Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Grondwaterverordening Overijssel 1996 |
Citeertitel | Grondwaterverordening Overijssel 1996 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Bijlage I.a. (is niet opgenomen in dit bestand):
Gebied waarin alle inrichtingen voor het onttrekken van grondwater, op een diepte van meer dan 50 meter beneden maaiveld, registratie- en vergunningplichtig zijn, zoals bedoeld in artikel 6, lid 5 van de Grondwaterverordening Overijssel 1996.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-4-2003
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad 2003-39
Uitvoeringsbesluit algemene regels beregening met grondwater 1996
Meetmethode voor grondwateronttrekkingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-2003 | 01-05-2006 | de artikelen 7.4.3, 9.5 en toelichting artikel 10 | 22-04-2003 Provinciaal Blad 2003-39 | - | |
19-06-1996 | 02-04-2002 | nieuwe regeling | - |
Ten aanzien van inrichtingen, genoemd in het eerste lid van dit artikel, kunnen gedeputeerde staten de van registratie vrijgestelde te onttrekken hoeveelheid grondwater per uur en per maand lager stellen voor gebieden, waar volgens het Waterhuishoudingsplan, bijzondere waakzaamheid is geboden. 3
De houder van een inrichting meldt deze inrichting aan gedeputeerde staten door middel van een door gedeputeerde staten daartoe vastgesteld formulier. Bij die opgave worden de volgende gegevens overgelegd:
de diepte waarop de onttrekking plaatsvindt.De gegevens van deze inrichtingen worden opgenomen in het openbare register als bedoeld in artikel 13 van de wet. 4
Gedeputeerde staten kunnen bepalen welke overige gegevens dienen te worden overgelegd betreffende de ingevolge het eerste lid van dit artikel opgegeven inrichting. 5
Indien de capaciteit van de inrichting wordt vergroot of wanneer anderszins wijziging optreedt in de bestaande toestand, deelt de houder van de in het eerste lid opgegeven inrichting dit terstond aan gedeputeerde staten mede. 6
in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden en artikelen bestaat wel registratieplicht en vergunningplicht ten aanzien van de in deze artikelen en leden aangeduide inrichtingen, ongeacht de te onttrekken hoeveelheid grondwater, die dienen voor het onttrekken van grondwater op een diepte van meer dan 50 m beneden maaiveld en zijn gelegen in de gemeenten Bathmen, Dalfsen (het gebied ten zuiden van de Vecht), Deventer, Olst, Raalte en Zwolle (het gebied ten oosten van het Zwartewater en het Zwolle-IJsselkanaal en het gebied ten zuiden van de Vecht), zoals aangegeven op bijlage I.a.
Algemene regels ten behoeve van inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het drooghouden van een bouwput ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken en inrichtingen die ten behoeve van grondsanering grondwater onttrekken. 10
De stijghoogte van het grondwater in de bouwput dient dagelijks te worden gecontroleerd. Hiertoe dient op zo kort mogelijke afstand van het op dat moment diepste punt in de bouwput een peilbuis te worden geplaatst. Aan de hand van stijghoogtewaarnemingen in deze peilbuis dient het debiet zodanig geregeld te worden dat de te onttrekken hoeveelheid zo gering mogelijk en de verlaging van de stijghoogte minimaal is. De verlaging van de stijghoogte van het grondwater mag niet meer bedragen dan het onder 7.1.1. vermelde niveau.
Algemene regels ten behoeve van inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het bij wijze van proef onttrekken van grondwater. 11
De watermeters dienen zo ver mogelijk van de pompputten te worden geplaatst, waarbij minimaal een rechte leiding van 5 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeters en 3 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. Om verzekerd te zijn van een goede meting dient gezorgd te worden voor een oplopende leiding na de watermeters zodat de leiding altijd geheel gevuld blijft. De watermeters dienen goed toegankelijk en te allen tijde goed afleesbaar te zijn.
Algemene regels ten behoeve van noodvoorzieningen. 12
Algemene regels ten behoeve van inrichtingen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden gebruikt voor beregenings- of bevloeiingsdoeleinden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 60 m3 per uur. 13
Gedeputeerde staten stellen, na overleg met de oppervlaktewaterbeheerder, de begrenzing van de onderscheiden gebieden, de locatie en de naam van de bepalende meetpunten, de minimale aan- en/of afvoeren en/of de streefpeilen en de minimale periode dat de afvoer over de meetpunten of de streefpeilen onderschreden of overschreden moet worden alvorens het onttrekkingsverbod van kracht wordt, respectievelijk niet meer van kracht is, vast.
Algemene regels ten behoeve van inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor grondwatersanering en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per maand en 200.000 m3 per jaar met een maximum van 600.000 m3. 14
De watermeters dienen zo ver mogelijk van de pompputten te worden geplaatst, waarbij minimaal een rechte leiding van 5 keer de diameter van deze leiding vóór de watermeters en 3 keer de diameter ná de watermeters geïnstalleerd is. Om verzekerd te zijn van een goede meting dient gezorgd te worden voor een oplopende leiding na de watermeters zodat de leiding altijd geheel gevuld blijft. De watermeters dienen goed toegankelijk en te allen tijde goed afleesbaar te zijn.
Artikel 8. Demping van pompputten bij beëindiging
Bij beëindiging van een onttrekking en bij tussentijdse definitieve buitengebruikstelling van één of meer pompput(ten) en/of onttrekkingsfilter(s) dient/dienen deze door of vanwege de houder van de inrichting na uiterlijk één maand te worden gedempt. Het dempen van de put(ten)/filter(s) moet ten minste twee weken van tevoren schriftelijk worden gemeld aan gedeputeerde staten.
Artikel 10. Uitzondering horen commissie
De commissie behoeft niet omtrent de aanvraag om vergunning te worden gehoord, indien naar de mening van gedeputeerde staten de onttrekking c.q. infiltratie of de wijziging daarvan in overeenstemming is met het Waterhuishoudingsplan als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de waterhuishouding, tenzij:
Artikel 11. Overgangsbepalingen
De registratieplicht als bedoeld in artikel 2 van deze verordening geldt voor alle grondwateronttrekkingen als bedoeld in artikel 6.1 jo. 7.1 van deze verordening die aanvangen op of na de dag waarop deze verordening in werking treedt
Bijlage I.b Bij de vergunningaanvraag voor grondwateronttrekking/infiltratie over te leggen gegevens
een beschrijving van de bestaande en/of geprojecteerde inrichting c.q. de infiltratie, waarbij wordt vermeld:
ten aanzien van de inrichting:
– de diepte van de onderkant van het (de) filter(s) van iedere put ten opzichte van het maaiveld;
– het aantal bestaande en/of geprojecteerde putten;
– de diameter en de lengte van het (de) filter(s) in iedere put;
– de pompcapaciteit in m3 per uur van de installatie;
– de maximaal te onttrekken hoeveelheden grondwater per uur, per etmaal, per maand, per kwartaal en per jaar, te splitsen naar de bestaande en/of de geprojecteerde inrichting;
– het doel waarvoor het grondwater zal worden gebruikt;
– de plaats waar en de wijze waarop het gebruikte grondwater zal worden geloosd;
– het (te verwachten) chloridegehalte van het te onttrekken grondwater;
– welke waterbesparende maatregelen reeds zijn genomen;
ten aanzien van de infiltratie:
– de wijze waarop het water in de bodem wordt gebracht;
– de diepte waarop wordt geïnfiltreerd ten opzichte van het maaiveld;
– de pompcapaciteit in m3 per uur van de installatie;
– de te infiltreren hoeveelheden water in m3 per uur, per etmaal, per maand, per kwartaal en per jaar, te splitsen naar de bestaande en/of geprojecteerde inrichting;
– de herkomst, de samenstelling en de kwaliteit van het te infiltreren water;
een beschrijving van de gevolgen voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen als gevolg van de bestaande en/of geprojecteerde inrichting c.q. infiltratie:
– de stand van het grondwater ter plaatse van de onttrekking c.q. de infiltratie en van de omgeving daarvan;
– de gevolgen van de onttrekking of de infiltratie voor de stand, de samenstelling en de kwaliteit van het grondwater;
– veranderingen in de kwel en de inzijging;
– de gevolgen voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen;
– de noodzaak voor het gebruik van grondwater;
– de deelstromen van het onttrokken grondwater in het bedrijf;
Bijlage II Overzicht van de criteria voor vergunningplicht en algemene regels
[Toelichting: In dit artikel worden slechts drie termen nader gedefinieerd, namelijk: grondsanering, grondwatersanering en streefpeil. De definiëring van grondsanering en grondwatersanering is noodzakelijk omdat in de verordening deze vaak op elkaar volgende activiteiten op verschillende wijze worden behandeld. De term pompcapaciteit is vervallen. In de verordening wordt uitgegaan van de daadwerkelijk onttrokken hoeveelheid grondwater.]
[Toelichting: In dit artikel wordt de algemene meldingsplicht voor alle houders van inrichtingen geregeld. Hier is gebruik gemaakt van de mogelijkheid van de meldingsplicht als bedoeld in artikel 15b van de wet. Tevens is bepaald dat alle inrichtingen worden opgenomen in het openbare register. Doel hiervan is dat ook deze gegevens betrokken kunnen worden bij onderzoek door de provincie of door derden.]
[Toelichting: In dit artikel wordt de vrijstelling van vergunningplicht geregeld. In de wet is in artikel 15, eerste lid, bepaald dat de bevoegdheid van provinciale staten om vrijstelling van vergunningplicht te verlenen, beperkt is tot een onttrokken hoeveelheid van niet meer dan 10 m3 per uur. Overeenkomstig de huidige verordening is verder in dit artikel bepaald dat naast deze 10 m3 per uur tevens een grens van 1.000 m3 per maand geldt. Dit betekent dus dat een inrichting die minder dan 10 m3 per uur onttrekt, maar meer dan 1.000 m3 per maand, wel vergunningplichtig wordt. (Met het besluit van Provinciale Staten van 9 april 1997 is ‘1.000 m3 per maand' gewijzigd in "5.000 m3 per kwartaal). ]
[Toelichting: Algemene regels Op grond van artikel 15a van de wet kunnen provinciale staten algemene regels stellen met betrekking tot vier categorieën inrichtingen te weten: bronbemalingen, noodvoorzieningen, beregening of bevloeiing en grondwatersaneringen. Voor de inrichtingen waarop de algemene regels van toepassing zijn, is de vergunningplicht opgeheven (artikel 15, derde lid van de wet). De houder van een inrichting die valt binnen de grenzen van de algemene regels kan dan ook geen vergunning meer krijgen voor deze inrichting.
Ook niet als hij niet wil/kan voldoen aan de gestelde algemene regels.
Bij de gehanteerde grenzen is uitgegaan van de huidige gehanteerde vrijstellingsgrenzen. Voor bronbemalingen is de periode overeenkomstig de wet gesteld op een maximum van 200.000 m3 in een periode van 6 maanden. De vergunningplicht in Oost-Twente voor beregeningsinrichtingen groter dan 10 m3 per uur is vervangen door de algemene regels. De gestelde algemene regels gelden in de gehele provincie.
Artikel 6.5. is gelijkluidend aan artikel 5.3. van de huidige verordening. Dit artikel is bij wijziging van 20 april 1994 opgenomen en is een uitvloeisel van het vastgestelde Grondwaterbeheersplan 1994-1997. Hierin is bepaald dat het diepe watervoerend pakket in Salland gereserveerd moet worden voor de openbare drinkwatervoorziening en hoogwaardige industriële toepassingen. In dat kader dient het oppompen van grondwater uit dit pakket (onder de zogenaamde Drenteklei circa 50 tot 80 m beneden maaiveld) uit kwantitatief oogpunt nader te worden gereguleerd. ]
[Toelichting: Bronbemalingen: de hier gestelde algemene regels hebben betrekking op de maximale toegestane verlagingen onder de bouwput. Hiermee wordt bereikt dat de te onttrekken hoeveelheid grondwater zo gering mogelijk en de verlaging minimaal is. Aan de hand van de te plaatsen peilbuizen is controle op eenvoudige wijze te realiseren. ]
[Toelichting: De algemene regels voor beregening of bevloeiing gaan uit van het principe "zolang er voldoende water voor alle bij het grondwaterbeheer betrokken belangen in het watersysteem aanwezig is" kan grondwater worden onttrokken voor dit doel. In artikel 7.4.2. worden de omstandigheden omschreven waaronder het onttrekken van grondwater ten behoeve van beregening verboden is. In artikel 7.4.3. wordt aan gedeputeerde staten de opdracht gegeven om – in een apart uitvoeringsbesluit – per te onderscheiden gebied de specifieke variabelen vast te leggen. Dit besluit wordt niet genomen dan nadat met de oppervlaktewaterbeheerder overleg is gevoerd. In artikel 7.4.4. is een dergelijk verbod beperkt tot het beregenen van gras en alle sport- en recreatieterreinen.]
[Toelichting: In het verleden zijn alleen bij vergunningplichtige activiteiten voorschriften met betrekking tot het dempen van pompputten opgenomen. Dit artikel verplicht elke houder van een inrichting de putten te dempen. Gedeputeerde staten zullen voorschriften vaststellen ten aanzien van de wijze waarop dit moet gebeuren.]
[Toelichting: De uitbreiding van de registratieplichtige inrichtingen gaat in op 3 april 2002. Echter de tijdelijke onttrekkingen die vallen onder artikel 6.1 jo. 7.1 van de verordening kunnen zijn aangevangen voor 3 april 2002 en doorlopen na 3 april 2002. De registratieplicht willen wij van kracht laten worden op alle hier bedoelde onttrekkingen die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening aanvangen.]