Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inwoonregeling gemeente Brummen (2014) |
Citeertitel | Inwoonregeling gemeente Brummen (2014) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Inwoonregeling gemeente Brummen (2014) komt de Inwoonregeling (2004) te vervallen
Algemene wet bestuursrecht, artikel 1.3, lid 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-07-2014 | nieuwe regeling | 01-07-2014 | BW14.0299 |
Omdat veel gemeenten niet de ruimte hebben in hun woningbouwprogrammering om mee te werken aan formele woningsplitsingen worden door aanvragers creatieve mogelijkheden gezocht om toch een woning toe te voegen. Omgevingsvergunningen worden ingediend, die toch geen formele woning-splitsingen zijn, maar net passen binnen de geldende inwoonregelingen. In de praktijk ontstaan dan echter situaties waarbij het inderdaad geen formeel geregelde woningsplitsing is, maar waarbij er toch twee of meer verblijfsobjecten met een woonfunctie op grond van de BAG ontstaan, of lijken te gaan ontstaan. Dit brengt met zich mee dat hier uiteindelijk handhavend tegen opgestreden moet worden. Dit is ook het geval in Brummen. Creatieve vergunningaanvragen worden getoetst aan onze huidige inwoonregeling en deze aanvragen passen binnen dit beleid. Dit heeft tot gevolg dat de inwoon-regeling ten koste kan gaan van de woningbouwprogrammering.
Dit is een ongewenste situatie die noopt tot handhavend optreden omdat er anders toch extra ‘woningen’ ontstaan. Hiervoor is geen ruimte in onze woningbouwprogrammering en het vastgestelde beleid, het Kwalitatief Woonprogramma 3, wordt doorkruist. Deze beleidsregel is bedoeld om aan dit soort situaties een einde te maken en de inwoonregeling zo aan te passen dat van woningsplitsing geen sprake meer kan zijn.
Het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in een met het hoofdgebouw verbonden aan en/of uitbouw. Woningsplitsing en/of kamerbewoning is niet toegestaan.
Onder kamerbewoning wordt verstaan:
het bewonen van onzelfstandige woonruimte, voor welke bewoning inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie als bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noodzakelijk is, het bewonen van zelfstandige woonruimte door meer dan één gemeenschappelijk huishouden eveneens als kamerbewoning beschouwd;
Er kan meegewerkt worden aan verbouwingen ten behoeve van ‘inwoningen’. Voorwaarde is echter dat er geen woonruimte ontstaat waarin een zelfstandig huishouden kan worden gevoerd.
De indeling van de gehele woning is daarvoor cruciaal. De indeling bepaalt immers in belangrijke mate of er ruimte is voor bewoning door meerdere zelfstandige huishoudens. Dit nog los of er volgens de BAG sprake is van twee of meer woonfuncties (afsluitbaarheid is daarbij één van de criteria). Van inwoning kan dus alleen sprake zijn zolang er geen extra verblijfsobject ontstaat of kan ontstaan zonder ingrijpende verbouwing (waarvoor een omgevingsvergunning nodig is).
Bij de beoordeling van verbouwingen tot ‘inwoning’ worden daarvoor in ieder geval de volgende criteria gehanteerd.