Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels met betrekking tot de waardeherziening en navordering 2005 |
Citeertitel | Beleidsregels met betrekking tot de waardeherziening en navordering 2005 |
Vastgesteld door | geattribueerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2004 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 29-11-2004 Nieuwe Meerbode, 15-12-2004 | Onbekend |
Op grond van artikel 27 van de Wet waardering onroerende zaken is de ambtenaar belast met de uitvoering van deze wet bevoegd om tot herziening van de waardebeschikking te besluiten ingeval de waarde van een onroerende zaak te laag is vastgesteld. Op grond van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is de inspecteur bevoegd tot navordering van te weinig geheven belasting ingeval een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Op grond van artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet is ten aanzien van gemeentelijke belastingen de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen hiertoe bevoegd.
Voor de uitoefening van deze bevoegdheden is een nieuw feit nodig. Een feit dat de ambtenaar respectievelijk de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is, kan geen grond voor navordering opleveren. In deze regeling zijn criteria opgenomen waarbij tot herziening van de waardebeschikking en/of tot navordering van de te weinig geheven belasting kan worden besloten. De in deze regeling opgenomen criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden gezien als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen.
Artikel 2 Herstel te lage waardevaststelling
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de waarde van een onroerende zaak door middel van een waardebeschikking te laag is vastgesteld, kan de ambtenaar belast met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken bedoelde beschikking herzien bij een voor bezwaar vatbare beschikking.
Artikel 3 Navorderen te weinig geheven belasting
Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld dan wel een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen de te weinig geheven belasting navorderen.
Artikel 6 Kennelijk onjuist vastgestelde waarde
Er is sprake van een 'kennelijk onjuist vastgestelde waarde' zoals bedoeld in artikel 4.3, als de waardevaststelling een dermate grote afwijking vertoont van hetgeen bij belanghebbende bekend is te achten met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak, dat bij hem niet het vertrouwen kan zijn gewekt dat de vastgestelde waarde juist kan zijn.
Voor de toepassing van deze regeling is er sprake van een kennelijk onjuist vastgestelde waarde zoals bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat de waarde vastgesteld had moeten zijn op een bedrag dat ten minste 20 percent, met een minimum van € 22.689,- hoger is dan de waarde zoals deze laatstelijk is vastgesteld door middel van een in artikel 22, eerste lid, artikel 25, eerste lid, of artikel 26, eerste lid van de Wet waardering onroerende zaken bedoelde beschikking.
Artikel 7 Kennelijk onjuiste aanslag
Er is sprake van een 'kennelijk onjuiste aanslag' zoals bedoeld in artikel 5.3, als de aanslag een dermate grote afwijking vertoont van hetgeen bij belastingplichtige bekend is te achten met betrekking tot zijn belastingschuld, dat bij hem niet het vertrouwen kan zijn gewekt dat de vaststelling juist kan zijn.
Artikel 8 Termijn voor herziening en/of navorderen
Als een herziening van de vastgestelde waarde als bedoeld in artikel 2, leidt tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of kennisgeving van een nagevorderd bedrag als bedoeld in artikel 3, dan dient het vaststellen van de navordering binnen acht weken na het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk is geworden te geschieden.
Alvorens tot herziening van een vastgestelde waarde respectievelijk een navordering over te gaan doet de bevoegde ambtenaar hiervan aan belanghebbende respectievelijk belastingplichtige schriftelijk mededeling van de omstandigheden, welke naar zijn oordeel de herziening respectievelijk de navordering rechtvaardigen. Daarbij wordt belanghebbende respectievelijk belastingplichtige in de gelegenheid gesteld om binnen één maand na de dagtekening van de schriftelijke mededeling, hierop te reageren.