Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente Enschede 2009 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | APV |
Art. 6:5 bevat overgangsbepalingen; Art 2:49a treedt per 1-2-2019 in werking
Nadere regels standplaatsen gemeente Enschede (1.1:CVDR376981_2)
Besluit gebiedsaanwijzing groepsverbod Boerenkerkhof en omgeving (1.1:CVDR419009_1)
Aanwijzingsbesluit drugsgebruiksverbod omgeving Noorderhagen/ Wilminkplein/ Boerenkerkhof 2018
Beleidsregel Sluiting horecabedrijven en voor publiek openstaande gebouwen gemeente Enschede 2018
Aanwijzingsbesluit cameratoezicht 2017
Besluit gebiedsaanwijzing verbod op gebruik soft- en harddrugs Glanerbrug
Beleidsregel wet Bibob gemeente Enschede 2019
Besluit gebiedsaanwijzing drugsgebruikverbod Bothofterrein e.o.
Gebiedsaanwijzing hinderlijk drankgebruik
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | Wijziging Afdeling 17 (art. 2:85 t/m 2:98), art. 2:47, art. 6:1 en 6:1a | 21-12-2021 | |||
13-07-2021 | 01-01-2022 | Wijziging art. 2:49a | 05-07-2021 | ||
01-05-2021 | 13-07-2021 | Intrekking art. 2.10, 2.11 tm 2.12.2; art. 2.28, 2.53, 2.57, 2.58, 2.60, 2.61;2.71 tm 2.73, 2.78 tm 2.83; 4.1 tm 4.6b;4.9, 4.10 tm 4.11.6; 4.13, 4.15,4.16, 4.17, 4.18;5.1 tm 5.12; 5.18, 5.32, 5.33, 5.34; | 01-02-2021 | ||
01-01-2021 | 01-05-2021 | Wijz. art. 2:53; art. 6:1; art. 6:1a; Bijlage bij art. 6:1a, lid 2 | 11-11-2020 | ||
09-11-2019 | 01-01-2021 | Wijz. art. 2:26; toev. art. 2:48a | 05-11-2019 | ||
01-01-2019 | 09-11-2019 | Wijziging art 2:25a, lid3, subh; art. 2:26; art. 2:41; Toegevoegd art. 2:49a; art. 2:50a | 10-12-2018 | ||
06-07-2018 | 01-01-2019 | Wijziging art. 1:1, 2:34b, 2:41, 2:74a en 6:1 | 02-07-2018 | ||
30-03-2018 | 06-07-2018 | wijz. art. 2.22; 4.16.2, lid 2; 4.18, lid 4; 4.18, lid 6; 4.6b | 12-03-2018 | ||
27-05-2017 | 30-03-2018 | Wijziging art. 2:24 t/m 2:25D | 22-05-2017 | Onbekend. | |
17-03-2017 | 27-05-2017 | Wijziging art. 4:10 en tabel art. 4.11.1 | 16-02-2017 | Onbekend. | |
13-10-2016 | 17-03-2017 | art. 2:77 | 03-10-2016 | Onbekend. | |
30-04-2016 | 13-10-2016 | Wijziging art. 2:10, lid 1; 2:49; 5:17; 5:18 | 18-04-2016 | Onbekend. | |
10-03-2016 | 30-04-2016 | Wijziging art. 2:1a, 2:47, 2:48, 2:59, 2:85 tm 2:97, 6:1 | 22-02-2016 | 1600008764 | |
21-09-2015 | 10-03-2016 | Wijziging art. 1:3, 2:10, 2:12.1, 2:12.2, 2:27 tm 2:30; 4:10, 4:11.1 tm 4.11.6; 4:15.1; 4:16 tm 4:18; 5:17 tm 5:20; 5.34; 6.1 | 30-06-2015 | 1500020619 | |
18-07-2015 | 21-09-2015 | Wijziging art. 2.24,2.25, toevoegen art. 2.25a tm 2.25c | 21-10-2014 Digitaal Gemeenteblad, 10 juli 2015 | Onbekend. | |
27-06-2015 | 18-07-2015 | Wijziging art. 2.26a, toevoegen art. 2.26aa t/m 2.26ad | 08-06-2015 | Onbekend. | |
29-01-2015 | 27-06-2015 | art. 2:68 | 11-11-2014 Digitaal Gemeenteblad, 22 januari 2015 | 1400270949 | |
02-07-2014 | 29-01-2015 | - Wijziging Raad 10 december 2012: invoegen art 5:17 tot en met 5:21 onder de afdeling "standplaatsen" | 12-12-2008 huis aan huis 17 december 2008 | gemeentebladnr.2, stuknummer 15389 | |
01-01-2009 | - Wijziging Raad 10 december 2012: invoegen art 5:17 tot en met 5:21 onder de afdeling "standplaatsen" | 12-12-2008 huis aan huis 17 december 2008 | gemeentebladnr.2, stuknummer 15389 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:3 Indiening aanvraag of doen van een melding
Aanvragen om vergunning of ontheffing en meldingen worden ingediend via het (digitale) loket van de gemeente, postbus20@enschede.nl of via Postbus 20, 7500 AA Enschede, via de daartoe door het bevoegd gezag vastgestelde formulieren.
In de aanvraag om vergunning of ontheffing of in een melding vermeldt de aanvrager of melder de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager of melder, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager of melder, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend. Hetzelfde geldt indien sprake is van een gemachtigde.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
AFDELING 1 BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen;
Afdeling 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijke voorwerpen
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:23.2 Vervoer opsporing- of graafgereedschap e.d.
Het is verboden in door het college aangewezen gedeelten van de gemeente een metaaldetector of een ander voorwerp dat kan dienen tot het opsporen van metalen, te vervoeren of bij zich te hebben, dan wel in die gedeelten van de gemeente een voorwerp dat kan dienen tot het graven in de grond, te vervoeren of bij zich te hebben.
Artikel 2:25A Meldingsplichtig evenement
Onder een meldingsplichtig evenement wordt eveneens verstaan een evenement dat voldoet aan alle van de onderstaande voorwaarden:
Het evenement heeft geen groot uitstralingseffect op de omgeving, zoals bijvoorbeeld een live optreden van een zeer bekende groep of artiest of een soort hardcore/houseparty, waardoor overlast kan ontstaan en/of de openbare orde, (verkeers)veiligheid, zedelijkheid of gezondheid in het geding kunnen komen;
Artikel 2:25B Verbod, voorschriften en beperkingen bij meldingsplichtige evenementen
De burgemeester kan een meldingsplichtig evenement verbieden of kan voorschriften of beperkingen opleggen, indien er aanleiding is te vermoeden dat door het evenement de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komen.
Artikel 2:25C Uitzonderingen op de vergunning- en de meldingsplicht
Evenementen waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 2:25 of melding als bedoeld in artikel 2:25A vereist is, zijn:
Artikel 2:25D Indieningstermijn vergunning en melding
De indieningstermijn voor een melding en een vergunning zijn:
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:26A Begripsomschrijvingen voetbal
Voor de toepassing van de artikelen 2.26a t/m 2.26ae wordt verstaan onder:
Artikel 2:26ac Weigering van de vergunning
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning weigeren indien:
Artikel 2:26b Orde in verband met betaald voetbalwedstrijden
Al diegenen die zich vanaf 48 uur voor het vastgestelde begin van een betaald voetbalwedstrijd tot 24 uur na afloop van die wedstrijd op openbare plaatsen gemaskerd, vermomd of op enige andere wijze onherkenbaar gemaakt vertonen, zijn verplicht zich op eerste vordering van een ambtenaar van politie van het masker of andere vermomming te ontdoen.
Artikel 2:26c Supportersstromen en verwijderingsplicht voetbalsupporters
Al diegenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht om, als sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.
Al diegenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken zijn verplicht om, als sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken uit de gemeente, tenzij men woonachtig is in de gemeente Enschede.
Al diegenen die zich door kleding, uitrusting of gedragingen kenbaar maken als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd of op enige wijze de openbare orde verstoren of de kennelijke bedoeling hebben deze te verstoren of wiens aanwezigheid een gevaar op escalatie vergroot, zijn verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen zich naar een in dit bevel aangegeven plaats te begeven, of zich te verwijderen uit een in het bevel aangegeven gebied, of zich buiten de gemeentegrenzen van de gemeente Enschede te begeven.
De in lid 3 genoemde verplichtingen tot verwijdering uit een in het bevel genoemd gebied of tot het zich begeven buiten de gemeentegrenzen zijn niet van toepassing op diegenen die aannemelijk kunnen maken woonachtig te zijn in het betreffende gebied respectievelijk binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Enschede.
Afdeling 8 TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN EN ANDERE VOOR PUBLIEK OPENSTAANDE GEBOUWEN
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoelt in artikel 5:18, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken.
Commercieel horecabedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, of een inrichting als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Drank- en Horecaverordening waarin rechtmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, waar de hoofdactiviteit bestaat uit de verstrekking van dranken, maaltijden en/of kleine etenswaren voor verbruik ter plaatse of het geven van gelegenheid tot dansen, of een horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid 1 onder b en c.
sub a. Het verbod in het eerste lid geldt niet tussen 00.00 en 04.30 op werkdagen en op zaterdag voor commerciële horecabedrijven en horecabedrijven die worden geëxploiteerd door studentenorganisaties die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
sub b. Voor de zondag geldt het verbod in het eerste lid eveneens niet tussen 00.00 en 05.30 uur voor een bar, café, discotheek en horecabedrijven die geëxploiteerd worden door studentenorganisaties, die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
sub c. Voor de zondag geldt het verbod in het eerste lid niet tussen 00.00 en 05.00 uur voor andere dan de onder 2 sub b bedoelde commerciële horecabedrijven die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden: algehele sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake wanneer er sprake is van een met een wettelijk voorschrift strijdige situatie.
Indien tegen de ondernemer van een commercieel horecabedrijf voor de tweede maal binnen een periode van één jaar proces-verbaal is opgemaakt wegens handelen in strijd met het bepaalde in artikel 2:29, dan kan de burgemeester bepalen dat het betreffende horecabedrijf gedurende een bepaalde periode gesloten dient te zijn tussen 00.00 en 07.00 uur. Wanneer het een niet-commercieel horecabedrijf betreft kan de burgemeester bepalen dat het betreffende niet-commerciële horecabedrijf gedurende een bepaalde periode tussen 22.00 en 07.00 uur gesloten dient te zijn.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.
Afdeling 10 TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39.1 Bevoegd bestuursorgaan
In deze afdeling wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 2:39.2 Exploitatie van een speelgelegenheid
Het eerste lid is niet van toepassing op:
Speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen of waar gelegenheid wordt gegeven tot het beoefenen van enig ander kansspel waarvoor de Wet op de kansspelen een regeling kent;
Artikel 2:39.4 Overdraagbaarheid vergunning
De vergunning is niet overdraagbaar, en gebonden aan de speelgelegenheid waarvoor zij is verleend.
Artikel 2:39.5 Eisen aan de exploitant en de beheerder
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
c. Zijn niet binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor een periode van ten minste vijf weken door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2:39.2, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hen ter zake geen verwijt treft;
Artikel 2:39.8 Exploitatietijden
De artikelen 2:29 tot en met 2:33 zijn van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden die geen horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 2.27., eerste lid, met dien verstande dat in deze artikelen voor “de burgemeester” wordt gelezen: het bevoegde bestuursorgaan.
Artikel 2:39.9 Gronden voor intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van deze verordening, kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Het maximaal toe te laten aantal speelautomaten wordt berekend op basis van de vloeroppervlakte van de lokaliteiten van een inrichting, waarbij voor elke gehele 35 m2 van een op de vergunning vermelde horecalokaliteit één speelautomaat is toegestaan, met dien verstande dat in elke inrichting ten minste twee speelautomaten zijn toegestaan.
Aan een vergunning voor de aanwezigheid van een of twee kansspelautomaten worden, naast de bij of krachtens de wet verplichte voorschriften, in ieder geval de voorschriften verbonden dat:
Op de kansspelautomaat of –automaten uitsluitend mag worden gespeeld door personen aan wie tijdens hun aanwezigheid in de hoogdrempelige inrichting, tegen betaling van de normaal geldende prijzen, dranken zijn geschonken of maaltijden voor directe consumptie zijn verstrekt; voor de toepassing van deze bepaling wordt een terras niet beschouwd als een onderdeel van een hoogdrempelige inrichting.
Afdeling 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning, lokaal, horecabedrijf of voor publiek openstaand gebouw
Artikel 2:49a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Het is degene die daartoe niet bevoegd is verboden, op een openbare brandkraan een aansluiting te maken of te hebben waardoor daaraan water wordt of kan worden onttrokken, dan wel handelingen te verrichten waardoor daaruit water ontsnapt of kan ontsnappen.
Afdeling 12. BESTRIJDING VAN HELING VAN ZAKEN
n deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten.
Afdeling 15 VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 17 TOEZICHT OP SMART-, HEAD- EN GIFTSHOPS
Artikel 2:85 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer vaak wordt aangeduid als een smartshop, headshop of giftshop;
De burgemeester kan nadere regels vast stellen voor wat betreft het aantal inrichtingen waarvoor vergunning kan worden verleend alsmede voor die inrichting geldende nadere voorwaarden.
Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien nog aan de ten aanzien van de inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde vergunning, waarin de ingevolge artikel 2:92 vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.
Artikel 2:93 Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.
Artikel 2:94 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 trekt de burgemeester de vergunning in, indien:
aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:96 Sluiting van inrichtingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer inrichtingen tijdelijk andere dan de bij of krachtens de Winkeltijdenwet vastgestelde sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake wanneer er sprake is van een met een wettelijk voorschrift strijdige situatie.
Artikel 2:98 Overgangsbepaling
Ten aanzien van inrichtingen waarvoor tijdig een vergunningaanvraag als bedoeld in het eerste lid is ingediend en welke aanvraag niet buiten behandeling is gelaten of de vergunning niet is geweigerd, is het bepaalde in artikel 2:92, eerste lid onder b niet van toepassing zolang de exploitatie ongewijzigd wordt voortgezet.
AFDELING 18 RECREATIEPARK HET RUTBEEK
Artikel 2:102 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is, of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE E.D.
PARAGRAAF 3.1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN NADERE REGELS
Artikel 3:1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een inrichting voorzien van een darkroom, een seksclub, een parenclub, een erotisch café, een prostitutiehotel, een privé-huis of een prostitutiebedrijf waaronder een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie;
PARAGRAAF 3.2 SEKSINRICHTINGEN, ESCORTBEDRIJVEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:2.1 Vergunningplicht seksinrichting of escortbedrijf
Bij de aanvraag om een vergunning wordt in ieder geval vermeld, dan wel bij de aanvraag wordt in ieder geval gevoegd:
een bedrijfsplan, waarin in ieder geval beschreven de maatregelen die waarborgen dat tegen de prostituees geen enkele dwang wordt uitgeoefend en die tevens de veiligheid van de prostituees waarborgen. Het bedrijfsplan beschrijft tevens de geneeskundige zorg en voorlichting op het gebied van beroeps gerelateerde ziektes ten behoeve van bij het bedrijf werkzame prostituees.
Artikel 3:2.2 Eisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 453 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens, overtreding van:
De exploitant en de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning genoemd in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:2.5 Verplichtingen exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf, dienen er voortdurend op toe te zien dat tijdens of in verband met de exploitatie waarvoor de vergunning is verleend er:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie, en
De exploitant en de beheerder dienen er zorg voor te dragen dat dagelijks een actuele bedrijfsadministratie bij wordt gehouden, dat deze administratie in het bedrijf aanwezig is en op eerste vordering van een ambtenaar belast met toezicht op het bepaalde in dit hoofdstuk of op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage wordt afgegeven.
Artikel 3:2.6 Raam- en straatprostitutie
door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, op of aan de weg, op of in voor het publieke toegankelijke plaatsen (winkels daaronder begrepen), in deuropeningen, dan wel zich binnenshuis bevindende zichtbaar voor het publiek, iemand tot prostitutie uit te nodigen of aan te lokken, dan wel op deze uitnodiging of uitlokking in te gaan;
Indien door het college gebruik is gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, dan is de weigeringsgrond genoemd in artikel 3.3.2, eerste lid, onder b, op een reeds bestaande sekswinkel niet van toepassing, voor zover de perso(o)n(en) die deze sekswinkel exploiteerde(n), de exploitatie daarvan sindsdien onafgebroken heeft of hebben voortgezet en de bruto vloeroppervlakte van deze sekswinkel sindsdien ongewijzigd is gebleven. Deze bepaling is niet van toepassing indien ná voormelde dag tevens een andere persoon of andere personen de exploitatie van een in dit lid bedoelde sekswinkel op zich heeft of hebben genomen.
Artikel 3:2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
PARAGRAAF 3.3 BESLISTERMIJN, TENAAMSTELLING EN GELDIGHEIDSDUUR, WEIGERINGS- EN INTREKKINGSGRONDEN, SLUITING
Artikel 3:3.2 Weigeringsgronden
Onverminderd het elders in de APV of in deze verordening bepaalde, kan de vergunning worden geweigerd indien de aanvrager bij een eerdere verlening van een vergunning de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet of ten dele niet is nagekomen en het vermoeden gerechtvaardigd is dat indien de vergunning wordt verleend, de aanvrager ook de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zal naleven.
Artikel 3:3.3 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6, kan de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd, gedeeltelijk of geheel worden ingetrokken indien:
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbenden(n) worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde orgaan, voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
PARAGRAAF 3:4 WIJZIGING DAN WEL BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:4.1 Wijziging of beëindiging exploitatie
In afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 vervalt, behoudens zwaarwegende omstandigheden en feiten, de vergunning verleend voor een sekswinkel niet indien, bij de wijziging bedoeld in lid 1, aangegeven is dat de bedrijfsactiviteiten door een ander worden voortgezet en een aanvraag voor een nieuwe vergunning binnen 2 weken na de mededeling is ingediend, totdat op de aanvraag een besluit is genomen.
Artikel 3:4.2 Wijziging of beëindiging beheer
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer reeds voorlopig worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend en, met betrekking tot de nieuwe beheerder, door de politie een positief advies is uitgebracht.
PARAGRAAF 3.5 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 3:5.1 Overgangsbepalingen
De weigeringsgrond genoemd in artikel 3.3.2, eerste lid, onder b geldt niet voor de seksbioscoop of de seksautomatenhal die voorkomt op de lijst als genoemd in het eerste lid, indien en voor zover de perso(o)n(en) die deze seksinrichting exploiteerde(n) op 1 januari 2008, de exploitatie daarvan sindsdien onafgebroken heeft of hebben voortgezet en de bruto vloeroppervlakte van deze seksinrichting sindsdien ongewijzigd is gebleven. Deze bepaling is niet van toepassing indien ná 1 januari 2008 tevens een andere persoon of andere personen de exploitatie van een in dit lid bedoelde seksinrichting op zich heeft c.q. hebben genomen.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:13 INZAMELING VAN GELD OF GOEDEREN
Onder een inzameling van geld of goederen mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:17 Begripsomschrijvingen
Standplaats: plaats gelegen in de openbare ruimte waar vandaan goederen worden verkocht, waarbij gebruik wordt gemaakt van fysieke middelen zoals een kraam of verkoopwagen.
Openbare ruimte: grond welke voor het publiek vrij toegankelijk is.
Vaste Standplaats: het vanaf een vaste plaats voor bepaalde of onbepaalde tijd op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten.
Tijdelijke Standplaats: seizoensgebonden tijdelijke standplaats voor het verkopen van seizoensproducten.
Promotiestandplaats voor commerciële doeleinden: tijdelijke standplaats voor het verstrekken van informatie/samples met direct winstoogmerk, bijvoorbeeld het promoten van een product.
Promotiestandplaats voor ideële doeleinden: tijdelijke standplaats voor het verstrekken van informatie zonder direct winstoogmerk, bijvoorbeeld het verstrekken van informatie van politieke partijen, stichtingen).
Stadserf: gedeelte van de binnenstad van Enschede dat is afgesloten voor doorgaand verkeer.
Stadionstandplaats: tijdelijke standplaats ingericht in de onmiddellijke nabijheid van het voetbalstadion (Colosseum) voor de verkoop van fanartikelen of snacks.
Artikel 5:23 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Openbaar water: het water van het Twentekanaal en het daarmee in open verbinding staande water van de havens.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:27 Zwemmen in openbaar vaarwater
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar vaarwater verboden daarin te baden of te zwemmen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het openbaar vaarwater aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
2:1 2:1a 2:10, 2:11 en 2:12.2, 2:15, 2:16 en 2:19 2:21a, 2:22, 2:23.1 en 2:23.2 2:25 2:25A
2:26 en 2:26a tot en met 2:26d 2:28, 2:29 2:31 2:32 en 2:33
2:39.2 2:39.7 en 2:39.8 2:41 tot en met 2:45 2:47 tot en met 2:53
2:56a tot en met 2:62 2:65 2:67 2:73 2:74 2:74a 2:79 2:81, lid 1 en 2:86
3.2.1 3.2.3 3.2.4, lid 1 3.2.5 t/m 3.2.8 3.3.4 3.4.1 en 3.4.2
4:6 en 4:6a 4:8 4:9 4:11.1 en 4:11.6
5:2 tot en met 5:12 5:13, 5:18, 5:24 5:26 tot en met 5.29 5:31 5:32 en 5:33 5:34
Artikel 6.1a Boetebepaling bestuurlijke boete
Overtreding door een natuurlijke persoon of rechtspersoon van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde of de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen kan worden beboet met een bestuurlijke boete: 2:10, 2:11, 2:12.2, 2:15, 2:16, 2:19, 2:23.1, 2:23.2, 2:25, 2:25a, 2:26, 2:26aa, 2:26b, 2:26c, 2:26d, 2:28, 2:29, 2:31, 2:32, 2:33, 2:39.2, 2:39.7, 2:39.8, 2:41, 2:42, 2:43, 2:45, 2:47, 2:48 lid 2, 2:48a, 2:49, 2:50, 2:50a, 2:51, 2:52, 2:53, 2:56a, 2:57, 2:58, 2:59, 2:60, 2:61, 2:62, 2:73, 2:74a voor zover het betreft cannabisgebruik, 2:79, 2:81, 2:86, 2:99, 2:100, 2:101, 2:102, 3:2.6 voor zover het betreft straatprostitutie, 3:2.7, 3:2.8, 4:6, 4:6a, 4:8, 4:9, 4:11.1, 4:11.6, 4:13, 4:18, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:10, 5:11, 5:11.1, 5:12, 5:13, 5:18, 5:24, 5:26, 5:27, 5:28, 5:29, 5:31, 5:32, 5:33, 5:34 en 5:38.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college dan wel de Burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen of delen van verordeningen die zijn ingetrokken in verband met de vaststelling van déze verordening, blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook is vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens ingetrokken verordeningen of delen van verordeningen bedoeld in het eerste lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd ook zijn vervat in déze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van déze verordening een aanvraag is ingediend om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een ingetrokken verordening of een ingetrokken deel van een verordening bedoeld in het eerste lid, en voor het tijdstip van inwerkingtreding van déze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van déze verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4 is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de betreffende ingetrokken verordening of het betreffende ingetrokken deel van de verordening.
De intrekking van een verordening of van een deel van een verordening bedoeld in het eerste lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening vastgestelde nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in déze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Bijlage als bedoeld in artikel 6:1a, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009.
Bijlage 2 Invoering vergunningstelsel smart-, head- en giftshops
Smart-, head- en giftshops (SHG-shops) zijn winkels die in hoofdzaak of als belangrijke nevenactiviteit producten verkopen die omschreven kunnen worden als hallucinerende middelen (ecodrugs), die niet verboden zijn op grond van de Opiumwet, of dienst (kunnen) doen voor het gebruik van cannabis.
SHG-shops verkopen drugsgerelateerde (eco)-producten (middelen die niet op de verboden lijst van de Opiumwet staan, bijvoorbeeld magic truffels, hennepzaden, CBD- olieën/ supplementen), en/of attributen waarmee drugs kunnen worden gebruikt maar die op zichzelf legaal zijn (bijvoorbeeld, wiet- en shisapijpen, vaporisers, grinders), of andere drugsgerelateerde producten. Wat SHG- shops onderscheid van andere winkels is dat deze producten in hoofdzaak dan wel als belangrijke nevenactiviteit worden aangeboden.
Tot 1 maart 2015 kende de gemeente Enschede een vergunningstelsel voor de exploitatie van maximaal 5 grow,- smart- en headshops. Vanaf 1 maart 2015 is de exploitatie van een growshop echter strafbaar gesteld in de Opiumwet, met als gevolg dat de op grond van de APV Enschede verleende vergunningen voor growshops (van rechtswege) kwamen te vervallen. Op dat moment werden in Enschede 5 vergunde shops geëxploiteerd. Een ongewenst neveneffect van die strafbaarstelling was dat de mogelijkheid van gemeentelijk toezicht op deze shops ook kwam te vervallen, en (al dan niet illegale) activiteiten meer buiten het zicht raakten. Daarnaast blijkt dat het strafbaar handelen van SHG- shops vaak moeilijk bewijsbaar is voor politie en OM, en ook dat er gewijzigde exploitatievormen worden waargenomen (zoals giftshops of onder andere noemers). Met inachtneming daarvan schatten we het aantal bedrijven dat nu actief is in deze branche op 20. Op dit moment is er geen mogelijkheid deze forse toename te reguleren.
3. Noodzaak en wenselijkheid regulering SHG- shopbranche
Enschede heeft als grensgemeente een aanzuigende kracht op drugstoerisme. Delen van de binnenstad kampen al jaren met ernstige overlast als gevolg drugshandel en drugsgebruik in de openbare ruimte. De leefbaarheid in winkelgebieden staat voor zowel bewoners, ondernemers en winkelend publiek onder druk. De aanwezigheid en onbelemmerde groei van het aantal SHG-shops draagt daar, gelet op het productaanbod en de aanzuigende werking daarvan op drugstoerisme, aan bij.
Het aantal signalen en meldingen van winkeliers(verenigingen), politie en gemeentelijke toezichthouders die te relateren zijn aan SHG-shops is ook toegenomen. Het gaat dan vooral om illegale drugshandel en overlastgevend drugtoerisme. Het gevoel van sociale onveiligheid onder ondernemers, bewoners en winkelend publiek is toegenomen.
Een aantal keren is ook daadwerkelijk gebleken van gebleken van betrokkenheid van criminelen en drugshandel in of vanuit deze winkels. Dit heeft tot zowel strafrechtelijke als bestuursrechtelijke maatregelen geleid. In de periode vanaf 1 maart 2015 zijn bestuurlijke maatregelen opgelegd aan 4 winkels die als grow-, smart-, head- of giftshop zijn aan te merken, in de periode vanaf 2012 gerekend in totaal 7 keer. Vanaf 2018 is 3 keer gebleken van drugshandel/ strafbare feiten vanuit in het centrum gelegen SHG-shops (De Stuntzaak aan de Korte Hengelosestraat (verkoop verboden wapens), headshop Happy Smoker en Galaxy headshop , beide aan gevestigd aan De Heurne (drugshandel). Daarmee onderscheidt deze branche zich van andere detailhandel. Recente informatie van de politie bevestigt dit.
Zoals hiervoor genoemd is in delen van (in het centrum) gelegen winkelgebieden al jaren sprake van (ernstige) drugsgerelateerde overlast. Het beleid is er integraal op gericht deze illegale drugshandel en daarmee gepaard gaande gevaar voor de openbare orde en veiligheid en de leefbaarheid weg te nemen: Zo is cameratoezicht ingesteld, zijn delen van het centrum door de burgemeester aangewezen als gebied waar een drugsgebruiksverbod in de openbare ruimte geldt is er intensief toezicht en handhaving door politie en BOA’s, in samenwerking met bewoners en ondernemers.
Ook in het kader van retailbeleid wordt geïnvesteerd om het voor publiek aantrekkelijk te maken ook te verblijven in deze nu kwetsbare winkelgebieden, wat overigens ook de algehele doorstroming en spreiding van winkelend publiek in de binnenstad bevordert. Aanwezigheid van (concentraties van) SHG- shops werken die investering tegen en past niet in de visie Citymarketing, waarin wordt gestreefd naar een positief (toeristisch) imago van de stad.
Alles overwegende wordt het wenselijk en noodzakelijk geacht om de vestiging van deze categorie winkels te reguleren. Door de genoemde maatschappelijke gevolgen onderscheiden SHG-shops zich van andere detailhandel.
Het opnemen van een exploitatie-vergunningstelsel in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is een geschikt instrument om een beheersbare en controleerbare branche te creëren. Het biedt de mogelijkheid om een ondernemer te screenen (BIBOB en levensgedrag), voorwaarden te stellen die de openbare orde, de veiligheid en de leefbaarheid moeten waarborgen, en vestiging op kwetsbare of ongewenste locaties of concentratie van SHG-shops in een winkelgebied- of straat tegen te gaan. Door middel van het vergunningenstelsel worden dus voorwaarden verbonden aan de vestiging en exploitatie van SHG-shops waardoor een meer beheersbare en te reguleren branche ontstaat, en waarbij malafide exploitanten kunnen worden geweerd. Om ongewenste verplaatsingseffecten tegen te gaan (waterbedeffect) gaat de vergunningplicht in de hele gemeente gelden.
Samengevat houdt het vergunningstelsel het volgende in:
Op grond van overgangsrecht geldt voor de op het moment van inwerkingtreding van het vergunningstelsel al aanwezige SHG-shops die voor vergunningverlening in aanmerking komen en bij ongewijzigde exploitatie, niet het verbod op vestiging in een door de burgemeester aangewezen gebied waar een drugsgebruiksverbod geldt, alsook niet de in de nadere regels opgenomen aanvullende vestigingscriteria.
Artikel 2:85 Begripsomschrijvingen
Smart-, head- en giftshops (SHG-shops) zijn winkels die in hoofdzaak of als belangrijke nevenactiviteit producten verkopen die omschreven kunnen worden als hallucinerende middelen (ecodrugs) die niet verboden zijn op grond van de Opiumwet, of dienst (kunnen) doen voor het gebruik van drugs.
SHG-shops verkopen drugsgerelateerde eco-producten (middelen die niet op de verboden lijst van de Opiumwet staan, zoals (niet limitatief):
of (al dan niet in combinatie met):
attributen waarmee drugs kunnen worden gebruikt en die op zichzelf legaal zijn, zoals( niet limitatief):
al dan niet in combinatie met overige drugsgerelateerde producten (literatuur, kleding, geschenken).
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een hoofdactiviteit of van een belangrijke nevenactiviteit kunnen verschillende factoren van belang zijn, zoals omzet, reclame, bekendheid, presentatie (sociale media).
Artikel 2:87 Eisen leidinggevende
Voor dit criterium wordt aansluiting gezocht bij wat daar onder de Alcoholwet wordt verstaan. SHG- shops kunnen vanwege het drugsgerelateerde productaanbod een speciale aantrekkingskracht hebben op het criminele milieu. In het (recente) verleden is meermalen gebleken van betrokkenheid bij drugshandel. Het is daarom niet wenselijk als – bijvoorbeeld – personen met een crimineel verleden een sleutelrol krijgen in een onderneming met dit productaanbod. Daarom moet een exploitatievergunning worden geweigerd of ingetrokken wanneer de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Daarvan is in ieder geval sprake wanneer een leidinggevende betrokken is (geweest) bij strafbare feiten als drugshandel, witwassen, valsheid in geschrifte, deelname aan een criminele organisatie. Deze opsomming is niet limitatief, per geval zal worden beoordeeld of een leidinggevende nog voldoet aan de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn.
Wel vereist het Unierecht in zo’n geval dat vooraf duidelijk is onder welke omstandigheden aan die vergunningsvoorwaarde is voldaan (zie punt 58 uit het arrest van het Hof van 8 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:288, Libert). De Dienstenrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie staan er niet aan in de weg dat die specificatie plaatsvindt op bestuurlijk niveau, zoals bijvoorbeeld in een beleidsregel of blijkens een vaste bestuurspraktijk.
Om adequaat in te kunnen springen op ongewenste ontwikkelingen in de SHG-shop branche, krijgt de burgemeester de bevoegdheid om algemene nadere regels te stellen aan de exploitatie van een SHG-shop. Hierbij moet gedacht worden aan het maximum aantal vergunningen dat verleend kan worden en aanvullende vestigingscriteria (locatiebeleid). Ook kan de burgemeester aanvullend een nadere duiding van het vergunningplichtig productaanbod opnemen in de Nadere regels, om te voorkomen dat malafide ondernemers het productaanbod zo wijzigen dat de exploitatie buiten de reikwijdte van de vergunningplicht valt.
Artikel 2:89 Vergunningaanvraag
Bij de aanvraag om een vergunning voor een GSH-shop wordt gebruik gemaakt van het door burgemeester vastgestelde aanvraagformulier (bijlage I). Ten behoeve van de toets op grond van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) wordt gebruik gemaakt van het uitgebreide Bibob-formulier. De door aanvrager te overleggen bescheiden en gegevens zijn vastgelegd in artikel 2:89 lid 2 APV. Bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning zal ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een leidinggevende in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag betrokken is geweest bij de exploitatie van een inrichting of het gebruik van een woning, ten aanzien waarvan een waarschuwing en/of sluiting heeft plaats gehad (zie ook artikel 2:92 lis 1 onder d).
De lex silenco is niet van toepassing, een vergunning is dus niet van rechtswege verleend bij termijnoverschrijding. Verdere opschorting van de beslistermijn is mogelijk in het geval een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB) wordt ingediend, overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen van de Wet Bibob.
Artikel 2:91 Weigeringsgronden
Een van de gronden om de vergunning te weigeren doet zich voor wanneer de inrichting is gelegen in een door de burgemeester aangewezen gebied waar een drugsgebruiksverbod geldt. In die gebieden is al sprake van ernstige drugsoverlast, de vestiging van een SHGp-shops daar zou haaks staan op het integrale beleid en de (extra) inzet van bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen om drugstoerisme en drugsoverlast tegen te gaan. Om die reden wordt de vestiging van een SHG-shop in deze gebieden niet toegestaan zolang het noodzakelijk is daar een drugsgebruiksverbod te laten gelden.
Wanneer een leidinggevende in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag betrokken is geweest bij de exploitatie van een inrichting, ten aanzien waarvan een bestuurlijke maatregel is opgelegd, wordt de vergunning eveneens geweigerd.
Het hoeft hier niet alleen te gaan om een leidinggevende van de inrichting ten aanzien waarvan een bestuurlijke maatregel is opgelegd, het kan ook gaan om een destijds daarbij betrokken medewerker die nu als leidinggevende op de aanvraag vermeld staat. De bestuurlijke maatregel als hier bedoeld, geldt niet alleen voor een inrichting in de zin van deze afdeling, maar ook voor een voor publiek openstaand gebouw of woning of lokaal ten aanzien waarvan een waarschuwing of bestuurlijke maatregel is opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet, artikel 174 en 174a van de Gemeentewet of artikel 2:34b van deze verordening.
Naast de bevoegdheid o.g.v. artikel 2:88 om bij algemene nadere regels aanvullende (vestigings)criteria vast te stellen, kan de burgemeester op grond van het tweede lid van artikel 2:91 in concrete gevallen een vergunning weigeren wanneer het aannemelijk is dat de openbare orde en veiligheid wordt aangetast of het woon- en leefklimaat nadelig zal worden beïnvloed. In het derde lid zijn de factoren opgenomen waarbij rekening moet worden gehouden.
Op grond van het vierde lid kan een aanvraag voor een vergunning worden geweigerd, wanneer een eerder verleende vergunning op dezelfde locatie is ingetrokken. Dit is het geval wanneer een inrichting - ongeacht de exploitant - langdurig bekend staat als locatie waar in of van waaruit de openbare orde, de veiligheid of de leefbaarheid ernstig is aangetast. Onder verwijzing naar de onderbouwing in het intrekkingsbesluit, kan een nieuwe aanvraag voor de betreffende locatie worden geweigerd. De termijn waarbinnen dat kan wordt in het intrekkingsbesluit opgenomen en wordt - afhankelijk van de ernst - vastgesteld op maximaal 5 jaar.
Ook hier wordt aansluiting gezocht bij wat daar onder de Alcoholwet wordt verstaan en beschreven.
Een verlengingsaanvraag ziet alleen op de voortdurende vervulling van de voorwaarden. Het betreft dus een verkorte (administratieve) procedure.
Artikel 2:96 Sluiting van inrichtingen
Wanneer tijdelijke sluiting van een inrichting noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde, de veiligheid of gezondheid, en spoed vereist is, kan de burgemeester gebruik maken van deze op artikel 174 Gemeentewet gebaseerde bevoegdheid. Dit artikel is niet van toepassing wanneer in die onderwerpen reeds wordt voorzien in artikel 13b van de Opiumwet en artikel 2:34b van deze verordening. Ook moet deze bevoegdheid worden onderscheiden van de algemene bevoegdheid op grond van de Awb om (spoed)bestuursdwang toe te passen, bijvoorbeeld in het geval een inrichting wordt geëxploiteerd zonder dat een vergunning is verleend.
Artikel 2:98 Overgangsbepaling
Voor op het moment van inwerkingtreding van het vergunningstelsel al bestaande inrichtingen geldt dat exploitanten 3 maanden de gelegenheid krijgen een vergunningaanvraag in te dienen. Tot het moment dat op deze vergunningsaanvraag is beslist kan de exploitatie - mits ongewijzigd - worden voortgezet.
Vanuit oogpunt van rechtszekerheid is bij de beoordeling van de aanvraag voor deze bestaande inrichtingen de weigeringsgronden genoemd in artikel 2:91 eerste lid, onder b niet van toepassing. De exploitant kon immers niet voorzien dat exploitatie van de inrichting in deze specifieke gebieden niet langer is toegestaan. Wanneer overigens aan de vergunningsvoorwaarden wordt voldaan en zolang de vergunde exploitatie ongewijzigd wordt voortgezet, blijft deze vergunningsvoorwaarde buiten beschouwing. Vanaf het moment dat de exploitatie wijzigt, de vergunning vervalt of wordt ingetrokken, geldt bij de beoordeling van de wijziging of in geval van een nieuwe aanvraag op dezelfde locatie deze voorwaarde wel.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag en straatintimidatie op openbare plaatsen
Aan het opschrift van artikel 2:47 is ‘en straatintimidatie’ toegevoegd om aan te geven dat ook straatintimidatie valt onder de strafbaarstelling van het zich zodanig ophouden op een openbare plaats dat aan andere gebruikers of gebruikers van nabijgelegen gebouwen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt. Hiermee wordt beoogd om verschillende vormen van straatintimidatie waaronder seksuele intimidatie te verbieden, waarbij het zowel kan gaan om gedragingen van een individu als van een groep. Het motief is primair gelegen in het wegnemen van de effecten van intimiderend gedrag op straat op de openbare orde. Straatintimidatie is ongewenst gedrag in de openbare ruimte waardoor anderen zich onveilig kunnen voelen. Daarbij valt in ieder geval maar niet uitsluitend te denken aan ongewenst betasten, iemand in het nauw drijven met al dan niet seksuele bedoelingen, iemand opzettelijk de doorgaan versperren, zich opzettelijk tegen iemand aanduwen, volgen of achternalopen, (aanhoudend) vragen om iemands naam, telefoonnummer of bestemming en vragen om seksuele handelingen. Bij overtreding van het Wetboek van Strafrecht kan uitsluitend diegene, tot wie het gedrag zich primair richt, aangifte doen. Om uiteenlopende redenen doen deze slachtoffers dat lang niet altijd. De bepalingen in het Wetboek van Strafrecht bieden dus geen sluitend systeem om de negatieve effecten van deze gedragingen tegen te gaan. Op grond van deze wijziging van artikel 2:47 is het mogelijk om op te treden tegen dit soort hinderlijk en ongewenst gedag, ook al heeft het slachtoffer daarvan geen aangifte gedaan.