmerking voor toekenning van HV voor onbepaalde tijd.

    • b.

      In de beschikking tot toekenning van HV wordt opgenomen dat belanghebbende verplicht is elke wijziging in de eigen situatie, die te maken heeft met de toegekende HV, te melden.

  • 5.

    Mantelzorger kan onvoldoende voorzien

    Kan de mantelzorger onvoldoende voorzien in de HV, dan kan voor belanghebbende (gedeeltelijke) HV worden geïndiceerd met als doel dat de mantelzorger beter in staat is te voorzien in de HV.

  • 6.

    Gebruikelijke zorg en leeftijd huisgenoten

    In de volgende situaties wordt geen HV geïndiceerd:

    • a.

      ongeacht studie of werk een eigen kamer bijhouden, de tafel dekken en helpen bij de afwas bij gezinsleden tussen 12 en 18 jaren, ook al zijn die gezinsleden daar niet aan gewend;

    • b.

      een eenpersoons huishouden voeren bij uitwoning op kamers wegens studie vanaf 18 jaren;

    • c.

      een zelfstandig huishouden voeren vanaf 23 jaren en daartoen in staat zijn.

      In uitzonderlijke situaties is een tijdelijke voorziening voor taakaansturing en taken aanleren mogelijk. Bij een (zeer) hoge leeftijd kan deze verplichting achterwege worden gelaten.

  • 7.

    Gebruikelijke zorg en niet-gezinsleden

    Huisgenoten die in het huis van de belanghebbende wonen, geen familie zijn en een huurovereenkomst hebben, worden niet betrokken bij de afweging of er sprake is van gebruikelijke zorg.

  • 8.

    Gebruikelijke zorg en werk

    Bij werkenden, uitgezonderd beroepsgroepen als zeevarenden, vrachtwagenchauffeurs en daarmee vergelijkbare beroepsgroepen waarvoor uit hoofde van hun beroep geldt dat zij langdurig van huis (moeten) zijn, wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden bij uitstelbare zorg.

  • 9.

    Voorliggende voorzieningen

    • a.

      Als aanwezige voorliggende voorzieningen, c.q. weigeringsgrond bij een verzoek om HV, worden aangemerkt:

      - kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, peuterspeelzaal, overblijfmogelijkheden op school en voor- of naschoolse opvang),

      - oppascentrales,

      - maaltijddiensten,

      - honden uitlaatservice,

      - boodschappendiensten.

    • b.

      Bij de beoordeling is het niet relevant:

      - of aanvrager al dan niet gebruik wil maken van één of meer van de genoemde voorzieningen,

      - welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden.

  • 10.

    De maximale bedragen per uur voor een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging zijn:

    • a.

      Voor hulp door een zorgaanbieder en een daartoe opgeleid persoon (ZZP’er): het gemiddelde van het met de gecontracteerde zorgaanbieders overeengekomen tarief voor HV1 (€ 20,72).

    • b.

      Voor hulp door een niet daartoe opgeleid persoon: 75% van het bedrag genoemd onder a (€ 15,58).

    • c.

      Voor hulp door een zorgaanbieder en een daartoe opgeleid persoon (ZZP’er): het gemiddelde van het met de gecontracteerde zorgaanbieders overeengekomen tarief per uur voor HV2 (€ 23,31).

    • d.

      Voor hulp door een niet daartoe opgeleid persoon: 75% van het bedrag genoemd onder c (€ 17,48).

  • 11.

    Verantwoording pgb Het pgb voor HV kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd op een doelgericht en doelmatig gebruik. Bij een controle worden de volgende documenten opgevraagd: betalingsbewijzen en/of de salarisadministratie inclusief een arbeidsovereenkomst.

Artikel 4 Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Woonvoorzieningen

    Om te bereiken dat de belanghebbende normaal gebruik kan maken van zijn woning, kunnen woonvoorzieningen worden geïndiceerd in de vorm van een

    • a.

      verstrekking in natura,

    • b.

      pgb en

    • c.

      financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Wegingsfactoren

    Of aanvrager in aanmerking komt voor een woonvoorziening hangt af van de ondervonden beperkingen en belemmeringen en van de bouwkundige situatie van de woning.

  • 3.

    Losse woonvoorzieningen

    • a.

      Waar mogelijk wordt uit het oogpunt van herbruikbaarheid gekozen voor verstrekking van losse woonvoorzieningen.

    • b.

      Ook in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of wanneer zij terminaal zijn, wordt bij voorkeur gewerkt met losse woonvoorzieningen.

    • c.

      De losse woonvoorziening is bedoeld als oplossing voor een elementaire woonfunctie; de oplossing kan eventueel ook worden geboden via een bouwkundige voorziening.

    • d.

      De losse woonvoorziening dient een goedkoop en compenserend alternatief te zijn voor een vaste woonvoorziening.

    • e.

      Voorbeelden van losse woonvoorzieningen zijn tilliften, badliften, douche-/toiletstoelen, douchestretchers of badtransferplanken.

  • 4.

    Specifieke situaties bij wonen in een geschikt huis

    • a.

      Uitgesloten van een voorziening zijn woonsituaties die niet gericht zijn op een permanent zelfstandig hoofdverblijf. Ook in woonsituaties waarbij het bewoonde gebouw standaard geacht wordt te zijn voorzien van de beoogde voorziening is een voorziening niet mogelijk.

    • b.

      Naast het gestelde onder a wordt primair beoordeeld of sprake is van een algemene dan wel van een specifieke situatie.

    • c.

      Beide ouderlijke woningen gelden als hoofdverblijf in de situatie waarin gehandicapte kinderen van gescheiden ouders door beide ouders in co-ouderschap worden opgevoed. Aanvullend geldt de eis dat zij feitelijk de helft van de tijd bij de ene en de andere helft van de tijd bij de andere ouder wonen.

    • d.

      De gemeente beslist over de voorziening voor de ouder waarvan de woning in de gemeente staat. Dit kunnen dus ook beide ouders zijn.

  • 5.

    Sociale factoren

    Sociale omstandigheden worden in het indicatieonderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd. De volgende factoren worden daarbij mee gewogen.

    • a.

      In de buurt van de huidige woning is een geschiktere of goedkoper aan te passen woning beschikbaar.

    • b.

      Er zijn winkels en een werkplek in de directe woonomgeving van de nieuwe woning aanwezig.

    • c.

      Er is sprake van een bedrijf, c.q. kantoor-aan-huis-situatie.

     

Artikel 5 Woonvoorzieningen in natura/pgb

  • 1.

    Woonvoorzieningen in natura Woonvoorzieningen met een aanschafprijs onder € 200,00, waaronder wandbeugel(s) en een eenvoudige toilet-/douchestoel, worden niet verstrekt. De voorzieningen die wel worden verstrekt, kunnen ook via een pgb worden aangeschaft. De hoogte van dit pgb is maximaal de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening die de gemeente dient te betalen bij de eigen leverancier.

  • 2.

    Verantwoording pgb Het pgb voor bedoelde voorzieningen wordt verantwoord door een rekening en betalingsbewijs in te leveren bij het college.

  • 3.

    Eigen bijdrage

    • a.

      Voor de bedoelde voorzieningen wordt voor belanghebbenden vanaf achttien jaren een eigen bijdrage in rekening gebracht.

    • b.

      De maximale eigen bijdrage is gebaseerd op de aanschafprijs plus de onderhoudskosten.

    • c.

      De eigen bijdrage wordt geïnd in periodes van vier weken over een afschrijvingsperiode op basis van de daarvoor bestaande “lijst eigen bijdragen” die als bijlage bij dit Besluit is gevoegd.

    • d.

      Bij een herverstrekking wordt de eigen bijdrage geïnd over de resterende afschrijvingsperiode.

 

Artikel 6 Woonvoorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming

Woonvoorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming kunnen zijn:

  • a.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, c.q. de woningaanpassing,

  • b.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening.

 

Artikel 7 Een bouwkundige of woontechnische voorziening

  • 1.

    Woningaanpassingen Woningaanpassingen kunnen zijn:

    • a.

      drempels verwijderen,

    • b.

      een aanbouw realiseren,

    • c.

      een opklapbare douchezit plaatsen,

    • d.

      een berging / badkamer aanpassen,

    • e.

      een deur verbreden,

    • f.

      een woning bezoekbaar maken,

    • g.

      een pad- en/of terrasverharding en

    • h.

      extra bouw- en grondkosten.

  • 2.

    Normaal gebruik en woningaanpassing

    • a.

      Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties wonen, slapen en douchen. Deze activiteiten gelden als activiteiten die de gemiddelde Nederlander in elk geval in zijn woning doet. Hieronder vallen ook lichaamsreiniging, toiletgang, voedsel bereiden en consumeren en zich horizontaal en verticaal verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar veilig kunnen spelen in de woonruimten bij.

    • b.

      Een woningaanpassing dient te passen binnen het normale gebruik van de woning.

    • c.

      Een dialyseruimte, een therapeutisch bad en voorzieningen met een therapeutisch doel vallen buiten het normaal gebruik.

    • d.

      Problemen van incidentele aard, noodvoorzieningen, hobbyruimtes en studeerkamers hebben geen elementaire woonfunctie en vallen daarom niet onder normaal gebruik.

  • 3.

    Te accepteren kosten

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming is maximaal gelijk aan de door het college per situatie geaccepteerde kosten van de woningaanpassing. Om de te accepteren kosten te kunnen bepalen, kan een offerte opgevraagd worden.

  • 4.

    Hoogte financiële tegemoetkoming

    De kosten die bij woningaanpassing mee genomen kunnen worden, zijn de volgende.

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.

    • b.

      De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.

    • c.

      Het architectenhonorarium wordt zo laag mogelijk vastgesteld en bedraagt maximaal 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat het honorarium niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

    • d.

      De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

    • e.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op de te treffen voorziening.

    • f.

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

    • g.

      Renteverlies in verband met de noodzakelijke betaling(en) aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel de te treffen voorzieningen.

    • h.

      De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd.

    • i.

      De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.

    • j.

      De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot de te verrichten aanpassing.

    • k.

      De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.

    • l.

      De administratiekosten worden zo laag mogelijk vastgesteld en bedragen maximaal 10% van de hiervoor genoemde kosten die de eigenaar en/of verhuurder maakt voor een woonvoorziening en voor zover de kosten onder a tot en met k meer dan € 1.000,00 bedragen. Maximaal wordt € 350,00 voor administratiekosten vergoed.

  • 5.

    Voorwaarden voor uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

    • a.

      Om te bereiken dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen, worden de gestelde eisen in de beschikking opgenomen.

    • b.

      De eisen die gesteld worden, zijn de volgende:

      • 1.

        De eigenaar of huurder verstrekt toegang tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht aan de door het college aangewezen personen.

      • 2.

        De eigenaar of bewoner biedt inzicht in bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing aan door het college aangewezen personen.

      • 3.

        De eigenaar of huurder biedt de gelegenheid tot controle op de woningaanpassing aan de door het college aangewezen personen.

      • 4.

        Direct nadat de werkzaamheden zijn voltooid en uiterlijk binnen twaalf maanden na de toekenning van de financiële tegemoetkoming (of pgb) meldt de woningeigenaar dat de bedoelde werkzaamheden gereed zijn.

      • 5.

        De eigenaar of huurder voegt bij de gereedmelding een verklaring dat de aanpassing conform het programma van eisen is uitgevoerd.

      • 6.

        De eigenaar of huurder voegt alle rekeningen en betalingsbewijzen van de werkzaamheden bij de gereedmelding.

    • c.

      De gereedmelding is het verzoek om de definitieve vaststelling en uitbetaling van de tegemoetkoming (het pgb).

  • 6.

    Opstalverzekering

    Voor een vergrote woning wordt geen hogere opstalverzekering vergoed.

  • 7.

    Losse woonunit

    Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning als een losse woonunit de goedkoopst compenserende oplossing is.

  • 8.

    Primaat losse woonunit

    • a.

      Is de kans op hergebruik van een tegen veel geld aan te passen woning niet of in zeer geringe mate reëel, dan wordt, nadat is gebleken dat verhuizen geen optie is, eerst bezien of een losse unit ingezet kan worden.

    • b.

      Bij de afwegingen voor de losse unit wordt tevens beoordeeld of de unit binnen de geldende juridische en planologische voorwaarden past.

    • c.

      Als programma van eisen voor de losse unit kan het programma voor een aanbouw worden gebruikt. De verwijderkosten, c.q. de kosten om de woning terug te brengen in de oude staat, worden beschikbaar gesteld via de beschikking waarbij de losse unit wordt gefaciliteerd.

  • 9.

    Terugbetaling bij verkoop meerwaarde woonvoorziening

    • a.

      De eigenaar-bewoner is bij verkoop van de woning binnen de afschrijvingstermijn van een ontvangen voorziening verplicht de verkoop bij het college te melden. Het college gaat bij een melding na of er een terugbetalingsverplichting is.

    • b.

      De erven van de eigenaar-bewoner als bedoeld onder a treden in de plaats van de eigenaar-bewoner.

    • c.

      Er is een verplichting tot terugbetaling als de meerwaarde door de voorziening groter is dan € 20.000,00.

    • d.

      De terugbetaling wordt bepaald door de formule:

      90% van de meerwaarde bij verkoop na 1 jaar.

      80% van de meerwaarde bij verkoop na 2 jaren.

      70% van de meerwaarde bij verkoop na 3 jaren.

      60% van de meerwaarde bij verkoop na 4 jaren.

      50% van de meerwaarde bij verkoop na 5 jaren.

      40% van de meerwaarde bij verkoop na 6 jaren.

      30% van de meerwaarde bij verkoop na 7 jaren.

      20% van de meerwaarde bij verkoop na 8 jaren.

      10% van de meerwaarde bij verkoop na 9 jaren.

  • 10.

    Maxima

    • a.

      Voor een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang van de woning of tusseneen tweede ingang en een berging en/of tuinpoort als voorziening geldt dat de kosten tot maximaal 20 m² aanleg of uitbreiding onder de voorziening kunnen worden gebracht.

    • b.

      Voor een verhard terras geldt dat de kosten tot maximaal 6 m² aanleg of uitbreiding onder de voorziening kunnen worden gebracht.

    • c.

      Voor een woning bezoekbaar maken, geldt een maximum bijdragen van € 6.000,00.

  • 11.

    Maxima bij uitbreiding woning

    Bij een aanbouw aan de woning of uitbreiding van ruimten in de woning wordt voor maximaal onderstaand aantal m² een financiële tegemoetkoming verleend, tenzij er een medische noodzaak is voor een ander maximum en dit door een onafhankelijk adviserend arts is vastgesteld.

    Soort vertrek

    Max m² aanbouw

    Max m² uitbreiding

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eénpersoonsslaapkamer

    10

    4

    Tweepersoonsslaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    Wastafel in badkamer

    2

    1

    Doucheruimte in badkamer

    3

    2

    Entree/hal/gang

    5

    2

    Berging

    6

    4

     

  • 12.

    Samenhang financiële tegemoetkoming en pgb

    Voor alle woningaanpassingen uit dit artikel wordt geen pgb verstrekt.

  • 13.

    Eigen aandeel

    Voor een woningaanpassing uit dit artikel wordt bij belanghebbenden vanaf achttien jaren een eigen aandeel in rekening gebracht. Dit eigen aandeel wordt gedurende maximaal drie jaren in periodes van vier weken in rekening gebracht tot een maximum van 75% van de financiële tegemoetkoming.

 

Artikel 8 Een niet bouwkundige of niet woontechnische voorziening

  • 1.

    De voorzieningen

    Onder de niet bouwkundige of woontechnische voorzieningen behoren onder andere

    • a.

      de inrichting van een uitraasruimte,

    • b.

      onderhoud, keuring en reparatie van een woning,

    • c.

      tijdelijke huisvesting,

    • d.

      een verhuis- en herinrichtingvergoeding en

    • e.

      een woningsanering.

  • 2.

    De uitraasruimte

    • a.

      De belanghebbende met een aantoonbare beperking op grond van ziekte of gebrek, uit mondend in een gedragsstoornis die leidt tot ernstig ontremd gedrag, kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een uitraasruimte. Die mogelijkheid is er alleen als vaststaat dat de belanghebbende door de afzondering in de uitraasruimte tot rust kan komen.

    • b.

      Voor de realisatie van een uitraasruimte wordt bij belanghebbenden vanaf achttien jaren een eigen aandeel in rekening gebracht dat is gebaseerd op de feitelijke realisatiekosten.

    • c.

      Voor een uitraasruimte die is bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken wordt een maatwerkoplossing gerealiseerd. Hiervoor is een financiële tegemoetkoming mogelijk.

    • d.

      Voor de inrichting van de uitraasruimte wordt advies gevraagd van een onafhankelijk psychiater, psycholoog of orthopedagoog.

    • e.

      De uitraasruimte is in beginsel beperkt van omvang en wordt afgestemd op de mate waarin sprake is van ernstig ontremd gedrag.

    • f.

      De ruimte wordt zodanig ingericht dat belanghebbende tot rust kan komen, geen prikkels opdoet en er veilig is voor zichzelf.

    • g.

      De ruimte bevat voorzieningen voor toezicht. Technische apparatuur om toezicht te kunnen uitoefenen valt niet onder de voorziening.

    • h.

      In samenhang met de inrichting van de uitraasruimte kan een andere ruimte, bijvoorbeeld de slaapkamer van de belanghebbende, ook aangepast worden.

  • 3.

    Onderhoud, keuring en reparatie van een woning

    De belanghebbende die een voorziening vraagt in het kader van kosten van onderhoud, keuring en reparatie kan daarvoor in aanmerking komen indien:

    • a.

      de woonvoorziening haar grondslag heeft in een wettelijke voorziening,

    • b.

      de belanghebbende de woonruimte als hoofdverblijf heeft en

    • c.

      de voorziening in natura kan worden verstrekt, tenzij de kosten van de voorziening deel uit maken van de verstrekking van een woonvoorziening als persoonsgebonden budget. In dat geval wordt een passend bedrag vastgesteld op basis van ervaringsbedragen.

  • 4.

    Tijdelijke huisvesting

    • a.

      De belanghebbende die een voorziening vraagt in de niet vermijdbare dubbele woonlasten 1. bij tijdelijke huisvesting in een zelfstandige woonruimte of 2. bij de noodzaak de bestaande woning langer te moeten aanhouden, krijgt de feitelijke lasten tot aan de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag voor een periode van maximaal zes maanden vergoed.

    • b.

      De belanghebbende die een voorziening vraagt in de niet vermijdbare dubbele woonlasten bij tijdelijke huisvesting in een niet zelfstandige woonruimte, krijgt de helft van de feitelijke lasten tot aan de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag voor een periode van zes maanden vergoed.

  • 5.

    Verhuis- en herinrichtingvergoeding

    De belanghebbende die verhuist van een niet adequate woning naar een adequate woning kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 2.500,00.

  • 6.

    Primaat van de verhuizing bij wonen in een geschikt huis

    • a.

      Als vast staat dat een woningaanpassing noodzakelijk is, wordt eerst beoordeeld of een snellere en/of financieel gunstigere verhuizing naar een al aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing biedt (de goedkoopst adequate oplossing).

    • b.

      Het primaat van de verhuizing vervalt, als blijkt dat

      • 1.

        de woonlasten (eigen of huurwoning),

      • 2.

        het tijdbestek waarbinnen een oplossing nodig is,

      • 3.

        de snelheid waarmee een aanpassing mogelijk is,

      • 4.

        de balans tussen negatieve aspecten voor de belanghebbende en (financiële) voordelen voor de gemeente, leiden, c.q. leidt tot een negatieve uitkomst voor de belanghebbende.

  • 7.

    Verhuizen of aanpassen

    De volgende kosten worden afgewogen bij de bepaling van de voorziening.

    • a.

      De huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de bewoonde woonruimte.

    • b.

      De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.

    • c.

      De eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning.

    • d.

      De kosten van het eventueel vrijmaken van de woning.

    • e.

      De eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.

  • 8.

    Verhuizen en de geschiktheid van een huis

    • a.

      Bij een verhuizing met keuzemogelijkheden dient de verhuizende belanghebbende te kiezen voor het meest geschikte huis, tenzij de gemeente na overleg vooraf een andere woning acceptabel heeft verklaard.

    • b.

      Bij een verhuizing van een geschikt naar een minder geschikt huis wordt een woningaanpassing alleen vergoed als belanghebbende werk heeft aanvaard op zodanige afstand dat verhuizen noodzakelijk is. Een vergelijkbare reden kan ook tot vergoeding leiden.

    • c.

      Bij een echtscheiding die impliceert dat de aangepaste woning niet langer bewoond kan worden, wordt verwacht dat belanghebbende vooraf contact opneemt met de gemeente. In dat geval volgt overleg en onderzoekt de gemeente wat de goedkoopst compenserende oplossing is.

  • 9.

    Verhuizen bij voorzienbare veranderingen

    • a.

      Als voorspelbare veranderingen worden aangemerkt de verhuizing 1. bij gezinsuitbreiding naar een grotere woning, 2. van de jong volwassene die zelfstandig wil wonen en 3. bij wonen in een woning die binnen een periode van vijf jaren afgebroken of onbewoonbaar zal worden verklaard.

    • b.

      De eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende staat voorop als een voorspelbare verhuizing zich aandient. De essentie is dat de belanghebbende voorziet dat de eigen situatie op termijn zodanig wijzigt dat minimaal een woningaanpassing of verhuizing nodig is.

    • c.

      De belanghebbende die te lang wacht met de keuze voor een andere woning, komt niet voor een voorziening in aanmerking tenzij er redenen zijn toch een uitzondering te maken.

  • 10.

    Financiële tegemoetkoming bij verhuizing

    • a.

      Een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt zodra de bewoner belemmeringen ondervindt bij het normale gebruik van de woning en die belemmeringen via een verhuizing op verzoek van het college op de goedkoopst compenserende wijze kunnen worden opgelost.

    • b.

      Voor een vergoeding moet sprake zijn van één of meer van de volgende opties.

      • 1.

        De aanvrager gaat vanwege problemen met het normale gebruik van de woning verhuizen naar een adequate woning.

      • 2.

        De aanvrager vraagt een woonvoorziening aan in de vorm van een woningaanpassing, en na onderzoek blijkt verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing te zijn voor het woonprobleem. Ook mogelijk is dat de betreffende woning niet kan worden aangepast.

      • 3.

        De aangepaste woning dient te worden vrijgemaakt voor een persoon die in een niet aangepaste woning woont.

    • c.

      Is een verhuizing, gelet op leeftijd, gezins- en woonsituatie algemeen gebruikelijk dan wordt geen financiële tegemoetkoming toegekend.

    • d.

      Een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt niet toegekend gekend als belanghebbende is verhuisd voordat op de aanvraag is beschikt. Indien achteraf, n uiterlijk binnen drie maanden na de verhuizing, alsnog kan worden vastgesteld dat er in de verlaten woning problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden, kan alsnog een financiële tegemoetkoming worden toegekend.

  • 11.

    Woningsanering

    • a.

      Voor een woningsanering wordt een tegemoetkoming verleend gelijk aan de normbedragen in de Nibud richtlijnen. Een verstrekking is alleen mogelijk indien de te vervangen vloerbedekking en/of gordijnen nog niet zijn afgeschreven. Is de afschrijvingstermijn onbekend, dan bepaalt het college de afschrijvingstermijn.

    • b.

      Voor een woningsanering wordt bij belanghebbenden vanaf achttien jaren een eigen aandeel in rekening gebracht dat is gebaseerd op de feitelijke kosten.

    • c.

      Het eigen aandeel wordt gedurende maximaal drie jaren in periodes van vier weken in rekening gebracht tot een maximum van 75% van de financiële tegemoetkoming.

  • 12.

    Carapatiënten

    • a.

      Is door een huisarts en/of longarts de diagnose gesteld dat sprake is van een allergie, astma of chronische bronchitis (CARA), dan is toekenning van een financiële tegemoetkoming voor woningsanering mogelijk.

    • b.

      De sanering bestaat in de regel uit nieuwe vloerbedekking in de slaapkamer, maar bij kinderen onder de vier jaren kan ook een nieuwe vloerbedekking in de woonkamer worden gelegd.

    • c.

      De noodzaak voor een financiële vergoeding wordt mede bepaald in relatie tot het levenspatroon en leefregels. Relevant zijn bijvoorbeeld de woninginrichting, ventilatiemogelijkheden en het rookgedrag. Het college kan hierover advies vragen, eventueel met inschakeling van een gespecialiseerde Caraverpleegkundige.

    • d.

      De belanghebbende dient zich na de aanschaf van nieuwe materialen aan het programma van eisen voor de woninginrichting te houden en dient zelf waar mogelijk maatregelen te treffen ter voorkoming van CARA-klachten.

    • e.

      De tegemoetkoming wordt geweigerd

      • 1.

        als de aanvrager bij aanschaf van een artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij daarop overgevoelig zou reageren of

      • 2.

        als de gevraagd voorziening niet tot verbetering van de situatie van aanvrager leidt of

      • 3.

        als de te vervangen stoffering is afgeschreven, dan wel ouder is dan twaalf jaren of

      • 4.

        bij een verhuizing omdat dan rekening kan worden gehouden met de ondervonden klachten.

      • 5.

        De tegemoetkoming wordt normaal gesproken verstrekt als de belanghebbende bij de aanschaf van materialen vooraf niet had kunnen weten dat CARA zou ontstaan, of dat die zou verergeren en als vervanging medisch gezien op zeer korte termijn noodzakelijk is.

      • 6.

        De tegemoetkoming wordt in hoogte afgestemd op de afschrijvingstermijn van de stoffering:

        100% als het artikel tot en met 2 jaren oud is,

        75% als het artikel 3 tot en met 5 jaren oud is,

        50% als het artikel 6 tot en met 8 jaren oud is,

        25% als het artikel 9 tot en met 11 jaren oud is.

  • 13.

    Eigen aandeel Voor een woningaanpassing uit dit artikel wordt bij belanghebbenden vanaf achttien jaren een eigen aandeel in rekening gebracht dat gedurende maximaal drie jaren in periodes van vier weken in rekening wordt gebracht tot een maximum van 75% van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 9 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    De rolstoel Om te bereiken dat belanghebbende in staat is in en om de woning zo normaal mogelijk te functioneren, kan een rolstoel als voorziening geïndiceerd worden.

  • 2.

    Medisch onderzoek Een rolstoel wordt geïndiceerd als die vrijwel dagelijks nodig is en daarvoor na medisch onderzoek een indicatie is afgegeven. Bij de indicatie worden de specificaties van de benodigde rolstoel vermeld.

  • 3.

    Periodiek onderzoek

    • a.

      Om na te kunnen gaan of de verstrekte voorziening nog geschikt is voor belanghebbende, kan periodiek worden getoetst of de persoonlijke situatie van belanghebbende nog dezelfde is als bij de laatste indicatie.

    • b.

      Afhankelijk van het onderzoeksresultaat volgt een indicatie voor een nieuwe voorziening of een herbevestiging van de bestaande indicatie.

  • 4.

    Bewoners van een verzorgingshuis Bewoners van een verzorgingshuis komen voor een rolstoel in aanmerking als zij daarvoor op grond van de AWBZ niet in aanmerking komen.

  • 5.

    Het pgb Wordt een rolstoel als voorziening geïndiceerd, dan kan belanghebbende kiezen voor een pgb. De hoogte van een pgb is de tegenwaarde van de rolstoel plus instandhoudingkosten die als goedkoopst compenserend kan worden aangemerkt.

  • 6.

    Verantwoording pgb bij in lid 2 genoemde voorziening

    Het pgb wordt verantwoord door een rekening en betalingsbewijs in te leveren bij het college.

 

Artikel 10 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Vormen van een vervoersvoorziening Om te bereiken dat de belanghebbende in staat is zich lokaal te verplaatsen met een vervoermiddel, kunnen vervoersvoorzieningen worden geïndiceerd in

    • a.

      natura of

    • b.

      een pgb.

  • 2.

    Prioritering

    • a.

      Bij een vervoersprobleem wordt eerst gekeken of een algemene voorziening een snelle, een- voudige en geschikte oplossing biedt voor het geconstateerde probleem.

    • b.

      Biedt een algemene voorziening niet de geschikte oplossing, dan wordt beoordeeld of met collectief, c.q. openbaar vervoer, mits dit medisch gezien adequaat is, kan worden voorzien in het probleem.

    • c.

      Bij de beoordeling van de geschiktheid van het openbaar vervoer worden de afstand tussen de woonruimte en de opstap- of uitstaphalte en de bestemming beoordeeld.

    • d.

      Openbaar vervoer wordt tot een loopafstand van in beginsel 800 meter als bereikbaar aangemerkt. Heeft belanghebbende last van onbeheersbare incontinentie, van ernstige gedragsproblemen of spelen andere uitzonderlijke situaties, dan wordt collectief vervoer niet geschikt beschouwd.

    • e.

      De belanghebbende die niet zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen en in een redelijk tempo 800 meter kan afleggen, of voor wie het onmogelijk is in het openbaar vervoer te komen, komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening.

    • f.

      De opheffing van een buslijn, waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, geeft als enkelvoudig feit geen grond een vervoersvoorziening te verstrekken. Beoordeeld wordt dan ondermeer of belanghebbende over de grotere afstand kan fietsen.

    • g.

      Een vervoersvoorziening wordt toegekend voor vervoer op korte afstand of tot 100 meter, zeker als het gaat om sociaal vervoer, ook wel genoemd “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving".

    • h.

      Een vervoersvoorziening kan ook bestaan uit een voorziening in natura of een pgb.

  • 3.

    Bijzondere doelen

    Recreatieve verplaatsingen en daarmee vergelijkbare doelen die deel uitmaken van het levenspatroon van alledag geven een grond voor de toekenning van een voorziening.

  • 4.

    Uitgesloten doelen

    Geen voorziening binnen de kaders van de Wmo wordt toegekend voor

    • a.

      recreatie en ontspanning die niet tot het standaardlevenspatroon behoren;

    • b.

      woon-werkverkeer, want het UWV kent daarvoor voorzieningen toe en ook de WSW biedt mogelijkheden;

    • c.

      vrijwilligerswerk, want de Centrale Raad van Beroep gaat er van uit dat de organisatie, waarvoor het werk wordt verricht, betaalt;

    • d.

      vervoer van en naar medische behandelaars, want de Regeling Zorgverzekering kent voorliggende voorzieningen. In de jurisprudentie komen spaarzame uitzonderingen voor bij een medische noodzaak en daardoor is een zorgvuldige afweging nodig;

    • e.

      dagopvang of dagverzorging; ook hier spaarzame uitzonderingen als onder d;

    • f.

      onderwijs, want er zijn voorliggende voorzieningen, zoals leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving en voorzieningen via het UWV, de voormalige Wet Rea-voorzieningen.

  • 5.

    AWBZ gerelateerde situaties

    • a.

      Voor bewoners van AWBZ-instellingen geldt dat voor een aanzienlijk deel van hun bestemmingen in het kader van het leven van alle dag is voorzien.

    • b.

      Begeleiding bij vervoer kan nodig zijn. Daarbij mag rekening worden gehouden met de agogische taak van het personeel.

    • c.

      Bewoners van een AWBZ-instelling vallen voor regionaal vervoer en bij dreigende vereenzaming, c.q. sociaal isolement voor bovenregionaal tweewekelijks vervoer in principe onder dezelfde reguliere zorgplicht als andere inwoners van de gemeente. Beperkingen via maatwerk zijn mogelijk.

 

Artikel 11 Vervoersvoorzieningen in natura en pgb

  • 1.

    Vervoervoorzieningen in natura

    • a.

      Vervoervoorzieningen in natura kunnen zijn een scootmobiel en/of een driewielfiets en/of een Regiotaxipas. Ook een autoaanpassing of een gesloten buitenwagen zijn mogelijk.

    • b.

      Deze voorzieningen kunnen ook via pgb worden aangeschaft. De hoogte van een pgb is maximaal de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening die de gemeente dient te betalen bij de eigen leverancier.

  • 2.

    Periodiek onderzoek

    Om na te kunnen gaan of de verstrekte voorziening nog geschikt is voor belanghebbende, kan periodiek worden getoetst of de persoonlijke situatie van belanghebbende nog dezelfde is als bij de laatste indicatie.

  • 3.

    Verantwoording pgb

    Het pgb voor bedoelde voorzieningen wordt verantwoord door een rekening en betalingsbewijs in te leveren bij het college.

  • 4.

    Eigen bijdrage

    • a.

      Voor de voorzieningen genoemd in de leden 1 en 2 wordt bij een leeftijd vanaf achttien jaren een eigen bijdrage in rekening gebracht.

    • b.

      De maximale eigen bijdrage is gebaseerd op de actuele aanschafprijs plus de onderhoudskosten. De berekening van de eigen bijdrage wordt op verzoek van belanghebbende inzichtelijk gemaakt.

    • c.

      De eigen bijdrage wordt geïnd in periodes van vier weken over een afschrijvingsperiode en is afhankelijk van de soort voorziening.

    • d.

      Bij een herverstrekking wordt de eigen bijdrage geïnd over de nog resterende afschrijvingsperiode.

    • e.

      De eigen bijdrage voor de Regiotaxipas bedraagt nul euro.

 

Artikel 12 Vervoersvoorzieningen in de vorm van een financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Autoaanpassing

    Een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing is mogelijk.

  • 2.

    Hoogte financiële tegemoetkoming

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming is maximaal gelijk aan de door het college geaccepteerde kosten van de autoaanpassing.

  • 3.

    Eigen aandeel

    Voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van de autoaanpassing wordt gedurende maximaal drie jaren in periodes van vier weken een eigen aandeel in rekening gebracht tot een maximum van 75% van de financiële tegemoetkoming.

 

Artikel 13 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve-, sport-, maatschappelijke en levensbeschouwelijke activiteiten

  • 1.

    De voorziening Om te bereiken dat een belanghebbende in staat is om contacten te hebben met medemensen en om deel te nemen aan recreatieve, sport, maatschappelijke en levensbeschouwelijke activiteiten, kan een voorziening geïndiceerd worden.

  • 2.

    De sportvoorzieningen

    • a.

      Een sportvoorziening kan toegekend worden als sprake is van zodanig aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dat sportbeoefening zonder deze voorziening onmogelijk is.

    • b.

      Voordat een sportvoorziening wordt geïndiceerd is het wenselijk dat eerst ervaring wordt opgedaan in het gebruik er van via een sportvereniging waar plaats is voor gehandicaptensport.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming De sportvoorziening wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt maximaal € 3.500,00 voor de aanschaf en het onderhoud van de voorziening voor de duur van vier jaren.

  • 4.

    Eigen aandeel Voor de sportvoorziening is voor een belanghebbende vanaf achttien jaren een eigen aandeel verschuldigd. Het eigen aandeel wordt in vier wekelijkse perioden in rekening gebracht gedurende maximaal vier jaren tot maximaal 50% van de toegekende financiële tegemoetkoming.

 

HOOFDSTUK 4 HET pgb

Artikel 14 Weigeringsgronden

Een pgb budget wordt niet toegekend als

  • a.

    er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder deskundige hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding daarvan,

  • b.

    uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder pgb niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet,

  • c.

    op grond van de progressiviteit van een ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich niet leent voor een pgb,

  • d.

    de benodigde HV korter nodig is dan drie maanden.

 

Artikel 15 Oneigenlijk gebruik

  • a.

    Opzettelijk gebruik van het pgb in strijd met het doel waarvoor het is verstrekt, leidt tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van budgetten over de periode waarin sprake was van oneigenlijk gebruik.

  • b.

    De terugvordering geschiedt op basis van maatwerk en uitgaande van redelijkheid en billijkheid.

  • c.

    Oneigenlijk gebruik van het pgb door onwetendheid, kan verschoonbaar worden verklaard.

  • d.

    Herhaald oneigenlijk gebruik met een herhaald beroep op onwetendheid is in beginsel niet verschoonbaar.

 

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van publicatie en werkt terug tot 1 januari 2013, behoudens in die gevallen waarin de terugwerkende kracht negatief uitpakt voor de belanghebbende.

 

Artikel 17 Beleidsregels

Alle geldende beleidsregels op de datum van vaststelling van dit besluit vervallen met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

 

Artikel 18 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit Wmo Voorst 2014”.

 

 

Aldus besloten op 1 juli 2014

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De secretaris,

E.J.M. van Leeuwen

de burgemeester,

drs. J.T.H.M. Penninx