Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling samenwerking Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten en Soest |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling samenwerking Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten en Soest |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Figuren 1 en 2 |
Met de inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling, vervalt de gemeenschappelijke regeling samenwerking sociale zaken Baarn, Bunschoten en Soest.
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2014 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 15-04-2014 Gemeentekrant, 02-07-2014 | 2993 |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest, handelend met toestemming van de respectieve gemeenteraden ingevolge de raadsbesluiten nummer RV-14-05
Dat het met het oog op de behartiging van het belang, genoemd in artikel 3 van deze regeling, wenselijk is dat de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest in samenwerking de uitvoering van bepaalde taken in het kader van Werk en, dan wel enig andere in de toekomst voor deze wetten eventueel in de plaats komende regelingen vorm geven;
Gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
De hiernavolgende Gemeenschappelijke regeling samenwerking Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten en Soest, verder te noemen "het samenwerkingsverband" voor onbepaalde tijd aan te gaan.
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
WWB: Wet werk en bijstand;
Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
Het oude samenwerkingsverband: Het samenwerkingsverband dat is geregeld in de Gemeenschappelijke regeling samenwerking sociale zaken Baarn, Bunschoten en Soest die in werking is getreden op 1 januari 2008.
Artikel 2 Het gemeenschappelijk orgaan
Voor de uitvoering van het samenwerkingsverband is er een gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wgr ingesteld, genaamd “Gemeenschappelijk Orgaan Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen BBS”.
Artikel 5 Gemeenschappelijke taken
De gemeenschappelijke taken betreffen de uitvoering van de primaire en secundaire processen van de wet- en regelgeving Werk en Inkomen en het minimabeleid en de bijzondere bijstand. De taken die in het gemeenschappelijk orgaan worden en op termijn nog zullen worden uitgevoerd zijn:
Het op basis van de WWB bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling (re- ïntegratietrajecten);
Artikel 8 Personeel en personeelsbeleid
Vacatures worden door het college van burgemeester en wethouders van Soest op voordracht van het management opgevuld. Het college van Soest besluit inzake vervulling van managementvacatures nadat het bestuur bij de werving en selectie is betrokken en deze in de gelegenheid is gesteld een advies inzake vervulling van die vacature(s) aan het college voor te leggen.
Artikel 8a Overgangsregeling Personeel en personeelsbeleid
Indien er gevolgen optreden bij een medewerker van de uitvoeringsorganisatie die voor inwerkingtreding van deze regeling werkzaam waren bij een deelnemende gemeente en deze gevolgen voortvloeien uit een handelen en/of nalaten voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling van de gemeente van herkomst van de desbetreffende medewerker, dan:
De gemeente van herkomst is verantwoordelijk voor de in het kader van het sociaal plan of het sociaal statuut te maken overgangsafspraken met medewerkers van de uitvoeringsorganisatie die voor inwerkingtreding van deze regeling werkzaam waren bij een deelnemende gemeente en zij draagt hiervoor de eventuele kosten.
Artikel 9 Financiële administratie
Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding is het bepaalde in de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Betaling aan de uitvoeringsorganisatie
In de jaarrekening wordt het werkelijke bedrag opgenomen dat elk van de deelnemende gemeente verschuldigd is. Verrekening van het verschil tussen de reeds verrichte voorschotten van betaling als bedoeld in het voorgaande lid en het werkelijk verschuldigde bedrag als bedoeld in het eerste lid vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de jaarrekening.
Artikel 14a Overgangsregeling betaling aan de uitvoeringsorganisatie
De bijdrage vanuit de algemene middelen als voorschot van betaling (als bedoeld in artikel 14 tweede lid onder b) wordt voor 2014 en 2015 begroot op basis van de kosten van het oude organisatieverband en wordt bijgesteld op basis van het aantal FTE medewerkers werkzaam in de uitvoeringsorganisatie ten opzichte het aantal FTE medewerker in het oude organisatieverband.
Artikel 14b Overgangsregeling frictiekosten
Directe frictiekosten zijn alle extra kosten van de uitvoeringsorganisatie die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van de taken en bevoegdheden in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling. De toerekening van deze kosten vindt plaats middels de methode van de directe kosten overeenkomstig artikel 12.
In afwijking op het voorgaande leden geldt voor de frictiekosten die ontstaan doordat de medewerkers van het oude samenwerkingsverband niet in de uitvoeringsorganisatie (die ontstaat op een nader te bepalen datum) worden geplaatst dat deze voor een deel ten laste van de uitvoeringsorganisatie komen. Bij de jaarrekening worden deze kosten verdeeld over de deelnemende gemeenten en de gemeente waar de desbetreffende medewerker(s) voorafgaand aan het samenwerkingsverband werkzaamheden voor verrichtten. Deze verdeling geschiedt naar rato van de dienstjaren die de desbetreffende medewerker(s) werkzaam waren bij het oude samenwerkingsverband ten opzichte van de deelnemende gemeente waar zij voorafgaand aan het oude samenwerkingsverband werkzaamheden voor verrichtten.
De frictiekosten die ontstaan doordat medewerkers van de deelnemende gemeenten die als werkzaamheden ondersteuning bieden gericht op arbeidsinschakeling (re-integratietrajecten) niet worden geplaatst in de uitvoeringsorganisatie die ontstaat op een nader te bepalen datum, horen niet bij de kosten als bedoeld in voorgaande leden. Deze kosten komen voor rekening van de deelnemende gemeente waar zij voor de ingangsdatum van de nieuwe uitvoeringsorganisatie zijn aangesteld.
Artikel 15 Procedure jaarrekening
Het bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 mei, de rekening vergezeld van de daarbij horende verantwoording alsmede een verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid, opgemaakt door een buiten het gemeenschappelijk orgaan staande deskundige, ter kennisneming toe aan de raden der deelnemende gemeenten;
Voor werkzaamheden die niet onder de gemeenschappelijke taken of de gelijkwaardige dienstverlening vallen of waar het budget niet toereikend is, wordt een offerte uitgebracht. Bij aanvaarding van de offerte worden de betreffende kosten na afloop van de werkzaamheden doch uiterlijk per 31 december van het betreffende jaar bij de opdrachtgevende gemeente(n) in rekening gebracht.
Artikel 17 Verantwoording, inlichtingen en ontslagbevoegdheid
Het gemeenschappelijk orgaan geeft zo spoedig mogelijk aan de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden of colleges schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet strijdig is met het algemeen belang. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 16 Wgr.
Ten aanzien van het ontslag van de leden van het bestuur zijn de bepalingen uit de Gemeentewet over het ontslag van leden van het college van burgemeester en wethouders zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat daar waar gesproken wordt over de gemeenteraad moet worden gelezen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die het betreffende bestuurslid heeft, aangewezen.
Artikel 18 Evaluatie, wijziging en opheffing
Een besluit tot opheffing van de regeling gaat vergezeld van een liquidatieplan, vast te stellen door de deelnemende gemeenten. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing, in de gevolgen voor het personeel en in de gevolgen van het door de gemeenten wederom zelfstandig uitvoeren van de van toepassing zijnde regelgeving.
Toetreding door een niet aan deze regeling deelnemende gemeente kan, na vooraf verkregen instemming van de raad van die gemeente, bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van die gemeente plaatsvinden, nadat de gemeenteraden en de colleges van burgemeesters en wethouders van de deelnemende gemeenten in het samenwerkingsverband daarmee hebben ingestemd.
De uitvoeringsorganisatie en de toetredende gemeente vragen gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van financiële verrekening als bedoeld in het voorgaande lid. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de toetredende gemeente
Het college van elke deelnemende gemeente kan, na vooraf verkregen instemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raad van de andere gemeenten wordt over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit tot uittreding kan niet plaatsvinden binnen twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling.
De uitvoeringsorganisatie en de uittredende gemeente vragen gezamenlijk advies aan een onafhankelijke externe deskundige voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het voorgaande lid. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.
Artikel 21 Toezending aan Gedeputeerde Staten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest draagt zorg voor toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten, alsmede van alle besluiten tot wijziging of opheffing van deze regeling, als bedoeld in artikel 26 Wgr.
Artikel 22 Onvoorziene omstandigheden
In onvoorziene omstandigheden in de bedrijfsvoering zijn de geldende beleidskaders van de gemeente Soest richtinggevend. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegde bestuursorgaan van de deelnemende gemeente of gemeenten die het betreft, zoveel mogelijk in overeenstemming met de bepalingen van de Gemeentewet en de Wgr.
Artikel 23 Nadere uitwerking in reglement
Taken en bevoegdheden van het bestuur van het gemeenschappelijke orgaan en de bedrijfsvoeringsraad worden, in afstemming met het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan, nader uitgewerkt in een (of meerdere) reglement en door of namens de colleges van de deelnemende gemeenten vastgesteld.
1. De ombudsman of ombudscommissie van de gemeente Soest is bevoegd tot de behandeling van defde verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel
De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin de regeling bekend is gemaakt als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wgr.
Op moment van inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde regeling komt de gemeenschappelijke regeling samenwerking sociale zaken Baarn, Bunschoten en Soest die in werking is getreden op 1 januari 2008 te vervallen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn in de vergadering d.d. ……………
De secretaris, De burgemeester,
A. Najib M.A. Roëll
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten in de vergadering d.d. ……………
De secretaris, De burgemeester,
drs. J.F.H. Jennekens M. van de Groep
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest in de vergadering d.d. …………….
De secretaris, De burgemeester,
A.R. Veenstra R.T. Metz
Uitwerking verschillende rollen GR Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten en Soest
Bij het overdragen van de taken rondom Werk en Inkomen aan de uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen Baarn, Bunschoten en Soest, via een ‘lichte’ gemeenschappelijke regeling, is de wens van de deelnemende gemeenten om meer inzicht en grip te krijgen in de aansturing van de gemeenschappelijke regeling (GR). Bij het opstellen en uitwerken van de GR, is voor het organiseren van meer regie op de uitvoeringsorganisatie onder andere artikel 7 opgenomen. In artikel 23 van de gemeenschappelijke regeling is afgesproken dat een nadere uitwerking van de taken en bevoegdheden van het bestuur en de bedrijfvoeringsraad zal plaatsvinden. Daar wordt in dit document uitvoering aangegeven. In de gemeenschappelijke regeling zijn de volgende artikelen bij de uitwerking van de taken en bevoegdheden van toepassing.
De verschillende rollen bij de GR uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen BBS
In relatie tot de GR uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen voor de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest zijn diverse sturingsrollen te onderscheiden. Om hierbij een eenduidig beeld te krijgen zijn de diverse rollen en verantwoordelijkheden in het kort uiteengezet. Doel is om een beeld te creëren van de mogelijkheden, waarbij er ruimte moet kunnen zijn voor de deelnemende gemeenten, voor eigen inbreng en invulling van de verschillende rollen.
De leden van het AB bestaat uit een afvaardiging van de deelnemende gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest (eigenaren) van de GR en handelen in het belang van de gemeenschappelijke regeling. Het AB stuurt op hoofdlijnen, stelt kaders vast en is bestuurlijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de taken van de GR. Vanuit eigenaarschap wordt ernaar gestreefd dat de GR conform afspraken verloopt, de beleidsdoelstellingen worden behaald en dat er een gezonde bedrijfsvoering is [1]. Om hier een beeld bij te krijgen is figuur 1. weergegeven.
(Figuur 1: Eigenaar, opdrachtgever- en opdrachtnemersrol, bron: Regionale ICT Dienst Utrecht)
Zoals hierboven aangegeven hebben de leden van het AB naast de eigenaarsrol ook de rol van opdrachtgever namens de (individuele)deelnemende gemeenten waarin de kaders, kwaliteit in relatie tot efficiency en kostenbesparing van de GR wordt bepaalt.
Directeur uitvoeringsorganisatie
De directeur bereidt de besluitvorming van het AB voor, heeft zeggenschap over de uitvoering van alle aan de uitvoeringsorganisatie opgedragen taken, uiteraard met inachtneming van de jaarplannen en de dienstverleningsafspraken die de deelnemers hebben opgesteld over de uitvoering van de taken. De directeur vervult daarmee de rol van opdrachtnemer. De opdrachtnemer streeft daarbij vanuit zijn/ haar rol naar behoorlijke middelen om taken goed te kunnen blijven uitvoeren.
Naast de individuele opdrachtgeversrol hebben de deelnemende gemeenten ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid om regie te voeren over de (kwaliteit van de) bedrijfsvoering en taakuitvoering van de uitvoeringsorganisatie. Om dit goed vorm te kunnen geven zal er een bedrijfsvoeringsraad in het leven geroepen worden, zoals ook in de GR voor de uitvoeringsorganisatie is opgenomen. De bedrijfsvoeringsraad bestaat uit de directie/gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten.
De rol van de bedrijfsvoeringsraad is als het ware functioneren als schakel voor onder andere het AB. Bespreken van belemmeringen en stagnaties en waar mogelijk deze wegnemen om de continuïteit en voortgang te kunnen waarborgen, zodat de doelstellingen door de GR kunnen worden gerealiseerd. Van belang hierbij is dat de bedrijfsvoeringsraad, namens het AB, de focus heeft op de bedrijfs- en taakuitvoering van de GR, waarin zij een adviserende rol hebben naar zowel het AB als naar de directeur van de GR over de kwaliteit, continuïteit en de flexibiliteit van de GR.
De bedrijfsvoeringsraad gaat nadrukkelijk niet over het beleid, deze verantwoordelijkheid ligt bij het AB. De bedrijfsvoeringsraad vormt zoals in onderstaand figuur is weergegeven een rader ter ondersteuning van het totale mechanisme.
(Figuur 2: positie bedrijfsvoeringsraad ten opzichte van het AB en de GR).
Met betrekking tot de taken kan gedacht worden aan:
Zoals eerder is aangegeven kunnen er taken en onderwerpen aan bovenstaand overzicht worden toegevoegd. Doel van dit document is een kader te bieden, maar vooral ook om de ruimte te bieden aan de belanghebbenden om vanuit ieders rol verder invulling te kunnen geven.