Overheidsorganisatie | Provincie Overijssel |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provincie Overijssel 2003 |
Citeertitel | Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Provincie Overijssel 2003 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Instructie voor de secretaris van de provincie Overijssel 2003
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-08-2003 | 15-03-2007 | nieuwe regeling | 22-04-2003 Provinciaal Blad nr. 2003-53 | - |
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Provinciewet. Dit artikel legt expliciet vast dat Provinciale Staten en haar leden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Opvallend in de verordening is de centrale rol van de griffier. Dit nieuwe instituut, dat bij uitstek bedoeld is voor het verlenen van hulp aan Statenleden, wordt het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de Statenleden en de reguliere ambtelijke organisatie, voorzover nodig in samenspraak met de secretaris.
De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het ook de verhouding raakt tussen de Statenleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is er behoefte aan duidelijke regels. De ambtenaren werken doorgaans immers voor Gedeputeerde Staten. De wijziging van artikel 100 van de Provinciewet laat dit scherp zien. Voor de invoering van de Wet dualisering provinciebestuur bepaalde dit artikel dat de griffier (en daarmee de onder hem ressorterende ambtelijke organisatie) Provinciale Staten terzijde stond. In dualistische verhoudingen staat de secretaris Gedeputeerde Staten terzijde (artikel 100, Provinciewet, nieuw) en worden Provinciale Staten bijgestaan door de griffier (artikel 104a, Provinciewet, nieuw). Dat Provinciale Staten nu beschikken over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie, beperkt in omvang zijn. Voor specialistische, inhoudelijke hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties, initiatiefvoorstellen e.d. zal een beroep op deze organisatie dan ook mogelijk moeten blijven. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. De verordening vormt de uitwerking van dit recht. De nieuwe formulering van artikel 33 van de Provinciewet laat buiten twijfel dat individuele Statenleden, dus ook die behorend tot een minderheid in Provinciale Staten, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle Statenleden een beroep worden gedaan. In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.
1. De griffier en de secretaris dragen gezamenlijk en ieder voor zich zorg voor een vlotte, efficiënte en correcte afhandeling van verzoeken om bijstand.
2. Zij voeren daartoe overleg zo vaak als nodig is.
1. Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier of een medewerker van de provincie Overijssel met een verzoek om:
feitelijke informatie van geringe omvang;
inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.
2. Indien de medewerker twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld onder het eerste lid, stelt hij de secretaris van die twijfel in kennis. De secretaris beslist.
3. Een lid van Provinciale Staten wendt zich tot de griffier met een verzoek om bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.
4. De bijstand, bedoeld in het derde lid, wordt verleend door de griffier of een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door de griffier of een medewerker van de griffie kan worden verleend verzoekt de griffier de secretaris, één of meer medewerkers aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.
1. Een medewerker verleent op verzoek van de griffier of de secretaris bijstand tenzij:
het lid van Provinciale Staten niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van Provinciale Staten;
dit het belang van de provincie Overijssel kan schaden.
2. De secretaris beoordeelt of bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.
3. Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd, deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het lid van Provinciale Staten dat het verzoek heeft ingediend.
Indien het verzoek om bijstand van een medewerker door de secretaris wordt geweigerd, kan de griffier of het betrokken Statenlid het verzoek voorleggen aan Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten beslissen, het presidium gehoord, zo spoedig mogelijk over het verzoek.
1. Indien een lid van Provinciale Staten niet tevreden is over door een medewerker verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.
2. Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan Gedeputeerde Staten. Artikel 4, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
1. Indien Gedeputeerde Staten of leden van het College van Gedeputeerde Staten informatie wensen over een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken lid van Provinciale Staten.
2. Een lid van Provinciale Staten kan aangeven dat een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies geheim wordt gehouden.
3. In een geval als bedoeld in het vorige lid informeert het betrokken lid de griffier of de secretaris over de beweegredenen achter de opgelegde geheimhouding.
1. De fracties, zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van orde, ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.
2. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel bedraagt ten hoogste € 1.790,-- voor elk tot die fractie behorend Statenlid vermeerderd met € 22.375,-- per fractie.
3. De in het eerste lid genoemde bedragen wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Provinciale Staten vastgestelde prijsindexcijfer.
1. Fracties besteden de bijdragen om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.
2. De bijdrage mag niet gebruikt worden ter bekostiging van:
– uitgaven die in strijd zijn met wettelijke bepalingen en overige regelingen;
– betalingen aan politieke partijen, met politieke partijen verbonden instellingen of natuurlijke personen anders dan ter vergoeding van prestaties (diensten of goederen) geleverd ten behoeve van de fractie op basis van gespecificeerde, reële declaraties;
– giften;
– uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden ingevolge het rechts–positiebesluit Staten- en commissieleden toekomen;
– opleidingen voor Staten- en commissieleden.
1. De bijdrage voor fractieondersteuning wordt, voor 31 januari van een kalenderjaar, als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt.
2. In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Staten plaatsvindt, wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar.
3. Het voorschot wordt verrekend met te veel ontvangen voorschotten in jaren waarvoor de Provinciale Staten de bedragen heeft vastgesteld bedoeld in artikel 12, derde lid.
1. Indien het zeteltal van een fractie tengevolge van verkiezingen verandert, wijzigt de bijdrage:
bij vermindering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Provinciale Staten plaatsvindt;
bij vermeerdering van het zeteltal: op de eerste dag van de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen Provinciale Staten plaatsvindt.
2. Bij splitsing van een fractie wordt de op grond van artikel 7, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie herberekend en verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.
3. Bij splitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het tweede lid.
1. Een fractie is bevoegd het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van het jaarlijks aan haar toekomende bedrag te reserveren ter besteding in volgende jaren.
2. Het aan het eind van de zittingsperiode resterende bedrage wordt door de fractie, onder aflegging van een laatste verantwoording en overlegging van een verslag, binnen drie maanden teruggestort in de provinciekas.
3. Bij splitsing van de fractie wordt, onder overlegging van een verslag, een extra verantwoording afgelegd waarin wordt aangegeven hoe een eventuele reserve over de nieuw ontstane fracties is herberekend en wordt verdeeld.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 legt elke fractie, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan Provinciale Staten verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning door middel van een verslag.
2. Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan Provinciale Staten.
3. Provinciale Staten stellen na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen vast van:
de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdrage bekostigd zijn;
de wijziging van de reserve;
de resterende reserve;
de verrekening tussen de in onderdeel a genoemde uitgaven en het ontvangen oorschot en, voorzover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de 22ste dag na uitgifte van het Provinciaal blad waarin het besluit van Provinciale Staten is geplaatst en werkt terug tot 20 maart 2003.