Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leek

Beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek
CiteertitelBeheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlagebeheersverordening Bedrijventerrein Oldebert-vastgesteld

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening is als PDF-formaat toegevoegd

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ruimtelijke ordening, art. 3.1
  2. Wet ruimtelijke ordening, art. 3.38

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-06-201301-01-2021Nieuwe regeling

19-06-2013

Midweek, 26-06-2013

2013003333

Tekst van de regeling

Intitulé

Beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek

De raad van de gemeente Leek;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juni 2013, registratienummer 2013003333;

 

gelet op artikel 3.1 en 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

B E S L U I T :

 

  • 1.

    de beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert (NL.IMRO.0022.BVTB13BEHE1-OW01) vast te stellen;

     

  • 2.

    te bepalen dat de beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert in werking treedt op de eerste dag na de bekendmaking ervan.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • 1.1.

    verordening: de beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek.

  • 1.2.

    verordeningsgebied: het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0022.BVTB13BEHE1-VA01 met bijbehorende bestanden.

  • 1.3.

    bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

  • 1.4.

    bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

  • 1.5.

    beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.

  • 1.6.

    bestaand:

    • a.

      bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

    • b.

      bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

    • c.

      bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • d.

      bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 1.7.

    bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

  • 1.8.

    bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

  • 1.9.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

  • 1.10.

    geluidszoneringsplichtige inrichting: een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

  • 1.11.

    kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

  • 1.12.

    peil:

    • a.

      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

      • 1.

        de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    • b.

      in andere gevallen:

      • 1.

        de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;

    • c.

      indien in, op of over het water wordt gebouwd:

      • 1.

        het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

  • 1.13.

    risicovolle inrichting: een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

  • 1.14.

    vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

  • 1.15.

    woning: een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 2.1.

    de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • 2.2.

    de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • 2.3.

    de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bouw- en gebruiksregels

Artikel 3 Algemene bouw- en gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  • a.

    de binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande;

  • b.

    in afwijking van sub a mag ter plaatse van het perceel Feithspark 2 dat de gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 tot en met 3.2;

  • c.

    in afwijking van sub a is ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen op bedrijventerrein' wonen op het bedrijventerrein toegestaan;

  • d.

    in afwijking van sub a mag een bedrijfswoning uitsluitend worden gebruikt als bedrijfswoning;

  • e.

    binnen het verordeningsgebied zijn bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen;

  • f.

    in afwijking van sub e gelden ter plaatse van het perceel Feithspark 2 de volgende regels:

    • 1.

      een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';

    • 2.

      het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel zal ten hoogste 70% bedragen;

    • 3.

      de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 12,00 m bedragen;

    • 4.

      de onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen op verschillende percelen zal ten minste 5,00 m bedragen, tenzij de gebouwen aaneen worden gebouwd.

Artikel 4 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 sub a in die zin dat ter plaatse van het besluitsubvlak:

  • a.

    'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven mogen worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  • b.

    'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven mogen worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

  • c.

    'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven mogen worden gevestigd die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

  • 6.1.

    Reclamemasten: De bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen. Deze regel blijft van toepassing, ook indien toepassing wordt gegeven aan de in deze verordening opgenomen afwijkingsregels.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a.

    afwijkingen ten aanzien van in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op reclamemasten;

  • b.

    de regels in die zin dat niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van openbaar nut zoals wachthuisjes en telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken een bouwhoogte hebben van ten hoogste 3,50 m en een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;

  • c.

    de regels in die zin dat straatmeubilair zoals lichtmasten en verkeersinstallaties, wordt geplaatst met een bouwhoogte van ten hoogste 15,00 m;

  • d.

    de regels in die zin dat abri’s, kunstwerken, vlaggenmasten, en daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden geplaatst;

  • e.

    de regels in die zin dat voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen worden geplaatst, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m bedraagt voor antennes voor privégebruik en ten hoogste 40,00 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

  • a.

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b.

    Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c.

    Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 9 Overgangsrecht bouwen

  • a.

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • 1.

      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • 2.

      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b.

    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  • c.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als beheersverordening Bedrijventerrein Oldebert van de gemeente Leek behorend bij het besluit van 19 juni 2013.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Leek,

d.d. 19 juni 2013.

B.C. Hoekstra, voorzitter mevrouw A. Damen-Wildeboer, griffier