Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2014 |
Citeertitel | Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2014 | 01-01-2015 | vervanging beleidsregels 2013 | 03-06-2014 GVOP 7 juli 2014 | Z2013006811 |
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijssen-Holten,
gelet artikel 35 op de Wet werk en bijstand;
gelet op de Verordening maatschappelijke participatie WWB gemeente Rijssen-Holten 2012;
Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2014
De gemeente Rijssen-Holten heeft deze bijdrageregelingen bijzondere bijstand ingesteld om inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid te geven deel te nemen aan of in aanmerking te komen voor:
Met deze beleidsregels wordt ook invulling gegeven aan de opdracht van de gemeenteraad om regels te stellen met betrekking tot maatschappelijke participatie van kinderen, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen.
De beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstandbestaat uit:
Hoofdstuk 2. Doelgroepbepaling
Tot de doelgroep behoren inwoners van de gemeente Rijssen-Holten:
met een inkomen dat direct voorafgaande aan de peildatum gedurende minimaal 12 aaneengesloten maanden lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij het vaststellen van het bijstandsniveau wordt geen rekening gehouden met het kunnen delen van kosten en het ontbreken van woonlasten;
Bij het vaststellen van het in artikel 2 sub a genoemde inkomen zijn de volgende bepalingen van toepassing:
Het inkomen wordt getoetst aan de hand van het inkomen over de maanden januari en september van het jaar voorafgaand aan het jaar van aanvraag. Ingeval van een afwijzing of twijfel dient het inkomen te worden vastgesteld aan de hand van het inkomen over het gehele jaar exclusief extra eindejaarsuitkeringen.
In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt bij de vaststelling van het inkomen zoals bedoeld in artikel 2 sub a uitgegaan van het inkomen op de datum van aanvraag. Dit is van toepassing voor personen zoals genoemd in artikel 11, lid 2 en 3 van de Wet werk en bijstand en ingeval van verlating/echtscheiding.
Hoofdstuk 3. Bijdrageregelingen
Artikel 5 Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen
Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming
Hoofdstuk 4. Uitvoeringsbepalingen
Bij de aanvraag dienen bewijsstukken met betrekking tot het inkomen te worden ingeleverd. Bij een aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen moet ook het aankoop- en betalingsbewijs worden ingeleverd. Daarnaast dient een verklaring te worden ondertekend met betrekking tot het vermogen, waaruit blijkt dat aan de in deze beleidsregels gestelde vermogensvoorwaarden ter verkrijging van de tegemoetkoming is voldaan.
Er kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2014.
Toelichting op de beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand gemeente Rijssen-Holten 2014
Op grond van artikel 35 Wet werk en bijstand (WWB) is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Degene, die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die niet uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen boven bijstandsniveau kunnen worden betaald (de zogenaamde financiële draagkracht), heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een kwestie van maatwerk: een individuele beoordeling is vereist.
In artikel 35 derde lid WWB wordt de mogelijkheid gegeven om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan personen van 65 jaar of ouder. Aan categoriale bijzondere bijstand is een aantal voorwaarden verbonden. Ten eerste moet de doelgroep onafhankelijk zijn van de bron van inkomsten. De categoriale voorziening mag dus niet alleen toegankelijk zijn voor uitkeringsgerechtigden. Ten tweede is bijstand alleen mogelijk voor zover er geen recht bestaat op een voorliggende voorziening. Ten derde zal, uit oogpunt van rechtsgelijkheid met behulp van individualiserende toetsing van de wet, de voorziening ook beschikbaar moeten zijn voor degene die niet tot de doelgroep behoort, maar die voor het overige in vergelijkbare omstandigheden verkeert. Ten vierde moeten de tegemoetkomingen gericht zijn op het bestrijden van bepaalde kosten. Ongerichte inkomenssuppleties zijn niet toegestaan.
In deze beleidsregels is gebruik gemaakt van de mogelijkheid categoriale bijstand te verlenen aan inwoners die 65 jaar en ouder zijn. Dit komt tot uiting in artikel 9 lid 5 van deze beleidsregels. Belanghebbenden, die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, worden niet gevraagd bewijsstukken te overleggen voor de bijdrage die ze hebben ontvangen voor maatschappelijke participatie m.b.t. sport cultuur en vorming. Het is aannemelijk dat zij noodzakelijke kosten hebben waarin de bijstand en de aanwezige draagkracht niet voorzien.
In deze beleidsregels vindt de nadere uitwerking van de in de Verordening maatschappelijke participatie WWB 2012 gegeven opdracht plaats. Dat sprake is van categoriale bijstand aan schoolgaande kinderen uit financieel minder draagkrachtige gezinnen komt onder meer tot uiting in artikel 9 lid 4 van deze beleidsregels. In dit artikel is bepaald dat geen bewijsstukken van kosten ten behoeve van schoolgaande kinderen worden gevraagd. Het is aannemelijk dat gezinnen met schoolgaande kinderen noodzakelijke kosten hebben waarin de bijstand en de aanwezige draagkracht niet voorzien.
Artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregels bijdrageregelingen bijzondere bijstand 2014
Begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en toegelicht dienen te worden, worden in dit artikel nader beschreven.
Bij de bepaling van de doelgroep voor deze regelingen is aansluiting gezocht bij de uitgangspunten van het minimabeleid van de gemeente Rijssen-Holten. Ook is rekening gehouden met de op 1 januari 2012 in werking getreden wijzigingen van de Wet werk en bijstand. Dit heeft tot gevolg van de inkomensgrens is gewijzigd van 115% naar 110% van de bijstandsnormen. Dit komt tot komt tot uiting in de vastgestelde inkomensgrenzen.
Studenten die op het moment van aanvraag of in het voorgaande jaar onderwijs hebben gevolgd of konden volgen, worden uitgesloten van een bijdrage. Bij de controle op het volgen van onderwijs met betrekking tot het voorgaande jaar, is de periode van studeren niet van belang. Ook studenten die in het voorgaande kalenderjaar niet een volledig jaar onderwijs hebben gevolgd, worden uitgesloten van het recht op een bijdrage.
De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari en september. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan wordt het inkomen over het hele jaar bekeken om zo te controleren of belanghebbende het voorgaande jaar een inkomen heeft gehad wat gemiddeld genomen onder de betreffende inkomensgrenzen valt. Uitgangspunt is het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit is nadrukkelijk in zowel de verordening als de beleidsregels geregeld zodat niet-uitkeringsgerechtigden bij hun aanvraag kunnen volstaan met een salarisspecificatie exclusief de vakantietoeslag.
Inkomen waarop aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, wordt overeenkomstig de wet, in ogenschouw genomen.
De vermogensbepalingen van de Wet werk en bijstand zijn van toepassing. Indien de aanvrager een eigen woning heeft blijft het vermogen in de woning buiten beschouwing indien de totale bijzondere bijstand op jaarbasis minder bedraagt dan € 2.500,00.
Bepalend is de vermogenspositie op 1 januari van het jaar van uitvoering.
Artikel 5. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. schoolgaande kinderen
Dit artikel is een uitwerking van de Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012. Door de wijziging van de Wet werk en bijstand met ingang van 1 januari 2012, is de gemeente verplicht om een verordening maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen vast te stellen. De verdere uitwerking van deze verordening wordt in dit artikel geregeld.
Voor dit artikel geldt zoals in artikel 9 lid 4 van deze verordening wordt beschreven dat er geen bewijsstukken overlegd hoeven te worden met betrekking tot de gemaakte kosten.
Voor de hoogte van de bijdrage die wordt toegekend, geldt dat gekeken wordt naar de situatie zoals deze was op de peildatum.
Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t. sport, cultuur en vorming
In tegenstelling tot artikel 5 van deze verordening geldt voor de maatschappelijke participatie met betrekking tot sport, cultuur en vorming dat dit niet op grond van de WWB in een verordening moet worden geregeld. Ook vindt er steekproefsgewijs een controle plaats op de betalingsbewijzen. Dit wordt aangegeven in artikel 9 lid 3 van deze verordening. De kosten die gedeclareerd kunnen worden moeten te maken hebben met sport, cultuur en vorming. Dit kan verschillende zaken zijn zoals contributies voor sport, kosten voor gebruik van internet, telefoon, een krantenabonnement, muzieklessen etc. Dit is ter beoordeling aan de behandelend medewerker.
Voor deze bijdrage geldt dat voldaan moet worden de voorwaarden van inkomen en vermogen zoals beschreven in de artikel 2 en 3 van deze verordening. De toekenning van de bijdrage bedraagt een bedrag per persoon.
Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen
Op grond van dit artikel wordt een tegemoetkoming verstrekt in de kosten van de aanschaf en vervanging van een gelimiteerd aantal duurzame gebruiksgoederen. Bij het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming wordt individueel vastgesteld of het betreffende gebruiksgoed inderdaad is aangeschaft. De besteding van de bijstand is dus niet vrij. De doelgroep van deze beleidsregels zijn belanghebbenden die een zelfstandige huishouding voeren en die voldoen aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 2 en 3. Inwonenden van 4 jaar en ouder kunnen slechts in aanmerking komen voor een matras en een fiets. Voor de overige zaken geldt dat de overige medebewoners niet een beroep op overige duurzame gebruiksgoederen kunnen doen, omdat er vanuit wordt gegaan dat de overige zaken gezamenlijk gedeeld kunnen worden met de hoofdbewoner.
Uit de praktijk blijkt dat het voor deze groep erg moeilijk is om duurzame gebruiksgoederen aan te schaffen. De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden normaal gesproken aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten dus bestreden worden uit het reguliere inkomen. De eigen verantwoordelijkheid wordt ook teruggevonden in deze beleidsregels. Er wordt namelijk een tegemoetkoming in de kosten verstrekt, zodat een deel van de kosten voor rekening van belanghebbende blijft.
Gekozen is voor een maximaal bedrag per jaar op grond van deze regeling. Het staat een belanghebbende vrij om dit bedrag aan te wenden voor één duur goed of bijvoorbeeld voor twee wat goedkopere goederen. Art. 7 lid 4 schrijft voor dat er per duurzaam gebruiksgoed eenmaal per vijf jaren bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Normaal gesproken moet een duurzaam gebruiksgoed minimaal vijf jaren meegaan. Het is daarom redelijk om deze minimale termijn te gebruiken. Wel kan ieder jaar een ander goed voor vergoeding in aanmerking komen. De noodzaak om eens in de zoveel jaren een duurzaam gebruiksgoed te vervangen is algemeen erkend.
In artikel 7 lid 5 van deze verordening wordt aangegeven dat er geen recht bestaat op een bijdrage indien er sprake is van een lening voor inrichtingskosten. Als er sprake is van eerste huisvesting na het verlaten van een AZC geldt dat er een lening vanuit de Stadsbank wordt toegekend waar de gemeente borg voor staat. De hoogte van de lening is gebaseerd op alle noodzakelijk zaken die nodig zijn voor de woning. Hierin zijn de duurzame gebruiksgoederen al meegenomen.
Lid 9 van dit artikel beschrijft dat het niet mogelijk is om een bijdrage te ontvangen voor een computer als er in de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van een toekenning op grond van artikel 8 van deze beleidsregels. Binnen vijf jaar kan men slechts aanspraak op één van de twee regelingen, waarbij de PC-regeling specifiek van toepassing is voor gezinnen met schoolgaande kinderen.
Artikel 8. Voorwaarden PC-regeling in geval van schoolgaande kinderen
Op grond van dit artikel is het mogelijk om een computer of laptop aan te schaffen als er sprake is van schoolgaande kinderen (groep 6 tot en met de laatste klas van de middelbare school). De computer/laptop is niet specifiek bedoeld voor één persoon, maar bestemd voor het hele gezin.
Deze regeling zal naast de regeling duurzame gebruiksgoederen bestaan op grond waarvan men voor een tegemoetkoming van € 250 in aanmerking kan komen. Voor beide regelingen geldt dat er maximaal 1 keer per vijf jaar een beroep op één van beide regelingen kan worden gedaan. Dus als een schoolgaand kind 16 jaar is en er wordt op grond van artikel 8 een beroep gedaan op de PC-regeling is het binnen vijf jaar niet opnieuw mogelijk om op grond van artikel 7 een bijdrage voor een computer aan te vragen.
Omdat op het gebied van ICT snel sprake is van veroudering, wordt er uitgegaan van aanschaf van nieuwe apparatuur. Tweedehands artikelen komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
De uitvoering van de bijdrageregelingen wijken af van de reguliere aanvragen bijzondere bijstand. Daarom zijn enkele uitvoeringsbepalingen opgenomen, die alleen voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden.
In dit artikel komt naar voren dat de verificatie afhankelijk is van de bijdrage die wordt aangevraagd. Zo wordt bijvoorbeeld het inkomen altijd geverifieerd, terwijl het vermogen steekproefsgewijs geverifieerd wordt. Ook voor bewijsstukken die overlegd moeten worden geldt dat dit niet voor iedere bijdrage gelijk is.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 12. Voorliggende voorziening
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.