Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Overijssel 2003 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van Provinciale Staten van Overijssel 2003 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Het Reglement van orde voor de vergadering van Provinciale Staten van de provincie Overijssel, vastgesteld bij statenbesluit van 26 april 1978, is vervallen.
De nieuwe Provinciewet is op 12 maart 2003 in werking getreden. Consequentie hiervan is dat het huidige Reglement van orde moet worden aangepast als gevolg van onder andere de wettelijke verankering van een aantal rechten.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-4-2003
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2003-53
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2003 | 24-10-2007 | nieuwe regeling | 22-04-2003 Provinciaal Blad nr. 2003-53 | - |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Indien boven een kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium. 3
De voorzitter zendt ten minste veertien dagen vóór een vergadering de Statenleden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan veertien dagen voor de vergadering verzenden.
Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken
Achterliggende stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de Statenleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
De voorzitter verleent het woord zoveel mogelijk in de volgorde waarin het gevraagd is, met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement.3. Hij kan van deze volgorde in ieder geval afwijken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit of over de orde van de vergadering, of indien in overleg met het presidium bij loting of anderszins een sprekersvolgorde is vastgesteld.
Artikel 21. Aantal spreektermijnen
Het derde lid is niet van toepassing op:
- de gedeputeerde, die in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;
- de rapporteur van een commissie;
- het Statenlid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, danwel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 26. Overdragen voorzitterschap
Indien de voorzitter bij de behandeling van een voorstel of onderdeel daarvan, met de verdediging waarvan hij zich belast, het woord voert of gaat voeren, kan hij, indien hij dat ter wille van de orde der vergadering gewenst acht, de leiding van de vergadering overdragen aan het lid van Provinciale Staten dat daarvoor krachtens artikel 75, eerste lid van de Provinciewet in aanmerking komt.
Op voorstel van een Statenlid of van de voorzitter kunnen Provinciale Staten beslissen de beraadslaging voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen teneinde de Statenleden of Gedeputeerde Staten de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan, heeft ieder Statenlid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 33. Stemming bij hoofdelijke oproeping
Heeft een Statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende Statenlid gestemd heeft. Bemerkt het Statenlid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist.
Artikel 35. Schriftelijk stemmen over personen
De stemopnemers onderzoeken of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal Statenleden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid, bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet, worden Statenleden geacht geen stem te hebben uitgebracht die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
– een blanco ingevuld stembriefje;
– een ondertekend stembriefje;
– een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
– een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;
– een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
Artikel 36. Herstemming over personen
Indien na de tweede vrije stemming niet vaststaat over welke twee personen de herstemming moet plaatshebben, wordt bij een tussenstemming beslist wie van hen, die een gelijk grootste aantal stemmen verkregen, in herstemming komt of komen; wordt bij deze tussenstemming die beslissing niet verkregen, dan wordt hieromtrent bij het lot beslist.
Hoofdstuk 4. Rechten van Statenleden
Het vragenuur vindt als regel plaats direct aansluitend aan de vaststelling van de agenda, als bedoeld in artikel 10, derde lid van dit reglement, tenzij er bij de voorzitter geen vragen ingediend zijn. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.
Het Statenlid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp als regel ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg in het presidium bepalen een onderwerp tijdens het vragenuur niet aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de Statenvergadering aan de orde komt.
Artikel 39. Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen vier weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende Statenvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stellen de Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Ieder Statenlid kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende Statenvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde Statenvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen over het door de Commissaris van de Koningin of Gedeputeerde Staten gegeven antwoord.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige Statenleden, de Commissaris van de Koningin en de gedeputeerden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Provinciale Staten beslissen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.\
Artikel 44. Initiatiefvoorstel
De behandeling van het voorstel vindt plaats voordat alle op de agenda voorkomende onderwerpen of voorstellen worden behandeld, doch vóór het vragenuur, tenzij Provinciale Staten oordelen dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel wordt behandeld of eerst wordt behandeld in een commissie of voor advies naar Gedeputeerde Staten wordt gezonden. In het laatste geval bepalen Provinciale Staten voor welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Artikel 45. Recht van onderzoek
a. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door Provinciale Staten in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit Statenleden.
b. Bij de samenstelling van de onderzoekscommissie zorgen Provinciale Staten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in Provinciale Staten vertegenwoordigde fracties.
Hoofdstuk 5. Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslissen Provinciale Staten overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale Staten kunnen de geheimhouding opheffen.
Artikel 49. Opheffen geheimhouding
Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede lid van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd dit verzoekt, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd over de opheffing van de geheimhouding.
Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers
Artikel 51. Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de Statenvergadering geluid- danwel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 52. Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het ‘standby houden’ van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter, danwel, in spoedeisende gevallen, de voorzitter, zo mogelijk na overleg in het presidium.
1. Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 16 april 2003.
2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergadering van Provinciale Staten van de provincie Overijssel vastgesteld bij statenbesluit van 26 april 1978.
[Toelichting: Het presidium bestaat, overeenkomstig statenbesluit nr. 58 van de agenda 2002, het eerste jaar uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de fractievoorzitters. In genoemd statenbesluit d.d. 11 december 2002 is tevens besloten, dat, tenzij aan het eind van het eerste jaar anders wordt besloten, het presidium daarna in ieder geval bestaat uit de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en de commissievoorzitters, eventueel aangevuld met fractievoorzitters in verband met de balans coalitie-oppositie. Het presidium draagt zorg voor de logistiek en de proceskwaliteit. Het vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de Statenvergadering. Het bespreekt zaken die het functioneren van Provinciale Staten betreffen. Dan gaat het om het vaststellen van de voorlopige agenda en de plaats en het tijdstip voor Statenvergaderingen, die niet op het gebruikelijk tijdstip plaatsvinden. In het door het presidium vast te stellen reglement voor zijn werkzaamheden kunnen ook zaken geregeld worden als de frequentie van het overleg, de rol van het presidium bij de agendavorming van de commissies en de stukkenstroom. De aanwezigheid van de griffier bij het presidium is van belang, omdat daar immers de agenda voor de Statenvergadering wordt opgesteld. ]
[Toelichting: Het vierde lid brengt tot uitdrukking, dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag danwel aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het presidium. Op deze wijze houdt het presidium ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum en het tijdstip van de vergadering. Het wijzigen van de datum en het aanvangsuur is van belang voor alle Statenleden, omdat het merendeel van de Statenleden het Statenlidmaatschap combineert met een andere betrekking.]
[Toelichting: Het presidium bepaalt of een onderwerp wel of niet op de voorlopige agenda geplaatst wordt. Een A-voorstel is een voorstel waarover, gelet op de aard van het voorstel en de voorbereiding voorafgaand aan de Statenvergadering, niet wordt beraadslaagd maar hooguit een stemverklaring kan worden afgegeven. Een B-voorstel is een voorstel waarover in Provinciale Staten kan worden beraadslaagd. Bij de keuze tussen A- of B-voorstel baseert het presidium zich mede op het daartoe strekkende advies van de commissie. Het derde lid geeft Provinciale Staten een actieve rol bij de vaststelling van de statenagenda. Individuele Statenleden kunnen bij aanvang van de Statenvergadering een voorstel doen om onderwerpen op de agenda te plaatsen of van de agenda te verwijderen. Daarmee kan een individueel Statenlid invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Provinciale Staten stellen uiteindelijk de agenda formeel vast.]
[Toelichting: Artikel 11 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid van de Provinciewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat gedeputeerden door de Staten worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft aan dat de gedeputeerde kan weigeren te verschijnen in de Staten. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de Staten kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken gedeputeerde.]
[Toelichting: De aankondiging van de vergadering wordt in enkele dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen geplaatst, zodat zoveel mogelijk burgers op de hoogte worden gesteld van het vergadertijdstip en de agenda. Ook gebruiken veel burgers Internet steeds meer als bron van informatievoorziening. Daarom is de plaatsing van de aankondigingen op Internet een aanvullende mogelijkheid. Alleen plaatsing op Internet is niet voldoende gelet op artikel 19, tweede lid van de Provinciewet, omdat nog niet alle burgers toegang tot dit medium hebben.]
[Toelichting: Dit artikel benadrukt dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de spreektijd van de Statenleden en overige aanwezigen. De voorzitter kan, in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering, wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.]
[Toelichting: Artikel 29 heeft betrekking op het agenderingsrecht van Provinciale Staten. Provinciale Staten zijn de enige die een voorstel kunnen agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale Staten moeten hiervoor toestemming geven. Indien Provinciale Staten van oordeel zijn dat een voorstel niet voldoende is voorbereid, kunnen Provinciale Staten het voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. Provinciale Staten kunnen het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. Provinciale Staten bepalen echter wanneer het voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. Provinciale Staten kunnen dit in dezelfde Statenvergadering regelen, maar Provinciale Staten kunnen dit ook aan het presidium overlaten.]
[Toelichting: Voor een verzoek tot het houden van een interpellatie, het indienen van een amendement, een motie of een initiatiefvoorstel geldt, dat deze rechten aan elk individueel Statenlid zonder verplichte drempelsteun worden toegekend. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende functie van Provinciale Staten. Hiervoor dienen ook individuele Statenleden te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het wenselijk is dat ook het individuele Statenlid zonder belemmeringen, zoals drempelsteun, toegang tot het gebruik daarvan heeft.]
[Toelichting: Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 167, tweede lid van de Provinciewet. Het vragenrecht versterkt de positie van Statenleden. Er is gekozen voor een vrij algemene regeling. Het kan de controlerende taak van Provinciale Staten ten goede komen om hiervoor een aparte gelegenheid te creëren. Ook kan het instellen van het vragenuur de drempel voor het stellen van vragen verlagen en kan een impuls worden gegeven aan de media-aandacht voor de provinciale politiek. In het derde lid is een aanmeldingstermijn van 24 uur opgenomen vanwege het feit dat gedeputeerden moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van Statenleden. Het vragenuur verschilt van karakter met het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Bij het vragenuur kunnen Statenleden aan Gedeputeerde Staten inlichtingen vragen over het door hen gevoerde bestuur, voorzover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Statenleden vragen daarmee Gedeputeerde Staten zich te verantwoorden over het door hen gevoerde bestuur.]
[Toelichting: Dit artikel heeft tot doel om de voorwaarde van drempelsteun voor het indienen van amendementen op te heffen. Het opheffen van de voorwaarde van drempelsteun bij het indienen van amendementen staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de kaderstelling en controle door Provinciale Staten.]
[Toelichting: Dit artikel dient ter uitvoering van artikel 143a Provinciewet. Het tweede lid kent het recht van initiatief zonder drempelsteun aan elk individueel Statenlid toe. Het ontbreken van de voorwaarde van drempelsteun bevordert de uitoefening van de kaderstellende en controlerende functie van de Provinciale Staten. Het derde lid houdt in dat het presidium het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de voorlopige agenda plaatst, maar het presidium plaatst het voorstel echter niet meer op de voorlopige agenda, nadat de schriftelijke oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet om op grond van artikel 10, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen.]
[Toelichting: Voor een gedualiseerde werkwijze is het van belang dat Provinciale Staten over voldoende controleinstrumenten beschikken. De mogelijkheid van een recht van onderzoek, vooruitlopend op het wettelijk onderzoeksrecht, versterkt de controlerende functie van Provinciale Staten ten opzichte van het college. Het besluit tot instelling bevat een omschrijving van het onderzoek en een toelichting. Provinciale Staten zijn vrij in het formuleren van het onderwerp van onderzoek, met dien verstande dat het onderwerp betrekking moet hebben op een onderdeel van het door Gedeputeerde Staten gevoerde bestuur. De uitvoering van het onderzoek geschiedt door een door Provinciale Staten in te stellen onderzoekscommissie. Het is praktisch niet goed voorstelbaar dat het onderzoek door Provinciale Staten als geheel wordt gedaan. Leden van Gedeputeerde Staten kunnen, mede gelet op het onderwerp van het onderzoek, geen lid van een onderzoekscommissie zijn. De samenstelling van de onderzoekscommissie gebeurt verder zoveel mogelijk naar evenredige vertegenwoordiging. Als Provinciale Staten gedurende de uitvoering van het onderzoek aftreden, heeft dit geen invloed op de voortgang van het onderzoek. Verwezen wordt ook naar artikel 151a van de Provinciewet, waarin nog enkele aanvullende bepalingen ten aanzien van het instellen van een onderzoekscommissie zijn gegeven, onder andere ten aanzien van het regelen van ambtelijke bijstand.]