Organisatie | Bodegraven-Reeuwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2014 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke ondersteuning, Wmo |
Geen
Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2011
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-03-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 04-03-2014 Gemeentepagina's week 11-2014 | Z-13-22481 |
Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budget
Artikel 2.2 Hoogte persoonsgebonden budget
Overige voorzieningen zoals bedoeld in hoofdstuk 4, 5 en 6 van de verordening:
voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering voor een door het college te bepalen periode welke is gebaseerd op de levensduur van de voorziening;
indien de voorziening eveneens door de gecontracteerde leveranciers in natura aan de gemeente geleverd zou kunnen worden, wordt, indien de rechthebbende hiervoor een adequate voorziening kan aanschaffen, voor het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget uitgegaan van de tegenwaarde van de huurprijs van de voorziening zoals deze door het college aan de leverancier zou worden betaald.
Artikel 2.4 Verantwoording persoonsgebonden budget
Hulp bij het huishouden zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de verordening:
men is verplicht om een schriftelijke overeenkomst af te sluiten met de hulp of de instantie waarbij de hulp in dienst is. Hierin worden werkafspraken vastgelegd. Van zowel de aanvrager als de hulp of de instantie waarvoor de hulp werkt, worden de gegevens vastgelegd (inclusief het burgerservicenummer of het BTW-nummer);
Artikel 2.5 Specifieke bepalingen persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget wordt naar rato terugbetaald, dan wel wordt het hulpmiddel in eigendom aan de gemeente overgedragen, wanneer een hulpmiddel binnen de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt niet langer wordt gebruikt.
Hoofdstuk 3. Financiële tegemoetkoming
Artikel 3.2a Hoogte financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen
Voor de financiële tegemoetkoming voor de sanering van een woning als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder i van de verordening gelden de volgende gemaximeerde bedragen:
- vloerbedekking woonkamer per m² € 27,70 (inclusief BTW);
- vloerbedekking slaapkamer per m² € 13,90 (inclusief BTW);
- raambekleding bij een breedte van 1.20m per meter € 15,20 (inclusief BTW);
Artikel 3.2b Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen
Voor de hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor
vervoersvoorzieningen als bedoeld in de verordening, artikel 5.1, lid 2, wordt uitgegaan van de volgende bedragen per kalenderjaar:
Artikel 3.4 Verantwoording financiële tegemoetkoming
Over financiële tegemoetkomingen, al dan niet verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag, behoeft geen verantwoording te worden afgelegd.
Artikel 3.5 Specifieke bepalingen financiële tegemoetkoming
Het primaat van de verhuizing zoals bedoeld in artikel 4.2 van de verordening wordt in ieder geval niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening, als bedoeld in artikel 4.1 onder b en c van de verordening, lager zijn dan € 2.700,-.
Artikel 4.1 Gevallen waarin het besluit niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van dit besluit betreffende, waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
HetBesluitWet maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Bodegraven-Reeuwijk blijft van toepassing op de aanvraag, indien:
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk in haar vergadering van 4 maart 2014.
De secretaris, a.i.,
drs. J.G. de Jager
De burgemeester,
mr. C. van der Kamp
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen.
Het meerendeel van de begripsbepalingen is reeds omschreven in de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2011. Voor de invulling van begrippen kan derhalve de verordening worden geraadpleegd.
De begripsbepaling in dit besluit behelst alleen die begrippen die niet in de begripsbepaling in de verordening zijn omschreven.
Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budget
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien de voorziening tevens te verstrekken is in natura. Voor alle voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt, moet er een mogelijkheid zijn voor de rechthebbende om een dergelijke voorziening zelf aan te schaffen middels een persoonsgebonden budget. De enige uitzondering is de sportrolstoel. Deze kan niet ook in natura geleverd worden, maar wordt toch in de vorm van een pgb verstrekt.
Over een persoonsgebonden budget dient verantwoording te worden afgelegd.
Een pgb wordt vooraf verstrekt en daarna verantwoord.
Artikel 2.1 Verstrekking persoonsgebonden budget
Indien een persoonsgebonden budget vooraf verstrekt wordt, wil dit zeggen dat het budget aan het begin van een periode van 4 weken wordt verstrekt.
Bij de uitbetaling van het persoonsgebonden budget wordt geen rekening gehouden met de eigen bijdrage. Op basis van het verzamelinkomen wordt berekend welk bedrag men moet betalen. Dit bedrag wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Artikel 2.2 Hoogte persoonsgebonden budget
Bij een indicatie van bijvoorbeeld 1,5 uur wordt 1,5 maal het gemiddelde tarief van € 18,50 per uur verstrekt.
De gemeente neemt bij de Sociale Verzekeringsbank de volgende diensten af ten behoeve van de budgethouders:
Advies, modelovereenkomsten, schadevergoeding en rechtsbijstand |
Looncompensatie bij ziekte en zwangerschap én begeleiding van uw zieke hulp |
De aan de dienstverlening verbonden kosten komen voor rekening van de gemeente en worden niet door de budgethouder betaald.
Het pgb is een bruto-bedrag, omdat dit bedrag inclusief loonbelasting en bijkomende kosten voor de werknemer is. Voor deze kosten wordt niets extra’s vergoed, waardoor het pgb een bruto-bedrag vormt. Van dit bruto bedrag wordt door het CAK de eigen bijdrage geïnd.
Voor het bepalen van de hoogte van een pgb voor een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoel wordt in eerste instantie gekeken naar de huurprijs van de gecontracteerde leveranciers maal de afschrijvingstermijn van de voorziening of naar de koopprijs die de leveranciers hanteren. Deze huurprijs of koopprijs van de leveranciers is inclusief een verzekering en een contract voor onderhoud en reparatie. Daarbij is het tarief van de leveranciers tot stand gekomen via een regionale aanbesteding, waardoor de prijzen bij deze leveranciers wellicht lager zijn dan bij overige leveranciers.
Indien de rechthebbende met een pgb met een tegenwaarde van de voorziening in natura zelf een voorziening kan aanschaffen, wordt een pgb ten hoogte van dit bedrag verstrekt. Indien de rechthebbende echter kan aantonen dat dit bedrag niet toereikend is voor de goedkoopst-adequate voorziening die de persoon zelf wil aanschaffen, zal het pgb verhoogd moeten worden.
Tevens moet gekeken worden of bij de leverancier waar de voorziening wordt aangeschaft een verzekering en een reparatie- en onderhoudscontract kan worden geleverd. Indien dit zo is, kan hiervoor extra pgb verstrekt worden. Indien dit niet mogelijk is, kan er indien er reparaties noodzakelijk zijn hiervoor apart een bedrag worden toegekend.
Indien de rechthebbende een adequate voorziening kan aanschaffen, welke goedkoper is dan de in natura voorziening bij de gecontracteerde leveranciers, zal een pgb verstrekt worden voor de hoogte van het bedrag van de voorziening. Dit bedrag is dan lager dan het bedrag dat aan de natura voorziening wordt besteed bij de leveranciers.
Ook hierbij geldt dat dient te worden nagegaan of het afsluiten van een verzekering en een reparatie- en onderhoudscontract een optie is en dat hiervoor een extra bedrag aan pgb kan worden verstrekt.
Artikel 2.3 Besteding persoonsgebonden budget
Geldt het persoonsgebonden budget maar voor een deel van het jaar dan worden deze bedragen naar verhouding verlaagd.
Bij de toekenning van hulpmiddelen (individuele voorzieningen) wordt door gemeentes een keurmerk genoemd dat de voorzieningen moet hebben, om te waarborgen dat de voorziening van goede kwaliteit is. Voorheen werd het GQ-keurmerk genoemd. Het Guaranteed Quality keurmerk was beschikbaar voor hulpmiddelen zoals rolstoelen, scootmobielen, looprekken, rollators, en sociale alarmeringsapparatuur. Het GQ-keurmerk werd uitgegeven door Vilans. Het is opgeheven in 2008. Om keurmerkhouders tegemoet te komen zijn de hulpmiddelen en diensten die in 2007 een geldig GQ certificaat hadden nog een jaar lang vermeld op de GQ lijst van goedgekeurde hulpmiddelen (tot 30-06-2009). Deze lijst geeft daarmee een overzicht van producten die voor 1 november 2007 in een objectieve test hebben aangetoond te voldoen aan deze eisen op het gebied van kwaliteit en bruikbaarheid.
Op dit moment wordt het CE-merk (Conformité Européenne, volgens de Europese regels) genoemd als waarborg voor de kwaliteit. Het CE-merk - dat strict genomen geen keurmerk is - is te vinden op alle producten die vallen onder de Europese Richtlijn Medische Hulpmiddelen. Het stelt essentiële eisen ten aanzien van veiligheid, gezondheid, millieu en onsumentenbescherming.
Artikel 2.4 Verantwoording persoonsgebonden budget
Sinds 2012 heeft de gemeente voor de controle op de verantwoording van het persoonsgebonden budget een externe partij ingehuurd. Dit betreft het Wmo-kantoor. De client dient de verantwoording aan hen te zenden.
Modelovereenkomsten zijn te verkrijgen bij het Servicecentrum persoonsgebonden budget van
Artikel 2.5 Specifieke bepalingen persoonsgebonden budget
Indien belanghebbende een voorziening aanschaft met een persoonsgebonden budget, dan is hij eigenaar van de gekochte voorziening. Het terugvorderen van de voorziening c.q. het terugeisen van de voorziening bijvoorbeeld bij vroegtijdig overlijden, is niet mogelijk omdat belanghebbende eigenaar is van de voorziening.
Wel kan het college besluiten tot terugvordering van het persoonsgebonden budget naar rato, indien het gemeentelijk beleid daarin voorziet. Zie ook CRvB 10-12-2008, nr. 08/3206 Wmo waaruit lijkt te kunnen worden afgeleid dat de CRvB geen bezwaar heeft tegen een bepaling in het gemeentelijke beleid die regelt dat een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening moet worden ingeleverd of naar rato een bedrag aan de gemeente moet worden terugbetaald. Hoewel het geding niet direct betrekking heeft op deze bepaling in het Wmo-besluit, merkt de CRvB op dat niet valt in te zien waarom toepassing van een dergelijke bepaling niet effectief zou kunnen zijn. Hieruit wordt afgeleid dat het hanteren van dergelijke bepalingen is toegestaan.
Hoofdstuk 3. Financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt indien dezelfde voorziening niet door de gemeente wordt verstrekt als een naturavoorziening.
Een financiële tegemoetkoming wordt toegekend middels een beschikking, op basis van een offerte. De daadwerkelijke verstrekking vindt plaats op basis van een ingediende rekening. Op deze wijze is de tegemoetkoming bij verstrekking reeds verantwoord.
Verschil financiële tegemoetkoming en een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag:
Een financiële tegemoetkoming kan verschillende vormen hebben. In basis heeft een financiële tegemoetkoming een relatie met de werkelijke kosten. Dit is de redden dat de hoogte van een financiële tegemoetkoming wordt gebaseerd op een offerte en wordt uitbetaald op basis van een ingeleverde nota. Soms heeft een financiële tegemoetkoming de vorm van een forfaitair bedrag. In dat geval wordt een bedrag vastgesteld los van de werkelijke kosten. Ook de hoogte van het inkomen kan een rol spelen bij deze vormen van voorzieningen.
Artikel 3.1b Verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen
Forfaitaire bedragen worden vooraf, halfjaarlijks uitbetaald. Er zijn twee betaalmomenten per jaar.
Artikel 3.2a Hoogte financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen
Vloerbedekking wordt alleen gesaneerd in de slaapkamer. Wanneer er sprake is van een kind jonger dan 4 jaar kan de woonkamer eveneens in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking.
Indien de rechthebbende bestaande vloerbedekking en raambedekking heeft, wordt gekeken naar wanneer deze vloerbedekking of raambedekking is aangeschaft. Indien de aanschaf
langer dan 8 jaar geleden is, vallen de kosten van de vloer- en raambedekking onder de algemeen gebruikelijke kosten die iemand maakt voor de vervanging van de vloer- en raambedekking. (Deze kosten had iemand zelf al moeten maken.) Indien de aanschaf korter geleden is geldt de volgende berekening:
Bij verhuizing betreffen de kosten van het aanbrengen van vloerbedekking en raambedekking algemeen gebruikelijke kosten. Deze komen in deze situatie niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 3.2b Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen
Met de verordening 2011 is met betrekking tot het vervoer het primaat volledig bij het CVV gelegd. Een financiële tegemoetkoming voor vervoer wordt verstrekt indien naar aanleiding van het onderzoek blijkt dat er een contra-indicatie bestaat voor het gebruik van het CVV. De geboden compensatie kan dan bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten gebruik eigen auto, taxi of rolstoeltaxi. In artikel 3.2b zijn daartoe de normbedragen opgenomen.
Vóór 1 juli 2011 kende de oud-gemeente Bodegraven een keuzevrijheid tussen CVV en de eigen auto. Het primaat was in deze gemeente niet volledig bij het CVV neergelegd. Met ingang van 1 juli 2011 is er wel volledig sprake van een primaat CVV. Er is voor gekozen om de rechten van de personen die vóór 1 juli 2011 gebruik hadden gemaakt van de geboden keuzevrijheid, en dus een tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto zonder contra-indicatie ontvangen, in tact te laten.
Daar de voorziening is komen te vervallen in de verordening is in dit besluit geen bedrag meer opgenomen. Dit laat onverlet dat er wel een bedrag bekend moet zijn om de lopende toekenningen uit te kunnen blijven voeren.
Deze personen ontvangen een bedrag van € 630,00 op jaarbasis, ofwel € 0,42 x 1500 kilometer.
Artikel 4.1 Hardheidsclausule.