Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Verordening Waterhuishouding Veluwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerordening Waterhuishouding Veluwe
CiteertitelVerordening Waterhuishouding Veluwe
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Besluit van Provinciale Staten van Overijssel en Gelderland van respectievelijk 17 september 1997, nr. 37-I, en 3 september 1997, nr. F - 406.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 17-9-1997

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad van 1997, nr. 80

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de waterhuishouding, artt. 9 en 16
  2. Provinciewet, artt. 107 en 145

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-199731-05-2006nieuwe regeling

17-09-1997

Provinciaal Blad van 1997, nr. 80

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Waterhuishouding Veluwe

 

 

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1.

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder

    • wet:

      Wet op de waterhuishouding;

    • waterschap:

      waterschap Veluwe

    • algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap;

    • dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap;

    • waterhuishoudingsplan:

      het provinciaal plan, bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • lozen:

      het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater wordt gehaald;

    • onttrekken:

      het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht;

    • Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten van Gelderland.

  • 2.

    Wijzen van lozen of onttrekken die een samenhangend geheel vormen, worden als één wijze van lozen of onttrekken aangemerkt.

Hoofdstuk II Beheersplan

Artikel 2.

Het algemeen bestuur stelt voor zijn gebied een beheersplan vast als bedoeld in artikel 9 van de wet.

Artikel 3.

  • 1.

    Het beheersplan bevat ten minste:

    • a.

      de doelstellingen van het beheer;

    • b.

      de functies van de regionale waterhuishoudkundige systemen of onderdelen daarvan;

    • c.

      de eisen die uit de functies voortvloeien;

    • d.

      de maatregelen die moeten worden getroffen om aan de gestelde eisen te voldoen, alsmede de fasering van de uitvoering van die maatregelen;

    • e.

      het te voeren beheer in afwijkende omstandigheden;

    • f.

      een meetplan;

    • g.

      een raming van de kosten van de maatregelen, voorzover deze gedurende de planperiode ten uitvoer worden gelegd en een overzicht van de wijze waarop deze kosten worden gedekt;

    • h.

      een indicatie van het verloop van de op te leggen omslagen dan wel heffingen in de planperiode.

  • 2.

    Het beheersplan gaat vergezeld van een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen:

    • a.

      de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en uitkomsten van verrichte onderzoeken;

    • b.

      een rapportage over het bij de voorbereiding van het plan gevoerde overleg en over de uitkomsten daarvan.

  • 3.

    Bij het plan worden toelichtende kaarten en overzichten gevoegd die betrekking hebben op de waterhuishoudkundige toestand van het plangebied en op de bestaande en geplande waterstaatkundige werken.

Artikel 4.

Op de voorbereiding van het beheersplan is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel 5.

Het beheersplan wordt binnen vier weken na de vaststelling, vergezeld van de zienswijzen en van het commentaar van het algemeen bestuur daaromtrent, ter goedkeuring gezonden aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 6.

  • 1.

    Het beheersplan wordt ten minste eenmaal in de vier jaren herzien.

  • 2.

    Op aanvraag van het algemeen bestuur kunnen Gedeputeerde Staten de termijn eenmaal voor ten hoogste vier jaren verlengen.

Hoofdstuk III Beheersinstrumenten

Paragraaf I Peilbesluiten

Artikel 7.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de wet vast voor de oppervlaktewateren dan wel voor de oppervlaktewateren in de gebieden, die zijn aangegeven op de als bijlage 1 bij deze verordening gevoegde kaart.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag van het algemeen bestuur van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen ten aanzien van oppervlaktewateren waar handhaving van waterstanden redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 8.

  • 1.

    Het peilbesluit bevat ten minste:

    • a.

      de nauwkeurige begrenzing van de oppervlaktewateren waarop het peilbesluit betrekking heeft;

    • b.

      de in te stellen peilen, aangegeven in hoogte ten opzichte van NAP, met daarbij aangegeven de perioden en de peilvakken waarvoor de peilen gelden.

  • 2.

    Een peilbesluit gaat vergezeld van een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen de aan het besluit ten grondslag liggende gedachten en uitkomsten van verrichte onderzoeken.

Artikel 9.

Op de voorbereiding van het peilbesluit is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Artikel 10.

  • 1.

    De peilbesluiten voor de oppervlaktewateren dan wel voor de oppervlaktewateren in de gebieden, die als zodanig op de als bijlage I bij deze verordening gevoegde kaart zijn aangegeven, worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Een peilbesluit, als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een rapportage over de uitkomsten van het bij de voorbereiding van het besluit gevoerde overleg.

Artikel 11.

  • 1.

    Een peilbesluit wordt ten minste eenmaal in de acht jaren herzien.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van het algemeen bestuur voor ten hoogste vier jaren vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde verplichting.

Paragraaf II Registratie en Vergunningen

Artikel 12.

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd om gevallen aan te wijzen waarin degene die water loost in of onttrekt aan oppervlaktewateren, verplicht is de wijze van lozing of onttrekking te melden en   eventueel - de geloosde of onttrokken waterhoeveelheden te meten, daarvan aantekening te houden en van de verkregen gegevens opgave te doen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur is bevoegd om gevallen aan te wijzen waarin het verboden is water te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewateren zonder vergunning.

  • 3.

    Indien de overdracht van bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt ingetrokken, blijven de krachtens deze leden genomen besluiten van kracht, voorzover het daarna bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist.

Artikel 13.

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur de waterstand te brengen of te houden op een ander peil dan is vastgesteld in het peilbesluit.

  • 2.

    In de vergunning wordt ten minste aangegeven op welk gebied de vergunning betrekking heeft en binnen welke grenzen het peil in dat gebied moet worden gehouden.

  • 3.

    De artikelen 24, vierde, vijfde en zevende lid, 25, 29, 30, 31, 33 en 40 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten niet in kennis behoeven te worden gesteld van een voornemen tot wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 31 van de wet.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt een exemplaar van de verleende vergunning met bescheiden alsmede de resultaten van het voorgeschreven onderzoek aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 14.

  • 1.

    Overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 13, eerste lid, alsmede het handelen in strijd met een voorschrift van een krachtens artikel 13 verleende vergunning, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste acht weken of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van de in het eerste lid omschreven verboden en met het opsporen van overtredingen daarvan zijn, naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, belast de ambtenaren die daarvoor zijn aangewezen door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De artikelen 54 tot en met 56 van de wet zijn ten aanzien van de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV Overgangs en slotbepalingen

Artikel 15.

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor het jaar 2000, peilbesluiten vast voor de oppervlaktewateren, bedoeld in artikel 7, waarvoor nog geen peilbesluiten zijn genomen.

  • 2.

    Op- en onderbemalingsvergunningen, die op grond van artikel 38 van de Verordening waterhuishouding Gelderland zijn verleend, worden voor de toepassing van deze verordening aangemerkt als vergunningen voor afwijkingen van het peil als bedoeld in artikel 13 van deze verordening.

  • 3.

    De artikelen 31 tot en met 37 en 39, tweede en derde lid van de Verordening waterhuishouding Gelderland blijven van kracht, totdat de bepalingen in de keur van het waterschap waarin deze onderwerpen zijn geregeld, in werking zijn getreden.

  • 4.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening, voor het waterschapsgebied geldende besluiten, die op grond van de Verordening waterhuishouding Gelderland zijn genomen, blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 5.

    Op procedures aangevangen voor 1 oktober 1997, blijft het op dat tijdstip geldende recht van toepassing.

Artikel 16.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening waterhuishouding Veluwe.