Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels amateurkunst 2014 (Beleidsregels voor het verstrekken en weigeren van subsidies aan amateurkunstverenigingen) |
Citeertitel | Beleidsregels amateurkunst 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
geen
Verordening amateurkunst Purmerend 2009
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-07-2014 | Nieuwe regels | 03-06-2014 Gemeenteblad 37153 | 1126950 |
Beleidsregels voor het verstrekken en weigeren van subsidies aan amateurkunstverenigingen
Krachtens de Verordening amateurkunst Purmerend 2009 en de op basis hiervan jaarlijks vast te stellen ' Nadere regels amateurkunst' kan een basissubsidie worden verstrekt aan amateurkunst verenigingen in Purmerend. De hoogte van de basissubsidie wordt berekend door optelling van de volgende subsidiebedragen:
De ' Nadere regels ' hebben betrekking op instellingen wier activiteiten liggen op het gebied van de amateurkunst en wel op de volgende categorieën:
Theater- en literaire verenigingen
Verenigingen voor beeldende activiteiten
Vermogensvorming bij amateurkunst verenigingen
Amateurkunstverenigingen ontvangen een subsidie als bijdrage in de kosten van de door die vereniging bedreven amateurkunst. Het gaat hier om een bijdrage omdat verenigingen in principe de kosten voor activiteiten en het in stand houden van de vereniging zelf moeten dragen. Dit kan door het innen van contributie, sponsoractiviteiten en het heffen van entree prijzen. Een aantal verenigingen zijn hierdoor in de loop der jaren in staat geweest een zeker eigen vermogen op te bouwen. Onder eigen vermogen wordt in dit geval verstaan: bestemmingsreserves en algemene reserve.
Het gaat hier om een eigen vermogen dat veelal nodig is voor toekomstige bestedingen als de aanschaf en vervanging van muziekinstrumenten, rekwisieten, inhuur van regisseurs of dirigenten. Bij een beperkt aantal amateurkunstinstellingen is echter geconstateerd dat al een aantal jaren sprake is van een zeker bedrag aan eigen vermogen dat niet afneemt door besteding. Om te bewerkstelligen dat alleen die amateurkunstinstellingen subsidie krijgen die dat ook daadwerkelijk nodig hebben is het nodig een maximum aan het eigen vermogen in te stellen.
Artikel 4, tweede lid van de Verordening amateurkunst bevat een aantal weigeringsgronden. Eén van deze gronden betreft het weigeren van subsidie aan instellingen die reeds over voldoende gelden, m.n. in de zin van eigen middelen/vermogen beschikken om daarmee de uit te voeren activiteiten te financieren. Dit blijkt in de praktijk als weigeringsgrond echter onvoldoende houvast te bieden. Er is hiermee immers niet bepaald wannéér sprake is van voldoende eigen vermogen. Dat wordt ingegeven door het feit dat de onder de Verordening amateurkunst vallende verenigingen verschillen in de beoefening van amateurkunst en daarmee ook verschillen in behoeften voor wat betreft het reserveren van eigen vermogen
In hoeverre een vereniging moet kunnen beschikken over eigen vermogen hangt samen met de activiteiten die de vereniging beoefent. De verenigingen onder bovengenoemd categorie A en B hebben in verband met de aanschaf van kostbare instrumenten meer vermogensvorming nodig dan de verenigingen in categorieën C tot en met H waarbij het vooral gaat om de inhuur van een professional (bv regisseur, dirigent, solist) of rekwisieten. Hiermee rekening houdend stellen wij voor de volgende voorwaarde aan de regelgeving toe te voegen: