Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Gemeente Landerd 2014 |
Citeertitel | Bomenverordening Gemeente Landerd 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de bomenverordening gemeente Landerd 2012
Kaart Beschermde Houtopstanden
Kaart Aangewezen Gebieden
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2016 | 20-04-2021 | Wijziging regelgeving | 22-05-2014 Omroeper, 25 juni 2014 | Onbekend | |
26-06-2014 | 20-04-2021 | Wijziging regelgeving | 22-05-2014 Omroeper, 25 juni 2014 | Onbekend |
Bomenverordening gemeente Landerd 2014
De raad van de gemeente Landerd;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Landerd d.d. 17 april 2014.
gelet op art. 147, 173 en 175 van de Gemeentewet, artikel 2.1 en 2.2 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Boswet, artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, afdeling 3.4, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering;
de volgende verordening vast te stellen:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1.3 m hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van deze minimale dwarsdoorsnede van 10 cm geldt geen minimale doorsnede indien het bomen betreffen in artikel 12.
vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 2 Kaart beschermde houtopstanden en aangewezen gebieden
Het college stelt een kaart “beschermde houtopstanden” met bijbehorende lijst van beschermde houtopstanden vast. De kaart met bijbehorende lijst wordt elke vijf jaar herzien. De kaart en bijbehorende lijst bevat een samenhangend geheel van potentieel monumentale bomen, monumentale bomen, structuurbomen en landschapselementen.
De in het eerste lid genoemde kaart “beschermde houtopstanden” bevat in elk geval een eenduidige aanduiding van de beschermde houtopstanden, een indeling naar categorieën beschermde houtopstanden (structuurboom (lijn), (potentieel) monumentale boom (punt), landschapselement (lijn)), een aanduiding waar op grond van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning vereist is voor het vellen van houtopstand in het kader van de uitvoering van een werk en een legenda.
De in het eerste lid genoemde kaart “beschermde houtopstanden” en lijst bevatten in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, de boomstructuren uit het “Bomenbeheerplan gemeente Landerd”, aangevuld met lokale (potentieel) monumentale bomen en landschapselementen.
De eigenaar van een beschermde houtopstand is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van: a. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van een beschermde houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende omgevingsvergunning; b. de dreiging dat de beschermde houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.
Artikel 3 Kapverbod beschermde houtopstand
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. houtopstanden die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening; b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud; c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud; d. regulier onderhoud in de vorm van het wegwerken van achterstallig onderhoud.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, Boswet te weten: a. wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot; b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstanden die deel uitmaken van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen zijn buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 houtopstanden gerekend over het totale aantal rijen. 5. Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.
Het in het eerste lid gestelde verbod behoudens vergunning, geldt tevens voor houtopstanden in gemeentelijk eigendom met een dwarsdoorsnede van de stam groter dan 20 cm op 1.30 m hoogte boven het maaiveld, die staan buiten de aangewezen gebieden. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor: a. houtopstanden die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening; b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud; c. het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud; d. regulier onderhoud in de vorm van het wegwerken van achterstallig onderhoud.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid, Boswet te weten: a. wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot; b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen; d. kweekgoed; e. houtopstanden die deel uitmaken van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen zijn buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstanden een zelfstandige eenheid vormen die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 houtopstanden, gerekend over het totale aantal rijen.
In het geval waarbij vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang ontheffing aangevraagd wordt voor een beschermde houtopstand en in het geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden beschermde houtopstanden kan gevraagd worden om een bomen effect analyse (BEA). Deze analyse is opgesteld door een onafhankelijke en gecertificeerde boomdeskundige.
Artikel 6 Verlenings,- weigerings,- en opschortingsgronden
Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor overige vergunningsplichtige houtopstanden wordt een afweging gemaakt tussen het belang van de houtopstand en het verwijderingsbelang. Is het belang van de houtopstand groter dan het verwijderingsbelang, dan zal de vergunning worden geweigerd. Omgekeerd, wanneer het verwijderingsbelang juist groter is, zal de vergunning worden verleend. Een vergunning voor houtopstand wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand: a. natuur- en milieuwaarden; b. landschappelijke waarden; c. cultuurhistorische waarden; d. beeldbepalendheid; e. waarden van stads- en dorpsschoon; f. waarden voor recreatie en leefbaarheid.
Vergunningverlening is bovendien mogelijk in de situatie als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht; wanneer toepassing van de voorgenoemde regels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verband met het belang dat door deze verordening gediend wordt.
Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien wordt voldaan aan een of meer van de onderstaande bij de omgevingsvergunning aan te geven voorwaarden: a. andere vergunningen zijn verleend; of b. andere ruimtelijke ordeningsprocedures zijn doorlopen; of c. de vergunningen of procedures bedoeld onder a. of. b. van dit lid onherroepelijk zijn geworden; of d. de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende is gewaarborgd.
Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien uitvoering van een herplant niet mogelijk is of naar maatstaven van redelijkheid onvoldoende compensatie biedt voor het vellen van de houtopstand wordt door de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond een bedrag gelijk aan de boomwaarde in de bestemmingsreserve bomen gestort.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden beschadigd of bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om: a. overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen; b. een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een omgevingsvergunning tot vellen op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 10 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0.5 m voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en nihil voor bomen, heesters en heggen in eigendom van de gemeente.
Artikel 11 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn: a. de houtopstanden te vellen; b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstanden direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.
Artikel 12 Bescherming publieke houtopstanden
Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aan te wijzen personen.
De omgevingsvergunningaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 16 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening, zijnde de Bomenverordening gemeente Landerd 2012.
Artikel 15 Intrekking voorgaande regeling
De Bomenverordening gemeente Landerd 2012 wordt ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop het college de kaart “aangewezen gebieden” heeft vastgesteld én na bekendmaking.
Deze verordening wordt aangehaald als “Bomenverordening 2014”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dode bomen. Met 'zowel levend als afgestorven' is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunning- of ontheffingplichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.
Houtopstand. Een kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de
vergunning- of ontheffingplicht van toepassing zijn.
Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.
(Lint) Begroeiing. Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.
Bosplantsoen. Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.
Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.
Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunning- of ontheffingplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunning- of ontheffingplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunning- of ontheffingplichtig.
Monetaire boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van houtopstanden en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat houtopstanden ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Bomen effect analyse. Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de houtopstanden, waardoor ze niet ingepast worden of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
Met belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht wordt bedoeld:
Artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht
Bevoegd gezag. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term “bevoegd gezag” weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot omgevingsvergunning is, dient de term “bevoegd gezag” gehanteerd te worden i.p.v. college.
De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag het college. Het kan voorkomen dat het College van Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.
Artikel 2 Beschermde houtopstanden
De kaart zal als onderdeel van alle beslissingen in het omgevingsbeleid meegewogen worden.
De lokale (potentieel) monumentale bomen en landschapselementen zijn bepaald op basis van door het college vastgestelde criteria.
De redengevende beschrijving is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als een beschermde houtopstand. Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam in stand houden van deze houtopstanden. De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is de redengevende beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag tot ontheffing, waardoor een besluit beter gemotiveerd en afgewogen kan worden.
Artikel 3 Kapverbod beschermde houtopstand
Overige relevante vergunningen
Vanuit de Boswet geldt voor beplantingen bestaande uit minimaal 20 houtopstanden en/of houtopstanden met een oppervlakte van minimaal 10 are die staan buiten de ”bebouwde kom Boswet’’, een meldingsplicht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken. Raadpleeg de Boswet voor de specifieke criteria.
Voor gemeentelijke houtopstanden buiten de aangewezen gebieden blijft de ondergrens van bescherming van
20 cm stamdoorsnede gehandhaafd. Enerzijds vanwege het algemeen belang van houtopstanden in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van inspraakmogelijkheden van belanghebbenden.
Voor nadere informatie over de indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning wordt verwezen naar de website www.omgevingsloket.nl.
Artikel 6 Verlenings,- weigerings,- en opschortingsgronden
Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaar opleverende bomen altijd voor vergunning of ontheffing in aanmerking zullen komen. In het geval er onduidelijkheid bestaat over de instandhoudingsmogelijkheden van een dergelijke boom kan gevraagd worden een advies van een onafhankelijk en gecertificeerd boomdeskundige ter motivering bij de aanvraag in te dienen.
Een project van algemeen belang dat in beginsel de inwoners van een kern of bebouwingscluster
voordeel oplevert en de steun heeft van het college. Daarnaast is
gekeken naar alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen om de beschermde houtopstand te behouden.
Slechts in een beperkt aantal gevallen zal overlast zodanig zijn dat dit reden is voor het verlenen van een ontheffing voor het kappen van een beschermde houtopstand. De afweging wordt door het college op basis van vastgesteld overlastbeleid gemaakt.
Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte.
Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht
Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning of ontheffing om te vellen geweigerd wordt.
De Boswet biedt in het algemeen bescherming aan bosgebieden buiten de bebouwde kom. De Boswet heeft de instandhouding van het Nederlandse bosareaal en houtopstanden als doel. Vooral de verplichting tot herplant van houtopstand is van belang. Hierdoor blijft de omvang van het bos in stand.
De Boswet zondert bepaalde categorieën houtopstanden uit van gemeentelijke regelgeving. Op deze houtopstanden is een gemeentelijke kapverordening dus niet van toepassing.
Artikel 10 Afstand van de erfgrenslijn
De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen 0.5 m van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 tweede lid BW is in afwijking van het oude BW toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden.
Artikel 11 Bestrijding van boomziekten
Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. In het derde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, bevoegdheid gegeven tot opsporing behoudens de strafrechtelijke grenzen in de overige wetgeving. In hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 5:11 - 5:20 Awb) staan de bijzondere bevoegdheden van toezichthouders, waaronder het betreden van gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Bekijk de kaart voor een overzicht van de beschermde houtopstanden en de aangewezen gebieden op www.landerd.nl